• No results found

BESLUIT pagina 1van 11bcm1004-98106-12-2006file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm1004-9810.htm

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "BESLUIT pagina 1van 11bcm1004-98106-12-2006file://E:\archief1998\besluiten\bcm\bcm1004-9810.htm"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BESLUIT

Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse

mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

Zaaknummer: 1004/PNEM/MEGA - Van Gansewinkel

I. MELDING

1. Op 28 juli 1998 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet. Hierin is medegedeeld dat PNEM/MEGA Groep N.V. voornemens is zeggenschap te verkrijgen, in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet, in Van Gansewinkel Groep B.V. De gemelde concentratie zal tot gevolg hebben dat PNEM/MEGA Groep N.V. gezamenlijk met De Raekt B.V. zeggenschap zal hebben in Van Gansewinkel Groep B.V. Van de melding is mededeling gedaan in Staatscourant 142 van 30 juli 1998. Naar

aanleiding van de mededeling in de Staatscourant is een zienswijze van één andere marktpartij naar voren gebracht. Ambtshalve zijn vragen gesteld aan verschillende marktpartijen.

II. PARTIJEN

2. PNEM/MEGA Groep N.V (hierna: PNEM/MEGA) is een naamloze vennootschap naar Nederlands recht. De aandelen van PNEM/MEGA zijn in handen van de provincies Limburg en Noord-Brabant en een aantal gemeenten in die provincies.

PNEM/MEGA en haar dochtermaatschappijen zijn actief op het gebied van de inkoop, het transport en de distributie en levering van elektriciteit en gas aan bedrijven en particulieren in de provincies Limburg en Noord-Brabant, de productie van elektriciteit en warmte, de distributie van warmte, de exploitatie van een kabeltelevisienetwerk in de provincies Limburg en Noord-Brabant, de verhuur van warmwatertoestellen en cv-ketels, het storten, verbranden en composteren van afvalstoffen en het management van afvaltransport en -verwerking voor particulieren en grote instellingen. 3. De Raekt B.V. (hierna: De Raekt) is een besloten vennootschap naar Nederlands recht. De aandelen in De Raekt zijn in handen van [....]. De Raekt is de houdster van het volledige aandelenkapitaal in Van

Gansewinkel Groep B.V. De Raekt of [...] oefenen geen zeggenschap uit over andere ondernemingen dan de Van Gansewinkel Groep B.V.

4. Van Gansewinkel Groep B.V. (hierna: Van Gansewinkel) is een besloten vennootschap naar Nederlands recht. Van Gansewinkel en haar

dochtermaatschappijen zijn actief op het gebied van de inzameling en transport van huishoudelijk en bedrijfsafval alsmede recycling van deze afvalstoffen. Van Gansewinkel is in Nederland de enige onderneming die een vergunning heeft voor de verwerking van ziekenhuisafval. Met uitzondering van de activiteiten met betrekking tot verwerking van ziekenhuisafval is Van Gansewinkel niet actief op het gebied van storten, verbranden en composteren van afvalstoffen.

(2)

III. DE GEMELDE OPERATIE

5. De gemelde operatie, zoals is uiteengezet in de

"Participatie-overeenkomst Van Gansewinkel Groep B.V.", betreft de verkoop door De Raekt aan PNEM/MEGA van [...]% van de aandelen in Van Gansewinkel. 6. De aandeelhouders in Van Gansewinkel, PNEM/MEGA en De Raekt, zullen een aandeelhouders-overeenkomst sluiten. Op basis van deze "Aandeelhoudersovereenkomst Van Gansewinkel Groep B.V." zal een aantal besluiten van de hoofddirectie van Van Gansewinkel voorafgaande goedkeuring van de algemene vergadering van aandeelhouders behoeven. Het gaat daarbij onder andere om de volgende besluiten: [....]

Het goedkeuringsbesluit met betrekking tot genoemde onderwerpen dient genomen te worden met een [....] meerderheid van de rechtsgeldig uitgebrachte stemmen.

7. [...].

IV. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT

8. De voorgenomen operatie heeft tot gevolg dat PNEM/MEGA gezamenlijk met De Raekt zeggenschap zal hebben in Van Gansewinkel. Een aantal van de in punt 6 en 7 genoemde besluiten zijn strategische beslissingen met betrekking tot het lange-termijnbeleid van Van Gansewinkel. Omdat deze besluiten met een [...] meerderheid in de algemene vergadering van aandeelhouders dienen te worden goedgekeurd, hebben beide

aandeelhouders het vermogen ten aanzien van deze besluiten een blokkade op te werpen. Beide aandeelhouders zullen daarom beschikken over zeggenschap over Van Gansewinkel in de zin van artikel 26 van de Mededingingswet.

9. Het voorgaande betekent dat als gevolg van de voorgenomen transactie PNEM/MEGA zeggenschap zal verkrijgen over Van Gansewinkel, waarmee een concentratie tot stand komt in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet. Uit de bewoordingen van deze bepaling en de Memorie van Toelichting blijkt duidelijk dat onder een concentratie in de zin van deze bepaling niet alleen wordt verstaan de situatie waarin uitsluitende

zeggenschap wordt verworven, maar ook de situatie waarin zeggenschap wordt verkregen welke gedeeld wordt met andere natuurlijke of

rechtspersonen. Dientengevolge is de gemelde operatie een concentratie in de zin van artikel 27, onder b, van de Mededingingswet.

10. Betrokken ondernemingen, in de zin van het Besluit vaststelling formulieren Mededingingswet (Staatscourant 1 van 2 januari 1998), zijn PNEM/MEGA en Van Gansewinkel.

11. Uit de bij de melding ter beschikking gestelde omzetgegevens van de betrokken ondernemingen blijkt dat de gemelde concentratie binnen de werkingssfeer van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht valt.

V. BEOORDELING

A. Relevante markten

(3)

De markten voor het storten, verbranden, composteren van afvalstoffen 12. Volgens partijen zijn de activiteiten op het gebied van storten,

verbranden en composteren van afvalstromen (hierna gezamenlijk ook wel genoemd: verwerking van afvalstoffen) te onderscheiden als aparte markten.

13. De verschillende wijzen van verwerking zijn slechts in zeer geringe mate met elkaar substitueerbaar. Hoewel in technische zin in principe alle afvalsoorten kunnen worden gestort, zijn slechts bepaalde afvalsoorten geschikt om te worden verbrand. Bijvoorbeeld het groente-, fruit- en tuinafval kan worden gecomposteerd en gestort maar slechts moeilijk verbrand. Andere afvalstromen zoals bouw- en sloopafval bestaan

grotendeels uit niet-verbrandbare of niet-composteerbare stoffen en kunnen slechts worden gestort of hergebruikt. Bovendien zijn voor de verschillende wijzen van verwerking verschillende soorten installaties, andere activa en kennis benodigd en lopen de kosten van de verschillende

verwerkingsmethoden sterk uiteen. De benodigde investeringen zijn, mede door de wettelijke milieutechnische voorschriften hoog en hebben een lange terugverdientijd.

14. Voor de diverse verwerkingsmethoden gelden in Nederland verschillende wettelijke voorschriften. In de Nederlandse

afvalstoffenwetgeving wordt het hanteren van een voorkeursvolgorde voor de hergebruik en verwerking van afvalstoffen voorgeschreven (de

zogenaamde Ladder van Lansink), waarbij hergebruik de voorkeur heeft boven verbranden en verbranden weer de voorkeur heeft boven storten. Deze voorkeursvolgorde beperkt de uitwisselbaarheid van de verschillende verwerkingsmethoden. Tevens geldt sinds een aantal jaren een verbod, behoudens ontheffing, tot het storten van brandbare afvalstoffen, waardoor storten alleen in bepaalde specifieke omstandigheden als alternatief voor composteren en verbranden kan fungeren.

15. Gelet op het bovenstaande kan worden geconstateerd dat de markt voor storten van afvalstoffen, de markt voor verbranding van afvalstoffen en de markt voor compostering van afvalstoffen van elkaar te onderscheiden relevante productmarkten zijn.

De markten voor inzameling van (niet-gevaarlijk) huishoudelijk en bedrijfsafval

16. Op grond van het navolgende kan geconstateerd worden dat de markt voor inzameling van huishoudelijk afval en de markt voor inzameling van bedrijfsafval gescheiden markten vormen. Binnen deze markten dient voorts een onderscheid te worden gemaakt tussen inzameling van niet-gevaarlijk afval en inzameling van niet-gevaarlijk afval.

17. Voor huishoudelijk afval geldt dat niet de individuele ontdoener (het huishouden), maar de gemeente waarin deze ontdoener woonachtig is, er zorg voor moet dragen dat het afval wordt ingezameld. De gemeenten zijn hier, voorzover zij besluiten de inzameling niet door hun eigen

reinigingsdienst te laten doen maar door een particulier bedrijf, de

aanbieders van afvalstoffen en daarmee de vragers van inzameldiensten. De kosten van inzameling (en verwerking) van afvalstoffen worden vervolgens door gemeenten via de afvalstoffenheffing aan de ontdoeners doorberekend. Voorts is het zo dat gemeenten bepalen waar het

ingezamelde huishoudelijk afval verder wordt gerecycleerd of verwerkt. De particuliere inzamelaar die in opdracht van een gemeente werkt, levert in feite alleen een inzamel- en transportdienst, terwijl de gemeente zelf verantwoordelijk blijft voor verdere recycling of verwerking.

(4)

onderhavige transactie geen invloed kan hebben op de markt voor inzameling van huishoudelijk afval. Juist doordat gemeenten afzonderlijk contracten afsluiten voor de inzameling en de verwerking van huishoudelijk afval met afzonderlijke aanbieders van beide diensten, kan het ontstaan van een verticaal geïntegreerde onderneming die beide diensten gezamenlijk kan aanbieden, effecten hebben op zowel de markt voor inzameling van huishoudelijk afval als op de markten voor verwerking. 19. Voor bedrijfsafval geldt dat de individuele ontdoener (het bedrijf) zelf er zorg voor moet dragen dat haar afval wordt ingezameld en verwerkt. De individuele bedrijven zijn hier de aanbieders van afvalstoffen en daarmee de vragers van inzameldiensten. De inzamelaar van bedrijfsafvalstoffen kan, voorzover de regulering dat toelaat (zie punt 30), zelf bepalen waar en door wie het ingezamelde bedrijfsafval verder wordt gerecycleerd of verwerkt. De inzamelaar van bedrijfsafval levert aldus aan de ontdoener een dienst die bestaat uit de zorg voor inzameling, transport en verdere recycling of verwerking.

20. In tegenstelling tot de situatie bij inzameling van huishoudelijk afval wordt de inzamelaar van bedrijfsafval wel eigenaar van door haar ingezamelde bedrijfsafval en treedt zij daardoor zelf op als afnemer van verwerkingsdiensten zoals aangeboden door PNEM/MEGA. De transactie kan derhalve effecten hebben op de markt voor inzameling van

bedrijfsafval.

21. Gelet op de marktpositie(s) van Van Gansewinkel kan in het

onderhavige besluit in het midden blijven of de markten voor inzameling van huishoudelijk en bedrijfsafval verder opgedeeld moet worden naar

verschillende soorten afval (zie verder punt 49).

22. In de melding maken partijen ten aanzien van de marktafbakening geen onderscheid tussen de inzameling van gevaarlijk en niet-gevaarlijk

bedrijfsafval.

Aangenomen moet echter worden dat de markt van de inzameling van gevaarlijk bedrijfsafval, gelet op de uiteenlopende regelgeving, de

verschillende aanbieders en afnemers, de benodigde kennis, alsmede de verschillende apparatuur die is vereist, en die niet of nauwelijks kan worden gebruikt op andere markten, moet worden onderscheiden van de markt van de inzameling van niet-gevaarlijk bedrijfsafval. Ook de Commissie van de Europese Gemeenschappen constateert in haar beschikkingspraktijk dat sprake is van afzonderlijke markten voor inzameling van gevaarlijk en niet-gevaarlijk bedrijfsafval. Aangenomen kan worden dat de bovenstaande argumenten ook gelden voor inzameling van gevaarlijk huishoudelijk afval. 23. Gelet op het feit dat PNEM/MEGA geen activiteiten heeft op het gebied van inzameling of verwerking van gevaarlijk afval kunnen deze markten in de beoordeling van de gevolgen van de concentratie verder buiten beschouwing blijven.

De markten voor recycling van afvalstoffen

24. Beide partijen zijn actief op het gebied van recycling van afvalstoffen. PNEM/MEGA is actief op het gebied van recycling van lampen en wit- en bruingoed. Voorts heeft PNEM/MEGA betrokkenheid bij de recycling van papier en glas afkomstig uit de provincie Limburg. Van Gansewinkel is actief op het gebied van recycling van glas, papier/karton, wit- en bruingoed en gevaarlijk afval. Volgens partijen vormen de verschillende vormen van recycling allen afzonderlijke markten waarvan de geografische dimensie ten minste nationaal is.

(5)

relatie tussen PNEM/MEGA en Van Gansewinkel omdat PNEM/MEGA via haar dochteronderneming AVL contracten afsluit met derden, waaronder Van Gansewinkel, voor de recycling van afvalstromen waarvoor AVL diensten verleent aan derden op het gebied van het management van transport en verwerking (zie punt 2). De hoeveelheden papier/karton en glas waarover PNEM/MEGA beschikt in het kader van haar

afvalmanagementdiensten zijn op nationaal niveau bezien echter relatief gering. Gelet op de marktpositie van Van Gansewinkel als recycler van deze stromen valt niet te verwachten dat een mogelijke versterking van deze verticale relaties als gevolg van de concentratie, leidt tot het ontstaan of de versterking van economische machtsposities op de markten voor recycling van papier/karton en glas.

26. PNEM/MEGA en Van Gansewinkel zijn gezamenlijk actief op de markt voor recycling van wit- en bruingoed via de gezamenlijke onderneming Coolrec B.V. Deze onderneming heeft op deze markt een marktaandeel tussen de [...]. De concentratie heeft echter geen gevolgen voor de marktpositie van Coolrec B.V.

27. Gelet op het bovenstaande kan een exacte afbakening van de diverse markten voor recycling van afvalstoffen in de onderhavige zaak achterwege blijven en kunnen de markten voor recycling van papier/karton, glas en wit- en bruingoed in de beoordeling van de effecten van de concentratie verder buiten beschouwing blijven.

A.2 Relevante geografische markten

28. Gelet op de punten 15, 18 en 20 van dit besluit dienen de volgende markten in geografische zin te worden afgebakend: de markt voor het storten van afvalstoffen, de markt voor het verbranden van afvalstoffen, de markt voor compostering van afvalstoffen, de markt voor inzameling van niet-gevaarlijk bedrijfsafval, de markt voor inzameling van niet-gevaarlijk huishoudelijk afval.

De markten voor storten, verbranden, composteren van afval

29. Partijen stellen dat de markt voor het storten van afvalstoffen en de markt voor verbranden in geografische zin geheel Nederland omvatten. Zij wijzen daarbij op veranderingen in het afvalstoffenbeleid die de huidige provinciale regulering van deze markten zullen laten vervallen. Voorts stellen zij dat de markt voor compostering op dit moment in Limburg regionaal georganiseerd is maar dat er in principe geen beperkingen zijn om te composteren afvalstoffen buiten de provincie Limburg te brengen. In de praktijk worden ook te composteren afvalstoffen die afkomstig zijn uit andere provincies in Limburg verwerkt. Partijen stellen derhalve dat deze markt een nationale dimensie heeft.

Beoordeling

30. Een belangrijke factor voor de geografische marktafbakening is de regulering inzake de overbrenging van afvalstoffen tussen provincies binnen Nederland en tussen lidstaten van de Europese Unie. Deze regulering, welke is neergelegd in de provinciale milieuverordeningen, de Wet milieubeheer en de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA), maakt een onderscheid tussen afval bestemd voor storten en verbranden en afval bestemd voor nuttige toepassing (hergebruik, recycling). Voor afval bestemd voor storten en verbranden geldt zowel in het Nederlandse als in het Europese regime het zogenaamde nabijheids- en zelfvoorzieningsbeginsel. Dit houdt in dat Nederland als geheel en de provincies afzonderlijk in beginsel zelf zorg dragen voor het storten en verbranden van het in hun grondgebied vrijgekomen afval en dat

(6)

afval bestemd voor nuttige toepassing (hergebruik, recycling) gelden deze beperkingen niet. Dit afval mag, voorzover het niet-gevaarlijk afval betreft, in principe vrij worden overgebracht tussen provincies binnen Nederland en tussen lidstaten van de EU. Ook voor afval dat is bestemd voor

compostering (bijvoorbeeld groente-, fruit- en tuinafval) geldt dat sprake is van nuttige toepassing en bestaan er geen beperkingen ten aanzien van grensoverschrijdende overbrenging.

31. In de provincies waarin PNEM/MEGA actief is als aanbieder van verwerkingsdiensten (Limburg, Noord-Brabant en Zeeland) gelden uitvoerverboden voor afval dat niet is bestemd voor nuttige toepassing. Voorts kunnen de provinciale overheden via vergunningverlening beperkingen stellen aan transport van afvalstoffen over de provinciegrenzen. Tevens zijn in deze provincies provinciale sturingsorganisaties actief. Deze hebben als taak de sturing van afvalstromen naar de verschillende verwijderingsmethoden (storten en verbranden). In Noord-Brabant is dat Afvalsturing Brabant. In Zeeland is dat het Openbaar Lichaam Afvalverwerking Zeeland, en in Limburg is dat Afvalverwijdering Limburg N.V. (een dochteronderneming van PNEM/MEGA, hierna: AVL). In combinatie met de provinciale

uitvoerverboden fungeren deze sturingsorganisaties in bepaalde gevallen als uniek acceptatiepunt voor huishoudelijk en bedrijfsafval dat is bestemd voor storten en verbranden. Voorts bepalen deze drie organisaties

gezamenlijk de verdeling van de brandbare afvalstoffen uit de provincies Limburg, Noord-Brabant en Zeeland over de in deze provincies beschikbare verbrandingscapaciteit.

32. De hierboven beschreven provinciale indeling van de verwerking zal naar alle waarschijnlijkheid veranderen. Naar verwachting treedt op 1 januari 1999 of kort daarna een wijziging van de Wet milieubeheer in werking die voorziet in het opheffen van de provinciale beperkingen inzake grensoverschrijdend transport van brandbare afvalstoffen. Na

inwerkingtreding van deze wetswijziging is het provinciale overheden niet meer toegestaan in provinciale milieuverordeningen regels te stellen of aan vergunningen voorschriften te verbinden die het naar of uit de provincie brengen van afvalstoffen beperken of uitsluiten. Een en ander geldt niet voor een aantal bij Ministeriële regeling aan te wijzen te storten afvalstoffen. Voorts is de Nederlandse regering voornemens het beleid ten aanzien van storten en verbranden op het nationaal niveau te brengen. Vanaf dat moment zouden ook de beperkingen ten aanzien van te storten afvalstoffen komen te vervallen. De daarvoor vereiste wijziging van de Wet milieubeheer is echter nog niet aan het Parlement voorgelegd.

33. Gelet op het gestelde in de punten 30 en 31 hebben de markt voor storten van huishoudelijk en bedrijfsafval en de markt voor verbranding van huishoudelijk en bedrijfsafval in de provincies Noord-Brabant, Limburg en Zeeland in geografische zin op dit moment een provinciale dimensie. 34. Het vervallen van de provinciale grenzen voor brandbare afvalstoffen op korte termijn kan leiden tot een verruiming van de geografische markten. In de afbakening van de geografische markt kan met een dergelijk

integratieproces rekening worden gehouden, indien dat op korte termijn zal plaatsvinden. Om deze reden kan voor wat betreft de markt voor

verbranden van afvalstoffen worden aangenomen dat de relevante

geografische markt binnen afzienbare tijd ruimer zal zijn dan provinciaal en mogelijkerwijs nationaal. De provinciale grenzen voor te storten afvalstoffen zullen echter nog enige tijd blijven bestaan. Gelet op het feit dat de

(7)

35. Gelet op het gestelde in punt 29 en het niet aanwezig zijn van beperkingen ten aanzien van de overbrenging van te composteren afvalstoffen is het aannemelijk dat de markt voor compostering van afvalstoffen een nationale dimensie heeft.

De markten voor inzameling van (niet-gevaarlijk) huishoudelijk en bedrijfsafval

36. Ten aanzien van geografische dimensie van de markt voor inzameling van huishoudelijk afval hebben partijen geen standpunt ingenomen. Partijen zijn van mening dat geografische dimensie van de markt voor inzameling van bedrijfsafvalstoffen ten minste nationaal is omdat ondernemingen die zich op deze markt begeven, zijn binnen heel Nederland actief zijn en binnen heel Nederland met elkaar in concurrentie staan.

37. Het uitbesteden van inzamelactiviteiten door gemeenten aan

particuliere inzamelaars geschiedt via openbare aanbesteding, conform de daarvoor geldende Europese regelgeving. Voor bedrijfsafvalstoffen is sprake van vrije contractering. De wetgeving ten aanzien van inzameling van afvalstoffen (huishoudelijk en bedrijfsafval) in de verschillende lidstaten van de EU verschilt sterk van elkaar.

38. Op de markten voor inzameling van huishoudelijk afval en bedrijfsafval is in Nederland een aantal grote financieel krachtige buitenlandse

ondernemingen actief. Deze zijn actief via vestigingen in Nederland. Daarnaast is een aantal kleinere ondernemingen voornamelijk regionaal actief. De marktaandelen van aanbieders in de verschillende regio's vertonen verschillen. Doordat de kosten van verwerking in de verschillende provincies uiteenlopen en deze een substantieel deel uitmaken van het inzameltarief van bedrijfsafval verschillen de inzameltarieven voor

bedrijfsafval per regio. Er bestaan echter geen significante belemmeringen voor inzamelaars die actief zijn in een bepaalde regio om hun activiteiten uit te breiden naar aangrenzende regio's. Het feit dat de inzameling van huishoudelijk afval vrijwel altijd openbaar aanbesteed moet worden op Europese schaal, draagt hieraan bij. Voorts zijn de belangrijkste spelers op de inzamelingsmarkten allen nationaal opererende ondernemingen. 39. Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de markten voor inzameling van bedrijfsafvalstoffen en huishoudelijke afvalstoffen een nationale dimensie hebben. Ook de Commissie van de Europese

Gemeenschappen constateert in haar beschikkingspraktijk dat (nog) sprake is van markten met een nationale dimensie.

B. Gevolgen van de concentratie

B.1 Positie van partijen op de relevante markten vóór de concentratie De markt(en) voor het verbranden van afvalstoffen

40. PNEM/MEGA heeft via haar 80% deelneming in N.V. Afvalverbranding Zuid-Nederland zeggenschap over de afvalverbrandingsinstallatie Moerdijk in Noord-Brabant (hierna: AZN). AZN heeft een verbrandingscapaciteit van 600 kiloton per jaar. Voorts is op de markt Watco B.V. actief die een verbrandingsinstallatie exploiteert in Roosendaal in Noord-Brabant. Deze installatie heeft een capaciteit van 41 kiloton per jaar.

(8)

het brandbaar afval uit deze provincies, met ontheffing van de provinciale uitvoerverboden, verbrand buiten deze drie provincies (minder dan 10%). De rest (tussen 35% en 45%) wordt met ontheffing van het stortverbod voor brandbare afvalstoffen (zie punt 14) gestort op stortplaatsen in deze

provincies. Er is aldus in de provincies Noord-Brabant, Zeeland en Limburg een tekort aan verbrandingscapaciteit. De verdeling van de schaarse capaciteit over de afvalstromen uit de drie provincies geschiedt door de drie sturingsorganisaties (zie punt 31), die daarbij een verdeling op grond van inwonertallen hanteren.

42. Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat PNEM/MEGA op de markten voor verbranding van afvalstoffen in de provincies Noord-Brabant, Zeeland en Limburg vrijwel een monopoliepositie inneemt. Van de verbrandingscapaciteit ten behoeve van deze drie provincies is meer dan 90% in handen van PNEM/MEGA.

43. Voorts heeft PNEM/MEGA via AVL contracten afgesloten met alle Limburgse gemeenten voor de verwerking van het huishoudelijk afval uit deze gemeenten. Deze contracten hebben een zeer lange looptijd (meer dan 10 jaar). Daarnaast heeft AVL een tweetal contracten afgesloten met inzamelaars van bedrijfsafvalstoffen die deze inzamelaars verplichten de door hen in Limburg ingezamelde bedrijfsafvalstoffen te laten verwerken door AVL. Deze contracten hebben een resterende looptijd van [...] respectievelijk [...] jaar.

44. Op grond van het bovenstaande zijn er aanwijzingen dat PNEM/MEGA in de bestaande marktsituatie een economische machtspositie heeft op de markten voor verbranding van afvalstoffen in de provincies Noord-Brabant, Zeeland en Limburg. Gelet op het gestelde in punt 34 is het echter

aannemelijk dat deze positie op termijn minder sterk zal worden. De markt(en) voor het storten van afvalstoffen

45. Via AVL is PNEM/MEGA in de provincie Limburg actief als exploitant van stortplaatsen voor afvalstoffen. In de provincie Limburg is AVL de enige aanbieder van stortcapaciteit. PNEM/MEGA exploiteert geen stortplaatsen in de provincies Noord-Brabant en Zeeland.

46. De onder punt 43 beschreven contracten zijn ook van toepassing op afval dat gestort dient te worden.

47. Op grond van het bovenstaande zijn er aanwijzingen dat PNEM/MEGA in de bestaande marktsituatie een economische machtspositie kan hebben op de markt voor het storten van afvalstoffen in de provincie Limburg. De markt voor compostering van afvalstoffen

48. Via AVL is PNEM/MEGA in de provincie Limburg actief als exploitant van composteringsinstallaties. De totale hoeveelheid te composteren afval in Nederland bedroeg in 1997 circa 2,2 miljoen ton. Van deze hoeveelheid werd ongeveer 10% door AVL verwerkt. Het is derhalve niet aannemelijk dat PNEM/MEGA op deze markt een economische machtspositie inneemt. De markt voor inzameling van (niet-gevaarlijk) bedrijfsafval

(9)

dat voor bepaalde typen bedrijfsafval andere afvoertechnieken zijn vereist. In dat verband moet onderscheid worden gemaakt tussen kantoor-, winkel- en dienstenafval, industrieel procesafval en verbrandingsresten uit

kolencentrales. Van Gansewinkel is met name actief in de inzameling van kantoor-, winkel- en dienstenafval en in het industrieel procesafval, en neemt ten aanzien van deze activiteiten een veel belangrijker positie in dan gemeten op het niveau van het totaal aan ingezameld bedrijfsafval. Er zijn echter geen aanwijzingen gevonden dat Van Gansewinkel in de zuidelijke provincies tezamen in de inzameling van een der genoemde typen afval een aandeel inneemt van meer dan 30%. Uit punt 39 blijkt dat ervan moet worden uitgegaan dat de markt voor het inzamelen van bedrijfsafval tenminste nationaal is. De positie van Van Gansewinkel is op nationaal niveau minder sterk dan in de zuidelijke provincies. Uit een en ander vloeit voort dat Van Gansewinkel op onderhavige markt niet een positie heeft die wijst op het bestaan van een economische machtspositie.

De markt voor inzameling van (niet-gevaarlijk) huishoudelijk afval 50. Ten aanzien van de inzameling van huishoudelijk afval vindt concurrentie plaats door middel van aanbestedingsprocedures. Naast regionale spelers zijn op deze markt naast Van Gansewinkel drie à vier landelijk opererende inzamelbedrijven actief die tot dezelfde grootteklasse als van Gansewinkel behoren. Er is daarom geen reden om aan te nemen dat Van Gansewinkel thans een economische machtspositie op deze markt inneemt.

B.2 De positie van partijen op de relevante markten na de concentratie 51. Belanghebbende derden hebben opgemerkt dat de voorgenomen concentratie nadelige effecten voor de mededinging kan hebben. In de eerste plaats zou, aldus deze belanghebbenden, PNEM/MEGA ten aanzien van de voorwaarden waaronder eindverwijdering wordt aangeboden Van Gansewinkel kunnen gaan bevoordelen ten opzichte van andere

aanbieders van inzameldiensten. Hierdoor zou de marktpositie van Van Gansewinkel versterkt kunnen worden ten nadele van die andere

aanbieders. Het gevolg zou, aldus één van deze partijen, kunnen zijn dat op de markt in Zuid-Nederland onvoldoende concurrentie overblijft.

52. De vraag die in het kader van onderhavige procedure moet worden beantwoord is, of er reden is om aan te nemen dat als gevolg van de voorgenomen concentratie op één of meer van de markten waarop partijen actief zijn een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de

Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

De markten voor storten, verbranden, composteren van afval

(10)

een bescheiden plaats innemen. In de tweede plaats is ook de positie van Van Gansewinkel op de inzamelingsmarkten daarvoor niet sterk genoeg is. Er zijn, naast Van Gansewinkel, in Nederland voldoende andere

inzamelaars actief die kunnen zorgen voor een voldoende aanvoer van afval bij ondernemingen die in concurrentie met PNEM/MEGA

eindverwijderingsdiensten aanbieden. Er is daarom geen reden om aan te nemen dat als gevolg van de voorgenomen concentratie een machtspositie zal ontstaan of worden versterkt op een der markten voor de

eindverwijdering van afvalstoffen.

De markten voor inzameling van (niet-gevaarlijk) huishoudelijk en bedrijfsafval

54. Ook is er geen reden om aan te nemen dat Van Gansewinkel door de structurele verbinding met PNEM/MEGA haar positie op de markten voor de inzameling van huishoudelijk afval en bedrijfsafval in zodanige mate zal kunnen versterken dat een machtspositie op een of meer van deze markten zou kunnen ontstaan of verder zal kunnen worden versterkt. In de eerste plaats is de huidige marktpositie van Van Gansewinkel, zoals uiteengezet in de punten 49 en 50, daarvoor niet krachtig genoeg. In de tweede plaats is in het gebied waarin Van Gansewinkel en haar belangrijkste concurrenten actief zijn, welk gebied ten minste geheel Nederland omvat, een voldoende aantal alternatieve mogelijkheden van eindverwijdering beschikbaar. 55. Zoals in punt 51 is uiteengezet, hebben enkele belanghebbende derden de vrees uitgesproken dat PNEM/MEGA na de concentratie er toe over zou kunnen gaan om Van Gansewinkel te bevoordelen boven andere

inzamelaars. Onderkend wordt dat inzamelaars in de zuidelijke provincies nog afhankelijk zijn van eindverwerking door PNEM/MEGA. Deze

afhankelijkheid wordt echter niet beïnvloed door de concentratie. Gegeven de marktpositie die PNEM/MEGA op dit moment inneemt, zal zij bij de bepaling van haar gedrag rekening moeten houden met het verbod op het misbruiken van een economische machtspositie, als neergelegd in artikel 24 van de Mededingingswet. Een besluit over de vraag of voor een concentratie een vergunning is vereist kan niet worden gebaseerd op de veronderstelling dat een bij een concentratie betrokken onderneming misbruik zal maken van een machtspositie waarover zij mogelijkerwijs reeds voorafgaand aan de concentratie beschikt.

56. Uit het voorgaande vloeit voort dat er geen reden is om aan te nemen dat als gevolg van de concentratie een machtspositie zal ontstaan of worden versterkt op een der markten voor de inzameling van afval.

VI. NEVENRESTRICTIES

57. Partijen zijn voornemens een afspraak tot stand te brengen welke inhoudt dat zij zich op het gebied van afval ieder in de toekomst zullen concentreren op hun huidige kernactiviteiten. Voor PNEM/MEGA zijn dit de eindverwijdering van afval, het opwerken van een aantal afvalstoffen tot brandstoffen en grondstoffen, en afvalmanagement ten behoeve van derden. Voor Van Gansewinkel gaat het om inzameling van huishoudelijk en bedrijfsafval en een aantal hiermee direct verband houdende

recyclingactiviteiten. Partijen stellen dat deze afspraak als rechtstreeks verbonden aan en noodzakelijk voor de verwezenlijking van de concentratie moet worden beschouwd.

Beoordeling

(11)

tot elkaars markten zullen toetreden, omdat daarmee afbreuk zou worden gedaan aan het doel van de voorgenomen operatie. Het gegeven dat PNEM/MEGA tezamen met De Raekt zeggenschap heeft over Van

Gansewinkel maakt aannemelijk dat partijen deze intentie bij overeenkomst willen vastleggen. Onderhavige afspraak kan geacht worden rechtstreeks verbonden te zijn aan de concentratie en noodzakelijk voor de

verwezenlijking ervan.

VII. CONCLUSIE

59. Na onderzoek van deze melding is de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot de conclusie gekomen dat de gemelde operatie binnen de werkingssfeer valt van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht. Hij heeft geen reden om aan te nemen dat als gevolg van die concentratie een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.

60. Gelet op het bovenstaande deelt de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit mede dat voor het tot stand brengen van de concentratie waarop de melding betrekking heeft geen vergunning is vereist.

61. Gelet op de overweging in punt 58 is de directeur-generaal van oordeel dat, voorzover de in punt 57 omschreven clausule een overeenkomst vormt als bedoeld in artikel 6 van de Mededingingswet, dat artikel ingevolge artikel 10 van de Mededingingswet, niet geldt voor deze overeenkomst. Datum: 28 oktober 1998

De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit voor deze:

(w.g.) Drs. R.J.P. Jansen Hoofd Concentratiecontrole

Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM, Rotterdam.

terug

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het onderhavige geval kan in het midden blijven of de markt voor vers varkensvlees en de markt voor vers rundvlees als afzonderlijke relevante productmarkten moeten

Dientengevolge kan worden geconcludeerd dat, vooralsnog in het midden latend of The Greenery reeds over een machtspositie beschikt op een of meer van de markten waarop zij actief

Zelfs wanneer de mededingingsanalyse zich beperkt tot de handel in verspanende metaalbewerkingsmachines, hetgeen de nauwste productmarkt is die in aanmerking kan worden genomen,

elektriciteit aan niet-gebonden afnemers echter niet noemenswaardig actief is, wordt als gevolg de concentratie de positie van PNEM/MEGA niet noemenswaardig versterkt. Voorts

De Eurocargodivisie (hierna: Eurocargo) wordt geëxploiteerd door Danzas Internationale Transporten B.V., een besloten vennootschap naar Nederlands recht, die een

Gelet op het voorgaande bestaat er geen reden om aan te nemen dat op het gebied van autoleasing (of op de te onderscheiden segmenten) als gevolg van de concentratie een

Volgens partijen kan gesproken worden van een Europese markt voor de groothandel in harde en halfharde kaas, nu zowel FCDF als KKB op de Europese markt werkzaam zijn en

Indien uitgegaan wordt van een Nederlandse markt, dient overwogen te worden dat ten gevolge van de voorgenomen concentratie geen toename in het marktaandeel plaatsvindt, omdat