• No results found

Vraag nr. 206 van 27 juni 1996 van mevrouw NELLY MAES

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 206 van 27 juni 1996 van mevrouw NELLY MAES"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 206 van 27 juni 1996

van mevrouw NELLY MAES

Hogeschool Antwerpen – Opleiding Conservatie en Restauratie

De autonomie en de enveloppefinanciering waarover de hogescholen nu beschikken, hebben geleid tot enke-le flagrante wantoestanden. De negatieve gevolgen hiervan blijven niet beperkt tot de opleiding op zich, maar kunnen – zelfs op korte termijn – het algemeen belang schaden.

Een schoolvoorbeeld daarvan is wel de situatie van de opleiding Conservatie en Restauratie aan de Vlaamse autonome Hogeschool Antwerpen. Deze bloeiende en voor Vlaanderen unieke opleiding lijdt aan een chro-nisch personeelsprobleem en aan een tekort aan finan-ciële en infrastructurele middelen. Bovendien is ze behuisd in totaal verkrotte lokalen (tijdens de laatste open dag viel er een stuk plafondbepleistering naar beneden).

Deze wantoestanden blijven bestaan doordat de beleidsverantwoordelijken van de Hogeschool Antwer-pen, meer bepaald het departement Audiovisuele en Beeldende Kunst, nalaten ernstig werk te maken van een degelijke uitbouw van die opleiding en nalaten de prioriteiten te leggen waar ze maatschappelijk relevant zijn.

Dit gebeurt ondanks de verwijzing in de memorie van toelichting van het hogeschooldecreet naar de ICOM-norm (International Council of Museums) van de Unesco, zoals geformuleerd in het Charter van Kopen-hagen van 1984, als na te streven kwaliteit.

In het besef dat de verantwoordelijkheid in eerste instantie ligt bij de hogeschool die haar eigen prioritei-ten bepaalt, moet toch de vraag worden gesteld of het hoger kunstonderwijs wel gebaat is bij de onderbren-ging in grote, disparate gehelen.

Vooral wegens het algemene culturele belang van de problematiek wens ik de minister volgende vragen te stellen.

1. Over welke middelen beschikt de overheid om een afdeling als Conservatie en Restauratie te bescher-men en ze een toekomstgerichte uitbouw te garan-deren ?

2. Als blijkt dat met het bovenvermelde decreet de beoogde doelstellingen niet worden bereikt, is bijsturing op korte termijn dan mogelijk ?

N.B. : Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer Luc Martens, Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn.

Antwoord

1. De hoofddoelstelling van de hogescholenherstructu-rering was betaalbare kwaliteit op het vlak van hogescholenonderwijs mogelijk te maken. De her-structurering kwam dus tegemoet aan de eis om de kredieten beheersbaar te maken. In die context werd aan de hogescholen een ruime autonomie

gegeven om binnen de enveloppe een eigen beleid te voeren.

Tegelijkertijd was ook het besef gerezen dat "Brus-sel" in het verleden te centralistisch oplossingen probeerde te forceren voor problemen die men ter plaatse beter kon oplossen. Zo is men ervan uitge-gaan dat bepaalde zaken, onder meer het creëren van departementen, het best door de hogescholen zelf kon gebeuren. De hogescholen zijn immers het best geplaatst om de polsslag van de opleidingen te kunnen volgen. De deregulering ging dus hand in hand met een vergrote verantwoordelijkheid van-wege de hogescholen.

2. Op het beleid en dus ook op de autonomie van de hogescholen is een dubbel toezicht geïnstalleerd, namelijk een controle van de financiële orthodoxie door de commissarissen en een bewaking van de kwaliteit (systeem van kwaliteitszorg).

Dit dubbel toezicht moet manifeste onkunde en kwaliteitsgebrek ab initio onmogelijk maken. Tot op heden zij n mij door de commissaris geen beheersmatige tekortkomingen gesignaleerd. Alle hogescholen zijn bovendien in de schoot van de VLHORA (Vlaamse Hogescholenraad) gestart met een systeem van interne kwaliteitszorg, geba-seerd op de EFQM-normen (European Foundation of Quality Managment). Hierdoor zal kwaliteitsver-l ies intern snekwaliteitsver-l kunnen worden gedetecteerd. Bovendien heeft het departement Beeldende Kunst van de Vlaamse autonome Hogeschool Antwerpen vorig jaar geparticipeerd in een Europees program-ma voor kwaliteitsbewaking, zodat de nodige know-how ter plaatse aanwezig is.

In deze dient de rol van de overheid vooralsnog dis-creet te zijn. Pas wanneer bewezen is dat er ter plaatse manifeste onwil is, lijkt het mij aangewezen om in te grijpen. Artikel 59 van het HOBU-decreet (hoger onderwijs buiten de universiteit) geeft hier-voor de grondslag. Maar ik kan mij anderzijds niet goed voorstellen dat een departement een van zijn vele opties willens zou benadelen, zodat de hoge-school globaal gezien tot minder studenten zou komen.

3. De memorie van toelichting bij artikel 102 van decreet VI verwijst naar de ICOM-normen. Deze "normen" zijn eigenlijk aanbevelingen voor vakken die een restaurator moet hebben gevolgd. Op basis van deze aanbeveling heb ik inderdaad beslist dat het beter was om restauratie als een optie van de opleiding Beeldende Kunst te klasseren.

Ik wens er echter op te wijzen dat de International Council of Museums een internationale belangen-vereniging is die deze normen als wens heeft gefor-muleerd. Deze normen hebben dus geenszins het verplichtend karakter dat hen hier wordt aangeme-ten.

4. Het lijkt mij ten slotte geenszins wenselijk om in decretale uitzonderingen te voorzien, noch inzake supplementaire enveloppes (een gesloten financie-ringssysteem laat dit trouwens niet toe), noch m.b.t. het creëren van departementen, omdat elke

(2)

hoge-school zelf het best aanvoelt welke opleidingen bij mekaar horen in een departement.

Als docenten van een bepaalde opleiding, of in dit geval optie, aansluiting willen bij een ander departe-ment of zelfs een nieuw departedeparte-ment willen oprich-ten, moeten zij het hogeschoolbestuur zelf contacte-ren, dat dan in wijsheid dient te oordelen. Het ver-eisen van een ministeriële ingreep telkens als er spanningen zijn tussen verschillende opties binnen een departement lijkt mij bijgevolg noch wenselijk, noch realistisch. Een aparte budgetverhoging is uit-gesloten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hieruit blijkt dat in de pro- vincie Oost-Vlaanderen alleen al meer dan tweehon- derd personen op de wachtlijst staan ; bijna vijftig gevallen zijn door de commissie erkend

Dit project is complementair aan het oppervlaktewatermeetnet van de VMM en is vooral gericht op het onderzoek naar de kwaliteit van de kleine waterlopen die zich in

Het besluit van de Vlaamse regering van 6 april 1995 tot vaststelling van de type-huurovereenkomst voor de woningen die toebehoren aan de door de VHM

De werkingsmidde- len van de kabinetten zijn immers dusdanig berekend dat een Vlaams minister niet voor Sinterklaas kan

Het antwoord op deze vraag behoort tot de bevoegd- heid van de heer Luc Van den Bossche, minister vice- president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Onderwijs

Het akkoord over het ouderschapsverlof dat de sociale partners op 14 december 1995 sloten, werd op 3 juni 1996 door de Europese ministerraad in een Europese richtlijn gegoten

In principe dient elke HIBO een eenmalig college- geld te betalen van 15.000 frank bij de eers te inschrijving, en een bedrag van 1.000 frank per vol- gend academiejaar dat

Indien het bedrag dat aan belasting op het nationale salaris wordt geheven, verschilt van het bedrag dat aan voorheffing op het salaris volgens dit Statuut zou worden betaald –