Vraag nr. 79 van 7 mei 1996
van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH Begrotingsmiddelen Oost-Europaprogramma – Kritiek Rekenhof
De begroting van de Vlaamse Gemeenschap bevat sinds 1992 een specifieke post voor begeleiding van de overgang naar een markteconomie in Midden- en Oost-Europa.
De bijstand bestaat in subsidiëring van Vlaamse pro-motoren voor de verwezenlijking van projecten die vol-doen aan de door de Vlaamse regering gestelde voor-waarden.
Op 10 mei 1995 heeft de Vlaamse regering uiteindelijk een besluit getroffen tot vaststelling van het reglement inzake de toekenning van financiële steun voor initia-tieven met betrekking tot Centraal- en Oost-Europa. Volgens het Rekenhof werden gebreken vastgesteld in het beheer van de begrotingsmiddelen voor het samen-werkingsprogramma.
Slechts ongeveer 60 % van de ordonnanceringskredie-ten zou worden gebruikt.
Welke maatregelen heeft het departement genomen om het beheer van de begrotingsmiddelen voor het samenwerkingsprogramma efficiënter te maken ? Antwoord
De projecten die in het raam van het samenwerkings-programma met Centraal- en Oost-Europa worden uit-gevoerd, lopen in de meeste gevallen over een termijn van meerdere jaren.
Tot heden werden ruim 270 projecten goedgekeurd, die op enkele uitzonderingen na ook daadwerkelijk wer-den gerealiseerd of in uitvoering zijn.
De Vlaamse promotor stelt in het aanvraagformulier het uitvoeringsschema van het project voorop. In de praktijk is hierbij evenwel gebleken dat, rekening hou-dende met de complexe materie van de samenwer-kingsprojecten en de nieuwe structuren in de landen en regio's van Centraal- en Oost- Europa, het initieel uit-voeringsschema in vele gevallen door de promotor te optimistisch werd ingeschat.
Het slechts ten dele aanwenden van de ordonnance-ringskredieten is bijgevolg niet te wijten aan een ondoeltreffend beheer van de begrotingsmiddelen of aan het beperkte succes van de projecten, maar aan de vertraging die ze in vele gevallen oplopen.
Vermits de eerste projecten pas in 1993 werden gestart en de eerste ordonnanceringsuitgaven hiervoor in 1993 werden voorzien, kon pas vanaf de begroting 1995 ten volle met deze elementen rekening worden gehouden. Het benuttingspercentage is dan ook gestegen van gemiddeld 63 % in 1993-1994, tot 75 % in 1995.