• No results found

BESLUIT pagina 1van 4bbb0490-98109-11-2006file://E:\archief1998\besluiten\bbb\bbb0490-9810.htm

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "BESLUIT pagina 1van 4bbb0490-98109-11-2006file://E:\archief1998\besluiten\bbb\bbb0490-9810.htm"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BESLUIT

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse

mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van de bezwaren gericht tegen zijn besluit van 3 juni 1998, kenmerk 490/7.B51, tot afwijzing van een verzoek tot het opleggen van een voorlopige last onder dwangsom op basis van artikel 83, eerste lid, van de Mededingingswet.

Zaaknummer: 490, klacht Bookbridge tegen PTT Post Het verloop van de procedure

1. Diverse belanghebbenden, onder wie Bookbridge v.o.f. (hierna: Bookbridge) hebben bij de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit (hierna: NMa) klachten ingediend tegen de door PTT Post aangekondigde introductie per 1 november 1998 van een tarief van ƒ 250,00 dat jaarlijks aan gebruikers van postbussen in rekening zal worden gebracht. Naar aanleiding van deze klachten is een onderzoek ingesteld.

2. Bij brief van 21 april 1998 heeft Bookbridge verzocht om

vooruitlopend op de resultaten van dit onderzoek aan PTT Post op basis van artikel 83 van de Mededingingswet een voorlopige last onder dwangsom op te leggen.

3. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft Bookbridge aangevoerd dat PTT Post de gebruiksovereenkomst met Bookbridge voor een postbus met een bepaald nummer heeft opgezegd ingaande 1 november 1998. Indien Bookbridge van de postbus en het

desbetreffende nummer gebruik wil blijven maken, dient zij daartoe een nieuwe overeenkomst met PTT Post te sluiten tegen ongunstiger voorwaarden dan voorheen en tegen het onder 1 genoemde tarief. Bookbridge vreest een onevenredige benadeling ten gevolge van het verlies van haar postbus. Zij is echter uit principe niet bereid met PTT Post een overeenkomst aan te gaan tegen een jaarlijks tarief van ƒ 250,00, zolang niet vast staat dat PTT Post bevoegd is deze voorwaarde op te leggen.

4. Bij besluit van 3 juni 1998 heeft de directeur-generaal het verzoek afgewezen. Daartoe is overwogen dat een beleid wordt gevoerd dat inhoudt dat voor het opleggen van een voorlopige last onder dwangsom slechts ruimte is in gevallen waarin prima facie aannemelijk is dat sprake is van een overtreding van de

Mededingingswet en dat onverwijlde spoed ingrijpen vereist. Bij onverwijlde spoed gaat het om dermate ingrijpende onomkeerbare gevolgen voor de onderneming(en) jegens wie de (gestelde) overtreding wordt begaan, dat een onderzoek niet kan worden afgewacht, bijvoorbeeld omdat de existentie van de klagende onderneming in het geding is. In casu is niet prima facie duidelijk dat PTT Post misbruik maakt van een economische machtspositie door een vergoeding te vragen die niet in een redelijke verhouding staat tot de geleverde prestatie. Voorts kan mede gelet op de hoogte van het tarief, niet worden gesproken van onomkeerbare gevolgen voor Bookbridge.

5. Op 2 juli 1998 heeft Bookbridge een bezwaarschrift ingediend. Op 3 juli 1998 is het bezwaarschrift nader aangevuld.

6. Op 4 augustus 1998 is het bezwaar behandeld ter hoorzitting. Bookbridge is verschenen vertegenwoordigd door haar vennoot ir R.S.T.B. Driessen. PTT Post (c.q. TNT Post Groep NV of TPG) is vertegenwoordigd door mr R. Floor, medewerker afdeling Public

pagina 1 van 4

bbb0490-9810

(2)

Affairs PTT Post, mr M.J.J.M. Essers, gemachtigde en S.R.L. Lunshof, student-stagiaire. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt dat op 13 augustus 1998 aan partijen is toegezonden.

7. Ter hoorzitting is van de zijde van PTT Post toegezegd dat voor 1 november 1998 geen postbusnummers van gebruikers die niet bereid zijn het tarief van ƒ 250 per jaar te betalen en die om die reden (nog) geen nieuwe overeenkomst zijn aangegaan, zullen worden uitgegeven aan derden. Partijen hebben aangegeven het redelijk te vinden indien het besluit op bezwaar wordt aangehouden tot na het verschijnen van het rapport in de bodemprocedure, mits het maar voor 1 november 1998 wordt bekend gemaakt.

8. Op 2 oktober 1998 zijn in de bodemprocedure punten van

overweging bekend gemaakt. Aan partijen in de bodemprocedure is een termijn van drie weken gegund om hun standpunt daaromtrent bekend te maken. Om deze reden is niet aannemelijk dat er tijdig voor 1 november 1998 een meer definitieve standpuntbepaling van de directeur-generaal van de NMa beschikbaar zal zijn dan deze punten van overweging. Derhalve is het opportuun dat thans op het voorliggende bezwaar wordt beslist.

De gronden van het bezwaar

9. In bezwaar heeft Bookbridge enkele correcties aangebracht op de omschrijving die in het besluit van 3 juni 1998 is gegeven van de feitelijke achtergronden van de zaak. In het bijzonder wijst Bookbridge er op zich bereid te hebben verklaard een tarief te betalen zoals (en nadat) in de bodemprocedure uiteindelijk definitief toelaatbaar zal zijn geoordeeld.

10. PTT Post beschikt over een monopolie op het gebied van postbussen. Daarmee is gegeven dat zij een economische machtspositie inneemt. Van deze positie maakt zij misbruik.

11. Bookbridge acht het misbruikelijk dat plotseling een tarief wordt ingevoerd voor een dienst die voorheen gratis werd geleverd. Ter hoorzitting is daaraan nog een historische uiteenzetting toegevoegd, waaruit naar voren is gekomen dat het kostenloos ter beschikking stellen van postbussen, in 1969 een compensatie vormde voor een verminderde postbestelling. Ingevolge de Postwet is PTT Post tot kostenloze postbestelling gehouden. Bookbridge vreest dat wanneer eenmaal aanvaard zal zijn dat een tarief wordt gevraagd,

tariefsverhogingen elkaar in snel tempo zullen opvolgen. Daar komt bij dat de wijze waarop PTT Post de wijziging van haar contractuele voorwaarden doordrukt, naar chantage riekt.

12. De opzegging van het postbuscontract van Bookbridge ingaande 1 november 1998 heeft reeds plaatsgevonden. Daarmee dienen zich onomkeerbare gevolgen aan.

13. De betrekkelijke hoogte van het tarief heeft tot gevolg dat

postbushouders ten onrechte betaalde bedragen niet zullen kunnen terugvorderen wanneer zij in de bodemprocedure in het gelijk worden gesteld.

De beoordeling van het bezwaar

14. Ingevolge artikel 83, eerste lid, van de Mededingingswet kan de directeur-generaal van de NMa een voorlopige last onder dwangsom opleggen, indien naar zijn voorlopige oordeel aannemelijk is dat artikel 6, eerste lid, of artikel 24, eerste lid, van de Mededingingswet is overtreden, en onverwijlde spoed, gelet op de belangen van de door de overtreding getroffen ondernemingen of het belang van de instandhouding van een daadwerkelijke mededinging, dat vereist.

pagina 2 van 4

bbb0490-9810

(3)

15. De directeur-generaal NMa maakt een terughoudend gebruik van de bevoegdheid die hem in artikel 83 van de Mededingingswet is toegekend. Deze beleidskeuze sluit aan bij hetgeen de wetgever blijkens de parlementaire geschiedenis van artikel 83 van de Mededingingswet voor ogen heeft gestaan. Het opleggen van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom door de directeur-generaal van de NMa is in beginsel een diepingrijpende maatregel. De Mededingingswet gaat er dan ook van uit dat een dergelijke maatregel met de grootste zorgvuldigheid wordt voorbereid. Elementen in deze zorgvuldigheid zijn hoor en wederhoor, onderzoek, rapportage door gespecialiseerde ambtenaren en beoordeling door andere ambtenaren die niet bij het onderzoek en de rapportage in de desbetreffende de zaak betrokken zijn geweest. De directeur-generaal van de NMa stelt zich op het standpunt dat slechts om zwaarwegende redenen op de resultaten van deze zorgvuldige besluitvorming vooruit kan worden gelopen. De vraag of zich zwaarwegende redenen voordoen die ertoe nopen op de resultaten van het onderzoek vooruit te lopen door het opleggen van een voorlopige last onder dwangsom, moet telkens worden

beantwoord met inachtneming van de specifieke omstandigheden van het geval. Daarbij kunnen, niet vooraf volledig in aantal en gewicht in te schatten, variabele factoren een rol spelen. Deze factoren zullen met name zwaarwegende redenen als hier bedoeld opleveren indien het tijdsverloop dat met de normale procedure is gemoeid naar verwachting tot gevolg zal hebben dat de op basis van die procedure naar verwachting te treffen maatregel niet meer ten volle het daarmee beoogde effect zal hebben, waardoor het belang van de instandhouding van een daadwerkelijke mededinging in het algemeen of van de door de overtreding getroffen onderneming(en) in het bijzonder, in ernstige mate wordt getroffen. De naar

verwachting te treffen maatregel kan het beoogde effect in het bijzonder missen wanneer intussen onomkeerbare gevolgen zijn ontstaan. Van een onomkeerbaar gevolg is in ieder geval sprake wanneer een onderneming definitief van de markt is verdrongen. De directeur-generaal van de NMa handhaaft derhalve uitdrukkelijk het in het besluit van 3 juni 1998 neergelegde afwegingskader.

16. Toepassing van dit afwegingskader op het verzoek van Bookbridge leidt - ook in heroverweging - tot afwijzing van het verzoek van Bookbridge aan PTT Post een voorlopige last onder dwangsom op te leggen.

17. De punten van overweging die inmiddels in de bodemprocedure zijn verschenen ondersteunen het standpunt van PTT Post dat de instelling van een tarief voor het gebruik van een postbus van ƒ 250,00 per jaar, geen misbruik oplevert van een economische machtspositie. Hoewel geenszins is uitgesloten dat de reacties van de klagers op de punten van overweging in de bodemprocedure aanleiding zullen vormen voor een ander oordeel, kan tegen deze achtergrond in redelijkheid niet worden geoordeeld dat er prima facie sprake is van overtreding van de Mededingingswet. Reeds hierom komen de bezwaren van Bookbridge niet voor gegrondverklaring in aanmerking.

18. Voorts is geen sprake van onomkeerbare gevolgen die meebrengen dat een eventueel te treffen maatregel van de directeur-generaal van de NMa niet meer de daarmee beoogde effecten zal kunnen hebben. Zoals ook van de zijde van Bookbridge ter hoorzitting is aangegeven, komt met een extra kostenpost van ƒ 250,00 per jaar het

voortbestaan van Bookbridge niet in gevaar. In het bezwaarschrift is er wel op gewezen dat juist omdat het een betrekkelijk gering bedrag betreft, belanghebbenden geen kans zullen zien dit in rechte terug te vorderen wanneer de directeur-generaal van de NMa achteraf tot het oordeel zou komen, dat dit bedrag ten onrechte in rekening is

pagina 3 van 4

bbb0490-9810

(4)

gebracht. Gelet op het grote aantal postbushouders zou dit leiden tot een aanzienlijke kapitaalverschuiving in de richting van PTT Post die in feite niet meer ongedaan gemaakt zal kunnen worden. De

directeur-generaal laat daar de vraag of deze omstandigheid - indien zij zich zou voordoen - het opleggen van een voorlopige last onder dwangsom zou rechtvaardigen. Wanneer in de bodemprocedure zou worden vastgesteld dat reeds bedragen zijn betaald die op grond van de beslissing in die procedure, achteraf bezien, niet in rekening hadden mogen worden gebracht, dan kan de directeur-generaal in die procedure maatregelen treffen die de restitutie of verrekening van deze bedragen verzekeren. Ook om deze reden is er derhalve geen sprake van dreigende onomkeerbare gevolgen die het opleggen van een voorlopige last onder dwangsom rechtvaardigen.

19. Aangezien ook in heroverweging is gebleken dat niet is voldaan aan het in artikel 83 van de Mededingingswet gestelde vereiste van onverwijlde spoed en ook overigens geen gebreken aan het besluit van 3 juni 1998 naar voren zijn gekomen, komt het bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek om toepassing van artikel 83 van de Mededingingswet, niet voor gegrondverklaring in aanmerking. Beslissing

De directeur-generaal van de Nederlandse

mededingingsautoriteit verklaart de bezwaren ongegrond en handhaaft het besluit van 3 juni 1998 tot afwijzing van het verzoek tot oplegging van een voorlopige last onder dwangsom.

Datum: 12 oktober 1998

w.g. A.W. Kist

directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit

Op basis van artikel 86 j° 65 van de Mededingingswet wordt van dit besluit mededeling gedaan in de Staatscourant en wordt het gedurende zes weken na dagtekening ter inzage gelegd bij de Nederlandse

mededingingsautoriteit.

Tegen dit besluit kan degene wiens belang daarbij rechtstreeks is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking beroep instellen bij de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM Rotterdam.

terug

Aan de inhoud van deze pagina's kunt u geen rechten ontlenen.

pagina 4 van 4

bbb0490-9810

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

6.8 Gelet op artikel 7:11 Awb en het naar voren gebrachte bezwaar, staat ter heroverweging de vraag of (i) de termijn voor indiening van een aanvraag om ontheffing eindigde op 1

In het onderhavige geval kan in het midden blijven of de markt voor vers varkensvlees en de markt voor vers rundvlees als afzonderlijke relevante productmarkten moeten

Als ervan zou worden uitgegaan dat deze markt verder opgesplitst zou moeten worden, zou, gebaseerd op de van partijen afkomstige informatie, het geschatte gecombineerde

Partijen hebben evenwel medegedeeld dat ten aanzien van de uitvoering van werknemersverzekeringen naar hun oordeel geen sprake is van een "markt" in

* Partijen hebben niet aangegeven, welke ondernemingen deel uitmaken van deze categorie Dit betekent dat Dynadro en Brocacef samen een marktaandeel van 77% op de markt voor

Ook is er geen reden om aan te nemen dat Van Gansewinkel door de structurele verbinding met PNEM/MEGA haar positie op de markten voor de inzameling van huishoudelijk afval

De Eurocargodivisie (hierna: Eurocargo) wordt geëxploiteerd door Danzas Internationale Transporten B.V., een besloten vennootschap naar Nederlands recht, die een

Gelet op het voorgaande bestaat er geen reden om aan te nemen dat op het gebied van autoleasing (of op de te onderscheiden segmenten) als gevolg van de concentratie een