• No results found

KONINKLIJK INSTITUUT VOOR TAAL-, LAND- EN VOLKENKUNDE VAN GALENSTRAAT 14, DEN HAAG

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "KONINKLIJK INSTITUUT VOOR TAAL-, LAND- EN VOLKENKUNDE VAN GALENSTRAAT 14, DEN HAAG"

Copied!
127
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

KONINKLIJK INSTITUUT VOOR TAAL-, LAND- EN VOLKENKUNDE VAN GALENSTRAAT 14, DEN HAAG

TELEFOON 33 07 71 - GIRONUMMER 17232

(2)

' DE ZAAK-MARGADANT Reeds geruimen tijd geleden noodig- de de Regeering prof. mr. van Kan, lid van den Raad van Indië, uit, de stuk- ken welke betrekking hebben op de veroordeeling van den toenmaligen ambtenaar van het Binnenlandsch Be- stuur in Zuid-Celebes, Margadant, in studie te nemen.

Men herinnert zieh de campagne welke voor genoemden ex-ambtenaar is gevoerd, bepaaldelijk in de „Indische Courant", die de onschuld van den veroordeelde betoogde.

Tenslotte heeft de Regeering de hoogerbedoelde opdracht aan prof. mr.

van Kan gegeven.

Deze is er nu al geruimen tijd mee bezig. Dit kan geen verwondering baren bij hem die weet hoe overbelast vrijwel alle hoogste ambtenaren zijn, en vooral eenige — niet alle — leden van den Raad van Indië.

Prof. mr. van Kan, wiens uiterst con- sciëntieuze wijze van werken bekend is, heeft zich juist gisteren op reis be- geven naar Makasser om zich' in Zuid- Celebes, ook door het hooren van verschillende personen, de wetenschap te verschaffen, welke voor het vormen van een eindoordeel noodig is.

Daar ook deze zaak thans moet wor- den beschouwd als „sub judice", vol- staan wij ,met deze mededeeling.

(3)

DE KWESTIE MARGADANT

Wordt er n a zijn overlijden geen p o g i n g tot rehabilitatie

g e d a a n ?

Het is al weer geruimen tijd geleden dat Margadant, de — naar thans aangenomen dient t; worden —onschuldig veroordeelde gezag- hebber bij het B.B. in Celebes, het tijdelijke met het eeuwige heeft verwisseld.

Hoewel na Margadant's dood enkele belang- rijke getuigen uit de oude zaak wegens mein- eed zijn veroordeeld, zoowel in eersten als in tweeden aanleg, wacht het publiek nog al- tijd op het herstel in eer van den man, wiens leven op waarlijk ontzettende wijze door een rechterlijke dwaling werd verwoest, aldus schrijft

het „Bat. Nwsbld." J

Men heeft tijdens zijn leven geen haast ge- maakt-met het onderzoek naar de mogelijkheid dat hier een onschuldige was veroordeeld, waarom zou men na zijn dood haast maken met zijn eerherstel, zelfs al hebben de mein- eed-processen aangetoond dat Margadant's von- nis niet deugde ?

Intusschen staat de zaak er eenigszins anders voor dan zij, die hun belangstelling voor deze kwestie na den dood van den betrokkene niet hebben laten varen, wel vermoeden.

Ware Margadant, nu de valschheid bewezen iS van enkele getuigenverklaringen, die op zijn yeroordeelmg van grooten invloed waren, nog m leven, dan zou de oud-gezaghebber, die immers herhaaldelijk te bevoegder plaatse op herziening van zijn vounis heeft aangedrongen, reeds spoedig na de meineed-vonnissen bij arrest van het Hooggerechtshof in zijn eer hersteld zijn.

Zijn dood echter heeft formeel aan dia mogelijkheid een einde gemaakt.

Het reglement op de strafvordering be- paalt namelijk dat, zoo de veroordeelde mocht zijn overleden, het verzoek om ont- lasting van zijn nagedachtenis door een van zijn nabestaanden, of bij het ontbreken der- zelve, door een curator ad hoc, te benoe- men door het Hooggerechtshof, zal mo- gen worden gedaan.

Voor zoover ons bekend, heeft geen ' van Margadant's nabestaanden een dergelijk ver- zoek gedaan; men mag aannemen dat zij niet pp de hoogte zijn van de voetangels en klemmen, welke door het overlijden van den betrokkene weer gelegd zijn.

Men vraagt zich af, of er voor de betrok- ken instanties geen aanleiding was, de nabe- staanden te waarschuwen.

«De bepaling uit de strafvordering toch, welke wij "zooeven noemden, vereischt een actief optreden.

Op geen andere wijze kan het Hof te weten komen, of er nabestaanden zijn, dan wel of het ambtshalve een curator ad hoc dient te benoemen.

Misschien is het niet uitgesloten, dat alsnog aanleiding gevonden zal worden om de na- bestaanden op de hoogte te stellen — wellicht zal het na deze publicatie niet meer noodig zijn ! — zoodra bekend is, welk advies prof.

Van Kan in zijn rapport aan de Regeering zal hebben gegeven.

Voor zoover wij konden nagaan aldus het

„Bat. Nwsbl.", is dit rapport echter nog niet in Indiè gearriveerd; men weet dat dé Reeeerintr den oud-edeleer vergunde, het na zijn pen- sionneenng in Holland af te maken.

Dat neemt niet weg, dat het advies van prof van Kan f o r m e e l niets te maken heeft

met de afwikkeling van deze pijnlijke zaak Krachtens het reglement op de strafvordering

(4)

wBwmmmmm mmmmmmmmm

DONDERDAG 28 JULI 1938

MÄRGÄDANT-ZfiÄK VOOR HET VOETLICHT

KUEN Jr. EN ZIJN CHAUFFEUR WORDEN BESCHULDIGD DE KAS VAN MARGADANT TE HEBBEN LEEG GESTOLEN

O m een diefstal v a n achttien m i l l e

Van bevoegde zijde verneemt h e t

„Nieuws" d a t de herbehandeling van ' de zaak-Margadant vermoedelijk op den 13en September een aanvang zal nemen, op welken datum de openbare zitting van den Raad van Justitie te Makassar in deze geruchtmakende affaire begint.

Het zal velen misschien bevreemd h e b - ben, dat het tijdvak tusschen de vorde- ring van den Officier van Justitie tot de verleening van rechtsingang tegen J.

Th. K. en B. (d.d. 3 Maart jl.), spoedig gevolgd door de beschikking van den P r e - sident van den Raad, waarbij die rechts- ingang verleend werd en de zaak zelve n a a r de terechtzitting verwezen, en h a a r behandeling' t h a n s in September in open- bare zitting, zoo groot is. Naar wij verne- men, is deze termijn opzettelijk zoo ruim gesteld om den leden van den Raad als- mede den advocaat, van de verdachten ge- legenheid te geven de betrokken stukken in extenso te bestudeeren.

Nu dan weldra een rechtsgeding, dat gedurende lange j a r e n de gemoederen van het publiek zoo fel bewogen heeft, wederom aangevat wordt en het volle licht der openbaarheid opnieuw zal schij- nen over de handelingen van de contro- leur B. B. Margadant (die verleden j a a r gestorVen is), willen wij in het kort het algemeene verloop van dit stukje levens- tragiek a a n de vergetelheid ontrukken, en ontleenen " daartoe het volgende a a n h e t „N. v. d. D.".

I n 1925 werd de heer Margadant tot een gevangenisstraf van vier j a a r veroor- deeld wegens diefstal van de kas van h e t controleurskantoor. De publieke opinie was door dit vonnis niet bevredigd. Zij wees een anderen dader aan en wel den- zelfden K. (en diens t h a n s overleden va- der), die binnenkort voor den Raad in Makassar zal moeten verschijnen.

Onschuldig?

Reeds tijdens zijn verblijf in de gevan- genis t r a c h t t e de heer Margadant alles in het werk te stellen om een h e r b e h a n - deling van zijn zaak te krijgen (die in- tusschen tot in hoogste instantie met h e t - zelfde resultaat beëindigd was), omdat hij verklaarde onschuldig te zijn. Geen oogenblik heeft hij opgehouden zijn on- schuld vol te houden. En eigenlijk ook van het begin van deze affaire heeft de openbaarheid zich van h a a r meester ge- maakt.

De heer Margadant ontving steun bij zijn streven. Zijn zwager, de bekende predikant C o o p s , deed alles wat in zijn vermogen lag om den veroordeelde te helpen. De pers bemoeide zich ermede, en maakte van Margadant's veroordeeling een Indisch Dreyfus-proces. Haar stem- men bereikten de „spreekzaal" van h e t volk, den Volksraad, waar het de heer C. C. v a n H e 1 s d i n g e n was, die voortdurend zijn stem verhief ten gunste van Margadant, en de Regeering over- stelpte met vragen.

De Regeering bleef niet doof, en droeg tenslotte prof. Van Kan, het toenmalig lid van den Raad van Indië op, een onderzoek in te stellen n a a r deze zaak, en de gron- den te bestudeeren, waarop publiek en pers h u n eisch: herbehandeling baseer-

ÂJGJÛUÛ

d' GEEN BRIL

„ W a n t Mammie koopt altijd de beste lampen die een mooi, zacht licht verspreiden en geen pijn doen aan m!jn oogen" Zulke lampen zijn de PHILIPS BI-ARLITA-lampen die e e n o v e r v l o e d i g , gelijk- verdeeld en zacht licht geven. Zij sparen oogen en geld.

PHILIPS

B I - A R L I T A

Gecontroleerd met deri photomeUr.

ZUINIG IN HET GEBRUIK

Thans aanzienlijk

in prijs verlaagd.

« * •*

Weliswaar is Margadant bij arrest van het Hooggerechtshof van 10 Dec. 1925 •—

in hoofdzaak bekrachtigend het vonnis van den R. v. J. te Makassar van 30 Sept, tevoren — aan verduistering' dierzelfde gelden schuldig verklaard, en een bewezen verklaring van den diefstal, hiertóoven a a n de K.'s en B. ten laste gelegd, zou met dat gewijsde niet overeen te brengen zijn;

m a a r het Reglement op de Strafvordering voorziet zoodanige omstandigheid.

Bovendien hebben de voorloopige infor- mation i.z. bovengenoemde verdachten, en het op last van' de Regeering in de Boeloe- koemba-zaak ingestelde heronderzoek in het algemeen, niet alleen bovenomschre- ven ernstige verdenking tegen K en B doen rijzen, doch tegelijk, — n a a r h e t voorkomt — de vroeger tegen Margadant aangevoerde aanwijzingen ontzenuwd als- mede aannemelijk gemaakt hoe het kan

^gebeuren, dat de Justitie destijds werd misleid.

Voorts heeft de veroordeeling a c h t e r - eenvolgens van L. M. Blaset-Blatt, J. C.

Alexander, Moehammad, en Pa Erai daeng Mattara, wegens meineed als getuigen in h e t oude Margadant-proces gepleegd, geleerd, dat zoowel twijfel a a n de juist- heid van Margadants veroordeeling als

verdenking tegen de K.'s en h u n omge- ving ook reeds bij den lateren rechter zijn gerezen.

Aldus is voldoende aanwijzing verkre- gen, dat de inhoud van de geldkist in het controleurskantoor gestolen werd, en dat hierboven genoemde verdachten onder andere zich a a n den diefstal hebben schuldig gemaakt.

De beschikking van den President van den. Dit geschiedde speciaal n a a r a a n - leiding van een erkentenis van een der getuigen in het proces, die n a a r Batavia, n a a r den heer Van Helsdingen was ge- reisd, dat hij meineed had gepleegd. Dit was dus het eigenlijke motief voor de Re- geering' om a a n prof. Van Kan (volgens art. 56 R. O. staat het den G. G. vrij bui- ten den procureur-generaal om ,,recht te plegen") een dergelijke opdracht te geven.

Het novum

De eerste phase van het gansche complex van handelingen, voorafgaande aan de herbehandeling van deze zaak, was het zoeken n a a r een zoogenaamd n o v u m, — nieuwe omstandigheden.

nieuwe feiten, nieuwe aspecten — dat volgens de straf verordening noodzakelijk is om een rechtsgeding opnieuw in be- handeling te kunnen nemen.

Welnu, dat novum kon inderdaad a a n - getoond worden: het lag opgesloten in die erkentenis van meineed en in h e t vermoeden, dat meerdere getuigen in- dertijd valsche eeden hadden afgelegd.

Het was dus taak, eerst deze meineed- k w e s t k l volledig' af te doen.

Een tweede phase in dezen proloog brak aan toen het vermoeden, dat K. en niet Margadant den diefstal gepleegd had, steeds levendiger werd. Zooals wij zeiden, h a d het publiek immer verdenking tegen K. gekoesterd en die verdenking, vertolkt door dagbladpers en Volksraad, werd al- lengs sterker.

Zoodat t h a n s niet alleen de meineed- kwestie voor de Regeering ï'eden werd om dé Margadant-zaak te heropenen, m a a r tevens, ;— men zou haast kunnen zeggen, ter geruststelling van dè openbare orde, — het vermoeden, dat een ander de dader was, h a a r daartoe noopte.

Zoodoende werd uiteindelijk na de ont- vangst van prof. Van Kan's advies het parket te Makassar instructie gegeven om'zoowel de meineedige getuigen als ook den werkelijken dief (of dieven) te ver- volgen.

Het éérste resultaat van deze instructie was de veroordeeling van verschillende getuigen in de Margadant-zaak wegens meineed door den Raad van Justitie te Màkassar in 1935 en 1936 (later door H.

G.-arrésten bekrachtigd), waardoor — uiteraard een zeer voornaam punt — t e - vens de verjaring van strafvordering ge- stuit werd, zoodat zij weer twaalf j a a r kon gaan toopen ; het twééde de verhooren van J. Th. K. en B. in April 1936, December 1936 en April 1937 door den rechter-com- missaris.

Slotapotheose

En thans dan de slotapotheose: Naar wij vernamen, baseert de Officier van Justitie zijn hierboven vermelde vordering op de volgende (hier kort weergegeven) gronden:

Üit de processen-verbaal van de ver- hooren van beide verdachten door den rechter-commissaris (zie hierboven) is ernstige verdenking gerezen, dat ver- dachten tezamen en in vereeniging met wijlen P. K. in den n a c h t van Donderdag 5 op Vrijdag 6 Febr. 1925, a l t h a n s in het tijdsverloop tusschen 2 en 10 Februari 1925 te Boeloekoemba, afd. Bonthain (Ce- lebes) uit de vastgemetselde geldkist in het controleurskantoor enz. enz. een geldsom groot ongeveer ƒ 18.000 hebben weggenomen met het oogmerk om die gelden zich wederrechtelijk toe te eigenen, en verder.

den. Raad te Makassar, waarbij deze rechtsingang met verwijzing naar de t e - rechtzitting verleent, houdt ongeveer d e - zelfde overwegingen in als de vordering van den Officier.

Wel zijn er volgens den President r e - denen om a a n de verklaringen van Bed- ja, den voornaamsten getuige (tegen K.

en B. — Red.) te twijfelen, maar h a a r m e - ! dedeelingen vinden van elders steun. En op grond van haar verklaring en in ver- band met hetgeen verder uit de stukken blijkt, a c h t hij genoegzame gronden van bezwaar aanwezig om genoemde verdach-

ten te vervolgen.

Ziehier dan de voorgeschiedenis van de heropening van de affaire-Margadant.

Het zou verkeerd zijn voor profeet te gaan spelen en voorbarige conclusies te trekken. Ook zou dat tegen het belang zijn, van hetgeen ieder oprecht v a d e r l a n - der tenaanzien van de m a g i s t r a t u u r wenscht: een klare, zuivere atmosfeer m en om h e t huis, waarin zij recht moet doen, hangende boven en rond de schaal, die rechtsgrond tegfen rechtsgrond af- weegt.

Laat ons slechts bnze vreugde mogen uitspreken over h e t feit alleen, dat deze procedure t h a n s «pnieuw gevoerd zal worden.

Welke ook h a a r a'loop moge zijn, of de nagedachtenis van controleur Margadant

— zooals de juridische terminologie dat zegt — ontlast zal tyorden, of niet, h a a r | wordt t h a n s recht gedaan, en met h a a r de publieke opinie van Nederlandsch-Indië,

H Ü ^ j

(5)

p

MARGADANT'S E E R H E R S T E L

Het Bat. NwsbL, schrijvend over de veroor- deeling wegens meineed door den Raad van Justitie te Makassar van twee vroegere getui- gen tegen den heer Margadant, wijst op de volgende passage in het requisitoir van mr.

Jonkman :

Het O.M. heeft bovendien, zoo mogelijk, vroegere getuigen terzake van meineed in rechten te betrekken, om aldus thans voor Margadant's nabestaanden, de gelegenheid te openen Margadant's zaak aan herziening door bet Hoog Gerechtshof te onderwerpen en van het Opperrechterlij k College, indien zijn onschuld mocht blijken, de uitspraak te erlangen, dat de nagedachtenis van den overledene van diens veroordeel ing wordt ontlast.

Het blad schrijft dan o.m. :

Al staat de veroordeeling van mevrouw Blazet en Alexander formeel ook nog niet gelijk met het bewijs van Margadant's on- schuld (waarmede de officier in zijn woord- keus rekening had te houden), men moet aannemen dat het openbaar ministerie tien jaar na Margadant's veroordeeling geen mein- eedzaken zou hebben voorgebracht, die voor de zaak-Margadant niet van beteekenis zijn.

Het zou bovendien al een zeer zonderlingen indruk maken — na alles wat over deze zaak te doen geweest is — indien de thans gevelde vonnissen niet gevolgd werden door een ver- nietiging van het vonnis tegen Margadant.

Het is natuurlijk nog mogelijk dat het Hoog Gerechtshof in revissie te oordeelen krijgt over de beide meineedigen en tot een andere conclusie komt dan de raad te Makasar.

Maar indien deze uiterst geringe mogelijk- heid geen werkelijkheid wordt, zal de vernie- tiging van Margadant's veroordeeling nu niet meer kunnen uitblijven.*

Onze rechtspraak werkt over het algemeen niet snel.

Vaak komt een verdachte vrij op den dag der uitspraak omdat de duur der preventieve hechtenis gelijk is aan den straftijd ; booze tongen beweren dat de straftijd in die geval- len weleens wat hooger gesteld werd om niet al te duidelijk te doen blijken dat de zaak veel te laat behandeld is

Maar nog trager dan met de veroordeel ing is onze rechtspraak met de herziening van blijkbaar verkeerde vonnissen.

Er moeten bergen verzet zijn alvorens men het zoover gebracht heeft dat althans een eerste poging gedaan wordt

om de mogelijkheid van een rechterlijke dwa- ling te onderzoeken. Het geval-Margadant is een zéér ernstige aanklacht tegen ons rechtbe- stel en zijn heilige huisjes.

*) Zooals men weet, zal de raad van justitie te Makassar nog een derde geval van meineed be- handelen, n.1. de zaak tegen den oppasser Moe- hamma, uit wiens huidige verklaringen zou vol- gen dat de scharnieren van de geldkist, waaruit Margadant f 18.000.— gestolen zou hebben, tijdens M's uitstedigheid met olie gesmeerd moeten zijn, terwijl een van de belangrijkste overwegingen van 's Hofs arrest tegen M. was, dat deze dit zelf gedaan moest hebben.

(6)

E E R S T E B E A D

/ VU nutnnûtt bestaat tût vier bladen.

Nt

>

HET WANTROUWEN IN DE STRAFRECHTSPRAAK

DE ZAAK-MARGADANT

Om te weten dat de strafrechtspraak een kritieke periode doormaakt, behoeft men waarlijk geen insider te zijn. Niet alleen in vaktijdschriften of op juristencongressen, maar ook en vooral in talrpe moderne romans (Fall Maurizius, Erfolg, om slechts twee van de meest bekende te noemen), in de pers en in de gesprekken van bet leeken- publiek, wordt een groeiend wantrouwen aan den dag gelegd in de juistheid van de straf- rechtspraak. De feiten komen het geschokte vertrouwen telkens^weer verontrusten. Wij zien hoe in da beruchte moordzaak-Lans de verdachte, na een zéér uitgebreid £en herhaaldelp heropend /«.onderzoek, 'f in tweede instantie door het Hof in Den Haag veroordeeld wordt tot 20 jaar gevangenisstraf!

hoe wegens een kleine vormfout in het proces-verbaal der terechtzitting, de Hooge Kaad de beslissing vernietigde en de é ,k naar een ander Hof, n.1. dat van 's Herto- genbosch verwees, en hoe de verdachte daar werd vrijgesproken.

In beide gevallen : 3 rechters, mannen wier studie en [ervaring ongeveer dezelfde zijn, berechten*'dezelfde zaak — met een zoo belangrijk verschil in oordeel. En men be- denke daarbij dat, wanneer die kleine fout niet gemaakt was, de uitspraak van het eerste Hof zeer waarschijnlijk beslissend zou zijn geweest ! In een ander geval zien wij den Officier van Justitie te Rotterdam 10 maanden gevangenisstraf eischen voor dief- stal van een paar ruiten in een in aanbouw zijnd huis; de verdachte wordt vrijgespro- ken en de officier gaat in hooger beroep.

De advocaat-generaal bij het Hof acht be- klaagde eveneens schuldigen eischt... f 10.—

boete ! Wij — en vermoédelp ook menig jurist— vragen ons af waar toch in 's he- melsnaam in deze beide vorderingen het redelijk verband tusschen strafmaat en daad te zoeken is. Al deze feiten,—en »hoeveel andere zouden er nog op te sommen zijn I

— verontrusten en stemmen wantrouwend- Bij het bespreken van enkele der belang- rijkste kwesties hierover, moet echter één ding den beschouwer voor oogenj;bujven staan, en dat is: dat de rechter een mensen is, en dat aan zijn oordeel geen bovenmen«

schelijke eischen mogen worden gesteld.

Het is zonder twijfel beangstigend voor een beklaagde te weten, dat vaak zijn vonnis afhangt van 's rechters goede nachtrust, lever of nieren — maar dat is iets wat wij ook in andere levensgebieden hebben te ac>

cepteeren. Of wordt niet menig veelbelovend jong kunstenaarsleven vernietigd, omdat de criticus van een groot blad zich bfl het eerste concert wat vermoeid en geprikkeld voelde ? En ondervindt niet iedere exami- nandus, hoe hij afhankelijk is van de goede luim van zijn examinator? Het menscheltjk oordeel blijft nu eenmaal van zeer aardsche factoren afhankelijk.

Wij willen niet beweren dat, speciaal ten aanzien van den strafrechter, geen enkele correctie mogelijk ware van deze mensche- lijke eigenschappen. Een afzonderlijke, ge- specialiseerde opleiding van den strafrechter l p t ons in de toekomst onafwijsbaar, en wü weten vele gezaghebbende mannen aan onze zijde.

Maar dit is toekomst-muziek; voorloopig hebben wij als feit te aanvaarden, dat de rechter, naar w|j in vakbladen lezen vaak overkropt met civiele zaken, slechts voor een, klein gedeelt8 zijn belangstelling en energie aan strafzaken kan besteden.

De wet heeft echter verschillende waar- borgen willen geven voor een goede en rechtvaardige strafrechtspleging.

Ds allerbelangrijkste is, dunkt ons, de moge- lijkheid om een tweede, hoogere instantie de zaak te kunnen voorleggen. Hieraan willen wij eenige beschouwingen wijden, en wel in verband met een artikel van prof. Schepper in de laatste aflevering van het Indisch Tijd- schrift van het Recht over de geruchtmakende zaak-Margadant.

„De zaak-Margadant" — aldus de hoogge- leerde schrijver — „is van meet af aan een ingewikkelde, raadselachtige geschiedenis. Uit een gesloten geldkist van een B.B.-kantoor in het kustland van Zuid-Celebes verdwijnt spoorloos de gansche inhoud, bestaande uit ongeveer f 8000.— bankpapier (waaronder drie biljetten van duizend), omstreeks f 10.000.—

aan zilvergeld, enkele chequeboekjes en an- dere papieren en voorwerpen.

Hoe is dat geld —de heer Belonje schat het gewicht van het zilvergeld op 200 pond

— weggevoerd? Officieel gesproken heeft niemand er iets van bemerkt, want de Jus- titie heeft het niet kunnen aan den dag brengen. Waar is dat geld gebleven ? Alwe-

V

der officieel gesproken weet niemand het, want de Justitie heeft het niet kunnen ont- dekken. Da gezaghebber die voor het geld verantwoordelijk was, wees terstond in de richting van zijn voorganger.«De officier van Justitie en*het B.B. verdachten onmiddellijk den bestuursambtenaar zelf." Uitvoerig be- spreekt prof. Schepper de'kort geleden ver- schonenden 400k door ons besproken brochure

„Onschuldig veroordeeld" van den heer Mar- gadant, waarin de;i8 artikelen van den heer B3lonje, in de Indische Gourant over deze zaak verschenen, zijn afgedrukt, en !waarin ook mr.

Van ÏHelsdingen;in zijn'inleiding schrijft „dat hier naar mijn Tsteeds^klimmende overtui- ging ïeen_onschuldige',werd;veroordeeld". Zoo positief laatÏprof.;Schepper zich niet uit, en hg (noemt^enkele onopgehelderde^punten die tegen den heer^Margadant fpleiten en die in de brochure~„öf buitentbeschouwing worden gelatengöf£verkeerd worden weergegeven".

Desniettemin »[verwerpt jthij de f mogelijkheid niet, dat speciaal de officier van Justitie zichïte>eel in één bepaalde richting heeft iaten leiden, zonder oog te hebben voor andere mogelijkheden," en hij acht het een dringende eisch van rechtszekerheid;dat „de* Land voogd, I indien h# den-gerezen twijfel aan de' juistheid ( van Margadant's veroordeeling deelt of althans overtuigd is van den onhoudbaar geworden bewijsgrondslag waarop die/veroordeeling in de gewijsden, is gebouwd, aan een bekwaam en onafhankelijk rechtsgeleerde met groote practische rechterlijke ervaring, die tot dusver buiten de zaak stond, het instel- len van het in de eerste plaats noodige nieuwe onderzoek zou kunnen opdragen. Van de resultaten van dat onderzoek zal dan afhangen, of er iets verder te doen valt en, zoo ja, welke de voïgendefstap moet zijn om tot herziening van 's* Hofs 'arrest te geraken." Juist,vandaag werd ons'geseind—

men zie onder^Telegrammen Indië—dat de Landvoogd de meening van prof. mr. J. van Kan heeft gevraagd.

O/er één punt spreekt prof. Schepper in zijn artikel niet en wij hebben ons daarover eenigszins verbaasd.

Dat is n.1. de vraag of het onderzoek door den tweeden, hoogeren rechter, het Hoog- gerechtshof dus, inderdaad in het algemeen de noodige waarborgen biedt voor een nieuwen onbevooroordeelden, frisschen k p op de zaak — zonder welke toch ieder hooger beroep geen zin heeft. Wij meenen deze vraag ontken- nend te moeten beantwoorden. In dergelijke groote f strafzaken toch wordt door den hoo- geren rechter uitsluitend op de stukken recht gesproken ; de beklaagde en zijn raadsman'.worden, een hooge uitzondering daargelaten, ' s zelfs niet gehoord, al kunnen zij een memorie indienen. Waaruit bestaan die stukken ? In de eerste plaats uit het geheele politioneele onderzoek, het gerechte- lijk vooronderzoek en, als belangrijkste do- cumenten, het vonnis met zijn overwegin- gen en waarin de tenlastelegging en de eisch van den officier van Justitie zijn op- genomen, en het proces-verbaal der terecht- zitting.

Het vonnis is het oordeel van den Raad van Justitie waartoe het beleidvol, oordeel- kundig, onpartijdig onderzoek ter terechtzit- ting behoort te hebben gevoerd, van welk onderzoek het proces-verbaal een zuiver beeld moet geven. Hier naderen wij het punt in kwestie. Men bedenke v|elk een enorme verantwoordelijkheid |rust op den voorzitter van een rechtscollege dat, in twijfel-gevallen, dus veelal op grond van z.g. indirect bewijs, terwijl beklaagde vurig blijft ontkennen, een veroordeeling uitspreekt. Deze verantwoorde- lijkheid is zóó groot, dat het niet anders kàn of het moet een groote verlichting voor hem beteekenen indien de hoogere rechter, het Hof, zijn oordeel deelt.

Wordt nu aan dien voorziter niet een bo- venmenschelpe eisch gesteld waar de wet van hem verlangt dat hij nà het veroordee- lend vonnis nog in staat is tot het onder- teekenen van dat proces-verbaal, dat de onpartijdige, objectieve sfeer van het onder- zoek vóór de veroordeeliu g moet weerspiege- len ? Want dat het proces-verbaal van soms vele zittingsdagen geheel gereed zoo zijn vóór de uitspraak van het vonnis — meestal 8 dagen later — l p t ons onmogelijk, en, voor zoover wij dit konden opmaken uit de desbe- treffende wetsartikelen, is dit ook niet voor- geschreven. Hier ligt een dermate groote psychologische zwakheid van ons strafpro- ces, dat wij het betreuren dat een zoo ge- zaghebbend min als prof. Schepper, juist naar aanleiding van de zaak-Margadant, hier niet op gewezen heeft.

Kaar voor het overige sluiten wij ons van harte aan bij zijn slotbetoog: „niet alleen ginds overzee maar ook hier in de Oost dient alles wat mogelijk is, te worden'gedaan om te waarborgen, dat in het Koninkrijk der Nederlanden recht te krijgen is, ^en om el- ken twijfel daaraan uit te roeien met wortel en tak". Inderdaad — voor een veroordeelde die, na zijn straftijd, of door gratie eerder op vrije voeten gekomen, zijn onschuld vol- houdt en wien het dus blijkbaar ;niet meer om het ontloopen der gevangenis tedoen'is,

— voor zulk een veroordeelde moet ruimer gelegenheid bestaan z p zaak grondig„her- zien en opnieuw onderzocht te krijgen. Rond- loopen in vrpeid met in het verleden een veroordeelend vonnis, terwyl men zich on- schuldig wéét —mag niet het lot zijn van een burger in een rechtsstaat.

(7)

E E R S T E B E A D

NOGMAALS DE ZAAK«MARGADANT BuiTENzoRfi, 10 Nov. (Aneta Radio). O f f i - c i e e l : De Regeering verzocht professor J. van Kan, in verband met de in de Pers

periodiek te berde gebrachten twyfel inzake de juistheid van de veroordeeling van den gewezen fg. B. B.-controleur F.J. Margadant, te berichten, of naar zijn oordeel de wen- schelijkheid zou bestaan een nieuw onder- zoek te overwegen.

. Dil nummet bestaat tût vkt bladen.

-"SE •%%•

FROUWEN IN DE RECHTSPRAAK

K-MARGADANT

Om te weten dat de strafrechtspraak een kritieke periode doormaakt, behoeft men waarlijk geen insider te zijn. Niet alleen in vaktydschriften of op juristencongressen, maar ook en vooral in talryke moderne romans (Pall Maurizius, Erfolg, om slechts twee van de meest bekende te noemen), in de p8rs en in de gesprekken van bet leeken- publiek, wordt een groeiend wantrouwen aan den dag gelegd in de juistheid van de straf- rechtspraak. De feiten komen het geschokte vertrouwen telkens'weer verontrusten. Wij zien hoe in de beruchte moordzaak-Lans de verdachte, na een zéér uitgebreid ^en herhaaldelijk heropend /1 .onderzoek, ''% in tweede instantie door het Hof in Den Haag veroordeeld wordt tot 20 jaar gevangenisstraf ; hoe wegens een kleine vormfout in het proces-verbaal der terechtzitting, de Hooge Raad de beslissing vernietigde en de zaak naar een ander Hof, n.1. dat van 's Herto- genbosch verwees, en hoe de verdachte daar werd vrijgesproken.

In beide gevallen : 3 rechters, mannen wier studie en (ervaring ongeveer dezelfde zijn, berechten."dezelfde zaak — met een zoo belangrijk verschil in oordeel. En men be- denke daarbij dat, wanneer die kleine fout niet gemaakt was, de uitspraak van het eerste Hof zeer waarschijnlijk beslissend zou zyn geweest ! In een ander geval zien wij den Officier van Justitie te Rotterdam 10 maanden gevangenisstraf eischen voor dief- stal van een paar ruiten in een in aanbouw zynd huis; de verdachte wordt vrijgespro- ken en de officier gaat in hooger beroep.

De advocaat-generaal by het Hof acht be- klaagde eveneens schuldigen eischt.., f 10.—

boete! Wij—en vermoedelijk ook menig jurist — vragen ons af waar toch in 's he- melsnaam in deze beide vorderingen het redelijk verband tusschen strafmaat en daad te zoeken is. Al deze feiten,— en [hoeveel andere zouden er nog op te sommen zijn !

— verontrusten en stemmen wantrouwend.

By het bespreken van enkele der belang- rijkste kwesties hierover, moet echter één ding den beschouwer voor oogen| blij ven staan, en dat is: dat de rechter een mensch is, en dat aan zyn oordeel geen bovenmen«

schelijke eischen mogen worden gesteld.

Het is zonder twflfel beangstigend voor een beklaagde te weten, dat vaak zijn vonnis afhangt van 's rechters goede nachtrust, lever of nieren — maar dat is iets wat wjj ook in andere levensgebieden hebben te ac- cepteeren. Of wordt niet menig veelbelovend jong kunstenaarsleven vernietigd, omdat de criticus van een groot blad zich by het eerste concert wat vermoeid en geprikkeld voelde ? En ondervindt niet iedere exami- nandus, hoe hy afhankeiyk is van de goede luim van zyn examinator? Het menscheiyk oordeel blijft nu eenmaal van zeer aardsche factoren afhankeiyk.

Wy willen niet beweren dat, speciaal ten aanzien van den strafrechter, geen enkele correctie mogelyk ware van deze mensche- ïyke eigenschappen. Een afzonderiyke, ge- specialiseerde opleiding van den strafrechter ïykt ons in de toekomst onafwysbaar, en wy weten vele gezaghebbende mannen aan onze zyde.

Maar dit is toekomst-muziek; voorloopig hebben wij als feit te aanvaarden, dat de rechter, naar w$ in vakbladen lezen vaak overkropt met civiele zaken, slechts voor een klein gedeelte zijn belangstelling en energie aan strafzaken kan besteden.

De wet heeft echter verschillende waar- borgen willen geven voor een

rechtvaardige straft echtspleging.

De allerbelangrijkste is, dunkt ons, de moge- lijkheid om een tweede, hoogere instantie de zaak te kunnen voorleggen, Hieraan willen wij eenige beschouwingen wyden, en wel in verband met een artikel van prof. Schepper in de laatste aflevering van het Indisch Tijd- schrift van het Recht over de geruchtmakende zaak-Margadant.

„De zaak-Margadant" — aldus de hoogge«

leerde schrijver — „is van meet af aan een ingewikkelde, raadselachtige geschiedenis. Uit een gesloten geldkist van een B.B.-kantoor in het kustland van Zuid-Celebes verdwynt spoorloos de gansche inhoud, bestaande uit ongeveer f 8000.— bankpapier (waaronder drie biljetten van duizend), omstreeks f 10.000.—

aan zilvergeld, enkele chequeboekjes en an- dere papieren en voorwerpen.

Hoe is dat geld — de heer Belonje schat het gewicht van het zilvergeld op 200 pond

— weggevoerd? Officieel gesproken heeft niemand er iets van bemerkt, want de Jus- titie heeft het niet kunnen aan den dag brengen. Waar is dat geld gebleven ? Alwe-

der officieel gesproken weet niemand het, want de Justitie heeft het niet kunnen ont- dekken. Da gezaghebber die voor het geld verantwoordeiyk was, wees terstond in de richting van zyn voorganger.^De officier van Justitie en^het B.B. verdachten onmiddellijk den bestuursambtenaar zelf." Uitvoerig be- spreekt prof. Schepper dejkort geleden ver- schonenden ^ook door ons besproken brochure

„Onschuldig veroordeeld" van den heer Mar- gadant, waarin de^l8 artikelen van den heer Belonje, in de Indische Gourant over deze zaak verschenen, zijn afgedrukt, en !waarin ook mr.

VanIHelsdingenjin zyn^inleiding schrijft „dat hier naar myn Tsteeds^klimmende overtui- ging Seen_onschuldige;werd>eroordeeld". Zoo positief lâatfprof.^Schepper zich niet uit, en hij fnoemt*enkele onopgehelderdefpunten die tegen den heer^Margadant fpleiten en die in de brochure~„öf buiten|beschouwing worden gelaten£öf;,verkeerd worden weergegeven".

Desniettemin *jverwerptjthij defmogeiykheid niet, dat speciaal de officier van Justitie zich^telveel in één bepaalde richting heeft laten leiden, zonder oog te hebben voor andere mogelijkheden," en hij acht het een dringende eisch van rechtszekerheid'dat „de-Landvoogd, indien hij derrgerezen twtjfel aan de^ juistheid van Margadant's veroordeeling deelt"of althans overtuigd is van den onhoudbaar geworden bewysgrondslag waarop die>eroordeeling in de gewysden, is gebouwd, aaneen bekwaam en onafhankeiyk rechtsgeleerde met groote practische rechteriyke ervaring, die tot dusver buiten de zaak stond, het instel- len van het in de eerste plaats noodige nieuwe onderzoek zou kunnen opdragen. Van de resultaten van dat onderzoek zal dan afhangen, of er iets verder te doen valt en, zoo ja, welke de volgendefstap moet zyn om tot herziening van 's Hofs 'arrest te geraken." Juist,vandaag werd ons'geseind—

men zie onder Telegrammen Indiö—dat de Landvoogd de meening van prof. mr. J. van Kan heeft gevraagd.

0?er één punt spreekt prof. Schepper in zyn artikel niet en wy hebben ons daarover eenigszins verbaasd.

Dat is n.1. de vraag of het onderzoek door den tweeden, hoogeren rechter, het Hoog- gerechtshof dus, inderdaad in het algemeen de noodige waarborgen biedt voor een nieuwen onbevooroordeelden, frisschen kyk op de zaak — zonder welke toch ieder hooger beroep geen zin heeft. Wij meenen deze vraag ontken- nend te moeten beantwoorden. In dergeiyke groote ^strafzaken toch wordt door den hoo- geren rechter uitsluitend op de stukken recht gesproken ; de beklaagde en zyn raadsman ".worden, een hooge uitzondering daargelaten,'i zelfs niet gehoord, al kunnen zij een memorie indienen. Waaruit bestaan die stukken ? In de eerste plaats uit het geheele politioneele onderzoek, het gerechte- ïyk vooronderzoek en, als belangrykste do- cumenten, het vonnis met zijn overwegin- gen en waarin de tenlastelegging en de eisch van den officier van Justitie zijn op- genomen, en het proces-verbaal der terecht- zitting.

Het vonnis is het oordeel van den Raad van Justitie waartoe het beleidvol, oordeel- kundig, onpartydig onderzoek ter terechtzit- ting behoort te hebben gevoerd, van welk onderzoek het proces-verbaal een zuiver beeld moet geven. Hier nadaren wij het punt in kwestie. Men bedenke vjelk een enorme verantwoordeiykheid frust op den voorzitter van een rechtscollege dat, in twyfel-gevallen, goede en i dus veelal op grond van z.g. indirect bewys,

terwijl beklaagde vurig biyft ontkennen, een veroordeeling uitspreekt. Deze verantwoorde- lijkheid is zóó groot, dat het niet anders kàn of het moet een groote verlichting voor hem beteekenen indien de hoogere rechter, het Hof, zyn oordeel deelt.

Wordt nu aan dien voorziter niet een bo- venmenscheiyke eisch gesteld waar de wet van hem verlangt dat hy nà het veroordeel lend vonnis nog in staat is tot het onder- teekenen van dat proces-verbaal, dat de onpartydige, objectieve sfeer van het onder- zoek vóór de veroordeelin g moet weerspiege- len ? Want dat het proces-verbaal van soms vele zittingsdagen geheel gereed zoo zyn vóór de uitspraak van het vonnis — meestal 8 dagen later — ïykt ons onmogelijk, en, voor zoover wy dit konden opmaken uit de desbe- treffende wetsartikelen, is dit ook niet voor-

geschreven. Hier ligt een dermate groote psychologische zwakheid van ons strafpro- ces, dat wij het betreuren dat een zoo ge- zaghebbend mm als prof. Schepper, juist naar aanleiding van de zaak-Margadant, hier niet op gewezen heeft.

Maar voor het overige sluiten wy ons van harte aan bij zyn slotbetoog: „niet alleen ginds overzee maar ook hier in d8 Oost dient alles wat mogeiyk is, te worden'gedaan om te waarborgen, dat ia het Koninkryk der Nederlanden recht te krygen is, ten om el- ken twtjfel daaraan uit te roeien met wortel en tak". Inderdaad — voor een veroordeelde die, na zyn straftyd, of door gratie eerder op vrije voeten gekomen, zyn onschuld vol- houdt en wien het dus blijkbaar ;niet meer om het ontloopen der gevangenis te doen'is,

— voor zulk een veroordeelde moet ruimer gelegenheid bestaan zyn zaak grondig .her- zien en opnieuw onderzocht te krygen. Rond- loopen in vrjjheid met in het verleden een veroordeelend vonnis, terwijl men zich ons schuldig wéét —mag niet het lot zijn van een burger in een rechtsstaat.

É^MMMMMMÉÉlil W

(8)

r

EEN BEROEP O P ANDERE MEINEEDIGEN

Opmerkelijke requisitoir in de zaak-Margadant

I Aan het requisitoir van den officier van

•ustitie bij den Raad van Justitie te Makassar

• i de meineedzaken tegen Alexander en mevr.

Blaset ontleenen we dit opmerkelijke gedeelte:

I Ik mocht uw Raad zooeven al aanduiden,

•dat de vervolgingen wegens meineed niet in Ide eerste en voornaamste plaats bedoelen de f valsche getuigen zelve te treffen — vóór alles daarentegen zijn ze onmisbaar tot inleiding mogelijk van een herzieningsprocedure bij het i Hof en ze vormen slechts een onderdeel van

het nader onderzoek in de hoofdzaak: de I Boeloekoemba-zaak.

I En met verheffing van stem zegt de officii

•dan volgens het verslag de Mak. Crt. ïf Indien uw Raad in den geest van mijn eisch l o u kunnen besluiten tot een betrekkelijk lichte Rtraf, dan zouden anderen — bv. medeplichti- g e n aan de verduistering door Margadant of, Ban den cie'stal door anderen, öf andere val- Ëche getuigen — of misschien ambtenaren die

•Hang hadden moeten spreken, doch zwijgend!

fcich pogen te dekken tegen vroeger verzuim —I liaarin een aansporing kunnen zien, om zich —I t n hun eigen belang zoowel ter wille van del fcoede justitie te melden bij de Overheid,!

• v e r t r o u w e n d e d a t d e z e w e e t tel I w a a r d e e r e n wie h a a r s t e u n e n , ! I w a n n e e r z i j n o g s t e u n b e h o e f t . I Men bedenke, dat het hier zou kunnen gaanl

•in beperkte Verhoudingen — als het herhaalde-1 lijk ging in het groot in de geschiedenis: I

Wie zich aansluit, als de zege nog moet !

•worden bevochten, is e e n b ij u i t s t e k

• g e w a a r d e e r d e b o n d g e n o o t — doch Iwie pas komt aanhollen als de overwinning al lis behaald, zal slecht worden ontvangen.

(9)

FLFDE JAARGANG No 4 6 ZATERDAG 1 2 NOVEMBER 1932 LOSS! NUMMERS 35 CENT

Weekblad gewijd a a n d e belangen van Nederlandsch-Indië.

Directeur : w. A. QROIXENBERG, Amsterdam üitgeefster: N. V. „De Indische Post", Soerabaio.

Adres voor Directie, Redactie en Administratie:

Toendjoengan 6, Soerabaja. Tel. 2S00 Z.

Adres in Ned.: N. Z. Voorburgwal 278-280, Amsterdam.

Hoofdredacteur:

Mr. R. F Q U I N,

Redactie in Europa: G. VAN LISSA

Red. inhoud: Nadruk oerloden tolgiai de Auteurswet 1912 art- 1 Gedrukt bH B . Fuhpi & C o . S o e r a b a l a .

A b o n n e m e n t s p r i j s :

voor Nederlandscb-Indië: f 12.—per jaar.

voor Nederland en hrt Buitenland t i&.— per laar.

A d v e r t e n t i e s :

f 0.75 per pegel. Bij contract aanmerkelijke reductie, Oe adver- tentiekolom Is 45 mil, breed en meet over de geheele lengte von het hlnri 170 npofls. ,

BELASTING B E T A L E N

G E

E

II-

v o o r w a a r d e n Vraag onze

| TIJDVERLIES ERGERNIS RISICO

J TRANSPORTKOSTEN N I I BOETE

I N C A S S O K A N T O O R G O E B E N G T h . J . de KRUIJFF

I n k . Woanaoe 28. — Telefoon Z 1478.

I

Inhoud van dit nummer«

ONZE MEENING

UIT HET COLLEGE VAN GEDE- LEGEERDEN

UIT DE KUNSTWERELD Ludwig II van Beieren en Richard Wagner

KINDERLEED RAMMELSLAG

Daubmann en Zus Braun BOEKENPLANK

WAT HOLLAND ONS BRENGT Gezagschemering

BOVEN DE 100 GRADEN Jo-Jo

CONFERENTIES EN CONFI- DENTIES

1001 VERHALEN

Waarschuwing tegen vreemde portefeuilles

FILMWERELD

BELANGRIJKE VRAAGSTUK- KEN

Waarheid, Nuchterheid en Zakelijkheid

BOVEN DE STREEP Wimme.ls brief - TOONEELFEUILLETON

Afgedreven

pag. 1 ., 3

„ 4

„ 4

„ 5

„ 5

„ 6

„ 6 ,. 7

., 8

„ 8

», 9

„ 9

„ 10

„ 12 ONS WERELD OVERZICHT

KATTEBELLETJES

Spiegelbeelden langs den Rijn „ 13 ONZE RIJSTTAFEL

Onze mentaliteit „ 14 S. O. S.

Guy en de Amsterdamsche kruier ,. 14

Het beste en goedkoopste BROOD koopt U bij ons. WAAROM ? Omdat het, door deskundigen, BEKROOND Is met dan

EERSTEN PRIJS

In de Jaarmarkt EXPOSITIE

P A L A I S D E L U C U L L E

PALMENLAAN 1 S O E R A B A I A TEL. Z. 370.

Professor Schepper over de zaak Margadant. ,.Er is in den Hemel meer vreugde over één zondaar die zieh bekeert " . Nuchtere en zakelijke critiek op de gewezen

vonnissen. Overdrijving schaadt. Het R cht eiseht een nieuw onderzoek.

De geheime nota. Een beschuldig«?!', die zich niet verdedigen mag. Moge de Begeering »iet langer talmen.

Niemand zal ons wel verdenken van een blinde bewondering voor Professor Mr.

Schepper.

Zijn brochure — uitgegeven door de Stuw- groep — over het vonnis tegen Soekarno, de wijze, waarop daarin het vonnis werd bestreden, de subjectieve en ongemotiveer- de critiek op de rechterlijke macht, de vol- komen negatie van de nadeelige politieke gevolgen, welke de publicatie van een der- gelijk geschrift kon medebrengen, de on- zakelijke en weinig wetenschappelijke be- strijding, hebben destijds veel stof doen opwaaien en ook wij hebben toenmaals niet nagelaten om ongezouten onze meening over het weinig hooggeleerd optreden van Professor Schepper te zeggen.

* * *

„Er is in den hemel meer vreugde over één zondaar, die zich bekeert"

Het waren deze woorden, die ons in de gedachten kwamen, toen wij het artikel van Mr. Schepper in het Indische Tijdschrift van het Recht over de, ook door ons bespro- ken, zaak Margadant lazen.

Hier geen overdrijving, geen opwekking van politieke hartstochten, geen aantas- ting van de hoogheid der rechterlijke macht, hier geen subjectieve inzichten van een door politieke overtuiging verblinden criticus.

Hier geen strafrechterlijke bestrijding van een vonnis als publicatie van een poli- tieke groep.

Hier is de hoogleeraar in het strafrecht aan het woord, die koel, nuchter, objectief de gevelde vonnissen op de plaats, waar dat behoort, beschouwt en dan uiteindelijk tot de conclusie komt:

In deze, de openbare meening meer en meer beroerende zaak mag in de gegeven omstandigheden het laatste woord niet zijn gesproken door de aangevochten gewijsden, die voor twijfel of de Heer Margadant wer- kelijk de dader is, alle ruimte overlaten.

***

Wij zeiden dat de critiek van Professor Schepper, nuchter was en objectief.

HOTEL D E S I N D E S

B A T A V I A

Kamerprijzen belangrijk verlaagd. Logies met ontbijt vanaf 6.—Gld.

Zij is dat, naar beide kanten.

Zij is het ook daar, waar hij waarschuwt voor de overdrijving, die ligt in de artikelen v; n den Heer Belonje, die in de Indische Curant voor den zijns inziens onschuldig veroordeelde zoo krachtig en onstuimig in I krijt trad.

„Hoezeer het ook pleit voor zijn rechts-

;, i en voor zijn medegevoel met iemand, die hij in rechtsnood ziet, toch had de Heer Belonje zich niet zoozeer mogen laten gaan,

& hij in zijn stukken gedaan heeft", aldus Professor Schepper.

* *

Overdrijving zal de zaak meer schaden, dan goed doen.

Die meening van Professor Schepper kunnen wij geheel onderschrijven.

* *

Ook wij — daarbij onze niet-deskundig- heid uitdrukkelijk op den voorgrond stel- lende — hebben in een vroeger artikel op enkele zwakke punten in de vonnissen ge- wezen.

Wij missen de vermelding daarvan in iet betoog van Professor Schepper, doch zij kunnen wellicht voor Hem, die thans 3e vraag te bebordeelen krijgt of een nieuw

mderzoek moet plaats vinden, een welko- me aanvulling van de argumenten van Professor Schepper zijn.

Wij zullen die punten hier niet opnieuw vermelden, maar leggen wij daarnaast het ,'ietoog van Professor Schepper, dan zien wij daarin een nieuwe bevestiging van het- geen wij destijds schreven, dat gegronde twijfel aan de juistheid van het vonnis is ge- nzen, dat „het Recht" hier een nieuw onder- zoek eiseht.

* * *

In het bijzonder verdient de aandacht hetgeen Prof. Schepper vermeldt over de nota, welke de Officier van Justitie, die aanvankelijk het vooronderzoek heeft ge- leid, over het leven van beklaagde heeft

samengesteld, een geheime nota, aan de rechters, doch niet aan den beklaagde zelf bekend, en waarop Margadant zich nimmer, zelfs thans niet, heeft kunnen verdedigen..

Een nota, waarin de beklaagde zoo werd afgemaakt, dat Professor Schepper thans zelf moet erkennen, „dat het vier jaren geleden uitsluitend die nota was, welke hem er van heeft weerhouden om openlijk den strijd aan te binden voor den Heer M, die met klem zijn onschuld betuigde", hoe- wel prof. S reeds destijds van meening was,

„dat het veroordeelend vonnis op zeer zwak, zoo niet onvoldoend, bewijsmateriaal be- rustte",

Zou een dergelijke nota de rechterlijke macht onberoerd hebben gelaten'?

* * *

Er blijft in deze zaak veel duisters en veel wat voor ons onverklaarbaar is en een on- derzoek, waarom de Heer M. nimmer in de gelegenheid is gesteld om zich op die ge- heime nota te verantwoorden, zal onge- twijfeld de moeite loonen.

Doch daarom gaat het thans niet in de eerste plaats.

Er moet, onder alle omstandigheden

„Recht" worden gedaan.

En elk onpartijdig beoordeelaar van de- ze zaak zal maar tot één conclusie kunnen komen en wel deze, dat het aan gegronden twijfel onderhevig is of dit inderdaad is ge- schied .

En al erkennen wij met Professor Schep«

per gaarne, dat niemand het resultaat van een herzieningsproces voorspellen kan, dat mag de Regeering niet afhouden om aan het verlangen van Professor Schepper en van velen met hem gevolg te geven om als ook Zij den gerezen twijfel aan de juistheid van de veroordeeling deelt of althans over- tuigd is van den onhoudbaar geworden be- wijsgrondslag, waarop de veroordeeling is gebouwd, „aan een bekwaam en onafhan- kelijk rechtsgeleerde met groote practische rechterlijke ervaring, die tot dusver buiten de zaak stond, het instellen van het in de eerste plaats noodige nieuwe onderzoek op te dragen".

* * *

Bij dezen wensch sluiten wij ons gaarne aan.

Doch dat de Regeering dan ook niet langer talmen mogel

Er is al lang, te lang gewachtI

Moge dit hernieuwd beroep op den Land- voogd, thans van wetenschappelijke en deskundige zijde, niet te vergeefsch zijn.

GRAND HOTEL HOMANN

BANDOENG

(10)

Meureudoe,27 October 1952.-

Zeer geachte Heer van der Heyden,

Bedankt voor toezending van de brochure-Margadant en de 5 ex:

Mededeelingen N0.I3.

Met klimmende verontwaardiging las ik de verzamelingstukken in "Onschuldig Veroordeeld". Ik ben mèt de verschillende personen,die zich voor Margadant's zaak warm maken,van oordeel,dat er een godslie- derlljk schandaal heeft plaats gehad.

Ik ken dien gewezen Voorzitter van den Raad van Justitie te Makassar,Mr. J.Elshout. Toen hij I5 à l6 jaren geleden als Voorzitter van den Landraad te /saboina een militaire dwangarbeider,die te Piroe (W,Geram.) in koelen bloede een zekeren sergeant Bel voor het front van de troep had neergestoken en die nog een jaar of zestig had op te knappen,moest veroordeelen,gaf ZEdGestr: er dien man nog wat jaartjes bij. Mr.Elshout wilde dezen boef

3

^ niet ter dood veroordeelen,wijl men - aldus verkondigde ZEdGestr: - nooit absoluut zeker is van ie- mands schuld en de motieven van zijn daad, "or words to that effect".

Margadant werd echter door een Raad van Justitie onder zijn presidium tot vier jaar gevangenisstraf veroordeeld,op de in de bekende 122 pun- ten vervatte aanwijzingen.. en wat voor aanwijzingen, »t Is bij de beesten af.

A.R. Elenbaas was als A.R. van de Oostkust van Borneo eenice

een ° jaren mijn Chef. Hij is^door en door rechtschapen persoon,uitzonder-

lijk rechtuit en enthousiaster strijder voor hetgeen waar en recht is, dan goed was voor zijn eigen belang. Deze knappe ambtenaar sneuvelde ambtelijk als A.R. omdat hij zoo "rücksichtlos" eerlijk was. Hij schilderde mij destijds den Onderofficier Kuen af,als een handige schavuit•

A.R, Noll ken ik ook heel goed. Hij is volstrekt de kwaadste niet. Integre,sportlef,nuchter,zelfs gehaaid,maar lull Ik heb de pret- tigste herinneringen aan de hartelijkheid van hem en zijn vrouw. Het is mij onbegrijpelijk,dat hij zich door een type als Kuen om den tuin heeft laten lelden.

Op één détail in deze kwestie wilde Ik nog even wijzen. In punt 11 van het vonnis is sprake van twee stel sleutels (natuurlijk!) voor het afsluiten der geldkist,welke Kuen beide aan Margadant heeft overgegeven, (Deze overgave geschiedde uiteraard bij proces-verbaal.

Na te gaan proces-verbaal van overgave aan Margadant en Idem aan Kuen.

Een stel sleutels was ter terechtzitting aanwezig! Wajg was, het_andere stel? ( Ook de geldkist was aanwezig ter terechtzitting!) Was dit an- dere stel sleutels behoorlijk verzegeld In bewaring bij een der auto- riteiten ter plaatse,zooals is voorbeschreven? Of droeg Margadant,in strijd met die voorschrlften,beide stellen sleutels bij zich. Toonde

h i

J k e *

0 6

stellen sleutels aan Noll en Spoor? Blijkbaar niet! Aangeno- men, dat de duplicaat sleutels,conform de voorschriften,elders werden

"opbewaard" (zooals dat heet) dan vind Ik nergens in de overwegingen

*

T>-H

X - M j ^ w f fall ^O-Mjp *G

V W A - * ^ - C ~ ~ J ,

Vs^JIrxSC^JC) Van

Ayu,, Xlfk J* -yJLstf 7ïL k^A W&s 4* fcjL&, ^ - t ^ U

Xn^^AX) U iuJÜ"xsh^ A*-rkKr yCjUQi vn^ ^*^*v* *-*w»^%jUr+*^.

(11)

I " 2 "

van het vonnis ervan melding gemaakt,dat men zich heeft vergewist van het ongeschonden zijn van het betrekkelijke verzegelde pakje. Wanneer

in strijd met de voorschriften Margadant zelve sleutels en duplicaat- sleutels àl of niet bijelkander bewaarde, had zulks n.m.b.m. persé ver- meld moeten worden in het vonnis.

Zoudt U het vorenstaande onder de aandacht willen brengen van den Heer Mr.C.C.van Helsdingen?

Met artelijke groeten en een stevigen 5 uit de verte g.d.u.

In haast t

P.S. Ik wilde bijgaand rekest aan den G.G. zenden. Wat adviseert U mij? Het gaat om een voor mij nogal belangrijk bedrag (een kleine A-00,ï Mag ik op een spoedig antwoord hopen.

u.d.

11 :

j

i

(12)

847

ONSCHULDIG

VEROORDEELD

(13)

* f

BIBLIOTHEEK KITLV

0093 6409

(14)

iiV'l

i o

'Z

rfv, 7

ONSCHULDIG

VEROORDEELD

(15)
(16)

I' '.

w

INHOUD.

Biz.

Inleiding I

„Dreyfus" i Novum 4 Het wondere vonnis 6

Margadant ïo Het gesprek in den nacht 14

Het geoliede deksel 18

Malili 22 Auto=suggestie 26

In den doolhof 29 De muur van staal 33

Twijfel 37 Om het recht 39

Onbeantwoorde vragen 42

Géén recht ! 46 Als een kaartenhuis 50 Hopelooze logica 53 Het zilvergeld 56 Onschuldig ! 60 Het vonnis 65 Afschrift van het vonnis van het Hooggerechtshof van Neder=

landsch=Indië 83 Request aan Zijne Excellentie den G.G. van Ned.= Indië. . . . 88

(17)

WÊÊmm

(18)

I N L E I D I N G .

De heer MARGADANT vroeg mij een i n 1 e i d i n g voor de door hem uit te geven brochure, bevattende de verschillende artikelen, welke achtereenvolgens in de Indische Courant zijn verschenen, met als bij=

lagen de beide in die artikelen besproken vonnissen en zijn request tot Z. E. den Gouverneur=Generaal van Nederlandsch=Indië.

Ik heb vertrouwen in de rechterlijke macht en in de wijze, waarop hier in het algemeen recht wordt gewezen en recht wordt gedaan.

Maar ten slotte: rechters zijn óók m e n s c h e n ! Niets menschelijks is óók hun vreemd!

Mogelijk blijft dus steeds de rechterlijke dwaling, omdat het men=

sehen zijn, die met hun zondig en beperkt menschen=verstand het recht moeten zoeken, de getuigenissen—wederom van m e n s c h e n , en dan vaak uit welk milieu, uit welke sfeer!—moeten waardeeren, uiteenrafelen, waarheid en leugen van elkaar moeten schiften een moeizame arbeid, die gelegenheid te over biedt om te struikelen.

Al wordt hier de staf gebroken — en op hoe uitnemende wijze ! — over de vonnissen van den Raad van Justitie te Makasser en het Hooggerechtshof beide, het gaat hier niet om de personen, die het recht wezen, maar om de zaak zelf. En de kern van de zaak is: dat hier naar mijn steeds klimmende overtuiging e e n o n s c h u l d i g e w e r d v e r o o r d e e l d !

Gaarne verleen ik daarom mijn medewerking aan deze brochure, omdat lezing daarvan, bij nög méérderen, dan thans reeds het geval is, — mocht het óók zijn bij den Hoogste in den Lande en in de opperste leiding der rechterlijke macht! — twijfel kan ontsteken aan de rechtmatigheid, de juistheid van beide vonnissen

Twijfel, die leiden kan t o t e e n h e r o n d e r z o e k ! Mijn bemoeienissen in deze zaak zijn overigens betrekkelijk gering geweest. In Juni '28 heb ik haar voor het eerst in den Volksraad ter sprake gebracht (Vgl. Hand. blz. 565 en 707), gewezen op de hardnek=

kigheid der geruchten in Celebes, als zoude de heer MARGADANT onschuldig zijn en de mogelijkheid verondersteld, dat op de menschen daar in Celebes een ban ligt, die hun belette vrijelijk hun getuigenis

I

(19)

uit te spreken. De Regeeringsgemachtigde heeft mij (blz. 707) geantwoord, dat na het in kracht van gewijsde gaan van het arrest van het Hooggerechtshof, naar aanleiding van een verzoekschrift van den veroordeelde een nieuw onderzoek is gelast, dat echter niet alleen geen novum in de zaak heeft gebracht in den zin van art. 356 van het Wetboek van Strafvordering, maar veeleer het bewijs van schuld werd versterkt. De hardnekkige geruchten — aldus de Regeeringsgemachtigde van Algemeene Zaken —bleken grootendeels op fantasie te berusten, de door mij gesuggereerde maatregelen: tijde»

lijke verplaatsing :van bepaalde ambtenaren of het op een of andere wijze verbreken van den invloed van particulieren, zouden slechts een ongemotiveerd wantrouwen van de Regeering in de betrokken personen suggereeren, en werden dus afgewezen.

Na mijn verlof heb ik in Juli 1930 naar aanleiding van het artikel in de Indische Courant: „ D R E Y F U S " (zie blz. 1) aan de Regeering een 8=tal pertinente vragen gesteld over de daarm genoemde „feiten", welke aan den dag zouden zijn getreden; ik sprak als mijn onverzwakte overtuiging uit, dat de Regeering zelve, zoo Zij ook maar eenigszins kon vermoeden dat hier een gerechtelijke dwaling heeft plaatsgevonden — ten volle zou medewerken om deze zaak tot een goed einde te brengen en het recht — hoe het dan ook mocht uitvallen — te doen zegevieren!

De door mij gestelde pertinente vragen werden met groote stellig*

heid ontkennend beantwoord. De „feiten" bleken géén feiten te zijn, zoowel de heeren MARGADANT als PA RA E werden volkomen gewraakt als ,lieden van in processe gebleken notoir=onmaatschappelijken aanleg" (zie Hand. 1 9 W 3 I / b l z- 6 l9 ) -

Wat hier voor ons ligt is het werk van den Heer BELONJE, hoofd=

redacteur van de Indische Courant, die zijn welversneden pen en zijn scherpzinnigheid gesteld heeft in dienst van wat hij als recht zag.

Met ongewone scherpzinnigheid heeft hij beide vonnissen uit=

eengerafeld. Als niet=jurist moge hij hier en daar eenige fouten heb=

ben gemaakt, in het bijzonder waar hij in het algemeen de waarde en beteekenis van „aanwijzingen" als bewijsmiddel in het strafproces klaarblijkelijk miskent en onderschat, maar dit alles neemt niet weg, dat hij met inderdaad prijzenswaardige taaiheid en logische denk*

kracht de waarde van de in dit proces tegen den heer MARGADANT

aangevoerde „aanwijzingen" ernstig in twijfel heeft gebracht.

Wie deze artikelen leest kan zich niet aan den indruk onttrekken

(20)

dat er iets anders moet zijn geweest, dat die aanwijzingen deed rich*

ten op den persoon van MARGADANT.

De aanwijzingen hebben alle op zich zelf geringe waarde. Zij wijzen in het algemeen niet „vanzelfsprekend" in de richting MARGADANT, opzichzelf begrijpelijke, onschuldige handelingen konden eerst als aanwijzingen" worden benut en gehanteerd, wanneer m e n u i t * g i n g v a n h e t s t a n d p u n t d a t M . d e v e r d u i s t e = r i n g h a d g e p l e e g d .

Terwijl art. 370 Reglement Strafvordering en 661 Regl. Buitenge«

gewesten uitdrukkelijk voorschrijven, dat de rechter d o o r d e w e t t i g e b e w i j s m i d d e l e n d e o v e r t u i g i n g m o e t h e b b e n b e k o m e n , dat een strafbare daad werkelijk heeft plaatsgehad en dat de b e k l a a g d e s c h u l d i g i s , — zoodat dus d e a a n w i j z i n g v a n d e n b e k l a a g d e m o e t re=

s u l t e e r e n u i t d e v o o r g e b r a c h t e a a n w i j z i n g e n , is hier n a a r h e t s c h i j n t v o o r a f g e g a a n d e o v e r=

t u i g i n g d a t M . d e s c h u l d i g e w à s, en zijn v a n h 1 e r u i t g a a n d e de a a n w i j z i g i n g e n g e v o n d e n w e l k e d e z e v ó ó r o p s t e l l i ' n g v e r s t e r k t e n .

In dien geest sprak zich reeds uit de verdediger van beklaagde, Mr. VAN DER ZEE. „dat hij in het tijdens de terechtzitting naar voren gebrachte geen enkel bewijs ziet en „aanwijzingen" „alleen" „wan=

neer men op den voorgrond stelt" de booswicht" M . Hij weet deze conclusie aan „het testament van den vorigen officier van Justitie, het door hem nagelaten verslag", waardoor een bepaalde „sfeer om dezen beklaagde werd geschapen. Bedoelde Officier had een ;> d e m gevonden; de „administratieve handel en wandel van den beklaagde , waardoor „trieste gedragingen" bekend werden; op dezen „bodem heeft men het kunstig gebouw van het bewijs opgetrokken.

Men zegge nu niet, dat die nota slechts een hulpmiddel is geweest een resultaat van de allereerste onderzoekingen; dat na het vertrek van dien Officier van Justitie een ander het onderzoek leidde, de rechtercommissaris nog de zaak in handen nam en ten slotte de Raad van Justitie te Makasser over de zaak, na een omstandig onder*

zoek, besliste, zoodat die nota niet alleen of uitsluitend voor het resultaat van het onderzoek verantwoordelijk kan worden gesteld;

of wel: dat zij w e 11 i c h t haar invloed zou kunnen hebben gehad op den Raad van Justitie, maar toch zeker niet op het Hooggerechts*

hof dat immers geheel zelfstandig op de stukken oordeelde.

III

(21)

Wie zóó denkt, miskent de beteekenis die aan de nota in en buiten het geding is gehecht geworden.

Toen ik mij voor het eerst met den toenmaligen Procureur=Gene=

raal over deze zaak in verbinding stelde, werd door deze autoriteit gezinspeeld op bedoelde nota. Ook aan een ander persoon, die zich in de zaak=M. wenschte te oriënteeren, werd die nota voorgelegd en toen ik mij bij den huidigen P. G. vervoegde, naar aanleiding van mijn vragen in den Volksraad, lag de nota op de tafel en werd mij gevraagd of ik haar kende.

Bedoelde nota is „geheim" en kan dus niet aan openbare bespre=

king worden onderworpen; maar dit kan ervan worden gezegd, dat er enkele cardinale fouten in zijn, èn dat t.a.v. een der aanvankelijk medebeklaagden zonder voldoenden grond m.i. een praemisse werd gesteld, welke voor het verdere verloop van de zaak van buiten=

gewone beteekenis is geweest en den blik van den onderzoekenden ambtenaar in hoofdzaak en bijna uitsluitend richtte op M .

Blijkens zijn rekest blijkt M . óók na zijn in=vrijheid=stelling meer=

malen het hoofd gestooten te hebben tegen bedoelde nota en werd klaarblijkelijk ieder, die bij het Hoofdparket om nadere inlichtingen over den persoon van M . vroeg, uit die nota voorgelicht. Het is dan ook waarschijnlijk dat het oordeel, door den Regeeringsgemachtigde in den Volksraad uitgesproken, goeddeels gebaseerd was op die nota.

Uit het bovenstaande blijkt genoegzaam van hoe groote beteekenis de aangevochten nota is geweest en nèg is. Het is dan ook volkomen begrijpelijk, dat M., voortdurend achtervolgd door die nota, welke hem noch tijdens het proces, noch daarbuiten schijnt te zijn voorge=

houden, zoodat hij zich niet voldoende daarop heeft kunnen ver=

weren, thans vraagt haar aan de openbaarheid prijs te geven, ten einde hem in de gelegenheid te stellen zich op de daarin geuite beschuldigingen t.a.v. zijn particulier leven te verdedigen, v.n dan ten aanzien van die feiten, die het waarschijnlijk zouden kunnen maken, dat hij — blijkens zijn verleden — zeer wel in staat kon zijn zich aan het hem ten laste gelegde schuldig te maken. Voor zoover hij in zijn rekest reeds eenige dier beschuldigingen besprak, ontleen=

de hij die aan het pleidooi van zijn verdediger VAN DER ZEE.

Intusschen . .

de publicatie of althans vrijgeving van die nota moge den heer M . de voldoening geven haar openlijk aan de kaak te kunnen stellen,

(22)

zoodat zij in het vervolg niet meer kan worden gebruikt om anderen over hem „in te lichten", een en ander baat M . voor de herziening van deze zaak niet veel.

De bestrijding kàn in nog meerdere mate twijfel wekken aan de juistheid van het vooronderzoek, dat teveel uitging van de praemisse, dat M . de schuldige was, en aan de vonnissen, zij brengt geen

„ n o v u m " in den zin van art. -556 Strafvordering, zooals de Regees ringsgemachtigde noodig oordeelde voor een herziening.

Bestudeering van de processtukken — een lijvige bundel, waar=

mede ik mij eenige weken heb beziggehouden — levert vanzelf*

sprekend geen „nova".

„ N o v a " moeten van buiten komen.

De XVII Ie titel van onze Strafvordering: „Van de opschorting en vernietiging van arresten en vonnissen uit hoofde van bepaalde om=

standigheden" (art. 356 —• 360) is volstrekt verouderd. De Ind.

Regeering heeft in strijd met het ook voor deze rechtsstof — zij het in verzwakte mate — geldende „concordantie=beginsel", de grondige herziening, welke de overeenkomstige titel in het Nederl. Wetboek van Strafvordering onderging naar aanleiding van de bekende zaak=

HOGERHUIS n i e t overgenomen. De Ned. wet is ten deze veel ruimer, en koppelt de mogelijkheid van herziening vast aan allerlei soorten van „nova".

De Ind. Strafvordering maakt echter een zoodanige herziening van reeds in kracht van gewijsde gegane vonnissen slechts mogelijk in 3 gevallen, waarvan N o . 3 heelemaal niet in aanmerking komt.

Al dadelijk biedt echter de tweede grond van art. 356 Sv mogelijk=

heid tot herziening:

„indien, na de veroordeeling van eenen beklaagde, een of meer getuigen, welke ten zijnen laste getuigenis hebben afgelegd, ter zake van meineed in dat geding in rechten wordt betrokken".

Welnu, dat geval kan zich nii voordoen!

Een der getuigen, die op last van den Officier van Justitie een onderzoek instelde, PA RA E DAENG MATARA, gewezen djaksa van Bonthain, die ter terechtzitting verklaarde, dat hij door zijn onderzoek de politie op een dwaalspoor had trachten te leiden om de schuld van beklaagde af te wentelen, en daartoe valsche getuigen had

„gemaakt", komt thans met een uitdrukkelijke verklaring, welke hij niet onder stoelen en banken steekt:

V

(23)

dat hij ter terechtzitting een meineedige verklaring heeft afgelegd;

dat hij inderdaad ketrangan had gevonden, het gestolene en de plaats waar het begraven was had kunnen aanwijzen evenals ook afdoende getuigen had om den werkelijken beklaagde te signaleeren, maar . . . . dat hij door de onderscheiden Officieren van Justitie en andere gezagsdragers — en hij schroomt niet ze met naam en toenaam te noemen! — met onoirbare middelen op zoodanige wijze is „bewerkt" geworden, dat hij ten slotte zich liet vinden om — onder belofte niet daarvoor te zullen worden vervolgd — te verklaren, dat hij zijn onderzoek geheel „gemaakt" had.

Men zie het relaas van PA RA E in het Nieuws van den Dag van 11 Juli 1930 en nog uitvoeriger èn grievender voor de Justitie in het Algemeen Handelsblad van 24 Juli 1930.

Hier is dus een getuige, die openlijk verklaart in de zaak=M. mein=

eed te hebben gepleegd! Naar zijn eigen getuigenis heeft hij zich in 1928 ten Hoofdparkette vervoegd en daar een dergelijke verklaring afgelegd, maar werd daaraan niet de minste aandacht geschonken!

Door tusschenkomst van de Pers heeft hij zijn verklaring nu wereld=

kundig gemaakt.

Waarom bleef het Hoofdparket onaandoenlijk en pakte het deze zelfbeschuldiging niet aan, om na veroordeeling tot mijneed, een herziening mogelijk te maken ? Als een zóó publiekelijk uitgekreten zelfbeschuldiging bij het Hoofdparket geen gehoor vindt, wat zal dan een nadere eigen aangifte vermogen?

PA RA E heeft nadrukkelijk verklaard, dat een vervolging wegens meineed hem welgevallig zijn zou; waarom wordt hij dan met rust gelaten, waar mogelijkheid bestaat, dat zijn vervolging inderdaad het bewijs zou kunnen brengen, dat M . onschuldig is?

Zijn herhaaldelijk „draaien" bij de behandeling dezer zaak?

Maar als dat „draaien" zijn oorzaak zou hebben gevonden in de wijze van verhoor, dat hij heeft ondergaan?

Wat, indien daarin de verklaring en de gedeeltelijke verontschul=

diging tevens van zijn „wisselend" optreden gelegen is?

Er is meer!

Hier is iemand, die tot de Justitie ernstige beschuldigingen richtte, die Justitieele ambtenaren van zeer ernstige feiten betichtte en men laat dit ongestraft toe?

Vi

(24)

Toen ik in den Volksraad wees op den smaad, die door dergelijke verklaringen aan de Justitie en speciaal aan de daargenoemde ambte=

naren werd aangedaan, en van oordeel was, dat er alle aanleiding bestond om dezen PA RA E gerechtelijk te vervolgen, voegde de Regeeringsgemachtigde mij toe (Hand. blz. 619): ,,Daar staat de Justitie boven".

Te eenen male onbegrijpelijk is het, dat de hier zóó „belasterde"

ambtenaren, of zelfs de Regeering het niet voor hun eer en voor de eer der rechterlijke macht opnamen. Mag dan de goede naam der Justitie ongestraft op die wijze worden aangerand? Waarom vervolgde men den man niet op dien grond?

De aangenomen „notoir=onmaatschappelijke aanleg" van deze getuige kan toch niet als voldoende motief gelden om hem zijn gang te laten gaan?

Wanneer hij dat alles uit zijn duim heeft gezogen — men leze toch vooral die zeer ernstige beschuldigingen! — dan behoort hij flink daarvoor te worden gestraft.

En s p r a k h ij w a a r h e i d, zou dus in het proces komen vast staan, dat hij tot die valsche verklaring door zijn „verhoorders"

werd gedreven, . . dan zouden er andere slachtoffers vallen, maar dan was er mogelijkheid, dat allerlei „nova" ook voor de zaak=M. aan den dag kwamen!

Vervolging thans nog, 2 jaren nadat deze beleedigingen geuit zijn, is wat eigenaardig, maar toch mogelijk.

Men lette hierbij op deze bijzonderheid: dat het toch zacht gezegd v r e e m d is, dat deze z.g. valsche=rapporten=opmakende djaksa, na de toch zeker wel zeer ernstige overtreding, welke hij zou hebben gepleegd èn erkend, op de belangrijke post van djaksa werd gehand*

haafd, èn . . . dat eerst b ij n a é é n j a a r l a t e r , en dan nog wel, n i e t o p l a s t v a n d e n O f f i c i e r v a n J u s t i t i e , die hem als het ware op heeterdaad betrapte, maar op last van het H o o f d p a r k e t genoemde djaksa vervolgd werd en tot drie maanden gevangenisstraf veroordeeld

Ook de eerste grond van art. ^56 Strafv. biedt mogelijkheid voor een herziening:

„indien twee of meer beklaagden, bij onderscheiden arresten of vonnissen als daders zijn veroordeeld, en die arresten of vonnissen VII

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aan de hand van de theorie van multi-level governance is de totstandkoming van het schadeprotocol verklaard. Daarnaast is het handelen van de gemeenten verklaard aan de hand

KIVI Afdeling Kerntechniek Financieel jaaroverzicht 2020 Staat van baten en lasten 2020. Baten €

garage bevindt zich tevens een ontziltingsinstallatie voor het automatisch besproeien van de tuin zodat deze er het jaar rond uitstekend bij staat.. Het uitgestrekte terras, dat

Tot onze vreugde hebben wij echter ook een aantal nieuwe vrienden mogen verwelkomen Er is ondanks een iets geringer aantal vrienden een bescheiden groei in de inkomsten

pignonteelt. Van de 1051 bedrijven voldeden 492 bedrijven niet aan de voornoemde eisen voor deelname aan het onderzoek. Voor het boekjaar 1978 konden 29 bedrijven in het

Wat daar ook van zij, en mochten zij al inbreng hebben gehad, dan heeft dat niet geleid tot een inhoudelijk andere insteek dan de al lang door het ministerie — politiek en ambtelijk

Wijziging van de Kieswet ter vereenvoudiging van stemmen vanuit het buitenland In artikel M 2, derde lid staat ten onrechte dat de uiterlijk de twaalfde dag voor de stemming

O p dien zelfden dag worden de Kembarmaijangs op den kruisweg weggeworpen (weder een bijgeloof der Javanen. Zij zeggen, dat de kwelgeesten vermaak scheppen in bloemen, en zich