• No results found

Vraag nr. 110 van 5 maart 1996 van mevrouw NELLY MAES

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 110 van 5 maart 1996 van mevrouw NELLY MAES"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 110 van 5 maart 1996

van mevrouw NELLY MAES

Opvang mentaal gehandicapten – Wachtlijsten

Dankzij het initiatief van de Oostvlaamse provinciale adviesraad, is de provinciale wachtlijst voor mentaal gehandicapten nu in orde. Hieruit blijkt dat in de pro-vincie Oost-Vlaanderen alleen al meer dan tweehon-derd personen op de wachtlijst staan ; bijna vijftig gevallen zijn door de commissie erkend als dringend. Hoeveel gehandicapten wachten in de overige provin-cies op steun ?

Hoeveel van deze gevallen zijn door de commissie erkend als zeer dringend ?

Moet er niet dringend werk worden gemaakt van deze aangelegenheid ? Welke maatregelen heeft de minister getroffen met het oog op een eventuele versnelde afwikkeling van deze dossiers ?

Antwoord

Ik kan het Vlaams parlementslid mededelen dat vanuit het werkveld, en dan vooral door vertegenwoordigers van initiatiefnemers in de sector "zorg", meer en meer de eis wordt gesteld naar bijkomende opvangplaatsen voor gehandicapte personen.

Deze eis wordt ook gesteld door de vertegenwoordi-gers van de gehandicapten.

De Vlaamse wachtlijstdiensten, provincie Antwerpen en het arrondissement Leuven op kop, halen regelma-tig eigen gegevens aan over het dringend aantal wach-tenden op een passende opvang in een voorziening. Met andere woorden : het fenomeen "wachtlijst" is het resultaat van onderling overleg en samenspraak tussen de voorzieningen om een betere afstemming van het aanwezige zorgaanbod op de gestelde zorgvragen te realiseren. Het fenomeen "wachtlijst" is een continu proces van overleg en inspraak op regionaal, arrondis-sementeel en provinciaal niveau.

De gegevens van deze centrale wachtlijst worden in eerste instantie onderverdeeld naar urgentiegraad : korte, middellange en lange termijn.

Daarnaast worden deze gegevens onderverdeeld naar profielen. Zo werden er voor Antwerpen bijvoorbeeld zeven dagbestedings- en tien woonprofielen opgesteld als referentiekader om de meest geschikte hulpverle-ning te duiden. Andere provincies hebben dit ideeën-goed overgenomen, bijgestuurd en verfijnd.

Dit referentiekader onderling afstemmen is echter een proces dat moet worden bijgestuurd. De interpretatie ervan is dan ook niet eenvoudig. Deze criteria zijn resultaten vanuit het werkveld, en niet overgeschreven van een of andere wetenschappelijke onderzoeksop-dracht, noch opgelegd door het Vlaams Fonds.

Volgende cijfergegevens zijn op dit ogenblik bekend : – provincie Antwerpen : 279 aanmeldingen, waarvan

112 erkend als zeer dringend ;

– provincie Limburg : de centrale wachtlijst is nog in opstartfase ;

– provincie Vlaams-Brabant :

Leuven : 58 kandidaten, waarvan 12 erkend als zeer dringend ;

Halle-Vilvoorde : 235 kandidaten, waarvan 95 erkend als zeer dringend ;

Brussel : 155 kandidaten, waarvan 78 erkend als zeer dringend ;

– provincie Oost-Vlaanderen : 293 aanmeldingen, waarvan 66 erkend als zeer dringend ;

– provincie West-Vlaanderen : 248 aanmeldingen, waarvan 37 erkend als zeer dringend ;

of met andere woorden 400 bekende aanmeldingen met als score : zeer dringend.

Door de raad van bestuur van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap werd op deze nood ingespeeld door het verstrekken van bouwsubsidies voor nieuwe voorzieningen.

Zo zullen er op korte termijn (dienstjaar 1996) 72 bed-den in de provincie Antwerpen, 81 bedbed-den in de pro-vincie Vlaams-Brabant, 95 bedden in de propro-vincie Lim-burg en 85 bedden in de provincie Oost-Vlaanderen in exploitatie kunnen worden genomen.

Op middellange termijn – periode 1997, 1998 en 1999 – zijn volgende uitbreidingen te verwachten :

– provincie Antwerpen : 200 bedden tehuis niet-wer-kenden, en 20 plaatsen dagcentra ;

– provincie Vlaams-Brabant : 143 bedden en 30 plaat-sen ;

– provincie Limburg : nihil ;

– provincie Oost-Vlaanderen : 57 bedden en 10 plaat-sen ;

– provincie West-Vlaanderen : 55 bedden en 10 plaat-sen.

Andere opties zijn de reconversie van leegstaande bed-den in voorzieningen voor minderjarigen naar meer-derjarigen, en de uitbouw van een experimentele fase "beschermd wonen", zodat op middellange termijn (1998-1999) de dringende noden aan opvang kunnen worden beantwoord.

Ik besef dat hiermee niet alle vragen van personen met een handicap en hun families een antwoord krijgen. Om die reden heb ik het Vlaams Fonds gevraagd om een globaal beleidsplan voor te bereiden voor de mid-dellange en de lange termijn. Bij de opmaak van dit beleidsplan zal uiteraard rekening moeten worden gehouden met een aantal omgevingsfactoren (bijvoor-beeld budgettair kader van de Vlaamse Gemeenschap), ontwikkelingen in andere beleidsdomeinen, ...), maar moet op de eerste plaats vertrokken worden van de reële behoeften van personen met een handicap en hun families. Ik zal niet nalaten om de leden van het Vlaams Parlement te gepasten tijde te informeren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit project is complementair aan het oppervlaktewatermeetnet van de VMM en is vooral gericht op het onderzoek naar de kwaliteit van de kleine waterlopen die zich in

Het besluit van de Vlaamse regering van 6 april 1995 tot vaststelling van de type-huurovereenkomst voor de woningen die toebehoren aan de door de VHM

De werkingsmidde- len van de kabinetten zijn immers dusdanig berekend dat een Vlaams minister niet voor Sinterklaas kan

Het antwoord op deze vraag behoort tot de bevoegd- heid van de heer Luc Van den Bossche, minister vice- president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Onderwijs

Bovendien heeft het departement Beeldende Kunst van de Vlaamse autonome Hogeschool Antwerpen vorig jaar geparticipeerd in een Europees program- ma voor kwaliteitsbewaking, zodat

Het akkoord over het ouderschapsverlof dat de sociale partners op 14 december 1995 sloten, werd op 3 juni 1996 door de Europese ministerraad in een Europese richtlijn gegoten

Indien het bedrag dat aan belasting op het nationale salaris wordt geheven, verschilt van het bedrag dat aan voorheffing op het salaris volgens dit Statuut zou worden betaald –

Moet in het kader van de trendbreuk die wordt beoogd met het nieuwe decreet op de ruimtelijke planning geen paal en perk worden gesteld aan dit soort