Vraag nr. 102 van 24 januari 1997
van mevrouw NELLY MAES Kinderopvang – Subsidies FCUD
In de sociale programmawet van 29 april 1996 (artikel 62) kondigt het federale parlement de opheffing van het Fonds voor Collectieve Uitrus-tingen en Diensten aan (FCUD). Dit Fonds is inge-steld bij de RKW (Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers) en subsidieert onder meer bui-tenschoolse opvang, kinderopvang van 0-3-jarigen en een deel van "familiehulp".
De federale overheid wil deze bevoegdheid over-dragen aan de gemeenschappen omdat ze nauw aansluit bij hun bevoegdheden inzake gezinsbeleid. De financiering van dit Fonds gebeurt echter op basis van werkgevers- en werknemersbijdragen op het brutoloon. De gemeenschappen beschikken niet over de bevoegdheid om deze bijdragen te i n n e n . Een nieuw op te richten Vlaams Fonds moet dus op zoek gaan naar een alternatieve financie-ring.
Ondanks het feit dat er blijkbaar nog geen oplos-sing in zicht is voor dit probleem, is er een konink-lijk besluit in de maak dat tegen einde juni 1997 een einde maakt aan de subsidiëring van de kin-derdagverblijven door het Fo n d s. Dit zorgt voor heel wat onrust, onder andere bij de gesubsidieer-de kingesubsidieer-derdagverblijven en gesubsidieer-de buitenschoolse kin-d e r o p v a n g, kin-die zo een kin-deel van hun inkomsten zien verdwijnen.
Heeft de minister hierover reeds overleg gepleegd met zijn federale collega ? Is er een oplossing in de maak om de continuïteit van de werking van het Fonds of van een gelijkaardige Vlaamse instelling naar de kinderdagverblijven toe te verzekeren ? Wat zijn de voorstellen van de minister terzake ?
Antwoord
Vanuit de vraagstelling wil ik vooreerst een aantal preciseringen aanbrengen, op basis van het jaarver-slag 1995 van de Rijksdienst voor Kinderbijjaarver-slag voor Werknemers, wat het FCUD betreft.
Het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Dien-sten werd in de schoot van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers opgericht door de wet van 20 juli 1971, met de bedoeling de toegang van de op kinderbijslag gerechtigde
werknemers-gezinnen tot bepaalde voordelen van collectieve aard te vergemakkelijken.
Traditionele opdrachten
De Rijksdienst verleent via het Fonds :
– aan kinderdagverblijven werkingssubsidies voor de dagopvang, de opvang buiten de normale werktijden en de opvang van zieke kinderen, evenals leningen tegen verminderde rentevoet om kribben te bouwen, te verbouwen of in te richten ;
– aan diensten voor gezins- en bejaardenhulp wer-kingssubsidies voor gezins- en bejaardenhulp en voor de opvang van zieke kinderen, en ook sub-sidies als tussenkomst in de verplaatsingskosten van de gezins- en bejaardenhelpsters ;
– aan diensten voor onthaalgezinnen werkingssub-sidies voor de opvang van zieke kinderen. De toekenning van deze voordelen is onderworpen aan voorwaarden, waaronder voornamelijk de te verlenen garantie inzake toegang tot deze voorde-len van rechthebbenden in het kinderbijslagstelsel voor werknemers.
Door de koninklijke besluiten van 2 juli 1991 zijn sedert 1 januari 1991 de regels inzake het verlenen van toelagen aan de betrokken instellingen en diensten gewijzigd.
Het FCUD verleent aan kinderbewaarplaatsen een forfaitaire toelage per aanwezigheidsdag van een kind uit een werknemersgezin, ongeacht het bedrag van de exploitatiekosten die moeten wor-den gedekt, en aan diensten voor gezins- en bejaar-denhulp een forfaitaire toelage per uur gepresteerd door een gezins- of bejaardenhelp(st)er in een gezin dat kinderbijslag voor werknemers geniet of genoten heeft, ongeacht het bedrag van de loon-last.
In de loop van 1991 heeft de wetgever de werkings-sfeer van het Fonds voor Collectieve Uitrustingen uitgebreid.
Op grond van het koninklijk besluit van 17 juli 1991 kan de Rijksdienst namelijk toelagen verle-nen voor de opvang van zieke kinderen en voor de opvang van kinderen van 0 tot 3 jaar buiten de nor-male werktijden.
Het Fonds verleent, wat de opvang van zieke kin-deren betreft, aan kinderdagverblijven, aan
dien-sten voor gezins- en bejaardenhulp en aan diendien-sten voor opvanggezinnen een forfaitair bedrag per aanwezigheidsdag voor maximaal acht dagen per kind en per maand.
Het Fonds verleent eveneens aan kinderdagverblij-ven een subsidie in de vorm van een forfaitair bedrag per aanwezigheidsdag van minder of meer dan vijf uur, voor de opvang van kinderen buiten de normale openingsuren van de instelling, de nor-male openingsuren niet meegerekend.
Buitenschoolse kinderopvang
Reeds tijdens het dienstjaar 1993 nam het Beheers-comité kennis van het interprofessioneel akkoord 1993-1994 en meer bepaald van de initiatieven inzake kinderopvang.
Voor het dienstjaar 1994 waren de werkgevers ver-plicht een bijdrage van 0,05 % te storten, b e r e k e n d op basis van de bezoldiging van de werknemer. Deze bijdrage was toegewezen aan het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten en was bestemd voor de promotie van kinderopvanginitia-tieven.
De projecten betroffen bij voorrang de buiten-schoolse opvang, dus de opvang tijdens de school-v a k a n t i e s, eschool-venals school-voor en na de school en op w o e n s d a g n a m i d d a g, zonder uitsluiting van de opvang van kinderen van 0 tot 3 jaar.
Ook voor de jaren 1995-1996 werd een interprofes-sioneel akkoord gesloten.
Huidige toestand
Bij gebrek aan een nieuw interprofessioneel akkoord van 1997-1998 werd op 27 januari 1997 een koninklijk besluit genomen (Belgisch Staats-blad 13 februari 1997), waarbij in artikel 8 van de werkgevers voor de jaren 1997 en 1998 een bijdra-ge van 0,05 % bijdra-gevraagd wordt, berekend op grond van het loon van de werknemer. Deze bijdrage wordt toegewezen aan het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten en is bestemd voor de tussenkomst in de loonkosten en in de werkings-kosten voor de opvang van kinderen van 0 tot 3 jaar, alsmede voor buitenschoolse opvang.
Theoretisch is er dus opnieuw een zekerheid voor dit en volgend jaar voor de genoemde opdrachten. Ook voor de zogenaamde traditionele opdrachten is er een oplossing. Voor het eerste semester voor-ziet het genoemde koninklijk besluit in artikel 11
in een voorafname uit de reserves van de werkge-versbijdragen van 325 miljoen. In de tweede jaar-helft wordt eenzelfde bedrag uit dezelfde reserves v o o r b e h o u d e n , in de mate dat de gemeenschappen in hun begroting van 1998 de nodige bepalingen hebben getroffen voor de overname van deze ini-t i a ini-t i e v e n . Voor de Vlaamse Gemeenschap sini-telini-t deze overname geen probleem voor de werkings-subsidie van de dagopvang, de opvang buiten de normale werktijden en de opvang voor zieke kin-d e r e n , en evenmin voor kin-de leningen tegen vermin-derde rentevoet, aangezien de nodige middelen zelfs voor dit jaar reeds waren begroot in de dota-tie van Kind en Gezin.
Zoals het er nu naar uitziet, zal slechts de helft van het jaar 1997 dienen te worden gefinancierd. Wat de diensten voor gezins- en bejaardenhulp betreft, rijst wel een probleem.
Ik zal dit bij de begrotingsbesprekingen van 1998 kunnen inbrengen.
Of er in hoofde van het FCUD een financierings-probleem zal rijzen voor de buitenschoolse opvang, kan ik heden onvoldoende inschatten. Op mijn ini-tiatief werd langs diverse wegen informatie opge-vraagd en ik heb verschillende contacten gelegd met de federale overheid.
Zodra de juiste gegevens bekend zijn, zal ik ook het Vlaams Parlement hierover inlichten.