Vraag nr. 127 van 19 maart 2004
van de heer ERIK MATTHIJS Vlarebo – Schietstanden
Het Vlaams Reglement op de Bodemsanering (Vla- rebo) verplicht elke exploitant van een schietstand voor vuurwapens, in de mate deze in exploitatie was voor 29 oktober 1995, tot het laten uitvoeren van een oriënterend bodemonderzoek.
Er rijzen echter problemen bij de toepassing van Vlarebo.
Er is op het terrein verwarring inzake de toepassing van Vlarebo, in combinatie met Vlarem, en inzake de juiste draagwijdte van de bepalingen uit Vlarem (contradictie tussen Vlarem I en II ?).
– Er worden gevallen gesignaleerd van schietstan- den waarvoor vorig jaar de milieuvergunning werd vernieuwd, en die een dergelijk verzoek krijgen. In welke mate zijn Vlarem en Vlarebo op mekaar afgestemd ?
– Er zijn schietstanden in open lucht, maar even- eens in gesloten ruimten. Terwijl Vlarem II in- zake reglementering een onderscheid tussen open en gesloten schietstanden maakt (afdeling 5.32.7), schiet de indelingslijst van Vlarem I (ru- briek 32.7 en 32.8) daarover tekort. Dit onder- scheid wordt daar niet duidelijk gemaakt.
– Waarom een bodemonderzoek voor een gesloten schietstand, waarvan de vloer volledig is gebe- tonneerd ?
1. Wat zijn de precieze implicaties van Vlarebo voor schietstanden ?
2. Houdt Vlarebo terzake voldoende rekening met Vlarem ?
3. Is een bodemonderzoek noodzakelijk voor een schietstand die volledig ingekelderd is ?
4. Is een aanpassing van de indelingslijst wenselijk ? 5. Hoe zullen de exploitanten over mogelijke ver- duidelijkingen van de reglementering worden in- gelicht ?
Antwoord
1. Schietstanden voor vuurwapens behoren tot rubriek 32.7, 2° en vallen onder categorie A van Vlarebo.
Hierbij dient een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd te worden bij overdracht, sluiting van de inrichting, stopzetting van de activiteit en pe- riodiek om de 20 jaar, volgens artikel 4, §1, 1°
van Vlarebo.
Het eerste periodieke onderzoek dient te worden uitgevoerd vóór 31 december 2003 voor schiet- standen die vóór 29 oktober 1995 in exploitatie waren. Voor schietstanden die na 28 oktober 1995 zijn aangevat, dient er een oriënterend bo- demonderzoek uitgevoerd te worden binnen de periode van tien jaar na de datum van de defini- tieve milieuvergunning, indien er nog geen oriën- terend bodemonderzoek werd uitgevoerd.
2. Terwijl Vlarem II een onderscheid maakt tussen schietstanden in open lucht en in gesloten ruim- ten (afdeling 5.32.7), wordt in de indelingslijst van Vlarem I (rubriek 32.7) enkel onderscheid gemaakt tussen schietstanden met vuurwapens (32.7, 2°) en met wapens met veren of perslucht (inclusief paintball shooting) (32.7, 1°).
Bijlage 1 van Vlarebo volgt bijlage 1 van Vlarem I.
Hierbij wordt rubriek 37.2, 2° als Vlarebo-inrich- ting beschouwd; rubriek 32.7, 1° zoals vermeld in bijlage 1 van Vlarem I wordt niet in aanmerking genomen in de Vlarebo-lijst. Bijgevolg zijn schiet- standen voor vuurwapens onderzoeksplichtig, zo- wel in open lucht als in gesloten ruimten.
M.b.t. de afstemming tussen Vlarem en Vlarebo met betrekking tot de verplichting tot uitvoering van een bodemonderzoek heb ik advies gevraagd aan de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaams Gewest (OVAM), naar aanleiding van een recent voorstel van de Federatie Kleischutters Vlaamse Land om de sectorale voorwaarden van Vlarem II voor de kleiduifschutters te wijzigen, on- der andere de verplichting inzake het bodemonder- zoek.
Op basis van dit advies zal ik oordelen of hiervoor een Vlarem- en/of Vlarebo-aanpassing wenselijk is. In elk geval is er een discrepantie tussen de jaar- lijkse onderzoeksplicht volgens Vlarem, en de 20- jaarlijkse onderzoeksplicht volgens Vlarebo. De lo-
gica lijkt me bovendien te zijn dat dergelijke ver- plichting enkel in Vlarebo wordt ingeschreven.
3. Voor onderzoeksplichtige activiteiten dient de er- kende bodemsaneringsdeskundige bij het uitvoe- ren van een oriënterend bodemonderzoek uit te maken welke de risicolocaties zijn op het perceel waar Vlarebo-activiteiten of -inrichtingen aanwe- zig zijn. Tevens kan hij uitmaken of er voldoende bodembeschermende maatregelen zijn getroffen om bodemverontreiniging te voorkomen.
Bij gesloten schietstanden met volledig gebeton- neerde vloer is de kans op bodemverontreiniging ter hoogte van het gebouw klein en dient de bo- demsaneringsdeskundige zijn onderzoeksstrate- gie hierop af te stemmen. Gelet op de activi- teit/inrichting kan er bijvoorbeeld verontreini- ging ontstaan in de toplaag van de bodem door de verspreiding van loodhoudend stof ter hoogte van de uitlaat van het ventilatiesysteem.
4. Het is me niet duidelijk welke indelingslijst de Vlaamse volksvertegenwoordiger bedoelt, de Vlarem- of de Vlarebo-lijst.
Ik wil nog even herhalen wat mijn visie is in ver- band met de problematiek van afstemming van Vlarem en Vlarebo bij schietstanden.
– Een bodemonderzoek voor gesloten schietstan- den wordt door mijn diensten niet als zinloos bestempeld, aangezien er toch op bepaalde plaat- sen risico bestaat voor bodemverontreiniging.
– Voor de schietstanden in open lucht heb ik ge- vraagd of de Vlarem-onderzoeksverplichting niet te streng is; ik meen bovendien dat deze eis ei- genlijk niet thuishoort in Vlarem, en dat dit daa- rom best volledig in Vlarebo wordt geregeld.
5. Via de vergunningverlenende overheid.