• No results found

Vraag nr. 100 van 25 maart 1996 van mevrouw NELLY MAES

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 100 van 25 maart 1996 van mevrouw NELLY MAES"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 100 van 25 maart 1996

van mevrouw NELLY MAES

Kwaliteit oppervlaktewater – Lokale metingen

De kwaliteit van het oppervlaktewater in het Waasland laat zwaar te wensen over. Dit is de conclusie van een onderzoek dat een gevolg is van het onderschrijven door de Wase gemeenten van het milieuconvenant. De resultaten tonen aan dat het Wase oppervlaktewater in min of meerdere mate verontreinigd is door lozingen van huishoudens, landbouwers en industrie. Zowat een derde (38 %) van de meetpunten is verontreinigd, 4 1 , 2 % zwaar verontreinigd en 9,3 % zeer zwaar ver-ontreinigd.

Aangezien de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) enkel metingen uitvoert in grotere watersystemen, wer-den de technische diensten van de gemeente Beveren aangesproken voor de monsternames. In het totaal werden tussen juni '94 en mei '95 op 97 verschillende punten telkens 8 stalen genomen. In Kruibeke, Temse, Stekene en Waasmunster wees het gemeentebestuur 10 meetpunten aan, in Beveren 14, Sint-Gillis-Waas 15 en in Sint-Niklaas 28.

In welke andere regio's werd het oppervlaktewater per gemeente onderzocht ?

Wat zijn de resultaten in vergelijking met de metingen van de VMM ?

Welke evolutie tekent zich af in Vlaanderen ? Antwoord

1. In West-Vlaanderen heeft alleen de stad Brugge een gemeentelijk meetnet voor oppervlaktewater-onderzoek, met meetpunten op het Boudewijnka-naal, het Vaartje en het Zijdelings Vaartje. In het kader van het Gemeentelijk Natuurontwikkelings-plan (GNOP) worden in 1996 ook andere kleinere waterlopen bemonsterd. De overige gemeenten in West-Vlaanderen maken gebruik van de gegevens van de VMM. In bepaalde gevallen worden een aantal parameters onderzocht op enkele waterlopen in het kader van de milieu-inventaris (bv. Beernem : stikstofparameters).

In Oost-Vlaanderen is er het initiatief genomen om in de vorm van een samenwerkingsverband met de gemeenten het project "Kleine watersystemen" op te starten. Dit project is complementair aan het oppervlaktewatermeetnet van de VMM en is vooral gericht op het onderzoek naar de kwaliteit van de kleine waterlopen die zich in natuurgebieden, via het GNOP door de gemeente aangeduid, bevinden. Volgende gemeenten hebben zich voor dit project ingeschreven : Kluisbergen, Kruishoutem, Malde-gem, Nazareth, Sint-Lievens-Houtem, Stekene, Ronse, Zele, Zottegem, Dendermonde, Oosterzele, Merelbeke en Eeklo. Dit alles is van start gegaan medio '95 en loopt ongeveer 12 maanden. De rap-portering is gepland drie maanden na het onder-zoek.

De Intergemeentelijke Milieudienst "Durme Moer-vaart" (IDM) heeft, net als de Wase gemeenten, het

initiatief genomen om de kwaliteit van de kleinere waterlopen binnen Lochristi, Moerbeke en Wachte-beke te onderzoeken. Dit project is van start gegaan half 1994 met een inventarisatiefase. Het vastleggen van de meetpunten is gebeurd in samenwerking met de VMM en het provinciebestuur.

In Antwerpen is in bijna alle gemeenten onderzoek verricht naar de kwaliteit van het oppervlaktewater. Dit gebeurde in samenwerking met het Provinciaal Instituut voor Hygiëne in het kader van de milieu-inventaris. De provincie werd opgedeeld in 5 re-gio's : Antwerpen-Noord (210 meetplaatsen), Noor-derkempen (126 meetplaatsen), ZuiNoor-derkempen (285 meetplaatsen), Lier (186 meetplaatsen) en Meche-len (aantal meetplaatsen onbekend). Enkel Antwer-pen, Schoten (heeft eigen meetnet), Heist-op-den-Berg en Herenthout namen niet deel aan deze inventarisatie.

In de provincies Limburg en Vlaams-Brabant wordt er geen systematisch onderzoek naar de oppervlak-tewaterkwaliteit verricht door de gemeenten. De gemeenten gelegen in deze provincies doen een beroep op de gegevens van de VMM. Enkel naar aanleiding van klachten of calamiteiten worden bij-komende stalen genomen. De gemeente Beringen voert wel jaarlijks hydrobiologisch onderzoek uit. De gemeente Hoeilaart heeft in 1995 een screening gedaan van de kwaliteit van de IJse, naar aanleiding van de verslechtering van de kwaliteit van deze waterloop.

Volledigheidshalve kan worden vermeld dat de drinkwatermaatschappijen (VMW, TMVW, AWW, ...) eveneens onderzoek verrichten naar de water-kwaliteit in hun waterwingebieden. Het vastleggen van de meetpunten in dit verband gebeurt in samen-werking met de VMM.

Daarnaast onderzoekt de IWVA (Intercommunale Waterleidingmaatschappij van Veurne Ambacht) ook de waterkwaliteit op een beperkt aantal meet-punten op een aantal kleinere waterlopen.

2. Er is heel vaak overleg tussen de gemeenten of de andere bovengenoemde instanties en de VMM aan-gaande de ligging van de meetpunten, de frequentie van monsterneming, de te analyseren parameters, e n z o v o o r t . Om dubbel werk te vermijden wordt er dikwijls naar gestreefd niet dezelfde meetplaatsen te bemonsteren als die van de VMM (meetpunten complementair aan het VMM-meetnet) of indien dit wel het geval is, wordt ernaar gestreefd om op een ander tijdstip te bemonsteren (verhoging van de frequentie van monsterneming).

Verder is het zo dat er op gemeentelijk vlak nog heel wat onderzoek lopende is, waarvan de rappor-tage pas in de nabije toekomst zal gebeuren. In die gevallen is het op heden onmogelijk om een verge-lijking te maken met de VMM-resultaten.

Waar het echter wel mogelijk is, blijkt dat er een zeer goede overeenkomst is tussen de resultaten verkregen door gemeentelijk onderzoek en de VMM resultaten. Zowel knelpunten (bv. hoge nitraatconcentraties in drinkwaterwingebieden als de Blankaart, Isabellapolder, zware metalen in de Grote Laak, ...) als verbeteringen (bv. verbetering

(2)

Boudewijnkanaal, ...) worden door beide meetnet-ten bevestigd. Niettegenstaande soms verschillende indices worden gebruikt voor de beoordeling van de waterkwaliteit (bv. PIH-index van het Provinciaal Instituut voor Hygiëne en basis-Prati-Index van de VMM), is er toch een zeer goede overeenkomst van de resultaten.

3. Het oppervlaktewatermeetnet van de VMM geeft een duidelijk beeld van de oppervlaktewaterkwali-teit in Vlaanderen. Uit het meetnet blijkt dat in de periode 1990- 1994 een geleidelijke verbetering wordt vastgesteld van de fysico-chemische water-kwaliteit in Vlaanderen. Op basis van de VMM-resultaten zijn in de volgende bekkens de meeste verbeteringen vastgesteld : de Dender (80%) de Bovenschelde (68%), IJzer (66%), de Leie (62%) en de Gentse kanalen (56%).

De biologische kwaliteit van de Vlaamse waterlo-pen anno 1994 in vergelijking met 1989 en 1993, is in de meeste gevallen ongewijzigd gebleken. Onge-veer 20% van de meermaals bemonsterde meetpun-ten halen een betere kwaliteit in vergelijking met de jaren 1989 en 1993.

Naarmate er op meer plaatsen wordt bemonsterd, kan er een gedetailleerd beeld worden gevormd van de waterkwaliteit in Vlaanderen (bv. kleinere waterlopen, ...). Alzo zijn de resultaten afkomstig van gemeenten en andere instanties complementair aan die van de VMM. In de nabije toekomst kan worden verwacht dat steeds meer gemeenten meer aandacht zullen schenken aan het vervolledigen van hun milieu-inventaris.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hieruit blijkt dat in de pro- vincie Oost-Vlaanderen alleen al meer dan tweehon- derd personen op de wachtlijst staan ; bijna vijftig gevallen zijn door de commissie erkend

Het besluit van de Vlaamse regering van 6 april 1995 tot vaststelling van de type-huurovereenkomst voor de woningen die toebehoren aan de door de VHM

De werkingsmidde- len van de kabinetten zijn immers dusdanig berekend dat een Vlaams minister niet voor Sinterklaas kan

Het antwoord op deze vraag behoort tot de bevoegd- heid van de heer Luc Van den Bossche, minister vice- president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Onderwijs

Bovendien heeft het departement Beeldende Kunst van de Vlaamse autonome Hogeschool Antwerpen vorig jaar geparticipeerd in een Europees program- ma voor kwaliteitsbewaking, zodat

Het akkoord over het ouderschapsverlof dat de sociale partners op 14 december 1995 sloten, werd op 3 juni 1996 door de Europese ministerraad in een Europese richtlijn gegoten

Indien het bedrag dat aan belasting op het nationale salaris wordt geheven, verschilt van het bedrag dat aan voorheffing op het salaris volgens dit Statuut zou worden betaald –

Moet in het kader van de trendbreuk die wordt beoogd met het nieuwe decreet op de ruimtelijke planning geen paal en perk worden gesteld aan dit soort