• No results found

Samen voor kinderen. Ondersteuningsplan Samenwerkingsverband Passend onderwijs PO Eindhoven (PO3007)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Samen voor kinderen. Ondersteuningsplan Samenwerkingsverband Passend onderwijs PO Eindhoven (PO3007)"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Samen voor kinderen

Ondersteuningsplan 2018-2022

Samenwerkingsverband Passend onderwijs PO Eindhoven (PO3007)

met

Aanvulling 2019 – 2020 Aanvulling 2020 – 2021

Zie tevens de losse bijlage bij het ondersteuningsplan:

Bijlagenboek – met afspraken en processen

Goedgekeurd Bestuur maart 2020 Goedgekeurd OPR april 2020 Goedgekeurd ALV april 2020

Loes Roffelsen

Coördinator Passend onderwijs PO Eindhoven

(2)

Pagina 2 van 31

Inhoud

1. Missie en Visie 3

2. Een dynamisch dekkend netwerk van ondersteuning 4

2.1 Basisondersteuning 4

2.2 Extra ondersteuning 7

2.3 Arrangement SBO of SO 8

2.4 Passend Traject Overleg (PTO) 8

2.5 Ontwikkelrichting naar modulair en flexibel 8

2.6 Schoolondersteuningsprofiel 8

2.7 Rol samenwerkingsverband 12

3. Zorgplicht en arrangeren 13

3.1 Zorgplicht 13

3.2 Arrangeren 13

3.3 Triade 13

3.4 Onderinstroom en risicoregeling 14

3.5 Rol samenwerkingsverband 14

4. Samenwerking met de gemeenten 16

4.1 Gezamenlijke uitgangspunten thema’s 16

4.2 Aansluiting onderwijs-jeugdhulp in beleidscontext 16

4.3 Rol samenwerkingsverband 16

5. Leren van elkaar 18

5.1 Leermethoden in het veld 18

5.2 Onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen 19

6. Organisatie en governance / bestuursmodel 22

6.1 Besturingsfilosofie 22

6.2 Inrichting van de organisatie van het SWV 22

6.3 Organogram 24

6.4 Bestuurlijke uitdagingen 2018-2022 24

7. Financiën en verantwoording 25

7.1 Allocatiemodel 25

7.2 Verantwoording 25

7.3 Monitoring 26

7.4 Overdracht bekostiging bij onvoldoende budget voor lichte en zware ondersteuning 26

8. Ontwikkelagenda 27

1. Schoolondersteuningsprofiel (2.6) 29

2. Verhogen basisondersteuning (2.1) 29

3. Aansluiting onderwijs-jeugdhulp in beleidscontext (4.2) 29

4. Onderinstroom en zij-instroom vanuit zorg (3.4) 29

5. Doelmatig verantwoorden basisondersteuning en extra ondersteuning (7.2) 29

6. Risicoregeling (3.4) 30

7. Triade/TLV (3.3) 30

8. Hoogbegaafdheid 30

9. Governance (6.2) 30

10. Monitoring (7.3) 30

11. Passend Traject Overleg (PTO) (2.4) 30

12. Ontwikkelrichting naar modulair en flexibel (2.5) 31

13. Complexe casussen (3.5) 31

14. Zicht op sociale kaart in het dynamisch netwerk (2.7) 31

15. Lerend netwerk in het veld (5.1) 31

16. Extra ondersteuning (2.2) 31

(3)

1. Missie en Visie

In de regio Eindhoven, Best en Son en Breugel verdienen alle kinderen een onderwijsaanbod dat, afgestemd op elk kind, de ouders1 en de school, zo optimaal mogelijk bijdraagt aan de ontwikkeling van het kind en dat het kind kansen biedt op een betekenisvolle rol in de maatschappij. Samenwerkingsverband Passend onderwijs PO

Eindhoven vormt een netwerk van schoolbesturen die zich gezamenlijk ten doel hebben gesteld om deze passende onderwijsplek/het passende onderwijsaanbod voor ieder kind haalbaar te maken en beschikbaar te stellen.

Bij voorkeur is die plek ook een plek dicht bij de eigen fysieke en sociale leefomgeving van het kind en zoveel mogelijk passend bij de identiteit van ouders. Dat vraagt om sterke scholen met een stevige basis, brede

mogelijkheden en de wil om zich te blijven ontwikkelen op het vaak complexe gebied dat we onderwijs noemen. De scholen worden hierin ondersteund door deskundigen en voorzieningen met specialistische kennis over leerlingen met specifieke ondersteunings- en ontwikkelingsvragen. Samen vormen zij een zo dekkend mogelijk netwerk van ondersteuningsaanbod in en tussen de scholen.

Dat dekkende netwerk wordt zoveel mogelijk door de schoolbesturen zelf, vanuit hun eigen onderwijskundige en pedagogische visie en opdracht, vormgegeven. Decentrale invulling van een collectief dekkend netwerk stimuleert immers de eigen schoolse en schoolbestuurlijke verantwoordelijkheid en leidt tot inrichtingsvrijheid, diversiteit en keuzemogelijkheden in het aanbod.

Het samenwerkingsverband functioneert binnen dit geheel als makelaar, schakelaar en aanjager van ontwikkeling.

Het heeft als opdracht om vraag en aanbod zo goed mogelijk te matchen en alle deelnemende scholen en schoolbesturen aan te laten haken bij de dynamiek van het continu vormgeven van een dekkend netwerk. Het samenwerkingsverband ambieert niet de ontwikkeling van nieuwe voorzieningen, maar wil vanuit bestaande expertise en voorzieningen werken aan het preventief inzetten van expertise en het slim gebruik maken van elkaars deskundigheid. Ook wil het modulair en ontschot denken stimuleren en flexibele verplaatsingen kunnen realiseren.

Waar gewenst is het samenwerkingsverband daarin beschikbaar – op aanvraag van ouders en/of school(bestuur) – als consultatief partner.

Uitgangspunt hierbij is pedagogisch partnerschap: het streven naar de onvoorwaardelijke samenwerking tussen ouders, school en ketenpartners (waaronder de gemeente in het kader van jeugdhulp) in het belang van de ontwikkeling van het kind2. Vanuit deze gedachte wordt meer ingezet op het werken aan een beweging van de achterkant (curatief, verhelpen) naar de voorkant (preventief, voorkomen). Dit houdt onder andere in dat bij te onderzoeken thema’s de rol van ouders nadrukkelijk aan de orde komt.

Het realiseren van deze beweging vraagt in de praktijk om een aantal goede afspraken tussen schoolbesturen. Het gaat daarbij vooral om afspraken over werkwijzen, over samenwerking, over verantwoording en delen van resultaten en over de rol van het samenwerkingsverband als netwerkorganisatie. Deze afspraken – sommige wettelijk, sommige wenselijk - worden beschreven in dit ondersteuningsplan.

De opzet van het voor u liggend Ondersteuningsplan 2018-2022 van het samenwerkingsverband Passend Onderwijs PO Eindhoven heeft de vorm van een ontwikkelagenda. Gedurende de voorliggende jaren heeft passend onderwijs zich (beleidsmatig) ontwikkeld in de vorm van afspraken en inrichting van onderwijs en onderwijs-jeugdzorg vraagstukken op verschillende niveaus. In dit ondersteuningsplan kunt u lezen wat de uitdagingen zijn voor de komende planperiode, op basis van de huidige stand van zaken (begin 2018). In de verschillende paragrafen komen thema’s aan de orde die projectmatig worden uitgewerkt in werkgroepen. Hierin zal steeds bepaald worden wat de doelen en beoogd resultaat zijn, wie waarvoor verantwoordelijk is en wat de rol is van het samenwerkingsverband (SWV), van de schoolbesturen, van de scholen en van eventuele andere partners. De werkgroepen zullen door het SWV worden geïnitieerd en gecoördineerd, om ontwikkeling op gang te brengen. De inzet van en opdracht aan de werkgroepen is resultaatgericht, mede gelet op functionaliteit, inzet en tijd. Elke werkgroep werkt projectmatig gericht op eindresultaat en waar mogelijk KPI’s, en zorgt voor borging en evaluatie3. De resultaten zullen elk jaar in een aanvullingsplan opgenomen worden.

1Daar waar ouders staat bedoelen we ook: ouder, verzorger, verzorgers, of andere wettelijk vertegenwoordigers van een kind jonger dan 16 jaar.

2 Zie bijlagenboek “Ouders”, blz. 7 en “Privacy” blz. 8. Zie website voor diverse documenten rondom privacy.

3Zie Ondersteuningsplan 2018-2022 hoofdstuk 8, ontwikkelagenda.

(4)

Pagina 4 van 31

2. Een dynamisch dekkend netwerk van ondersteuning

De samenwerkende schoolbesturen in SWV Passend onderwijs PO Eindhoven hebben met elkaar afgesproken dat binnen de regio geen kind tussen wal en schip valt en geen ouder van het kastje naar de muur wordt gestuurd. De schoolbesturen bereiken dat door gezamenlijk te zorgen voor een zo samenhangend en dekkend mogelijk netwerk van basis- en extra ondersteuning, op grond waarvan de schoolbesturen in staat zijn aan hun zorgplicht te kunnen voldoen. Schoolbesturen worden uitgedaagd dat netwerk tussen scholen te stimuleren en te onderhouden.

Uiteraard zijn leerlingen divers en zijn ondersteuningsbehoeften nooit volledig voorspelbaar. Een ‘dekkend netwerk’

is dus een dynamisch begrip.

Zeker in het geval van complexe ondersteuningsvragen kan het voorkomen dat een passend aanbod alleen met specifiek maatwerk of buiten de regio van het samenwerkingsverband gecreëerd kan worden. De basis van het dekkend netwerk wordt echter gevormd door de eigen reguliere en speciale (basis)scholen binnen de regio. Hun combinatie van basisondersteuning, extra ondersteuning en expertise vormt een stevig en continu ontwikkelend fundament.

2.1 Basisondersteuning

De basisondersteuning vormt letterlijk de basis van het dekkend netwerk. Het betreft de afspraak over wat van alle scholen binnen het samenwerkingsverband minimaal verwacht mag worden als het gaat om aanbod voor en antwoord op ondersteuningsvragen van leerlingen. Het samenwerkingsverband wil echter voorkomen dat basisondersteuning een rigide minimumstandaard wordt, die enkel met een vinklijst te controleren is.

Optimalisering van de basisondersteuning zou ontwikkeling moeten bewerkstelligen. In de periode 2014-2018 is gewerkt op basis van een afspraak over zeer concreet meetbare eenheden, maar de praktijk wijst uit dat dit nog niet genoeg heeft geleid tot het kunnen duiden van de ontwikkeling in de scholen4.

Ontwikkeling, zeker binnen onderwijs, is vloeibaar en niet 1-op-1 op te hangen aan meetbare indicatoren die aan de voorkant op aanwezigheid gecontroleerd kunnen worden. Het is eerder merkbaar en terug te zien in output aan de achterkant, bijvoorbeeld in de inhoud van OPP’s en TLV-aanvragen.

In de periode 2018-2022 wordt, onder coördinatie van het samenwerkingsverband, een op ontwikkeling gerichte afspraak over basisondersteuning opgesteld en in de praktijk gebracht. In schooljaar 2018-2019 leidt dit tot het herijken van de definitie, het gewenste niveau en de werkwijze waarop continu gewerkt wordt aan het verhogen van dat niveau. In dat traject komt ook de vraag aan de orde op welke manier deze ontwikkeling in output kan worden vertaald en hoe die output zichtbaar wordt maken (voor de eigen besturen en bestuur overstijgend). De jaren 2019- 2022 worden voorts gebruikt om te werken met de nieuwe afspraak en om deze te kunnen beoordelen op

effectiviteit en ontwikkelings-stimulerend vermogen.

Aanvulling 2019-2020:

Aanleiding

Bij de invoering van de wet Passend onderwijs heeft het toenmalig bestuur van het samenwerkingsverband PO Eindhoven een werkgroep de opdracht geven om indicatoren voor basisondersteuning van de basisscholen te beschrijven. Dit geresulteerde in het “format indicatoren basisondersteuning augustus 2013”, vastgesteld door het bestuur en door hen gecommuniceerd naar de scholen.

Het nieuwe inspectiekader en de ontwikkelagenda van het SWV, beschreven in het ondersteuningsplan 2018-2022, vraagt om een herijking van het niveau van de basisondersteuning en de daaruit voorvloeiende afspraken naar de praktijk.

Randvoorwaarden en uitgangspunten

De Inspectie laat de eerder gestelde uitgangspunten los. Maar geeft aan dat ze uitgaan van een dynamische kwaliteitszorgcyclus (PDCA).

In het ondersteuningsplan 2018-2022 van het samenwerkingsverband PO Eindhoven is de basisondersteuning opgenomen in de ontwikkelagenda. Hieronder een korte samenvatting van hetgeen daarin is vastgesteld en voorgenomen:

 De schoolbesturen zorgen voor een zo samenhangend en dekkend mogelijk netwerk van basis- en extra ondersteuning, op grond waarvan de schoolbesturen in staat zijn aan hun zorgplicht te kunnen voldoen.

4Ten behoeve van het ondersteuningsplan 2014-2018 zijn indicatoren basisondersteuning opgesteld (zie website SWV).

(5)

 Een dekkend netwerk is een dynamisch begrip; leerlingen zijn divers en ondersteuningsbehoeften zijn nooit volledig voorspelbaar.

 De combinatie van basisondersteuning, extra ondersteuning en expertise vormt een stevig en continu ontwikkelend fundament.

 Het betreft een afspraak over wat van alle scholen binnen het SWV minimaal verwacht mag worden.

 Het voorkomen van een rigide afvinklijst.

 In de periode 2014-2018 is gewerkt op basis van een afspraak over zeer concreet meetbare eenheden (format versie augustus 2013), maar de praktijk wijst uit dat dit nog niet heeft geleid tot het duiden van ontwikkeling in de scholen.

 In de periode 2018-2022 wordt een op ontwikkeling gerichte afspraak over basisondersteuning opgesteld en in de praktijk gebracht (herijken van de definitie, het gewenste niveau en de werkwijze).

 De kracht van een samenwerkingsverband passend onderwijs zit in het zicht hebben op de gehele regio. Het kent de spelers, heeft snelle lijnen en kan als gevolg daarvan goed zien ‘wat er speelt’. Dat inzicht en overzicht biedt goede mogelijkheden om, zeker in een setting waar op school(bestuur)niveau beleidsrijk wordt

geopereerd, een vorm van gezamenlijke ontwikkeling te stimuleren. De schoolbesturen geven het samenwerkingsverband hierin een initiërende en verbindende rol. De kern van de ontwikkeling ligt op het verstevigen van pedagogisch partnerschap en de ontwikkeling van de basisondersteuning in de scholen. Juist op dat terrein kan een lerend netwerk álle scholen en besturen verder helpen.

Het bestuur van het samenwerkingsverband heeft in haar missie opgenomen dat het samenwerkingsverband niet de ontwikkeling van nieuwe voorzieningen ambieert, maar dat ze vanuit bestaande expertise en voorzieningen wil werken aan het preventief inzetten van expertise en het slim gebruik maken van elkaars deskundigheid. In het geval van (ernstige) handelingsverlegenheid op de reguliere basisschool (op schoolniveau) moet de school, het liefst zo preventief mogelijk, gebruik kunnen maken van arrangementen op bestuurlijk niveau of op boven bestuurlijk niveau.

Vanuit deze gedachte wordt meer ingezet op het werken aan een beweging van de achterkant (curatief, verhelpen) naar de voorkant (preventief, voorkomen). De voorliggende cyclus onder de basisondersteuningen en het SOP is gericht op vroeg signalering en preventie.

De Voortgangsrapportage Passend Onderwijs van minister Slob aan de tweede kamer d.d. 25 juni 2018 bevestigt de urgentie van de voorgenomen ontwikkelingen. De eenduidige definiëring van de basisondersteuning SWV-breed is onlosmakelijk verbonden met de schoolondersteuningsprofielen (SOP’s). SOP’s moeten levendiger en meer mee met de fluctuaties van de school om de beoogde rol te kunnen vervullen. Er zal een verplichting komen de SOP´s jaarlijks te herijken. Het SOP gaat uit van de basisondersteuning in de scholen.

Gedachtengang achter de totstandkoming van de basisondersteuning

De basisondersteuning wordt op bestuursniveau uitgewerkt, vanuit de visie om centraal beleidsrijk te kunnen opereren binnen het eigenaarschap en de autonomie van de verschillende besturen. Hierbij wordt ervan uit gegaan dat er binnen de besturen ruimte is voor de invulling van de basiskwaliteit binnen de eigen scholen.

Wanneer ondersteuning niet kan worden ingevuld door de school zelf, is de school verantwoordelijk om (een proces in te richten om) tot ontwikkeling te komen en het gesprek te voeren met andere partners om op termijn wel aan de vraag te kunnen voldoen.

Vragen die hierbij gesteld kunnen worden zijn:

 Wat vraagt het veld (ook op lange termijn)?

 Wat is de ambitie in relatie tot vraagstukken op dit moment, waarop anticiperen?

 Welk beeld is er van de te verwachten ondersteuningsbehoeften en hoe daarin te ontwikkelen in gezamenlijke afstemming?

De stip op de horizon is dat scholen in samenhang SWV-breed aan het eind van deze planperiode (2018-2022) een dusdanige basisondersteuning in combinatie met (specifieke) zware ondersteuning hebben ontwikkeld, dat daarmee de deelname aan SBO en SO alleen ingezet wordt voor leerlingen die deze specifieke onderwijsvormen nodig hebben en dat vanuit een preventieve inzet de huidige verzwaring aanzienlijk minder is.

Format ter definiëring van de basisondersteuning op bestuursniveau

Het format basisondersteuning is een instrument t.b.v. de ondersteuning aan leerlingen die vanuit een brede basis geboden wordt.

Voor wie bestemd

- Voor ouders, als uitgangspunt voor het SOP waarin de ondersteuningsmogelijkheden van scholen voor hun kind duidelijk wordt.

(6)

Pagina 6 van 31 - Voor scholen onderling, om inzicht te krijgen in de mate waarin scholen zich verhouden tot de hoogte

van de basisondersteuning en gebruik kunnen maken van elkaars expertise.

- Voor het SWV om te kunnen monitoren of het niveau van de basisondersteuning voldoende aansluit op de ondersteuningsbehoefte van leerlingen binnen de regio. Dit om aan haar opdracht te kunnen voldoen en ter voorkoming van thuiszitters.

Vorm en inhoud

- (Voorlopig) vastgesteld werkdocument wordt binnen de eigen bestuurlijke verantwoordelijkheid doorvertaald naar de scholen binnen het eigen bestuur.

- Dynamisch document.

- Lean and mean, SMART geformuleerd.

- Gekoppeld aan de PDCA-cyclus van het SOP en onderliggende basisdocumenten van school.

Toepassing

Het format geeft de bestuurlijke ambitie weer, in de lijn van de vierjaarlijkse cyclus van het

ondersteuningsplan 2018-2022, wat jaarlijks wordt geëvalueerd en voorzien van aanvullingsplannen. Het is de onderlegger voor het SOP. In samenhang vormt het een op ontwikkeling gerichte jaarlijkse PDCA-cyclus, uitgaande van het huidige beeld van gevraagde ondersteuningsvragen en te verwachten ontwikkelingen.

Door de verbinding te maken met de jaarlijkse PDCA-cyclus van het SOP en de TLV-procedure, die o.a.

gericht is op het verhogen van de basisondersteuning van scholen, zal er een lerende organisatie ontstaan.

Tevens zal dit proces input geven aan de ambitie van scholen om zich (verder) te ontwikkelen ten aanzien van de basisondersteuning. De ondersteuningsbehoefte van leerlingen staan hierin steeds centraal.

In de jaarcyclus van de scholen en besturen wordt het SOP en het document basisondersteuning op bestuursniveau meegenomen in de PDCA van de eigen jaarplannen, beleid en zorgstructuur. Op deze wijze wordt jaarlijks, aan de hand van de ervaringen en uitwisselingen met betrekking tot ondersteuningsvragen van kinderen, complexe casussen en ontwikkelingen in de regio een afweging gemaakt hoe het volgend jaar doelen en/of ambities moeten worden bijgesteld.

Format t.b.v. het definiëren van de basisondersteuning op bestuursniveau Bestuur:

Aantal scholen:

Schooljaar:

Contactpersoon:

Preventieve en licht curatieve interventies voor de leerlingen

Onderdeel van de basisondersteuning

Huidige realisatie 4-jaarlijke ambitie (indien van toepassing) Planmatig werken als voorwaarde

voor een goed pedagogisch en didactisch klimaat5

Mogelijkheden om de ondersteuningsbehoefte van leerlingen in kaart te brengen Aanbod voor dyslexie en dyscalculie

Ondersteuning van leerlingen op het gebied van een voorspelbare leeromgeving

5 Denk hierbij o.a. aan positieve groepsvorming, preventief werken aan sociale vaardigheden, klassenmanagement, differentiëren

(7)

Ondersteuning van leerlingen met een eigen leerlijn, omdat ze het niveau van 1F niet halen

Ondersteuning van leerlingen met ondersteuningsbehoefte op het gebied van een uitdagende, verdiepende leeromgeving die verder gaat dan het huidige curriculum

Ondersteuning van leerlingen met ondersteuningsbehoefte op het gebied van gedrag

Ondersteuning van leerlingen met een ondersteunings-behoefte op het gebied van motoriek en/of lichamelijke beperkingen

Ondersteuning van leerlingen met een ondersteuningsbehoefte bij executieve functies

Samenwerking met (externe) partners

Specifieke hulpvragen t.a.v. dekkend netwerk in werkgebied samenwerkingsverband PO Eindhoven (indien van toepassing)

Ondersteuning van leerlingen met een ondersteunings-behoefte in de combinatie meer- en hoogbegaafdheid en gedrag

Ondersteuning van leerlingen met een ondersteunings-behoefte ten aanzien van de Nederlandse taal (NT2)

Ondersteuning van leerlingen met een ondersteunings-behoefte in de combinatie moeilijk leerbaar en gedrag (ZMOLK)

Ondersteuning van leerlingen met een ondersteunings-behoefte op het gebied van psychiatrie (denk aan overbelasting, hechting, trauma)

Aanvulling 2020-2021

Het format basisondersteuning zal jaarlijks door de schoolbesturen ingevuld worden. Elk jaar in juni worden de resultaten door de werkgroep geëvalueerd.

2.2 Extra ondersteuning

Op het moment dat de basisondersteuning niet meer voldoende is om tegemoet te komen aan de

ontwikkelingsvraag van een leerling, arrangeert de school extra ondersteuning. In de basis betreft dit het inzetten van deskundigheid of interventies binnen de eigen school, vanuit de daartoe vanuit het samenwerkingsverband aan het schoolbestuur overgemaakte ondersteuningsmiddelen. Uitgangspunt is dat het inzetten van deze extra

ondersteuning zoveel mogelijk moet leiden tot bestendige toename van handelingsbekwaamheid binnen de school.

In het geval van (ernstige) handelingsverlegenheid op de reguliere basisschool (op schoolniveau) moet de school, het liefst zo preventief mogelijk, gebruik kunnen maken van arrangementen op bestuurlijk niveau of op bovenbestuurlijk niveau. (Zie ook 3.2)

(8)

Pagina 8 van 31 Aansluiting van de ondersteuningsvraag bij een dekkend netwerk op het gebied van beschikbaarheid van

arrangementen of de mogelijkheid tot arrangeren, vraagt in de periode van dit ondersteuningsplan tot een planmatige aanpak. Hieronder vallen ook ondersteuningsvragen in combinatie met gegronde twijfel over mogelijk aanwezige psychiatrische problematiek bij een leerling. Hiervoor is deskundigheid vanuit kinder- en jeugdpsychiatrie nodig. Tijdige inzet van deze arrangementen is van wezenlijk belang, ter voorkoming van escalaties.

2.3 Arrangement SBO of SO

Als het voor de ontwikkeling of het welbevinden van een leerling beter of veiliger is, zijn, binnen en buiten de regio, kwalitatief sterke specialistische voorzieningen beschikbaar: het speciaal basisonderwijs (SBO) of het speciaal onderwijs (SO). Het gespecialiseerde ondersteuningsniveau in deze scholen is bestemd voor leerlingen die vanwege hun specifieke leer- en sociaal emotionele ontwikkelingsbehoeften onvoldoende profiteren van regulier

basisonderwijs. Het samenwerkingsverband is verantwoordelijk voor het toelaatbaar verklaren van leerlingen tot het speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs clusters 3 en 4. (Zie ook 3.3)

2.4 Passend Traject Overleg (PTO)

Het PTO staat voor Passend Traject Overleg. Het PTO is een samenwerking tussen onderwijs, jeugdhulp en leerplicht binnen het samenwerkingsverband6. Het PTO is geen vaststaand orgaan of overleg maar een netwerkorganisatie waarbij de drie partijen samenwerken om gezamenlijk een bijdrage te leveren aan de beheersing van de

thuiszittersproblematiek in het kader van het vinden van een passende plek voor elke leerling. Het PTO bestaat uit een afvaardiging vanuit het samenwerkingsverband, vertegenwoordiging vanuit jeugdhulp en vertegenwoordiging vanuit leerplicht. De vertegenwoordiging vanuit het samenwerkingsverband en leerplicht bestaat uit vaste contactpersonen, vanuit jeugdhulp wisselt dit afhankelijk van de gemeente. Vaak is de coördinator van het lokale (jeugdhulp)team het aanspreekpunt.

Het doel van het PTO is:

- Monitoren van het aantal thuiszitters en bijbehorende trajecten;

- Rapporteren periodiek naar bestuurders en politiek;

- Initiëren van samenwerking tussen onderwijs (PO en VO), jeugdhulp (gemeenten) en leerplicht voor leerlingen woonachtig in de regio Eindhoven-de Kempen zonder onderwijs of onderwijsvervangend programma;

- Indien nodig activeren van de doorzettingsmacht.

2.5 Ontwikkelrichting naar modulair en flexibel

In de huidige inrichting van het onderwijs in de regio van het samenwerkingsverband bestaan nog veel schotten.

Schotten tussen regulier en speciaal onderwijs, tussen clusters in het speciaal onderwijs en tussen onderwijs en zorg/jeugdhulpverlening. Door het integrale karakter van de wetgeving rondom zowel passend onderwijs als jeugdhulpverlening worden betrokken partijen aangemoedigd om die schotten steeds meer te slechten. In de komende planperiode werken schoolbesturen aan:

1. Het ontwikkelen van een meer beschikkingsvrij expertiseaanbod in de reguliere setting en het monitoren van de resultaten daarvan;

2. Het verkennen van de mogelijkheid om, in samenwerking tussen schoolbesturen, een betere (decentrale) spreiding van bestaande (tussen)voorzieningen over de regio te realiseren met meer thuisnabijheid tot gevolg;

3. Het realiseren van meer modulair en flexibel vormgegeven specialistisch onderwijs. Waarbij een verwijzing in principe tijdelijk is, tenzij een passend arrangement anders vraagt.

Het samenwerkingsverband heeft in dit proces een signalerende en ondersteunende rol. Ze brengt het gesprek op gang, verschaft kennis en good practices en helpt om partijen bij elkaar te brengen. Ook hier spelen in de

overwegingen factoren als kwaliteit en waar mogelijk identiteit een rol.

2.6 Schoolondersteuningsprofiel

In het schoolondersteuningsprofiel (SOP) geven scholen aan wat hun huidige en toekomstige mogelijkheden zijn op het gebied van leerlingondersteuning. Op die manier hebben ouders, collega-scholen en het

samenwerkingsverband inzicht in de mogelijkheden van de school. In de afgelopen jaren is gebleken dat het schoolondersteuningsprofiel in zijn huidige vorm vaak wordt gezien als een verplichting, met veel overbodige informatie.

In de komende planperiode neemt het samenwerkingsverband het voortouw in het ontwikkelen van een nieuwe vorm (format) voor het schoolondersteuningsprofiel. Het SOP maakt deel uit van de ontwikkelagenda van dit ondersteuningsplan, met als doel de (on)mogelijkheid te onderzoeken om te komen tot een gezamenlijk, eenduidig, kort SOP dat samenwerkingsverbandbreed gebruikt kan worden.

6 Zie bijlagenboek “(Dreigende) Thuiszitters” blz. 23 en 24.

(9)

Uitgangspunten daarbij zijn:

1. De basis- en specifieke mogelijkheden van de school in termen van aanbod voor ondersteuningsbehoeften (dus geen protocollenlijsten, overzichten van experts of uitstroomgegevens die elders ook op te halen zijn);

2. Het ‘ontwikkelverhaal’ van de school, in relatie tot ondersteuning: huidige stand van zaken, gewenste richting en wat zijn in die ontwikkeling stimulerende en belemmerende factoren?

Daarbij zal gezocht worden naar een logische combinatie met schoolgids en schoolplannen. De schoolbesturen zijn vrij in hun keuze van schoolondersteuningsprofiel. Wel wordt een werkwijze en vorm onderzocht waarin de schoolbesturen zich herkennen en er op niveau van het samenwerkingsverband meer eenduidigheid wordt bereikt.

Aanvulling 2019-2020 Aanleiding

Eind schooljaar 2017-2018 hebben de schoolbesturen in de ALV zich uitgesproken dat het wenselijk zou zijn om op het niveau van het SWV te gaan werken met een zelfde format. Ook in het vastgestelde Ondersteuningsplan 2018- 2022 zijn hier uitgangspunten voor geformuleerd.

Op 1 januari 2019 moeten alle scholen hun SOP hebben bijgesteld c.q. geactualiseerd.

In de context van deze ontwikkelingen is een werkgroep samengesteld, waar alle besturen zich in hebben kunnen vertegenwoordigen.

Uitgangspunten bij het voorliggende format

Uitgangspunt is dat het SOP moet voldoen aan de wettelijk/inspectie opdracht. Dit betekent in hoofdlijnen;

Het SOP beschrijft de zware ondersteuning tegen het licht van de afspraken met betrekking tot de basisondersteuning op het niveau SWV.

Het SOP speelt een rol bij de toelating.

De ambities van scholen komen in het SOP naar voren.

Inspectiekader geeft aan dat het SOP refereert aan de volgende punten:

- Lichte curatieve interventies - Onderwijs ondersteuningsstructuur - Planmatig werken

-

Kwaliteit basisondersteuning en verhogen van het ambitieniveau

Hierbij dient te worden aangetekend dat voorgaande punten, die het inspectiekader aangeeft, vallen onder de basisondersteuning.

Aanvullend daarop zijn in het ondersteuningsplan de volgende uitgangspunten vastgelegd:

- Het SOP is een instrument dat inzicht geeft en helpend is bij het verhogen van de basisondersteuning, een ontwikkelverhaal.

- Toewerken naar een Lean and mean SOP, gerelateerd aan bestaande documenten van betreffende scholen.

- Op niveau SWV de diversiteit in beeld krijgen.

- Realiseren van een overzicht van de verschillen in (zware)ondersteuning van scholen binnen SWV en daarmee een instrument om dekkend netwerk te monitoren.

Gedachtengang achter de totstandkoming van het SOP

Er is voor gekozen om geen begrenzing van mogelijkheden aan te geven, maar dat ouders en school met behulp van het SOP in gesprek gaan om de mogelijkheden te verkennen. Het SOP dient een richting te geven aan de ondersteuningsvragen waar school aan kan voldoen, bovenop de basisondersteuning. Echter, passend onderwijs betekent niet dat school aan alle ondersteuningsbehoefte tegemoet moet kunnen komen.

De basisondersteuning is niet uitgeschreven in het SOP, hetgeen binnen de uitgangspunten past. Voorwaarde hierbij is dat er wel op niveau SWV unanimiteit en commitment is met betrekking tot de definitie van basisondersteuning.

In een parallel lopend proces is een werkgroep basisondersteuning bezig dit vorm te geven. Het eindresultaat van deze werkgroep zal de onderlegger bij het SOP zijn. Er is voor gekozen om het SOP als onderdeel van de jaarcyclus te implementeren. Het komend jaar zal dit hoogst waarschijnlijk gaan resulteren in SOP’s die binnen het format zeer divers zullen worden ingevuld. Dit zal de werkgroep ook inzicht geven hoe er door de verschillende scholen wordt gekeken naar het niveau van basis-, lichte en zware ondersteuning. De werkgroep ziet dit jaar dan ook als nulmeting en ijkpunt om op niveau SWV te komen tot de gewenste uniformiteit en commitment.

Format ter definiëring van het schoolondersteuningsprofiel (SOP) op schoolniveau

Op basis van de wet- en regelgeving en voorgaande uitgangspunten is het SOP een instrument dat overzichtelijk is, vergelijkbaar en gekoppeld aan de PDCA-cyclus van de school (zie pagina 12).

(10)

Pagina 10 van 31 Voor wie bestemd:

- Voor ouders in de oriëntatie naar scholen die tegemoet zouden kunnen komen aan de extra ondersteuningsvraag voor hun kind.

- Voor school om kort en bondig beeld te geven van hun ondersteuningsmogelijkheden boven de basisondersteuning.

- Voor SWV om het dekkend netwerk te kunnen monitoren.

Vorm en inhoud:

- Dynamisch document.

- SMART/ lean and mean overzicht (A3 of A4).

- Gekoppeld aan de basisdocumenten van school (schoolgids, schoolplan, enz).

Toepassing:

Het SOP is een handreiking/praatpapier voor de communicatie met ouders en school om te kijken of tegemoet gekomen kan worden aan ondersteuningsbehoefte van het kind.

Het SOP is onderdeel van de jaarlijkse PDCA, gekoppeld aan de jaarcyclus op niveau school/bestuur/SWV.

Het SOP zal (door werkgroep) in de jaarcyclus van het SWV worden geëvalueerd en gemonitord op inhoud en proces.

Aanvulling 2020-2021

Het format SOP zal jaarlijks door de schoolbesturen ingevuld worden. Elk jaar in juni worden de SOP’s door de werkgroep geëvalueerd.

De gezamenlijke SOP’s worden vervolgens gebruikt om het (dekkend) netwerk in kaart te brengen.

(11)

Schoolondersteuningsprofiel van school

1

Naam school

Algemene gegevens:

Schooljaar Adresgegevens Telefoonnummer Bestuur

Beschrijving onderwijsconcept:

Onderscheidende voorzieningen:

Waarin onderscheidt school zich? Denk hierbij aan schoolgebouw, Plusklas, e.d.

Basisondersteuning:

Afspraak binnen het samenwerkingsverband is dat de kwaliteit van de basisondersteuning op de scholen voldoet aan de wettelijke norm van de onderwijsinspectie.

Inspectieoordeel voor onze school: onvoldoende / voldoende / goed

Basisondersteuning + Boven op de bovengenoemde inspectie-norm biedt school:

(Inzet lichte ondersteuningsmiddelen)

Waar is de school uitzonderlijk sterk in vanuit de basisondersteuning?

Op welke wijze bied je preventieve ondersteuning?

Op welke wijze bied je (licht) curatieve ondersteuning?

Is er sprake van extra formatieve inzet? Hoe ziet dit eruit?

Zware ondersteuning geeft school op de volgende wijze vorm:

(Inzet zware ondersteuningsmiddelen)

Welk extra aanbod, evt. in samenwerking met (externe) partners, wordt vanuit de zware ondersteuningsgelden gecreëerd op leerling- groep- en/ of schoolniveau? Denk aan:

 Leer- en ontwikkelingsondersteuning

 Sociaal / emotionele gedragsondersteuning

 Fysiek / medische ondersteuning

School richt zich op het verhogen van de basisondersteuning ten aanzien van:

Denk aan de doelen die school geformuleerd heeft in het jaarplan met betrekking tot de kwaliteit van de basisondersteuning.

Hoe verhoog en verbreed je het handelingsrepertoire van het team?

1 Voor meer informatie over de inhoud van het schoolondersteuningsprofiel verwijzen we naar de website van school.

(12)

Pagina 12 van 31 2.7 Rol samenwerkingsverband

Een dynamisch dekkend netwerk staat nooit stil. In de praktijk ontwikkelt het netwerk zich, wordt het adaptiever en dekkender. Maar binnen een dynamisch netwerk, waar in de basis decentraal op school invulling wordt gegeven aan extra ondersteuning, bestaat het gevaar van verdubbelingen en witte vlekken. Zonder een ‘spin in het web’ worden deze niet opgemerkt en blijven ze bestaan.

Samenwerkingsverband Passend onderwijs PO Eindhoven vormt deze spin in het web. Ze brengt het netwerk in kaart en deelt dit overzicht met alle betrokkenen. Ze coördineert en bewaakt (de dekkingsgraad van) het aanbod en zoekt actief naar overlap en ontbrekende schakels.

Daarnaast speelt zij een makelaarsrol op zowel systeem- als casusniveau. Ze brengt partijen bij elkaar die een aandeel in ontwikkeling van het netwerk of een oplossing voor een specifieke ondersteuningsvraag of casus kunnen hebben.7

7Zie bijlagenboek “Cluster 1 en cluster 2-leerlingen” blz. 24 en 25. “Zieke leerlingen” blz. 25.

(13)

3. Zorgplicht en arrangeren

3.1 Zorgplicht

De zorgplicht vormt de wettelijke basis van de collectieve verantwoordelijkheid die schoolbesturen in de regio hebben voor elke leerling. Als ouders zich aanmelden bij een school, is deze school verplicht om voor de aangemelde leerling een passende onderwijsplek te vinden. Dat wil niet zeggen dat een aangemelde leerling verplicht moet worden ingeschreven. Zorgplicht is geen inschrijvingsplicht (scholen) en geen aanmeldingsplicht (ouders). Maar de school van (aan)melding heeft wél de plicht om, samen met ouders een plek te vinden waar de leerling zich goed kan ontwikkelen. Dat kan binnen de eigen school, maar ook op een andere school.

3.2 Arrangeren

Om aan de zorgplicht te kunnen voldoen zijn een deskundig schoolteam, met goede signaleringsvaardigheden en een sterk handelingsrepertoire, de absolute basis. Als het echter niet meer lukt om vanuit deze basis de optimale ontwikkeling van een leerling te garanderen, zoekt de school naar nieuw perspectief, in het onderwijs-(jeugd)zorg veld veelal “arrangeren” genoemd. Arrangeren is het zodanig samenbrengen van mensen, mogelijkheden, materialen en randvoorwaarden dat belemmerende factoren in de ontwikkeling van een kind uitgeschakeld en de beschermende factoren gestimuleerd worden. Schoolbesturen worden vanuit het samenwerkingsverband financieel gefaciliteerd om dit proces van arrangeren vorm te geven op de eigen school/scholen. Dat gebeurt in de basis vanuit handelingsgericht werken en in de driehoek ouder-kind-school. Handelingsgericht werken wil zeggen dat bij het arrangeren wordt gekeken naar wat kinderen in hun specifieke context nodig hebben om tot ontwikkeling te komen en welke factoren hierin stimulerend of belemmerend zijn. Dit kan leiden tot het inschakelen van specifieke expertise of inzet van ketenpartners.

De school is verantwoordelijk voor het inschakelen van deze expertise of begeleiding. Ook is zij verantwoordelijk voor het betrekken van ketenpartners, zoals bijvoorbeeld de jeugdhulpverlening of de leerplicht. In een OPP (ontwikkelingsperspectiefplan) wordt beschreven wat het beoogde doel van het arrangement is en hoe dat doel bereikt gaat worden. (Zie ook 2.3).

3.3 Triade8

Op het moment dat met alle betrokkenen bij het arrangeren wordt geconcludeerd dat de reguliere school de leerling geen perspectief meer kan bieden, vindt een zogenoemde triade plaats.

In een triade komen school (of verwijzende instelling), ouders en het speciaal (basis)onderwijs in overleg tot een gezamenlijke overeenkomst over de benodigde (gehele, deeltijd of tijdelijke) plaatsing op het speciaal

basisonderwijs of speciaal onderwijs. Ook worden er vooraf afspraken gemaakt over de duur van de tijdelijke plaatsing en worden er duidelijke terugplaatsingsafspraken gemaakt.

Het triade-proces zet diegenen aan tafel die direct bij een beslissing tot verwijzing betrokken zijn en laat daarmee de verantwoordelijkheid op het meest passende niveau: op school. Het samenwerkingsverband speelt hier geen rol in, maar is wel de partij die zich wettelijk uit dient te spreken over de vraag of een leerling toelaatbaar is tot het speciaal (basis)onderwijs. Het SWV kan een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) voor plaatsing in het speciaal (basis)onderwijs slechts afgeven nadat is voldaan aan de volgende criteria:

1. In de triade is aan de hand van handelingsgericht werken (HGW) aangetoond wat de ondersteuningsbehoefte is van de leerling.

2. Een orthopedagoog of psycholoog en een tweede (wettelijke verplichte) deskundige hebben (schriftelijk) een positief advies gegeven over benodigde plaatsing.

3. Alle partijen van de triade hebben overeenstemming en hebben dit in een overeenkomst vastgelegd.

4. In de overeenkomst zijn afspraken gemaakt over de tijdelijkheid van de TLV en het soort TLV (categorie SBO, laag, midden of hoog) en zijn er afspraken gemaakt over de terugplaatsingsprocedure.

Kinderen uit een voorschoolse voorziening of zorginstelling kunnen met een TLV direct instromen in het speciaal (basis) onderwijs. De hulpverlenende instantie zoekt samen met ouders naar de meest passende S(B)O-school. De instelling en ouders nemen contact op met de voor hun kind geschikte SBO- of SO-school. Deze beoordeelt op eigen wijze en mogelijk middels een observatieperiode (in de instelling of op de eigen school) of zij het meest passende onderwijsaanbod heeft. Indien alle partijen het eens zijn over de noodzakelijke plaatsing in het S(B)O, wordt er een toelaatbaarheidsverklaring aangevraagd. Ook hier is het uitgangspunt dat passende oplossingen het best bedacht kunnen worden door de triade van ouders, zorginstelling en speciale onderwijsvoorziening. Iedere betrokkene in dit

8Zie bijlagenboek “Procesafspraken m.b.t. arrangeren en toelaatbaarheid” blz. 12 t/m 22. Zie bijlagenboek “Terugplaatsing vanuit SBO en SO”

blz. 22 en 23. Zie bijlagenboek “Overgang van PO naar VO” blz. 26.

(14)

Pagina 14 van 31 proces kan om bemiddeling vragen van een afgevaardigde van het SWV. Ook kan indien noodzakelijk een

onderwijs(zorg)consulent worden ingeschakeld.

Uit analyse van de aangevraagde TLV’s blijkt dat de dossierkwaliteit bij eerste aanlevering in veel gevallen niet op orde is. Ook blijkt dat het aanvragen van TLV’s nog steeds duidelijk ‘seizoenswerk’ is: in mei piekt het aantal

aanvragen schrikbarend. Het samenwerkingsverband is momenteel enkel betrokken bij triades die om aanvraag van een TLV in de categorie hoog gaan. In de komende planperiode grijpt het samenwerkingsverband de

dossierkwaliteit aan als aanvliegroute voor het, in het kader van preventief werken, verbeteren van

arrangeertrajecten. Daarbij zal het samenwerkingsverband uiteraard niet de inhoudelijke toets voor een TLV overnemen. Wel zal het een steviger analyse op de inhoudelijk procedure doen, waarbij het samenwerkingsverband de betreffende school mag aanspreken op achterblijvende kwaliteit van dossier en proces.

Aanvulling 2020-2021

In 2019 is de procedure TLV-aanvragen geëvalueerd binnen een werkgroep en besproken door de

schakelfunctionarissen. Het bestuur van het SWV heeft na advies van de schakelfunctionarissen geconcludeerd dat een aanpassing van de aanvraagprocedure niet nodig is. De door de werkgroep gewenste flexibiliteit in de duur van de TLV kan bereikt worden binnen de huidige procedure.

3.4 Onderinstroom en risicoregeling Onderinstroom

Kinderen uit een voorschoolse voorziening of zorginstelling kunnen zoals hiervoor beschreven met een TLV direct instromen in het speciaal (basis) onderwijs, waarbij de hulpverlenende instantie samen met ouders zoekt naar de meest passende school. De lesplekken voor deze leerlingen worden door de gezamenlijke schoolbesturen op basis van solidariteit bekostigd. De onderinstroom lijkt op basis van de monitorgegevens en de geluiden vanuit het S(B)O aan verandering onderhevig, wat gedurende deze ondersteuningsplanperiode nader geanalyseerd en indien nodig bijgesteld wordt.

Aanvulling 2020-2021

In 2019 is een werkgroep voorschool gestart. Deze werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van voorschoolse instellingen (MKD, Lunet, KluppluZ en Kentalis) en vertegenwoordigers van SBO- en SO-scholen.

De werkgroep richt zich op de knelpunten:

1. Bekendheid.

2. Geleidelijke overgang.

3. Toeleiding.

4. Speciale casussen leeftijdsgroep 3-6 jaar. Samenwerking jeugdzorg en onderwijs.

Risicoregeling

Basisscholen worden uitgedaagd om een leerling met complexe ondersteuningsbehoeften die de basisschoolleeftijd bereikt, toe te laten tot het regulier onderwijs. Hiervoor is de risicoregeling ontworpen. De school laat, na overleg met het SWV, de leerling toe, met een vooraf vastgesteld plan van aanpak, en mocht blijken dat de

ondersteuningsbehoefte van de leerling toch de handelingscapaciteit van de school te boven gaat, wordt de verwijzing naar het speciaal (basis)onderwijs bekostigd vanuit het solidariteitsbudget. In de komende planperiode wordt de risicoregeling geëvalueerd en onderzoekt het samenwerkingsverband mogelijke alternatieven voor of aanpassingen aan de regeling.

Aanvulling 2020-2021

Evaluatie regeling: Het gaat bij elke aanvraag om maatwerk. De coördinator bepaalt wat nodig is om vast te stellen of een leerling in aanmerking komt voor de regeling en voor welke termijn. Hierbij kan desgewenst externe hulp (vanuit schoolbesturen) ingeschakeld worden.

3.5 Rol samenwerkingsverband

Het samenwerkingsverband heeft in het arrangeertraject, op het afgeven van een TLV na, inhoudelijk geen rol. De verantwoordelijkheid (inhoudelijk en financieel) voor een arrangement of verwijzing ligt immers bij de individuele schoolbesturen. Toch zijn er gevallen waarin de betrokkenen op schoolniveau niet met elkaar tot overeenstemming kunnen komen, een voorgenomen arrangement niet beschikbaar is, of een casus in zeer korte tijd stevig escaleert.

We spreken dan van een complexe casus. In deze gevallen komt het samenwerkingsverband in beeld, voor bemiddeling, bewegwijzering en advies. Uitgangspunt is altijd dat de regie blijft liggen bij school. Het

(15)

samenwerkingsverband neemt deze nooit over. Rondom complexe casussen kan het samenwerkingsverband de volgende functies hebben:

1) Onafhankelijke derde: Onafhankelijk bevragen, betrokkenen wijzen op hun verantwoordelijkheden en deze daar terugleggen waar ze horen. Een complexe casus is bijvoorbeeld iets anders dan een leerling met een complexe ondersteuningsbehoefte. Passend onderwijs bestaat immers juist ten bate van leerlingen met een ondersteuningsvraag, ook als deze complex is. Vaak is een kind niet ingewikkeld, maar de casus om het kind heen wél. Van een complexe casus is bijvoorbeeld sprake bij zorgmijdende ouders, betrokkenheid van meerdere disciplines, een vastlopende triade.

2) Faciliteren: Het verdelen van de financiële middelen die het samenwerkingsverband ontvangt conform het schoolmodel en de bonusmalusregeling, waarbij, na aftrek van de verplichte afdrachten SBO en SO en de overhead, middelen zoveel als mogelijk beschikbaar zijn voor goed onderwijs. (Zie hoofdstuk 7.) Het samenwerkingsverband heeft hierin een adviserende rol naar schoolbesturen en legt in de verdeling van middelen verbindingen tussen besturen.

3) Makelaar: Verantwoordelijkheid nemen in het adviseren van school en ouders en het zorgen voor

afstemming of bemiddeling. Het samenwerkingsverband is makelaar: het weet welke routing mogelijk is en wie hierin de regie voert (en kent mogelijke verschillen tussen de schoolbesturen) en wijst de school en/of ouders indien wenselijk de goede weg.

4) Onderzoeker: Het observeren en analyseren van complexe casussen en hier lessen uit trekken. Deze, in de vorm van advisering of bespreking voorbereiden voor bestuurlijk overleg en deze tenslotte teruggeven aan de scholen binnen een lerend netwerk. (Zie hoofdstuk 5.) Afspraak is dat thuiszitters, risicoleerlingen en crisisleerlingen door school aan het samenwerkingsverband gemeld worden.

5) Doorzettingsmacht: In gevallen waarin de school volledig handelingsverlegen is, uit de triade blijkt dat er een passende plek beschikbaar is, maar ouders daar niet in mee willen gaan, heeft het SWV een

escalatieprotocol. Voor het kind moet immers een passende onderwijsplek gerealiseerd worden. Als ouders vervolgens deze plek weigeren is leerplicht aan zet om actie te ondernemen. Samenwerkingsverband en leerplicht overleggen en stemmen intensief af.

(16)

Pagina 16 van 31

4. Samenwerking met de gemeenten

Binnen de regio van samenwerkingsverband Passend onderwijs PO Eindhoven liggen drie gemeenten: Eindhoven, Best, Son en Breugel, elk met een eigen beleidsinvulling. Deze drie gemeenten zijn verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulpverlening en voor de jeugdgezondheidszorg. Hiernaast zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het leerlingenvervoer, voor onderwijshuisvesting en voor het handhaven van de leerplicht. De gemeenten hanteren hierbij een taakopvatting die vooral stimulerend is en gericht op een kansrijke omgeving voor jongeren.

De regio van het samenwerkingsverband beslaat drie gemeenten, elk met een eigen beleidsinvulling. Het

samenwerkingsverband zet zich in voor gelijke behandeling van alle kinderen binnen het samenwerkingsverband. Dit vraagt om overleg en afstemming.

Met zoveel terreinen waarop de opdracht van schoolbesturen en samenwerkingsverband die van de gemeenten raken, is intensieve samenwerking onontbeerlijk om ieder vanuit eigen kracht, maar naadloos op elkaar afgestemd, de krachten te bundelen ten behoeve van dezelfde doelgroepen.

4.1 Gezamenlijke uitgangspunten thema’s

De samenwerking tussen gemeenten en onderwijs krijgt zijn beslag in de afstemming van het ondersteuningsplan op de beleidsplannen jeugd van de gemeenten. In beide plannen zijn voor het meerjarig beleid uitgangspunten

geformuleerd die zeer nauw aan elkaar verwant zijn. Centraal hierin staat het kind (1 kind (-1 gezin) -1 plan). Op hoofdlijnen betreffen deze gezamenlijke uitgangspunten:

1. Het realiseren van een sluitend en dekkend netwerk van onderwijs(ondersteuning), (jeugd)hulp en (psychische en medische) zorg;

2. Het zoveel mogelijk preventief werken en inzetten op vroegsignalering; zware expertise aan de voorkant en de beweging maken ‘van achteren naar voren’;

3. Voorzieningen en expertise aanbieden dicht bij de leefomgeving van het kind. Zo thuisnabij en inclusief mogelijk;

4. Het streven naar het (door)ontwikkelen van arrangementen die inhoudelijk, organisatorisch en financieel verschillende onderdelen van beider dekkend netwerk (onderwijs, jeugdhulp, JGZ, ZVW, WLZ)

bijeenbrengen.

4.2 Aansluiting onderwijs-jeugdhulp in beleidscontext

Het realiseren van deze uitgangspunten vraagt dat onderwijs en de gemeenten elkaar steeds beter gaan vinden. De beste plek om deze verbinding duurzaam tot stand te brengen is binnen de lokale beleidscontext van de drie gemeenten. Deze beleidscontexten verschillen weliswaar in de uitvoering en activiteiten van elkaar, maar in termen van ambitie en uitgangspunten zijn zij eender. In de komende vier jaar zal binnen deze gezamenlijke, en waar nodig lokale, beleidscontext aandacht zijn voor belangrijke randvoorwaarden om de genoemde uitgangspunten

gezamenlijk te realiseren:

1. Visie: om een echt gezamenlijk doel te hebben, is het belangrijk dat gemeenten en onderwijs een gezamenlijke visie opstellen, die richting geeft aan het handelen;

2. Pedagogisch partnerschap: om voor kinderen ondersteuning zodanig te realiseren dat deze effectief en betekenisvol is, is pedagogisch partnerschap tussen ouders, onderwijs en jeugdhulp (gemeenten) onontbeerlijk. Dit vraagt om de inzet op het vinden van oplossingen en het creëren van optimale omstandigheden om op te groeien en te ontwikkelen:

o uitgaan en gebruik maken van de kracht van ouders, jongeren en hun sociale omgeving;

o jongeren en ouders ondersteunen in het vinden van hun eigen oplossing in plaats van ‘het probleem overnemen’;

o hulp inzetten in de directe leefomgeving;

o minder schakels en minder gezichten realiseren - één kind, één gezin, één plan (snelheid).

3. Eenduidigheid: definities en taal die in de dagelijkse praktijk en beleidscontext gehanteerd worden verschillen vaak sterk tussen onderwijs en gemeenten. Het leren spreken van elkaars taal en begrijpen van elkaars gewoontes, zorgt voor begrip. We bereiken dat vooral door middel van ontmoeting.

4. Verbinding: kinderen hebben verschillende leefwerelden, die allen een rol spelen in hun ontwikkeling. Van belang is dat deze leefwerelden (thuis, school, vrije tijd) worden gekend en met elkaar worden verbonden buiten de ‘zuilen van de transities’.

4.3 Rol samenwerkingsverband

Met de aansluiting tussen onderwijs en gemeenten stevig gepositioneerd in de gezamenlijk en/of lokale context, speelt het samenwerkingsverband vooral een rol op regionaal (beleids)niveau. Dit betreft onder andere het op

(17)

(boven)regionaal niveau zoeken naar oplossingen voor vraagstukken op het gebied van verantwoordelijkheden (wettelijk, financieel), afstemming van inzet (collectief vs. individueel) en routeringsvraagstukken.

In de komende planperiode gaat het concreet om:

a. De ontwikkeling van een gezamenlijke visie op de samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp, samen met de gemeenten en de partij(en) die in de regio de toegang tot jeugdhulpverlening verzorgen.

b. Het maken van procesafspraken over regionale inrichting van de aansluiting onderwijs-jeugdhulp in (preventie) en op (arrangeren, ondersteuningsroute) school.

c. Het afstemmen van beschikbaar aanbod in de regio en het (mee-)ontwikkelen van onderwijszorgarrangementen.

d. De rol die is weggelegd voor het SWV en voor de gemeenten.

Het samenwerkingsverband heeft hierover intensief contact met diverse beleidsambtenaren van de gemeenten. In de concrete uitwerking is, zoals eerder benoemd, de regionale context leidend. Eenduidigheid en waar mogelijk het beslechten van gemeentelijke verschillen op het snijvlak onderwijs en (jeugd-)zorg heeft als doel, zoveel mogelijk gelijke behandeling voor de leerlingen binnen dit samenwerkingsverband.

(18)

Pagina 18 van 31

5. Leren van elkaar

De kracht van een samenwerkingsverband passend onderwijs zit in het zicht hebben op de gehele regio. Het kent de spelers, heeft snelle lijnen en kan als gevolg daarvan goed zien ‘wat er speelt’. Dat inzicht en overzicht biedt goede mogelijkheden om, zeker in een setting waar decentraal beleidsrijk wordt geopereerd, een vorm van gezamenlijke ontwikkeling te stimuleren. Het samenwerkingsverband krijgt hier van de schoolbesturen ruimte voor en heeft daartoe een aantal mogelijkheden tot haar beschikking. De kern van de ontwikkeling ligt op het verstevigen van pedagogisch partnerschap en de ontwikkeling van de basisondersteuning in de scholen. Juist op dat terrein kan een lerend netwerk álle scholen en besturen verder helpen.

5.1 Leermethoden in het veld

In het vorm geven aan het bovengenoemde lerend netwerk hebben het samenwerkingsverband en de aangesloten schoolbesturen een aantal ‘knoppen’ om aan te draaien.

1. Communicatielijnen: in de praktijk gebeurt er op het gebied van leerlingondersteuning bij de individuele schoolbesturen al gigantisch veel. Vaak staan initiatieven van besturen eveneens open voor collega’s, maar ontbreekt het aan de juiste kanalen om die ‘open deur’ kenbaar te maken. In de komende planperiode gaat het samenwerkingsverband een rol spelen in het analyseren en verbeteren van deze kanalen. Concreet heeft dit betrekking op:

o Het bekender en toegankelijker maken van elkaars mogelijkheden en lerende activiteiten op het gebied van leerlingondersteuning;

o Het afstemmen van aanbod van de respectievelijke expertisediensten en scholen en het wederzijds gebruik maken van elkaars expertise versterken;

o Het actief delen van (best) practices van binnen en buiten de regio.

2. Werkgroepen: rondom het versterken van pedagogisch partnerschap en basisondersteuning speelt een groot aantal inhoudelijke thema’s waarbij het van belang is dat men van elkaar leert en het

samenwerkingsverband leert van het werkveld. Voorbeelden zijn de afspraak over basisondersteuning, gebruik van het OPP of het vormgeven van een nieuw schoolondersteuningsprofiel. Het

samenwerkingsverband zet daartoe een aantal werkgroepen op bestaande uit afgevaardigden van de verschillende schoolbesturen die op een specifiek thema inhoudelijk deskundig zijn. Samen met hen wordt vorm gegeven aan zowel inhoudelijke ontwikkelingen als aan het lerend netwerk zelf.

3. Studiemomenten: elkaar ontmoeten betekent elkaar beter leren kennen! Door middel van ontmoeting rondom thema’s die een sterke gezamenlijke interesse hebben, ontstaat een lerend netwerk als vanzelf.

Binnen het samenwerkingsverband worden door het jaar heen vanuit de verschillende schoolbesturen kleinere en grotere studiemomenten georganiseerd. Deze worden benut in deze context.

4. Verantwoording: op bestuurlijk niveau, in het bestuursgesprek, gebruiken de participerende

schoolbesturen de afspraken over de (doelmatige) verantwoording van ondersteuningsmiddelen als basis voor het leren van elkaar.

5. Collegiale consultatie: écht leren van elkaar gaat het best door middel van ontmoeting. Door bij elkaar te kijken en elkaar te bevragen ontstaan nieuwe ideeën en verbetermogelijkheden. Belangrijk is dat collegiale consultatie bestuursdoorbroken wordt georganiseerd, en dat in de organisatie ervan leren/ontwikkelen en verantwoording/controleren goed van elkaar gescheiden blijven.

Aanvulling 2020-2021

Voor 2020-2021 is besloten om in gezamenlijkheid en SWV-breed te werken aan de volgende thema’s:

1. Voortraject/preventie.

2. Executieve functies.

3. Hoog begaafdheid (zie 5,2).

4. Dekkend- en lerend netwerk op het gebied van (alle aspecten van) internationalisering.

Uitgangspunt is en blijft autonomie van schoolbesturen.

Plannen worden voorgelegd en besproken binnen de groep schakelfunctionarissen.

In de begroting 2020-2024 is bekostiging opgenomen voor eventuele inzet externe ondersteuning.

(19)

5.2 Onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen Aanvulling 2019-2020

Het samenwerkingsverband heeft voor de periode 2019-2022 een subsidie aangevraagd in het kader van samenwerking en (door)ontwikkeling van passend onderwijs voor (hoog)begaafde leerlingen om zo te komen tot een dekkend netwerk.

In het plan beschrijft het SWV de activiteiten die het onderneemt ter verbetering van het ondersteunings- en onderwijsaanbod voor leerlingen met kenmerken van begaafdheid. Deze activiteiten worden uitgevoerd in de periode tussen 1 januari 2019 en augustus 2023.

Doelgroep: (Hoog)begaafde leerlingen die behoren tot de doelgroep van SWV PO Eindhoven.

Doel en visie:

Specifieke kenmerken en aantallen: Uitgaande van een normaalverdeling heeft 2% van de leerlingen die behoren tot SWV PO Eindhoven te maken met (hoog)begaafdheid. Op 1 oktober 2018 behoorde 22.255 leerlingen tot ons samenwerkingsverband (bron: DUO). 2% van 22.255 is 445 leerlingen. (Hoog)begaafdheid gaat over meer dan intelligentie. We zien doorgaans een combinatie met bovengemiddelde motivatie en creativiteit. In deze aanvraag maken wij gebruik van de verdeling van niveaus in het schema uit het zelfassessment ‘Dekkend Netwerk van meer- en hoogbegaafdheid in een samenwerkingsverband’. We hebben de niveaus genummerd in niveau 1, 2 en 3 (zie onderstaand schema).

Nr. Niveau Interventies

1 Basisondersteuning Structurele signalering

Kernvakken: structurele differentiatie Begeleiding op 3 niveaus (ook omhoog)

Verrijking o.b.v. structureel (vaardigheden)model 2 Lichte extra ondersteuning Verdergaande diagnostiek

Begeleiding op 3+ niveau (extra compact + verrijking) Begeleiding van hiaten in kennis en vaardigheden Begeleiding lichte vormen van perfectionisme en faalangst 3 Extra ondersteuning:

Begaafdheid voorliggend

Begeleiding van dubbel bijzondere leerlingen

Begeleiding van getraumatiseerde/vastgelopen leerlingen Extra ondersteuning:

onderwijsondersteuning Beperking voorliggend

Extra ondersteuning: zorgondersteuning Beperking voorliggend

Ten aanzien van deze drie niveaus zal voor het SWV PO Eindhoven de focus vooral liggen op niveau 1 en 2, om het voorliggende veld goed in beeld te krijgen en preventief te kunnen inzetten. Ten aanzien van niveau 3 ligt er een ontwikkelopdracht. In deze Brainportregio merken we op dat de extra ondersteuning waarbij begaafdheid én beperking, maar ook de taal en cultuur een rol spelen, vraagt om meer zicht en duiding op ondersteuningsvragen in deze. Gezien de bijzondere regio zou het percentage van 2% mogelijk hoger kunnen liggen. Op niveau SWV is betrokkenheid bij 6 casussen, waarbij zorgondersteuning voorliggend is. Overige casussen worden op

schoolbestuurniveau opgelost. Er is op dit moment geen zicht om hoeveel leerlingen het gaat in de verschillende niveaus.

Visie: wij zien de (hoog)begaafde leerlingen in hun ondersteuningsbehoefte, zodat ze in staat zijn om zich naar hun potentie te ontwikkelen en op niveau te leren en uitgedaagd te worden. Ze worden voorbereid op het leren in de huidige maatschappij, een wereld waarin ze steeds meer hun eigen verantwoordelijkheid kunnen nemen en zich ervan bewust worden dat de wereld niet op hen is afgestemd. Dit vraagt specifiek aandacht voor de vaak voorkomende asymmetrie tussen cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling

Tevens worden de (hoog)begaafde leerlingen voorbereid op een passende overstap van PO naar VO.

Doelstelling: school is in staat om op basis van vroegsignalering de leerlingen met (hoog)begaafdheid te zien en is voorwaarde scheppend voor een passend leerproces om het schoolsucces te vergroten voor (hoog)begaafde

(20)

Pagina 20 van 31 leerlingen. (Hoog)begaafde leerlingen leren om te gaan met moeilijke situaties, ze leren zich aan te passen in een schoolwereld die soms onlogisch en onredelijk lijkt.

Waar staan we nu en waar willen we heen?

De leerlingen die vallen onder niveau 1, 2 en 3 uit bovenstaand schema, hebben we onvoldoende in beeld. Deze leerlingen met hun ondersteuningsbehoeften willen we eerst in beeld brengen en daarna een aanbod ontwikkelen.

Na de projectperiode willen we dat op alle scholen de basisondersteuning voor (hoog)begaafde leerlingen (niveau 1) en lichte extra ondersteuning (niveau 2) goed op orde is. Voor (hoog)begaafde leerlingen waarbij de begaafdheid voorliggend is (niveau 3), wordt een plan van aanpak ontwikkeld: gedurende de projectperiode wordt duidelijk hoe deze ingevuld gaat worden. Van belang hierin is dat de aansluiting met jeugdzorg en andere partijen, ook in relatie met Brainport, wordt meegenomen.

Ten aanzien van de samenwerking maken we gebruik van bestaande structuren. Te denken valt aan:

• Structureel overleg Schakelfunctionarissen

• Werkgroep Onderwijs, Zorg en Jeugdhulp (OZJ)

• Werkgroep schoolondersteuningsprofiel (SOP) en basisondersteuning

• Ondersteuningsplanraad (OPR) van SWV PO Eindhoven

• Structureel overleg SWV PO Helmond-Peelland en De Kempen

• Structureel overleg SWV VO Eindhoven-Kempenland

• Structureel overleg met de aangesloten gemeenten (ambtelijk en bestuurlijk)

Samen met bovengenoemde partijen zal gekeken worden in hoeverre wij gezamenlijk zaken kunnen arrangeren/

inkopen.

Bestaande structuur is ook Brainport. Ten aanzien van dit thema zullen we de samenwerking zoeken, waar mogelijk in gezamenlijkheid met de collega SWV-en.

Als nieuwe structuren zullen we gebruik gaan maken van de stuurgroep HB.

De stuurgroep zal beleidsvoorstellen voorleggen aan het bestuur en ALV SWV PO Eindhoven. Deze nemen daarover een besluit en zullen de stuurgroep vragen de implementatie te verzorgen in samenwerking met de bestaande netwerken.

 Binnen de schoolbesturen bestaan al verschillende platforms voor HB-ontwikkelingen. Onderdeel van de opdracht bij het plan van aanpak voor draagvlak en kennisdeling is om in 2019 op niveau SWV te

onderzoeken welke vorm het beste past om kennis met elkaar te delen en een dekkend netwerk op niveau SWV te realiseren.

 Binnen het SWV zijn er vier externe diensten. Op dit moment vindt er een verkenning plaats op bestuurlijk niveau gericht op de toekomst m.b.t. de inzet van SO, SBO en de expertisediensten. Expertise specifiek gericht op hoogbegaafdheid maakt hier deel van uit.

 Binnen het SWV is er één bestuur dat als onderdeel van het regulier onderwijs een afdeling heeft specifiek voor hoogbegaafde leerlingen. Daarnaast zijn er verschillende “plusklassen” binnen de verschillende besturen ingericht.

 Eerder zijn op niveau SWV de voornoemde initiatieven niet met elkaar verbonden in bijvoorbeeld een kenniskring. Onderdeel van de opdracht binnen deze subsidie is om te bezien hoe het SWV er voor staat m.b.t. het dekkend netwerk en wat nog gerealiseerd kan worden. De besturen hebben deze subsidie en opdracht aangepakt als kans om over de grenzen van het eigen bestuur het dekkend netwerk m.b.t.

hoogbegaafdheid te onderzoeken en voor zover nodig te realiseren of door te ontwikkelen.

 In het schooljaar2018-2019 vindt er binnen het SWV een nulmeting plaats m.b.t. de basisondersteuning en de schoolondersteuningsprofielen. Hiervoor zijn formats ontwikkeld die door alle scholen en

schoolbesturen worden gehanteerd. Hierin is (hoog)begaafdheid ook opgenomen. De SOP’s worden in de PDCA-jaarcyclus van de scholen meegenomen en vervolgens op SWV-niveau geëvalueerd.

 De evaluatie op het niveau van de basisondersteuning en de ambitie van de scholen (onderdeel van het SOP), geven inzicht in de wensen m.b.t. professionalisering of instrumenten voor bijvoorbeeld

vroegsignalering.

 Vanuit het gedachtegoed dat het dekkend netwerk voor hoogbegaafdheid een gezamenlijke opdracht is, kan op het niveau van het SWV professionalisering worden ingezet.

 Brainport wordt betrokken bij de expertiseontwikkeling en kennisdeling.

(21)

Het SWV heeft een schakelfunctionaris per schoolbestuur, die verbinder is tussen de bestuurlijke laag en uitvoering in de scholen. Met behulp van deze functionarissen wordt de jaarlijkse PDCA-cyclus van het SWV geborgd.

Tevens wordt er jaarlijks een uitgebreide (schooljaar)monitor uitgevoerd door het SWV bij de schoolbesturen.

Daarnaast worden de SOP’s en de basisondersteuning in de jaarcyclus van de scholen opgenomen en geëvalueerd met de betreffende werkgroepen op SWV-niveau. De gegevens die daaruit voort komen zijn punten die worden getoetst aan de doelen van het voorgaande jaar in de ontwikkelagenda van het ondersteuningsplan 2018-2022 en/of worden meegenomen met de doelen voor het komende jaar. Op basis van ontwikkelingen (in dit geval ten aanzien van (hoog)begaafdheid) wordt jaarlijks het aanvullingsplan op het Ondersteuningsplan 2018-2022 opgesteld, door het bestuur van het SWV en ALV vastgesteld, na instemming van de OPR.

(22)

Pagina 22 van 31

6. Organisatie en governance / bestuursmodel

6.1 Besturingsfilosofie

De kern van de besturingsfilosofie van samenwerkingsverband Passend onderwijs PO Eindhoven is ‘decentraal beleidsrijk opereren’. Daarmee wordt bedoeld dat de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs en de uitvoering van passend onderwijs ten principale bij de deelnemende schoolbesturen ligt. Alle schoolbesturen van het samenwerkingsverband gaan daarbij uit van vertrouwen in elkaar en in de kwaliteit van elkaars expertise. Binnen dit bestuursmodel is er voor gekozen schoolbesturen optimaal financieel te faciliteren, zodat alle scholen een hoog niveau van ondersteuning kunnen bieden. De samenwerkende schoolbesturen zijn van mening dat juist door verder te investeren in de onderwijskwaliteit op de werkvloer een duurzaam succes gemaakt kan worden van passend onderwijs voor elk kind en voor alle scholen. Daar waar (boven-)regionale vraagstukken de individuele bestuurlijke mogelijkheden te boven gaan, voelen de schoolbesturen de gezamenlijke

verantwoordelijkheid en geven ze hier, middels het samenwerkingsverband als organisatie, vorm aan.

De schoolbesturen hebben zich gecommitteerd aan het voornemen afvaardiging van de betreffende schoolbesturen te leveren aan de werkgroepen die de gezamenlijk vastgestelde thema’s in dit ondersteuningsplan zullen uitwerken.

6.2 Inrichting van de organisatie van het SWV9

Samenwerkingsverband Passend onderwijs PO Eindhoven is een vereniging. Dit model doet recht aan het grote aantal besturen en de onderlinge verscheidenheid en garandeert de leden (deelnemende schoolbesturen in het SWV) directe invloed op de samenstelling van het bestuur en het beleid van het SWV.

De vereniging kent een Algemene Ledenvergadering, bestaande uit bestuurders/bestuurlijke vertegenwoordigers van alle aangesloten schoolbesturen. Deze ALV benoemt het bestuur van het samenwerkingsverband en fungeert tevens als toezichthouder. Hiermee voldoet het samenwerkingsverband aan de scheiding van bestuur en intern toezicht zoals in de wet is bepaald.

De besluitvorming in de ALV werkt met gewogen stemmen. In de statuten is deze weging nader uitgewerkt. De ALV streeft statutair naar consensus tussen schoolbesturen bij het nemen van besluiten.

Aanvulling 2020-2021

Vanaf januari 2020 zal de ALV werken aan het verbreden van draagvlak, middels het organiseren van commissies;

Bij het inrichten van commissies wordt nagestreefd dat er een goede verbinding komt tussen bestuurlijke

verantwoordelijkheid en de vertaalslag naar directieniveau en werkvloer en vice versa. Dus een verbindend principe dat zowel top-down als bottom-up werkt. Het SWV maakt hier een onderscheid tussen schoolbesturen en het SWV- bestuur. Elke commissie kent tenminste drie ALV-leden of een vertegenwoordiger gemandateerd door het

betreffende schoolbestuur (niet SWV-bestuursleden) en de coördinator SWV. Vanuit de ALV worden per werkgroep tenminste drie commissieleden benoemd, volgens een vooraf vastgesteld roulatieschema. Vanuit het principe van onafhankelijk toezicht maken de leden van het SWV-bestuur geen deel uit van de commissies. De ALV houdt middels dit principe toezicht op het bestuur:

De coördinator van het SWV is de schakel naar de scholen. De inhoudelijke uitwerking wordt gerealiseerd o.a.

middels de schakelfunctionarissen. Het bestuur houdt toezicht op de werkzaamheden van de coördinator.

De commissies houden toezicht op de aan hen toegewezen verantwoordelijkheidsterreinen en bereiden in samenspraak met de coördinator adviezen en vraagstukken voor t.b.v. de ALV.

De coördinator is de schakel in alle processen en werkt met mandaat in de commissies Het betreft de volgende commissies:

(daar waar staat leden van de ALV, lees: niet-bestuursleden SWV, wel hun vertegenwoordiger in de ALV ) Agendacommissie

 De agendacommissie ALV wordt geformeerd door tenminste drie leden van de ALV, waar in ieder geval de onafhankelijk voorzitter en de secretaris of plaatsvervangend voorzitter ALV deel van uitmaken.

 De commissie zal samen met de coördinator de ALV-vergaderingen voorbereiden. Er zal niemand vanuit het SWV-bestuur deelnemen. De coördinator verwoordt de mening van het SWV-bestuur.

 Deze commissie is verantwoordelijk voor de procedure rond de benoeming van de SWV-bestuursleden (voor zover van toepassing), de invulling van de commissies en de agenda van de ALV.

 De commissie komt bij elkaar:

o 2 à 3 x per jaar, 3 weken voorafgaand aan de ALV vergadering;

o bij benoeming bestuur SWV (mits actueel);

9Zie bijlagenboek “Inrichting en organisatie” blz. 5 en 6

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aan alle schoolbesturen is gevraagd aan welke ondersteuning het bestuur de meeste behoefte heeft met betrekking tot de invoering van ICT in het onderwijs.. Uit onderstaande

Als samenwerkingsverbanden, schoolbesturen en scholen niet duidelijk kunnen maken hoe het geld voor deze leerlingen ingezet wordt, dreigt het draagvlak onder het passend

Voor het risicogestuurd toezicht heeft de inspectie gezocht naar risicoparameters (meetpunten) die mogelijk voorspellend zijn voor achterblijvende resultaten van

Een ouder die het niet eens is met een beslissing van het bevoegd gezag inzake toelating van een leerling met extra ondersteuningsbehoefte of verwijdering van een leerling of met

Jasper Beenker Oudergeleding Best Onderwijs, voorzitter, DB mevr.. Charlotte Rijnen Personeelsgeleding SALTO, secretaris, DB

Door de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs en de uitvoering van passend onderwijs ten principale bij de schoolbesturen te leggen loopt het

Het samenwerkingsverband heeft als taak te beoordelen of leerlingen toelaatbaar zijn tot het onderwijs aan een speciale school voor basisonderwijs of tot het speciaal onderwijs

Ouders van leerlingen die door Profi Pendi toelaatbaar verklaard zijn tot een school voor speciaal onderwijs of een andere vorm van een passend (onderwijs- en zorg)arrangement,