• No results found

Stichting SWV Passend Onderwijs PO Stromenland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Stichting SWV Passend Onderwijs PO Stromenland"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Stichting SWV Passend Onderwijs PO

Stromenland

Onderzoek bestuur en samenwerkingsverband

Vierjaarlijks onderzoek

Datum vaststelling: 16 september 2020

(2)

Samenvatting

De Inspectie van het Onderwijs bezoekt het bestuur van een samenwerkingsverband passend onderwijs minstens één keer in de vier jaar. Dit jaar was het bestuur van Stichting

Samenwerkingsverband Passend Onderwijs PO Stromenland aan de beurt (verder aangeduid als SVPO Stromenland).

We hebben onderzocht of het bestuur een samenwerkingsverband realiseert van voldoende kwaliteit en of het bestuur financieel in staat is om ook in de toekomst goede samenwerking te blijven verzorgen rond passend onderwijs. Dit is noodzakelijk om iedere leerling die een extra ondersteuningsbehoefte heeft, een passend onderwijsaanbod te kunnen bieden.

Hieronder staat een samenvatting van onze belangrijkste conclusies.

Wat gaat goed?

Goed samenwerken lukt

In dit samenwerkingsverband werkt iedereen goed samen om passend onderwijs te laten slagen voor alle leerlingen. Het samenwerkingsverband vindt goede samenwerking ook belangrijk.

We zien dat dit gebeurt in het samenwerkingsverband zelf, maar ook in de vier platforms. Dat zijn vier kleinere organisaties waarin het samenwerkingsverband is verdeeld. Ze werken volgens de afspraken van het samenwerkingsverband. De platforms zijn goed zichtbaar voor de gemeenten, de scholen en de leraren. In het

samenwerkingsverband en in de platforms kennen de mensen elkaar en zoekt men elkaar vaak op. Er zijn 'korte lijntjes'. Daarnaast hebben het samenwerkingsverband en de platforms veel bekendheid en een goede naam.

Thuiszitters moeten allemaal naar school

Het samenwerkingsverband heeft alle leerlingen die thuiszitten in beeld. Zowel de scholen als het samenwerkingsverband doen er alles aan om een thuisnabije passende plek te zoeken. Dat lukt goed. Ook let het samenwerkingsverband goed op leerlingen waarvoor thuiszitten dreigt. Dat doet het samenwerkingsverband vooral via de vier platforms en samen met de scholen en de gemeenten.

Vierjaarlijks onderzoek bestuur en samenwerkingsverband

Bestuur: Stichting

Samenwerkingsverband Passend Onderwijs PO Stromenland Bestuursnummer: 21665

Samenwerkingsverband:

Stromenland PO 2507

Gemeenten binnen de regio: Berg en Dal, Beuningen, Boxmeer, Cuijk, Druten, Grave, Heumen, Mill en St.

Hubert, Nijmegen, St. Anthonis, West Maas en Waal en Wijchen.

Totaal aantal leerlingen: ruim 31.000

Bezochte scholen:

- Basisschool De Meiboom (15MO|00) - Basisschool Michiel de Ruyter (13MF|00)

Bezocht opdc:

- Tussenvoorziening (31MY|00)

(3)

Scholen krijgen netjes op tijd een beslissing als zij voor een leerling extra ondersteuning vragen

Als een school voor een leerling extra ondersteuning aanvraagt, dan houdt het samenwerkingsverband zich goed aan de wettelijk

verplichte maximum tijd die staat voor een beslissing. De behandeling van een aanvraag is sterk verbeterd. De regels zijn duidelijker. Het samenwerkingsverband kijkt nu ook beter naar wat een kind nodig heeft. Verder kijkt het ook beter of er niet een andere gewone school is die de leerling kan helpen. Daarom hoeven leerlingen niet altijd meer naar het speciaal (basis)onderwijs.

Het samenwerkingsverband kent de scholen goed

De scholen in het samenwerkingsverband verschillen van elkaar. In werkwijze, mogelijkheden en kwaliteit. Die verschillen zijn er ook doordat scholen in verschillende regio's liggen. Die regio’s verschillen erg van elkaar. Het is nodig om die verschillen goed te kennen en daarop in te spelen. Dat doet het samenwerkingsverband goed; het kent platforms die de scholen goed kennen en maatwerk per school kunnen bieden. Het samenwerkingsverband verzamelt allerlei belangrijke gegevens over leerlingen, zoals wat zij nodig hebben en waar ze naar school gaan. Ook weet het samenwerkingsverband goed hoe lang het duurt voordat een leerling hulp krijgt. Zo kan het samenwerkingsverband de ontwikkeling volgen en zien of de gekozen aanpak succesvol is.

De ondersteuningsplanraad werkt goed

Uit de ouders van de scholen en de schoolteams is een groep gekozen ('de ondersteuningsplanraad') die het eens moet zijn met de plannen van het samenwerkingsverband. De ondersteuningsplanraad weet goed wat er in het samenwerkingsverband speelt. Hij kan en mag goed meedenken met het maken van nieuwe plannen. Het blijft niet bij meedenken. Als de ondersteuningsplanraad merkt dat iets niet goed gaat, dan kan hij het bestuur ook adviseren. De

ondersteuningsplanraad kijkt ook goed wat er in de platforms gebeurt.

Er is een goede informatievoorziening

De website van het samenwerkingsverband is goed toegankelijk voor ouders, scholen en andere belangstellenden. Het

(4)

samenwerkingsverband zorgt ervoor dat hij volledig is en goed bijgewerkt.

De organisatie van het samenwerkingsverband is duidelijk en open Iedereen in het samenwerkingsverband levert degelijk werk. Men vertrouwt elkaar en werkt aan dezelfde opdracht: zorgen dat leerlingen de meest passend onderwijsplek krijgen. Alle betrokkenen zijn steeds op zoek naar verbetering en luisteren goed naar elkaars mening. Het uitgangspunt is er steeds beter voor te zorgen dat de leerlingen naar een regulier school kunnen dicht bij waar ze wonen Iedereen mag meekijken, meedenken, meepraten en kritiek op elkaar leveren. Tegelijkertijd zorgt iedereen dat hij vanuit zijn eigen rol een bijdrage levert. Dat geldt voor de leden van de raad van toezicht, voor de bestuurder, voor de leden van de deelnemersraad, de

ondersteuningsplanraad en voor de vele anderen in het

samenwerkingsverband die een aandeel leveren. Deze ontwikkeling is van de laatste jaren en zorgt ervoor dat het samenwerkingsverband een goede ontwikkeling doormaakt.

Het financieel beheer van het samenwerkingsverband is in orde Het bestuur kan nu en in de nabije toekomst voldoen aan de financiële verplichtingen om scholen te ondersteunen in het bieden van passend onderwijs.

Wat kan beter?

Meer ruimte voor het bestuur om te besturen

Het bestuur van het samenwerkingsverband heeft niet altijd genoeg mogelijkheden om zelf te beslissen. Het kan gebeuren dat een schoolbestuur de afspraken niet goed uitvoert of niet direct oppakt.

Als dat tot gevolg heeft dat de ontwikkeling langzamer gaat is dat niet goed. Nog erger is het als het betekent dat een ontwikkeling die de goede kant op gaat daardoor niet kan doorgaan. Het lijkt erop dat dit wel geleidelijk beter wordt. Maar het is wel een belangrijk

aandachtspunt.

Werken in vier platforms heeft ook nadelen.

Het bestuur weet dat er voordelen maar ook nadelen zijn aan het werken met vier verschillende platforms. De raad van toezicht en ook de coördinatoren van de platforms weten dit. Een van de voordelen is

(5)

bijvoorbeeld dat de mensen in de platforms veel van elkaar leren en elkaar kunnen ondersteunen. Dit moet natuurlijk goed blijven gaan.

Een ander voordeel is dat de mensen in het platform hun omgeving goed kennen. Het is dan veel gemakkelijker om een oplossing te vinden dicht bij waar een leerling woont.

Nadelen zij er ook. Het kan gebeuren dat de kansen voor leerlingen per platform gaan verschillen. Bijvoorbeeld doordat leerlingen die hulp nodig hebben niet in het hele samenwerkingsverband dezelfde hulp kunnen krijgen. Een ander belangrijk nadeel is dat de organisatie van het samenwerkingsverband nu meer lagen kent. Daardoor is de afstand soms groter dan wenselijk tussen wat op school echt gebeurt en wat het bestuur en de ondersteuningsplanraad zien.

Het is goed als het samenwerkingsverband de nadelen van zo’n indeling in platforms niet groter laat worden dan de voordelen.

Zorgen dat het geld daar terecht komt waar dit het meest nodig is Het samenwerkingsverband verdeelt via de platforms heel veel geld over de schoolbesturen. Dat doet het samenwerkingsverband door voor elke leerling van een schoolbestuur hetzelfde bedrag over te maken. Daarbij houdt het samenwerkingsverband geen rekening met eventuele verschillende behoefte aan geld bij schoolbesturen. Dat kan betekenen dat het geld niet altijd daar terecht komt waar dit het meest nodig is. Het samenwerkingsverband kan er over nadenken of dit niet anders moet.

Continuïteitsparagraaf is niet volledig

De continuïteitsparagraaf in het bestuursverslag van het bestuur is niet geheel volledig. Een aantal onderdelen kan worden verbeterd.

Daarnaast vragen wij aan de intern toezichthouder om in de volgende bestuursverslagen meer aandacht te geven aan de verantwoording over het toezicht op de doelmatige besteding van het geld dat het bestuur krijgt van het Rijk.

Wat moet beter?

Beter sturen op kwaliteit van het orthopedagogisch-didactisch centrum (opdc, tussenvoorziening)

Het bestuur zorgt onvoldoende voor de onderwijskwaliteit van de Tussenvoorziening. De medewerkers van deze voorziening weten niet

(6)

welke eisen het bestuur aan hen stelt. De onderwijskwaliteit is op enkele onderdelen onvoldoende. Het gaat dan om het zicht op de ontwikkeling van leerlingen en om procedures en afspraken over de veiligheid die het opdc beter moet beschrijven.

Vervolg

Omdat we vertrouwen hebben in het bestuur van dit

samenwerkingsverband wijken wij niet af van het gewone toezicht.

Dit betekent dat we het samenwerkingsverband over vier jaar weer bezoeken, tenzij daar eerder aanleiding toe is.

(7)

Inhoudsopgave

1. Opzet vierjaarlijks onderzoek 8

2. Resultaten onderzoek op bestuursniveau 10

3. Resultaten verificatieonderzoek 23

4. Resultaten onderzoek opdc: Tussenvoorziening Stromenland 27

5. Reactie van het bestuur 31

(8)

Opzet vierjaarlijks onderzoek 1 .

De inspectie heeft in de periode januari en februari 2020 een vierjaarlijks onderzoek uitgevoerd bij het bestuur van SVPO Stromenland.

Bij een vierjaarlijks onderzoek staat de beantwoording van de volgende vraag centraal: is de sturing op kwaliteit op orde en is er sprake van deugdelijk financieel beheer?

Vier deelvragen

Een vierjaarlijks onderzoek voeren we uit aan de hand van vier deelvragen:

1. Stuurt het bestuur voldoende op de (zorg voor de) kwaliteit van de uitvoering van zijn taken? Kerntaak daarbinnen is dat het bestuur ervoor zorgt dat er voor alle leerlingen in het

samenwerkingsverband die extra ondersteuning nodig hebben, een passende onderwijsplaats beschikbaar is.

2. Heeft het bestuur een professionele kwaliteitscultuur en functioneert het transparant en integer?

3. Communiceert het bestuur actief over de eigen prestaties en ontwikkelingen?

4. Is het financieel beheer deugdelijk?

Met deze vier deelvragen richten we het onderzoek op de standaarden uit ons waarderingskader binnen de kwaliteitsgebieden

Onderwijsresultaten, Kwaliteitszorg en ambitie, en Financieel beheer.

Onderzoeksactiviteiten

Documentenanalyse

De informatie die bij de inspectie aanwezig is over het bestuur en het bijbehorende samenwerkingsverband, hebben we geanalyseerd. Het gaat bijvoorbeeld om het ondersteuningsplan 2016-2020, het jaarverslag 2018, resultaatgegevens en signalen.

Rondetafelgesprekken

Verder hebben we ter voorbereiding van het onderzoek op 21 januari 2020 rondetafelgesprekken gevoerd met betrokkenen over hun ervaringen met het samenwerkingsverband. We spraken met een groep ouders, een leraar, schakelfunctionarissen tussen het samenwerkingsverband en de scholen en met enkele schoolleiders van scholen voor (speciaal) basisonderwijs.

Kort geformuleerd stonden tijdens de rondetafelgesprekken steeds de volgende drie vragen centraal:

1. Wat vindt u van passend onderwijs en wat merkt u daarvan in de dagelijkse praktijk?

2. Hoe werkt passend onderwijs binnen het samenwerkingsverband en welke concrete ervaringen hebt u ermee?

3. Helpt passend onderwijs de kinderen die hiermee te maken krijgen?

(9)

Onderzoeksplan

Hierna stelden we samen met het bestuur het definitieve plan vast voor het onderzoek op 4 februari 2020. Het bestuur heeft daarbij geen specifiek onderwerp benoemd.

Verificatieonderzoek

We hebben dit onderzoek mede ingericht met een

verificatieonderzoek. Het verificatieonderzoek is onderdeel van het onderzoek naar de kwaliteitszorg van het samenwerkingsverband. We gaan na of scholen de afspraken uit het ondersteuningsplan nakomen.

We verwachten van het bestuur van het samenwerkingsverband dat het zicht heeft op deze uitvoering in de praktijk en dat het hierop stuurt. Daarnaast geeft het ons zicht op enkele aspecten van passend onderwijs op de bezochte scholen.

Onderzoek bij het opdc

Ook hebben we onderzocht of het bestuur zorgt voor onderwijs van voldoende kwaliteit op het orthopedagogisch-didactische centrum (opdc) dat het bestuur heeft ingericht.

Onderzoeksdag

Op 4 februari 2020 voerden we gesprekken met het bestuur en de orthopedagoog, deskundige bij de bepaling van de toelating tot speciale voorzieningen, met een vertegenwoordiging van de ondersteuningsplanraad, met de platformcoördinatoren en met drie leden van de raad van toezicht.

Hierna voerden we een bestuursgesprek waarin we

een terugkoppeling gaven over onze bevindingen uit de voorgaande onderzoeksactiviteiten.

Ten slotte is afgesproken dat wij desgewenst op een latere datum het eerder aan het verband toegezonden conceptrapport van dit kwaliteitsonderzoek en de conceptreactie daarop van het bestuur (hoofdstuk 5 van deze rapportage), zullen bespreken met het bestuur.

Legenda

Beoordelingen zoals ze in de rapportages worden weergegeven:

Kwaliteitsgebieden:

G Goed V Voldoende O Onvoldoende K Kan beter

Onderwijsproces Schoolklimaat Onderwijsresultaten Kwaliteitszorg en ambitie Financieel beheer

Leeswijzer

In hoofdstuk 2 staan de oordelen op de standaarden uit de

kwaliteitsgebieden. In dat hoofdstuk geven we in paragraaf 2.1 ook de hoofdconclusie weer. In hoofdstuk 3 beschrijven we de uitkomsten van de verificaties bij aangesloten scholen. Hoofdstuk 4 bevat de uitkomsten van het onderzoek bij het opdc.

In hoofdstuk 5 hebben we de reactie van het bestuur op het onderzoek en de rapportage opgenomen.

(10)

Resultaten onderzoek op bestuursniveau

2 .

In dit hoofdstuk geven we de resultaten weer van ons onderzoek, dat wil zeggen: onze oordelen op de standaarden in de gebieden Onderwijsresultaten, Kwaliteitszorg en ambitie, en Financieel beheer.

2.1. Conclusie

Is de sturing op kwaliteit op orde en is er sprake van deugdelijk financieel beheer?

Wij stellen vast dat het bestuur van het samenwerkingsverband op alle standaarden waarop wij oordelen voldoet aan de basiskwaliteit.

De kwaliteit op de standaard KA2 waarderen wij zelfs als Goed.

In onderstaande tabellen staan de oordelen, gevolgd door een toelichting.

2.2. Onderwijsresultaten

We zijn nagegaan of het bestuur voor alle leerlingen in het

samenwerkingsverband die extra ondersteuning nodig hebben, een passende onderwijsplaats beschikbaar heeft. Daarvoor hebben we de standaard Resultaten onderzocht. In de volgende tabel staat ons oordeel.

Resultaten

Vervult het bestuur zijn kerntaak en zorgt het dat er voor alle leerlingen in het samenwerkingsverband die extra ondersteuning nodig hebben, een passende onderwijsplaats beschikbaar is (OR1)?

Het samenwerkingsverband voert de aan hem opgedragen taken uit en realiseert een samenhangend geheel van

ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen. Alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben kunnen een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen. Wij beoordelen deze standaard als Voldoende. Het aanbod binnen de regio is volledig dekkend, de samenwerking met gemeenten en andere partners is intensief en de kennis die het samenwerkingsverband heeft over de

(11)

praktijk is groot. Het samenwerkingsverband is op koers en heeft grip op zijn ontwikkeling naar het bereiken van zijn doelstellingen. Wel is aandacht nodig voor de tussenvoorziening, waar de kwaliteit achterblijft en de doorstroom (terugstroom naar regulier) stokt door een gebrek aan plaatsen.

Er zijn weinig thuiszitters

Er is een zeer beperkt aantal thuiszittende leerlingen (0,3 promille). De registratie geeft inzicht in aantallen maar ook in het effect van de interventies op het niveau van samenwerkingsverband, van de afzonderlijke twaalf gemeenten, van elk bestuur en school. Het samenwerkingsverband neemt ook de dreigende thuiszitters op in de registratie om het preventief ingrijpen te vergemakkelijken. Het samenwerkingsverband doet vervolgens al het mogelijke om passende ondersteuningsvoorzieningen te organiseren voor deze leerlingen en de overige leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben.

De ondersteuningstoewijzing is verbeterd

Wanneer voor een leerling extra ondersteuning is aangevraagd, dan handelt het samenwerkingsverband deze aanvraag af binnen de wettelijk voorgeschreven termijn. Naar aanleiding van de bevindingen van de inspectie in 2017 is het samenwerkingsverband aan de slag gegaan met het opstellen van nieuwe richtlijnen voor

ondersteuningstoewijzing, waaronder het aanscherpen van de beslisregels en de implementatie daarvan. Bij de beslissing over al dan niet toelaten tot een speciale voorziening is de focus verschoven van afvinken van voorwaarden naar een gesprek over de

ondersteuningsbehoefte van een leerling en een ‘vertaling’ naar handelen. Dit heeft onder meer opgeleverd dat het afgeven van een toelaatbaarheidsverklaring niet per se inhoudt dat een leerling een speciale voorziening gaat bezoeken, maar wel dat het onderwijs en de ondersteuning direct op gang komt en de continuïteit van de ondersteuning is geborgd. Dit wordt zichtbaar gemaakt in de kwartaalrapportages. Het samenwerkingsverband evalueert de richtlijnen tijdens de implementatie meermalen. Zo kan het samenwerkingsverband snel bijsturen en dicht bij de praktijk blijven.

Het samenwerkingsverband hecht belang aan samenwerking met derden

Waar nodig betrekt het samenwerkingsverband ketenpartners, zowel in praktische als in bestuurlijke zin. Voorbeelden hiervan zijn de start van een bestuurlijk overleg met instanties van kinderopvang en het structureel halfjaarlijks overleg met de wethouders van de

aangesloten gemeenten over bijvoorbeeld aansluiting onderwijs en zorg, de basisondersteuning en deelnamepercentages speciaal onderwijs en speciaal basisonderwijs. Ook met het

samenwerkingsverband voortgezet onderwijs en opleidingsinstituten is geregeld overleg.

(12)

Een goed voorbeeld van een succesvolle interventie door het

samenwerkingsverband in de samenwerking met de gemeenten is het loket dat het samenwerkingsverband met andere partijen heeft ingericht voor leerlingen die aangewezen zijn op ondersteuning door de St. Maartenschool en waardoor ouders zijn ontlast van een ingewikkeld en bureaucratisch proces. Waar in het recente verleden nog ernstige problematiek speelde rond de financiering van leerlingen van een van de scholen voor speciaal onderwijs is nu een structurele oplossing gevonden, in samenwerking met de (twaalf) gemeenten.

Deze aanpak is een voorbeeld van goede praktijk waarvan zowel de leerlingen profiteren, partijen goed samenwerken en ouders niet teveel belast worden.

Echter, door factoren buiten de directe invloedsfeer van het samenwerkingsverband ziet de inspectie ook dat de druk op het bereiken van resultaten groot is. Een ingewikkelde transitie als passend onderwijs, een lerarentekort, een zoektocht naar de juiste aanpak, wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid en problemen in de uitvoering van de transitie jeugdzorg hebben een grote impact op de ontwikkeling en op de uitvoering van beleid.

Niet alle resultaten zijn al bereikt

Het samenwerkingsverband realiseert niet alle resultaten zoals beschreven in het vigerende ondersteuningsplan dat een jaar na de start is vastgesteld. Dat is voor een deel te wijten aan enerzijds het beperkte zicht dat er in dat vroeg stadium was op de invloed die het samenwerkingsverband kan hebben op ontwikkelingen in deze grote en diverse regio en anderzijds aan een aanvankelijk te optimistische kijk op hetgeen het samenwerkingsverband zou kunnen bereiken in de planperiode. Daar komt bij dat de ontwikkeling van het

samenwerkingsverband in hoge mate afhankelijk is van de mate waarin en de snelheid waarmee netwerkpartners acteren.

Aanvankelijk heeft het in dit omvangrijke samenwerkingsverband moeite gekost om partijen bij elkaar te krijgen. Zoals bij veel andere samenwerkingsverbanden heeft ook dit samenwerkingsverband weinig echte en rechtstreekse bevoegdheden bij het

samenwerkingsverband zelf gelegd waarmee het voor het bestuur mogelijk is rechtstreeks te sturen of te interveniëren.

Rekening houden met regionale verschillen

Het samenwerkingsverband heeft in verband met de regionale context en vanuit een historische traditie zijn organisatie gericht op vier regio’s: de platforms Nijmegen, GHUM (Grave, Heumen, Ubbergen en Mill), Land van Cuijk en Tussen de Rivieren. Deze platforms zijn in hoge mate verantwoordelijk voor de ontwikkeling van subregionaal beleid en voor de uitvoering en in die zin als

‘uitvoeringsorgaan’ van het samenwerkingsverband te beschouwen.

Op deze manier is de regionale context in hoge mate verbonden aan het realiseren van doelen. Dit is vooral praktisch waar het gaat om het verbinden van onderwijs en jeugdhulpverlening. De platforms werken

(13)

volgens een gecontroleerde jaarplancyclus binnen de (ruime) kaders van het samenwerkingsverband. Tussen de platformcoördinatoren onderling en met de bestuurder van het samenwerkingsverband is gestructureerd overleg.

Een nadeel van het werken in deze platforms is dat de afstand tot het samenwerkingsverband vanuit het perspectief van de leraar en de school groot is; de leraren en scholen beschouwen hun platform als hun samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband en zijn organen erkennen hierin ook nadelen en zoeken naar evenwicht tussen de nadelen en voordelen.

Het bestuur moet zorgen voor een ononderbroken ontwikkeling voor leerlingen op het opdc

Het samenwerkingsverband houdt sinds een jaar een opdc in stand:

de ‘Tussenvoorziening hoogbegaafde leerlingen dubbelbijzonder’.

Leerlingen die tijdelijk zijn aangewezen op plaatsing op het orthopedagogisch-didactisch centrum (opdc), kunnen niet allemaal een ononderbroken ontwikkeling doormaken. Dat komt doordat verwijzende scholen slecht samenwerken met het opdc. Zo leveren scholen vaak geen concreet ontwikkelingsperspectief mee en verzuimen scholen of schoolbesturen regelmatig hun zorgplicht passend onderwijs waardoor de medewerkers van het opdc een vervolgschool moeten zoeken. Ook stokt de doorstroom vanuit het opdc door een gebrek aan passende plaatsen. Al met al verblijven leerlingen er regelmatig veel langer dan de vijf maanden waarvoor het opdc is ingericht.

2.3. Kwaliteitszorg en ambitie

In de onderstaande tabel geven wij de oordelen en/of waarderingen weer op de standaarden van het kwaliteitsgebied Kwaliteitszorg en ambitie, waarbij we antwoorden geven op de deelvragen.

In het eerste vierjaarlijks onderzoek op bestuursniveau geven we geen oordeel op het kwaliteitsgebied Kwaliteitszorg en ambitie. We geven alleen een oordeel op de drie standaarden afzonderlijk inclusief een toelichting.

Kwaliteitszorg

Stuurt het bestuur voldoende op de (zorg voor de) kwaliteit van de uitvoering van zijn taken (KA1)?

(14)

Het bestuur heeft voldoende zicht op de kwaliteit, ook binnen de afzonderlijke platforms. De verantwoordelijkheidsverdeling tussen samenwerkingsverband, platforms en schoolbesturen maakt een functioneel stelsel van kwaliteitszorg mogelijk, waardoor elke verantwoordelijke binnen zijn rol verbeteringen doelgericht kan uitvoeren. Het samenwerkingsverband werkt op basis van conclusies uit zelfevaluaties doelgericht aan verbeteractiviteiten. Daarbij gaat het uit van de regionale verschillen. Dit samen leidt tot het oordeel Voldoende.

Samen werken aan een nieuw ondersteuningsplan

Het samenwerkingsverband heeft toegewerkt naar een nieuw ondersteuningsplan voor de periode 2021-2025 door het beleid samen met alle betrokkenen te ontwerpen. Via de formele procedure is een strak tijdpad vastgesteld en tot zover gevolgd waarin alle verplichte partijen ofwel de gelegenheid krijgen tot overleg of instemming. Dat betekent ook dat het vigerende ondersteuningsplan verouderd is. De inhoud van het huidige ondersteuningsplan voldoet aan de wettelijke voorschriften. De inspectie zegt toe het nieuwe plan te toetsen aan wettelijke voorschriften zodra het is ontvangen.

Er is goed inzicht in de praktijk

Het bestuur verzamelt veel informatie waardoor het bestuur en de platforms veel meer dan voorheen inzicht hebben in de resultaten van beleid en er ook aan kan toekomen om kritische vragen te stellen over bijvoorbeeld de doelmatigheid van beleid en besteding van middelen en het niveau van de basisondersteuning. Het verkregen inzicht is een verdere stimulans voor het dóórontwikkelen van de kwaliteitszorg.

Het samenwerkingsverband beschikt over zeer gedetailleerde informatie op zowel het niveau van de platforms als het op het bovenliggend niveau van het samenwerkingsverband op de belangrijkste beleidsterreinen, onder meer over de

deelnemerspercentages aan speciale voorzieningen, de ontwikkeling van de basisondersteuning en de financiële staat. Op basis van de conclusies uit meerdere evaluaties, zoals de TLV-monitor, Kindkans en een registratie thuiszitters naast de Kijkglazen en het Dashboard Passend Onderwijs werkt het samenwerkingsverband jaarlijks beargumenteerd, doelgericht aan verbeteractiviteiten.

Samen met de gemeente en de GGD maakt het

samenwerkingsverband van alle scholen een ‘schoolfoto’ waarin leerlinggegevens, gegevens over huishoudens en schoolgegegevens zijn samengebracht waardoor doelgericht actie kan worden ingezet op scholen, ook op een hoger niveau dan onderwijs alleen.

De platforms onderling kennen elkaar beter dan voorheen en leren van elkaar

Een sterke verbetering ten opzichte van het vorige onderzoek op dit punt is ook dat de verschillende platforms onderling beter inzicht hebben gekregen in elkaars beleid, inspanningen, resultaten en

(15)

bestedingen. Binnen de platforms hebben meerdere schoolbesturen naar aanleiding van de monitor basisondersteuning scholen gestimuleerd tot verbetering. Ook de evaluaties van de ondersteuningsagenda’s door de platformcoördinatoren zijn beginpunt voor ontwikkeling op het niveau van het platform, maar altijd binnen de afgesproken kaders van het samenwerkingsverband.

Andersom kunnen de platforms de schoolbesturen ondersteunen bij vraagstukken rond passend onderwijs, bijvoorbeeld wanneer schorsing en/of verwijdering zich voordoet. Tenslotte zien de platformcoördinatoren nadrukkelijk het belang van de

gezamenlijkheid op het niveau van het samenwerkingsverband en zeggen zij veel van elkaar te leren.

Besturen staan open voor het maken van afspraken

Het samenwerkingsverband constateert dat de schoolbesturen die zich aan het beleid conformeren niet altijd het beleid ook

daadwerkelijk uitvoeren, maar de sfeer is wel zo dat aangesloten schoolbesturen elkaar binnen de platforms en in de deelnemersraad aanspreken op het nakomen van de afspraken in het

ondersteuningsplan. Het samenwerkingsverband hoopt dat de schoolbesturen het systeem van kwaliteitszorg in de toekomst minder als controlesysteem ervaren en meer als instrument om gemotiveerd te blijven voor kwaliteitsverbetering. Omdat scholen in het kader van passend onderwijs meer dan op andere terreinen van elkaar afhankelijk zijn, is het nodig dat scholen de afspraken uit het ondersteuningsplan nakomen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de afspraken over de basisondersteuning.

De financiële reserves gaan naar extra ondersteuning

Er is een beleid ontwikkeld om financiële reserves af te bouwen en te voorkomen dat opnieuw financiële middelen onbenut blijven. Het beleid bestaat uit directe investering in ondersteuning in het regulier onderwijs met als doel het aantal leerlingen dat van speciale voorzieningen gebruik moet maken terug te dringen.

Een aandachtspunt of misschien beter, een uitdaging voor het samenwerkingsverband is om het geld daar terecht te laten komen waar dit het hardst nodig is. Met uitzondering van de bekostiging van enkele pilots besteedt het samenwerkingsverband naast de

doorbetalingen aan het speciaal onderwijs en speciaal basisonderwijs - die overigens qua deelnamepercentage per platform kunnen en mogen verschillen - bijna de helft van het totale budget (2018) aan doorbetalingen van het samenwerkingsverband aan schoolbesturen.

Deze doorbetalingen aan de schoolbesturen zijn gebaseerd op het aantal leerlingen per reguliere school, en gebaseerd op de

samenwerkingsverband brede kaders over de basisondersteuning en de extra ondersteuning. Het samenwerkingsverband wil grip houden op de doelmatige inzet van de middelen door het zicht te verbeteren op het leer- en ontwikkeleffect van de inzet voor de leerling en door de uitgangspunten voor de verdeling van middelen te

(16)

evalueren in het licht van de doelstellingen.

Ook is een doelmatigheidsvraag te stellen bij het verstrekken van 'vouchers' ter waarde van 5000 euro door enkele van de

schoolbesturen aan hun scholen in het platform Nijmegen. Vanwege het niet doorgaan van enkele projecten bleef geld over. De vouchers voor de scholen in platform Nijmegen zijn verstrekt op basis van een projectaanvraag bij de platformcoördinator. Achteraf is of wordt de inzet gerapporteerd.

De scholen waren blij met deze vouchers omdat immers elke financiële impuls welkom is, maar de besteding was niet per se gekoppeld aan beleid van de schoolbesturen, noch van het platform of van het samenwerkingsverband. De scholen zijn echter ook kritisch en geven aan dat de vouchers totaal onverwacht ter beschikking zijn gesteld en daar zelf ook geen beleid op hebben kunnen voeren.

Daarnaast kreeg elke school eenzelfde bedrag ter beschikking, ongeacht de behoefte. Overigens is ook niet zeker dat de scholen het komende jaar ook weer kunnen rekenen op een voucher.

Om hierin verandering te brengen is solidariteit nodig tussen schoolbesturen. Immers de een zal minder middelen ter beschikking krijgen dan de ander. Het is ook een moeilijke opgave voor het samenwerkingsverband en/of de platforms om te bepalen waar zij het geld dan het best kunnen besteden. Deze uitdaging past echter wel op de ambities van het samenwerkingsverband, het zicht op de

verschillende behoeften van scholen en leerlingen is er.

Het bestuur moet beter sturen op onderwijskwaliteit van het opdc Het bestuur stuurt in onvoldoende mate op de kwaliteit van het onderwijs op het opdc. Zo is het voor de medewerkers van het opdc niet duidelijk aan welke kwaliteit het onderwijs moet voldoen, en is onduidelijk welk zicht het bestuur van het samenwerkingsverband heeft op de feitelijk gerealiseerde onderwijskwaliteit. Dat komt deels doordat veel informatie mondeling wordt uitgewisseld, maar ook omdat de eisen die het samenwerkingsverband aan de

onderwijskwaliteit op het opdc stelt niet duidelijk zijn geformuleerd.

Ook kan het bestuur meer sturen op een betere samenwerking tussen verwijzende scholen en het opdc, omdat daar een duidelijk

verbeterpunt ligt. Samenwerkingsverband Stromenland voldoet hiermee niet aan de wet. Artikel 18a, achtste lid, onder e van de WPO vraagt dat een samenwerkingsverband in het ondersteuningsplan beschrijft welke resultaten er beoogd worden met het onderwijs aan leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte. Dat geldt dus ook voor leerlingen op een opdc. Op grond van artikel 17a, eerste en derde lid en artikel 18a van de WPO moet het samenwerkingsverband zorg dragen voor de kwaliteit van het onderwijs, onder andere door het stelsel van kwaliteitszorg uit te voeren. We geven het bestuur de herstelopdracht om een kwaliteitssysteem in te voeren op het opdc, waarmee de onderwijskwaliteit en de realisatie van de doelen uit het

(17)

ondersteuningsplan gerealiseerd en geborgd worden.

Kwaliteitscultuur

Heeft het bestuur een professionele kwaliteitscultuur en functioneert het transparant en integer (KA2)?

Het samenwerkingsverband kent een professionele kwaliteitscultuur en functioneert transparant en integer. De onderlinge verhoudingen tussen de verschillende bestuurlijke organen zorgen voor een open cultuur, waarbij inbreng wordt gewaardeerd en de betrokkenheid groot is. Het bestuur zet zich in voor draagvlak voor beleid, verbindt de deelnemers aan het samenwerkingsverband en staat open voor feedback en kritiek. Het onderling vertrouwen is groot. Dit alles leidt tot de waardering Goed.

De organisatiecultuur is open en transparant

Het bestuur handelt volgens de code van goed bestuur zoals door de sectorraden is vastgelegd als handelings- en toetsingskader en legt uit wanneer zij daarvan afwijkt.

Het samenwerkingsverband werkt met een raad van toezicht. De raad is bijna tweeëneenhalf jaar in functie. Hij bestaat uit onafhankelijke leden; geen van de leden is schoolbestuurder in het

samenwerkingsverband. De raad werkt met een planning- en controlcyclus, richt zich inhoudelijk op het jaarplan van het samenwerkingsverband. De samenwerking met de bestuurder is goed.

Om breder geïnformeerd te zijn dan alleen via de bestuurder, onderhoudt de raad van toezicht ook contact met onderdelen binnen het samenwerkingsverband zoals de ondersteuningsplanraad, de deelnemersraad en de platformoverleggen. Ook met hen is de samenwerking goed.

Voor wat betreft toezicht op het financieel beheer is er een auditcommissie, zijn er contacten met de controller van het administratiekantoor en ondersteunt ook de accountant de raad.

Het samenwerkingsverband heeft een periode gekend waarin ontwikkeling moeizaam ging; het kostte de schoolbesturen veel moeite om de benodigde solidariteit op te brengen. Er is nu volledig vertrouwen. De governance heeft hier aan bijgedragen. Ieder werkt nu vanuit zijn eigen rol constructief aan de versterking van de kwaliteit van de taakuitvoering en streeft naar realisatie van de gezamenlijke ambities die zijn verwoord in het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband.

Voortdurende bezinning op de inrichting

Na de relatief korte periode van zijn bestaan komt de raad van toezicht tot de conclusie dat de structuur binnen het

samenwerkingsverband op orde is, dat er inmiddels ook goed zicht is

(18)

op de activiteiten binnen het samenwerkingsverband en de

kengetallen. De inspectie onderschrijft dit. De raad van toezicht vraagt zich wel af of het samenwerkingsverband als organisatie, en met name het bestuur van het samenwerkingsverband, wel voldoende mogelijkheden heeft om de doelen van passend onderwijs te bereiken omdat passend onderwijs in eerste aanleg een verantwoordelijkheid is van elk afzonderlijk schoolbestuur. Daardoor is het

samenwerkingsverband afhankelijk van de medewerking van elk schoolbestuur afzonderlijk om te komen tot afspraken. De raad stelt dat het lastiger is voor het samenwerkingsverband om beleid in uitvoering te krijgen naarmate het samenwerkingsverband meer schoolbesturen heeft en de diversiteit tussen die schoolbesturen voor wat betreft hun ontwikkeling groter is of wanneer de visie van schoolbesturen verschilt op wat een goede koers is. De raad ervaart openheid en bereidheid bij de schoolbesturen om het (inhoudelijke) gesprek te voeren en vindt dat dit ook wel hoort bij ‘onderwijs’.

Doelmatigheid staat centraal

De raad geeft veel aandacht aan de doelmatigheid, mede gezien de geschiedenis van het samenwerkingsverband. Hij noemt als voorbeeld de inrichting van het samenwerkingsverband. Aanvankelijk werkte het samenwerkingsverband met zes platforms en nu met vier. De raad ziet dat het werken met vier platforms zakelijk gezien mogelijk niet doelmatig is. Vanwege de gewenste betrokkenheid bij en draagvlak voor beleid en de verschillen in de problematiek per regio is deze verdeling vooralsnog wel wenselijk. Dat komt de ontwikkeling van de leerlingen op dit moment het meest ten goede. Daarnaast ziet de raad ook dat medewerkers vinden dat er soms te weinig uitwisseling is, ondanks dat de bestuurder zich inspant om de platforms van elkaar te laten leren.

De raad zoekt op dit punt naar een goede balans, het is immers niet gezegd dat volledige harmonisatie leidt tot verbetering, maar sluit niet uit dat in de toekomst een organisatieverandering nodig is. Hierover en over de doelmatige inzet van middelen is de raad ook voortdurend met het bestuur in goed gesprek. Aanvullend wil de raad ook voorzichtigheid betrachten bij elke (ingrijpende)

organisatieverandering. Uitgangspunt blijft de ontwikkeling van leerlingen.

Verantwoording en dialoog

Communiceert het bestuur actief over de eigen prestaties en ontwikkelingen (KA3)?

We beoordelen het functioneren van het bestuur op deze standaard als Voldoende. Het bestuur van het samenwerkingsverband legt volgens de wettelijke voorschriften en afgesproken richtlijnen verantwoording af aan de intern toezichthouder, de overheid en de belanghebbenden. De eigen beoordeling van de kwaliteit door het bestuur is zodanig dat de intern toezichthouder zijn werk goed kan

(19)

doen.

Alle belanghebbenden zijn betrokken

Het bestuur heeft tegenspraak georganiseerd, informeert zijn omgeving en verantwoordt zich onder andere in het jaarverslag over de resultaten op een voor alle betrokkenen toegankelijke wijze. Het samenwerkingsverband voert een actief beleid om met alle belanghebbenden overleg te voeren en met hen de dialoog aan te gaan. Het bestuur overlegt periodiek met de ondersteuningsplanraad en legt besluiten voor conform geldende wet- en regelgeving.

Het bestuur en de raad van toezicht waarderen de bijdrage van de ondersteuningsplanraad

Wanneer nodig kan de ondersteuningsplanraad ook ‘tegengas geven’.

Het bestuur nodigt de ondersteuningsplanraad daarvoor ook uit. De ondersteuningsplanraad deelt de ambities van het

samenwerkingsverband. De raad is goed betrokken bij de

ontwikkeling van nieuw beleid en heeft een bijdrage kunnen leveren aan het nieuwe ondersteuningsplan. Het samenwerkingsverband wil de bevoegdheden van de ondersteuningsplanraad uitbreiden door ook jaarplan en de jaarlijkse begroting ter instemming voor te leggen.

De raad van toezicht is positief over het overleg met de

ondersteuningsplanraad en dat is wederzijds. Door ook gebruik te maken van andere vormen van gespreksvoering is het mogelijk om de discussie naar een hoger niveau te tillen en dieper in te gaan op de problematiek.

De gelaagdheid doorbreken

Een probleem dat het functioneren van de ondersteuningsplanraad bemoeilijkt is de inrichting van het samenwerkingsverband in platforms. Dat bemoeilijkt de inspraak omdat de uitvoering van beleid zich niet direct in het gezichtsveld van de ondersteuningsplanraad bevindt. De recente ontwikkelingen, waarbij de structuur van, maar ook de cultuur binnen het samenwerkingsverband zijn verbeterd geven de ondersteuningsplanraad de mogelijkheid meer inzicht (en grip) te krijgen op de inhoudelijke ontwikkeling in elk platform. Dit is nodig en heeft de ook aandacht van de leden van de

ondersteuningsplanraad. Het samenwerkingsverband herkent dit probleem en probeert de nadelen van de gelaagdheid inhoudelijk te doorbreken en op te lossen.

2.4. Financieel beheer

Wij baseren ons oordeel over het Financieel beheer op de standaarden voor financiële continuïteit en financiële rechtmatigheid. Voor financieel beheer hanteren wij alleen de oordelen Voldoende en Onvoldoende. Wij geven geen oordeel over financiële doelmatigheid, tenzij daar nadrukkelijk aanleiding voor is.

(20)

Het Financieel beheer beoordelen wij als Voldoende, omdat zowel de financiële continuïteit als de rechtmatigheid Voldoende zijn.

Continuïteit

Wij beoordelen de financiële continuïteit als Voldoende, omdat deze op basis van de beschikbare informatie niet binnen nu en twee jaar in het geding is. Wij hebben geen indicatie van financiële risico’s voor de continuïteit voor het ondersteunen van scholen voor het bieden van passend onderwijs. Het bestuur is in staat om op korte en langere termijn aan zijn verplichtingen te voldoen.

Wel wijzen wij op de volgende aandachtspunten. De in de Regeling jaarverslaggeving onderwijs (RJO) voorgeschreven elementen uit de continuïteitsparagraaf zijn weliswaar aanwezig in het bestuursverslag, maar de informatiewaarde kan beter in de volgende

bestuursverslagen. In artikel 4, vierde lid, van de RJO worden namelijk toelichtingen gevraagd bij de onderdelen van de

continuïteitsparagraaf, die wij nu nog niet volledig aantreffen.

De volgende bevindingen hebben wij geconstateerd:

• De meerjarenbegroting zoals opgenomen in de

continuïteitsparagraaf is niet conform de presentatie zoals opgenomen in RJO artikel 4, vierde lid. Het eigen vermogen is niet onderverdeeld in de algemene- en bestemmingsreserve.

• De interne risicobeheersings- en controlesysteem is weliswaar beschreven in het bestuursverslag maar de resultaten die met dit systeem zijn behaald ontbreken.

• Het bestuur heeft de risico’s beschreven en in het bestuursverslag opgenomen. De mitigerende maatregelen voor deze risico’s ontbreken echter.

• De intern toezichthouder doet verslag over zijn

verantwoordelijkheden en werkzaamheden in het verslag van de raad van toezicht. In dit verslag ontbreken echter de resultaten van het handelen van de intern toezichthouder.

Doelmatigheid

Wij geven geen oordeel over financiële doelmatigheid, tenzij daar nadrukkelijk aanleiding voor is. Met financiële doelmatigheid bedoelen we dat het geld efficiënt wordt besteed en dat het geld ten goede komt aan de door het bestuur gestelde doelen. We verwachten dat die doelen bijdragen aan kwaliteit van de uitvoering van de taken

(21)

van het samenwerkingsverband en dat deze duidelijk zijn toegelicht in het bestuursverslag.

In ons onderzoek kwamen de volgende onderwerpen aan de orde:

Verslag intern toezichthouder over toezicht op doelmatige besteding van rijksmiddelen

Het intern toezichthoudend orgaan moet in het bestuursverslag verantwoording afleggen over zijn handelen en de resultaten die dat opleverde. Daaronder valt ook het toezien op de doelmatige besteding van het overheidsgeld dat het bestuur ontving. De informatie hierover ontbrak in het bestuursverslag over 2018. Wij vragen de intern toezichthouder om voortaan in de bestuursverslagen hieraan meer aandacht te geven.

Doelen ondersteuningsplan sluiten niet aan

Het bestuur heeft in zijn jaarrekening volgens de voorgeschreven standaardindeling de begrootte en gerealiseerde cijfers opgenomen.

Een aanvullende vertaling van de cijfers naar de doelen uit het ondersteuningsplan ontbreekt waardoor een afwijking tussen de begroting en de realisatie op doelniveau niet zichtbaar is en niet wordt toegelicht.

Rechtmatigheid

Wij beoordelen de financiële rechtmatigheid als Voldoende. Wij baseren ons hierbij op de bevindingen van de instellingsaccountant.

Daarnaast speelt aanvullende informatie een rol, zoals signalen en (lopende) onderzoeken op het gebied van de financiële

rechtmatigheid.

2.5. Afspraken over vervolgtoezicht

De inspectie wijkt bij dit samenwerkingsverband voor het

vervolgtoezicht op de kwaliteit niet af van de reguliere termijn van vier jaar. Een jaarlijkse risicoanalyse en/of urgente signalen kunnen de inspectie aanleiding geven het vervolgtoezicht alsnog aan te scherpen.

Voor de wettelijke tekortkomingen krijgt het bestuur enkele herstelopdrachten die in onderstaand schema staan vermeld.

(22)

Tekortkoming Wat verwachten wij van het

bestuur? Wat doen wij?

Bestuur KA1 Kwaliteitszorg

Het bestuur stuurt in onvoldoende mate op de kwaliteit van het onderwijs van het opdc. Hiermee voldoet hij niet aan de deugdelijkheidseis zoals geformuleerd in artikel 18a, achtste lid, onder e, artikel 18a, lid 10a, artikel 10, jo. artikel 17a, eerste en derde lid, WPO en artikel 34.10 van het Besluit bekostiging WPO.

Het bestuur dient er zorg voor te dragen dat het de tekorten herstelt in het stelsel van kwaliteitszorg gericht op de sturing door het bestuur op de onderwijskwaliteit van het opdc.

Wij vertrouwen erop dat het bestuur dit oppakt en komen er niet meer actief op terug.

Opdc

OP2 Zicht op ontwikkeling en begeleiding

Het bestuur zorgt in onvoldoende mate voor een deugdelijk systeem waarin leerlingen worden gevolgd opdat zij een ononderbroken ontwikkeling kunnen doorlopen.

Hiermee voldoet het bestuur niet aan artikel 8, eerste en vierde lid, WPO.

Het bestuur moet ervoor zorgen dat er een deugdelijk systeem komt waarin de toeleverende po-scholen zorgen voor de juiste informatie over de leerlingen aan het opdc.

Wij vertrouwen erop dat het bestuur dit oppakt en komen er niet meer actief op terug.

SK1 Veiligheid

Het bestuur draagt in onvoldoende mate zorg voor de voorwaarden waarmee onveiligheid voorkomen kan worden. Hiermee voldoet het bestuur niet aan artikel 4c en artikel 12, tweede lid, WPO.

Het bestuur moet ervoor zorgen dat er een veiligheidsbeleid komt op het opdc. Hierbij horen een jaarlijks afgenomen veiligheidsmonitor, een anti-pestprotocol en de aanwijzing van een veiligheidscoördinator of vertrouwenspersoon.

Wij vertrouwen erop dat het bestuur dit oppakt en komen er niet meer actief op terug.

KA1 Kwaliteitszorg

Het opdc heeft geen systeem van kwaliteitszorg ingericht. Er zijn geen structurele activiteiten gericht op het systematisch in kaart brengen van de kwaliteit van de lessen, de veiligheidsbeleving van leerlingen en de kwaliteit van de

uitstroomresultaten. Het bestuur voldoet niet aan artikel 12, vierde lid en artikel 10, WPO.

Het bestuur zorgt voor een systeem

van kwaliteitszorg. Wij vertrouwen erop dat het bestuur dit oppakt en komen er niet meer actief op terug.

(23)

Resultaten verificatieonderzoek 3 .

Wij bezochten twee scholen uit het samenwerkingsverband voor een verificatieonderzoek. Dit zijn scholen van Stichting Conexus. Tijdens verificatieonderzoeken gaan we na of scholen de afspraken uit het ondersteuningsplan nakomen. We verwachten van het bestuur van het samenwerkingsverband dat het zicht heeft op deze uitvoering in de praktijk en dat het hierop stuurt.

We zijn dit nagegaan op de volgende basisscholen:

• 15MO|00 Daltonschool De Meiboom

• 10CV|C1 basisschool Michiel de Ruyter

We onderzochten bij de scholen de volgende afspraken uit het ondersteuningsplan en we bespreken de bevindingen per afspraak.

1. Basisondersteuning Afspraak:

- Door versterking van de basisondersteuning van basisscholen, wil Stromenland een daling van het aantal verwijzingen naar het speciaal (basis)onderwijs bewerkstelligen (Ondersteuningsplan, p. 46).

- De kern van basisondersteuning is dat er sprake is van een goede zorgstructuur binnen scholen, in kwantitatieve en kwalitatieve zin, en dat er sprake is van een structurele, systematische en continue benadering van leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoeften (Ondersteuningsplan, p. 63).

Onze bevindingen:

De scholen komen de afspraken na

Een daling van het aantal verwijzingen is niet gerealiseerd. Wel is op beide scholen sprake van een voldoende professionele zorgstructuur, zoals in het ondersteuningsplan is afgesproken en waaraan ook het platform van het samenwerkingsverband en zijn medewerkers een belangrijke rol spelen. Het samenwerkingsverband draagt naast het expertisecentrum van het schoolbestuur bij aan vergroting van de ondersteuningsmogelijkheden van de school in algemene zin, maar nadrukkelijk ook bij het behandelen van individuele casus. Niet altijd is duidelijk voor scholen wanneer ondersteuning nog tot de basisondersteuning moet rekenen en wanneer sprake is van extra ondersteuning.

De scholen hebben er oog voor dat leraren verschillen in hun mogelijkheden om te gaan met verschillen. Om de expertise van de leraren te vergroten organiseren beide scholen activiteiten, al dan niet samen met het bestuur.

2. Schoolondersteuningsprofiel (sop)

Afspraak: De school weet te verwijzen, uitgaande van een voldoende breed aanbod op de school zelf (vanwege thuisnabijheid etc.). Het aanbod van medium voorzieningen cluster 2 (m.n. TOS), HB en NT2 is in Nijmegen aanwezig. De scholen zijn er mee bekend en maken gebruik van de onderwijsondersteuners (ambulante begeleiders) om

(24)

zich te laten adviseren (Ondersteuningsplan, onder meer hoofdstuk 6).

Onze bevindingen:

De scholen komen de afspraken na

Beide scholen hebben hun mogelijkheden voor het bieden van extra ondersteuning in beeld en hebben bovendien goed zicht op de verwijzingsmogelijkheden aanvullend op het eigen aanbod aan extra ondersteuning en maken daarvan ook gebruik als dat nodig is. Omdat de scholen hiermee goed bekend zijn is ook de drempel laag om hulp in te schakelen. De schoolondersteuningsprofielen echter geven niet een actueel beeld van wat de scholen te bieden hebben.

3. Ontwikkelingsperspectief (opp) Afspraak:

- Voor elk kind dat meer dan de basisondersteuning van de basisschool nodig heeft, wordt door de school een

ontwikkelingsperspectief en een groeidocument opgesteld, dat uitdrukkelijk met ouders is besproken. Deze documenten zijn de basis waarop stappen in ondersteuning en onderwijssetting worden voorbereid (Ondersteuningsplan, p. 25).

- Kinderen die ondersteuning nodig hebben, krijgen deze hulp zo snel en gericht mogelijk, bij voorkeur op de school waar de ouders voor hebben gekozen (Ondersteuningsplan, p. 9).

Onze bevindingen:

De scholen komen de afspraken niet altijd na De scholen hebben niet scherp wanneer er een

ontwikkelingsperspectief moet zijn opgesteld. Dat wil niet zeggen dat de te bieden ondersteuning niet planmatig is vastgelegd, de scholen gebruiken daarvoor alleen een wat (te) lange route.

Beide scholen betrekken vanaf het begin de ouders, al is dat niet altijd gemakkelijk. Als extra ondersteuning nodig is stellen de scholen eerst een groeidocument op en als eventueel een verwijzing nodig is stellen de scholen een ontwikkelingsperspectief op. Het gevolg is dat scholen veel te lang werken met een groeidocument voordat ze een

ontwikkelingsperspectief opstellen.

Overigens geeft het samenwerkingsverband aan dit probleem te onderkennen en te werken aan een eenduidig format voor het ontwikkelingsperspectief dat geldt voor alle scholen.

Een van de scholen vraagt zich af of niet teveel registratie is gevraagd en legt een relatie met een vermoeden dat het vertrouwen ontbreekt in een conclusie die minimaal is onderbouwd.

Het ontwikkelingsperspectief voldoet niet altijd aan de daarvoor geldende voorwaarden, bijvoorbeeld omdat de uitstroombestemming en/of het uitstroomniveau ontbreekt. Daarnaast registreren de scholen het ontwikkelingsperspectief niet altijd in BRON.

Het kan voorkomen dat een leerling een toelaatbaarheidsverklaring heeft voor bijvoorbeeld het speciaal basisonderwijs. Dat houdt in dat

(25)

de leerling is aangewezen op extra ondersteuning die de school zelf niet kan geven. Een aandachtspunt voor het samenwerkingsverband is, dat als de leerling niet naar de speciale voorziening gaat, er ook niet de bij de toelaatbaarheidsverklaring passende financiële middelen beschikbaar komen vanuit het samenwerkingsverband. In feite is dan sprake van een onderbroken ontwikkeling van de leerling. Overigens heeft het samenwerkingsverband wel zicht op deze leerlingen en is het mogelijk dat er financiële middelen beschikbaar komen via een arrangement.

4. Betrekken van ouders Afspraak:

- Ouders en school praten ten minste twee keer per jaar over de ontwikkeling van het kind, volgens een standaard aanpak voor alle kinderen (10 minuten gesprek e.d.). Zowel school als ouders kunnen daarnaast het initiatief nemen om in gesprek te gaan met elkaar over het kind.

Ouders kunnen zich voor informatie wenden tot het samenwerkingsverband, centraal of decentraal (platforms) (Ondersteuningsplan, p. 71).

- School doet zo nodig een beroep op de onderwijsondersteuner van de school. Kinderen die ondersteuning nodig hebben, krijgen deze hulp zo snel en gericht mogelijk, bij voorkeur op de school waar de ouders voor hebben gekozen (Ondersteuningsplan, p. 9).

Onze bevindingen:

De scholen komen de afspraken na

Ook al is het op beide scholen niet altijd eenvoudig om het contact met alle ouders zo te laten verlopen als in het ondersteuningsplan is beschreven, de scholen hechten zeer aan een goed en vaak contact met ouders van leerlingen die extra ondersteuning krijgen. Wanneer het contact met de ouders niet door omstandigheden is belemmerd, is het zeer frequent. Zowel op het niveau van de individuele leerling als op groepsniveau. Doordat de populatie op een van de scholen verandert is het voor die school steeds gemakkelijker om ouders te betrekken. De voorwaarden voor een goede ouderbetrokkenheid zijn er en platform en samenwerkingsverband zijn voor de scholen daarbij een goede partner.

5. Afstemming jeugdhulp

Afspraak: Er worden (…) in verschillende gemeenten initiatieven genomen. Omdat er lokale verschillen zijn, is het niet effectief om vanuit het samenwerkingsverband een uniforme werkwijze na te streven. Stromenland zoekt actief de samenwerking op, meestal via de platforms. Door de decentralisatie van de jeugdzorg ligt het accent van de samenwerking lokaal (Ondersteuningsplan, p. 52).

Onze bevindingen:

De scholen komen de afspraken na

De inrichting van het samenwerkingsverband in platforms maakt dat

(26)

Afspraken =

1. Basisondersteuning

2. Schoolondersteuningsprofiel (sop)

3. Ontwikkelingsperspectief (opp)

4. Betrekken van ouders

5. Afstemming jeugdhulp

in de subregio de samenwerking met jeugdhulpverlening beter kan zijn ingericht omdat dan minder gemeenten betrokken zijn. De platformcoördinatoren zetten zich in om onderwijs en zorg goed op elkaar af te stemmen. Bij beide scholen hebben we vastgesteld dat de samenwerking op gang komt, en dat er een structurele afstemmings- en begeleidingspraktijk is. Wel is soms sprake is van te veel

versnippering en krijgen scholen met veel verschillende partijen te maken.

Tabel verificatie afspraken

In onderstaande tabel vatten wij per afspraak samen of we in de scholen terugzien wat er binnen het samenwerkingsverband is afgesproken, zoals vastgelegd in het ondersteuningsplan. Dit is geen oordeel over de scholen, maar een signaal of zij de door ons onderzochte afspraken uit het ondersteuningsplan naleven.

Conclusie

We stellen vast dat de scholen vier van de vijf afspraken naleven.

(27)

Resultaten onderzoek opdc:

Tussenvoorziening Stromenland 4 .

In dit hoofdstuk geven wij de oordelen en de resultaten van ons onderzoek bij het orthopedagogisch-didactisch centrum.

Op 29 januari 2020 bezochten wij het opdc Tussenvoorziening van het SVPO Stromenland in het kader van een kwaliteitsonderzoek. Voor dit onderzoek zijn we nagegaan of het bestuur van het

samenwerkingsverband zorgt voor voldoende onderwijskwaliteit op het opdc.

We onderzochten de volgende standaarden uit het onderzoekskader PO 2017:

• OP2 Zicht op ontwikkeling en begeleiding

• OP3 Didactisch handelen

• OP6 Samenwerking

• SK1 Veiligheid en

• KA1 Kwaliteitszorg

Context

Sinds 2017/2018 heeft samenwerkingsverband Stromenland een voorziening voor leerlingen met een ‘dubbel bijzondere’

problematiek: de Tussenvoorziening voor hoogbegaafde leerlingen in combinatie met gedragsproblematiek. Deze voorziening is gevestigd in basisschool De Muze en wordt geleid door twee gespecialiseerde leraren. Het uitgangspunt is dat de problematiek van leerlingen dusdanig is, dat na vijf maanden sprake kan zijn van uitplaatsing naar de school van herkomst of een andere setting. Leerlingen bezoeken in principe drie dagen de Tussenvoorziening en volgen de overige dagen onderwijs op de school van herkomst. Op het moment van het onderzoek waren drie (van de zes) leerlingen aanwezig op de Tussenvoorziening.

Uit de gesprekken die we voerden blijkt dat leerlingen die de Tussenvoorziening bezoeken, veelal (veel) langer op de voorziening blijven dan de vijf maanden. Ook stroomt slechts een enkele leerling terug naar het reguliere onderwijs. De Tussenvoorziening lijkt hierdoor meer te fungeren als ‘wachtruimte’ voor leerlingen totdat zij kunnen uitstromen naar het (voortgezet) speciaal onderwijs dan als een orthopedagogisch-didactisch centrum. De wachtlijsten in het speciaal onderwijs spelen hierbij ook een rol.

Wij plaatsen dan ook vraagtekens bij het doel en het effect van de Tussenvoorziening in de huidige opzet en de wijze waarop de scholen deze voorziening inzetten en faciliteren. Ook spreken wij onze zorg uit over het feit dat de scholen hun zorgplicht in handen leggen van de Tussenvoorziening. Wij geven het bestuur in overweging om zich

(28)

samen met de partners te herbezinnen op de functie en inrichting van deze voorziening.

4.1. Onderwijsproces

OP2 Zicht op ontwikkeling

We beoordelen de kwaliteit op deze standaard als Onvoldoende, omdat de Tussenvoorziening onvoldoende kan laten zien of leerlingen een ononderbroken ontwikkeling kunnen doorlopen. Allereerst is meer zicht nodig op de beginsituaties van leerlingen die starten in de Tussenvoorziening zodat de school de ondersteuningsbehoeften en de begeleidingsaanpak met meer diepgang kan bepalen. De school betrekt bijvoorbeeld de sociaal-emotionele aspecten te weinig bij de vraag welke doelen leerlingen uiteindelijk moeten bereiken om succesvol terug te kunnen keren naar het regulier onderwijs en welke ondersteuning de Tussenvoorziening hiervoor moet bieden. Hiervoor zijn onder meer betere afspraken nodig met de verwijzende

basisscholen over de informatie die zij moeten aanleveren en de

‘opdracht’ die zij hierbij geven aan de Tussenvoorziening. (‘Wat moet de leerling precies kunnen/leren bij de Tussenvoorziening om terug te kunnen naar de eigen school?’). We constateren namelijk dat de kwaliteit van groeidocumenten en ontwikkelingsperspectieven van verwijzende scholen erg verschilt.

In de tweede plaats ontbreekt een heldere ondersteuningsstructuur die is gebaseerd op een handelings- en doelgerichte cyclus. De ontwikkelingsperspectieven bijvoorbeeld ontbreken soms in dossiers, evaluaties zijn niet altijd volledig en vinden niet structureel en regelmatig plaats. Ook kan de school de visie van externe

deskundigen beter betrekken bij het bepalen van doelen en aanpak voor leerlingen, zoals ook is gesuggereerd in de regelgeving (artikel 8, eerste en vierde lid, WPO). Wij geven het bestuur van het

samenwerkingsverband hiervoor een verbeteropdracht.

OP3 Didactisch handelen

Het didactisch handelen van de leraren beoordelen wij als Voldoende.

Wij hebben gezien dat in de lessen die wij bezocht hebben de basis op orde is. In de groep heerst rust en de leerlingen tonen zich voldoende betrokken bij hun taak. De leraren stemmen de instructies af op de verschillende ontwikkelingsniveaus. Zij stellen vragen waarmee zij leerlingen leren reflecteren op hun eigen denken en handelen. Sterk is de wijze waarop de leraren de onderlinge interactie tussen leerlingen

(29)

stimuleren zodat deze van elkaar kunnen leren en daarnaast sociale competenties ontwikkelen.

OP6 Samenwerking

We beoordelen de kwaliteit op deze standaard als Voldoende. De leraren zetten zich optimaal in om met de verschillende partners samen te werken om een doorgaande leerlijn te realiseren. Wel zijn vraagtekens te plaatsen bij de effectiviteit van de samenwerking. Dit komt doordat duidelijke, vastgelegde, afspraken met bijvoorbeeld schoolbesturen, samenwerkingsverband en gemeente (jeugdhulp) over hoe deze samenwerking er uit moet zien, ontbreken. Hierdoor is de kwaliteit van de samenwerking nu voornamelijk afhankelijk van individuele personen.

4.2. Schoolklimaat

SK1 Veiligheid

De wet bepaalt dat een school ten minste een

veiligheidsbeleid beschrijft en uitvoert, gericht op de sociale, psychische en fysieke veiligheid, de veiligheid van leerlingen jaarlijks monitort met een gestandaardiseerd instrument en dat ouders en leerlingen een laagdrempelig aanspreekpunt hebben binnen de school bij vragen en zorgen over pesten. Aan deze drie wettelijke eisen voldoet de Tussenvoorziening op dit moment niet, waardoor de standaard Veiligheid (SK1) Onvoldoende is (artikel 4c en artikel 12, tweede lid, WPO). Wij geven het bestuur hiervoor een

herstelopdracht.

4.3. Kwaliteitszorg en ambitie

KA1 Kwaliteitszorg

De wet vraagt van een school dat zij een stelsel van kwaliteitszorg (KA1) heeft waarmee zij de kwaliteit van het onderwijs gericht bewaakt en verbetert. De Tussenvoorziening voldoet op dit punt niet aan de wet (artikel 12, vierde lid en artikel 10, WPO). Wij beoordelen de kwaliteit op deze standaard daarom als Onvoldoende.

(30)

De leraren tonen zich wel kwaliteitsbewust en spannen zich in om ‘de goede dingen te doen’, maar zij missen sturing en monitoring op kwaliteit. De geboden kwaliteit is nu persoonsafhankelijk, en dat is zorgelijk. Zeker gezien de personeelswisselingen die in de afgelopen tijd plaatsvonden. Er is structurele en planmatige kwaliteitszorg nodig zodat duidelijk wordt wat de beoogde onderwijskwaliteit is in de Tussenvoorziening, op welke punten kwaliteitsverbetering nodig is en hoe de school de bereikte kwaliteit gaat vasthouden. Wij geven het bestuur hiervoor een herstelopdracht.

(31)

Reactie van het bestuur 5 .

Het bestuur laat de inspectie weten dat de bespreking van het rapport in de verschillende gremia leidt tot de volgende bestuurlijke reactie:

Gelijke kansen leerlingen

De scholen, besturen en commissies toelaatbaarheid binnen Stromenland gaan uit van de leer- en ontwikkelbehoefte van de leerling. Dit uitgangspunt verbindt en stuurt het passend

onderwijsaanbod binnen de geografische platforms. Het aanbod is ook gekaderd door samenwerkingsverbandbrede afspraken over bijvoorbeeld invulling van basis- en extra ondersteuning, en door afspraken over deskundigheidsbevordering en expertise-inzet. Door de omvang van het samenwerkingsverband is er een

platformstructuur om thuisnabij onderwijs passend in te vullen. Door het uitgangspunt van de leerlingenbehoefte, de inhoudelijke kaders en het sturen op expertise, is het aanbod voor de leerlingen

grotendeels hetzelfde. De platforms leren actief van elkaar waardoor bestaande verschillen verkleinen, of blijven bestaan omdat ze hun dienst bewijzen in de specifieke context.

Doelmatigheid

De uitgangspunten voor de verdeling van de financiële middelen voor ondersteuning in het reguliere onderwijs worden in 2020/2021 geëvalueerd.

De inzet van de middelen voor specifieke ondersteuning van de leerling is herleidbaar maar soms onder een te grote noemer. Dat belemmert het zicht op de leer- en ontwikkelopbrengst voor de leerling. Overigens is passend onderwijs onderdeel van het gehele onderwijsproces van een kind, en de doelmatigheid in de praktijk niet geheel tot de inzet (van interventie en middelen) te herleiden.

OPDC

De herstelopdracht scherpt het plan- en doelmatig werken van de aanvragende scholen en van het OPDC aan. Daarnaast onderzoekt het samenwerkingsverband of de juridische vorm het doel van de voorziening voor de leerling dient, of dat een alternatief mogelijk is.

Ontwikkelen en soms pionieren

Stromenland is als samenwerkingsverband een jonge organisatie waarin veel in ontwikkeling is. Het OPDC is er een voorbeeld van.

Soms is het ontdekken en pionieren. Altijd met het doel van aansluiting op de leer- en ontwikkelbehoefte van de leerling voor ogen.

(32)

Inspectie van het Onderwijs Postbus 2730, 3500 GS Utrecht T-algemeen 088 6696000

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

 Twee Brede Scholen die in verschillende gebouw gehuisvest zijn, waarbij bij één de samenwerking tussen partijen goed verloopt en bij de ander de samenwerking tussen de

Door de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs en de uitvoering van passend onderwijs ten principale bij de schoolbesturen te leggen loopt het

Het samenwerkingsverband heeft als taak te beoordelen of leerlingen toelaatbaar zijn tot het onderwijs aan een speciale school voor basisonderwijs of tot het speciaal onderwijs

De schoolbesturen bereiken dat door gezamenlijk te zorgen voor een zo samenhangend en dekkend mogelijk netwerk van basis- en extra ondersteuning, op grond waarvan de schoolbesturen

In deze fase wordt er met vragenlijsten voor de leerkracht, ouders en leerling en door het in kaart brengen van het didactisch niveau van de leerling bekeken of er mogelijk sprake

Wolderwijs wil dat er op haar scholen voor meer en (hoog)begaafde leerlingen, in onderwijsinhoudelijk, pedagogisch, didactisch opzicht, een passend en

Jasper Beenker Oudergeleding Best Onderwijs, voorzitter, DB mevr.. Charlotte Rijnen Personeelsgeleding SALTO, secretaris, DB

Dit onderzoek kan echter wel worden gebruikt door de opdrachtgever, maar ook door andere onderwijsinstellingen, om de ervaring en behoefte in de interne communicatie van medewerkers