• No results found

KONINKLIJK KOLONIAAL INSTITUUT TE AMSTERDAM.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "KONINKLIJK KOLONIAAL INSTITUUT TE AMSTERDAM. "

Copied!
630
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

BIBLIOTHEEK KITLV

0093 3463

L^ 6 ^ ^

(3)
(4)
(5)

KONINKLIJK KOLONIAAL INSTITUUT TE AMSTERDAM.

MEDEDEELINQ NO IV.

AFDEELINQ VOLKENKUNDE N2 2.

P A N D E C T E N

VAN HET

A D A T R E CHT.

VII.

HET RECHT IN ZAKE HUWELIJKSSLUITING.

Uitgave van het Instituut Druk DE BUSSY. Amsterdam.

1924.

Prijs f 7.&0

(6)
(7)

9-

PANDECTEN VAN HET ADATRECHT.

(8)

M

(9)

D E E L V I I .

Het recht in zake huwelijkssluiting.

Dit deel is b e w e r k t door m r . B . E . R. N . D.

E N G E L B E R T VAN BEVERVOORDE, mr. J. J, G. G O B I U S DU S A R T , m r . R. S I E G E N B E E K VAN H E U K E L O M , m r . T . H . DE LA PARRA, m r . M . R. R I N K E L , m r . J. R O O R D A , J. C. V E R G O U W E N , wijlen A. W . L. V O G E L E S A N G en m r . J. W O U D S T R A .

Voor den rechtskring Middel- en O o s t - J a v a m e t M a d o e r a is n o g niet alle l i t e r a t u u r v e r w e r k t .

(10)
(11)

I N H O U D .

Biz.

I. H U W E L I J K S M A A L EN I N H E E M S C H E ZEDEN . . i

II. H I N D O E S C H E H U W E L I J K S S L U I T I N G 185 III. M O H A M M E D A A N S C H E H U W E L I J K S S L U I T I N G . 191

IV. C H R I S T E L I J K E H U W E L I J K S S L U I T I N G 249 V. H U W E L I J K S S L U I T I N G OP E U R O P E E S C H E W I J Z E 267

VI. BRUIDSCHAT 273 VIL T E G E N G E S C H E N K E N 413

VIII. A N D E R E H U W E L I J K S G E S C H E N K E N ; UITZET . . 431 IX. RUIL-, DIEN-, VLUCHT-, SCHAAK-, I N L I J F - ,

WISSEL-, VERVOLG- EN VERVANGHUWELIJK . 481

X. RECHTEN VAN DEN VORST 587

Alphabetische lijst der bronnen 595

(12)

mm

(13)

HOOFDSTUK I.

Huwelijksmaal en inheemsche zeden.

I

(14)

^

(15)

H U W E L I J K S M A A L E N I N H E E M S C H E ZEDEN.

§ i. Atjèh.

1. I n ons verhaal van de sluiting van een Atjèhsch huwelijk was tot dusverre nagenoeg uitsluitend de adat aan het w o o r d ; ook be- kleedden de gebruiken daarin eene grootere plaats dan de rechtsinstellingen.

Weliswaar is het meerendeel dier gebruiken in het oog van d e n - A t j è h e r bij de voltrekking van een huwelijk met eene maagd onmisbaar, zelfs al is de bruidegom reeds meermalen gehuwd en al heeft hij een vrij hoogen leeftijd bereikt; maar uitzonderingen zijn, met goedvinden van alle partijen, mogelijk, en niemand zal de wettigheid van een huwelijk bestrijden op grond van het verzuimen van sommige der boven om- schreven ceremoniën. fSnouck I 357!

2. De dag voor de huwelijksplechtigheid wordt door den seulangké in overleg met de ouders der bruid vastgesteld. Als gelukkige maanden gelden Mó^lot ( R a b ïc a l - a w w a l ) , A d o ë McTlot ( R a b ïc al-ächir'), en K a n d o e r i boe ( S j acb a n ) ; als goede dagen de 6d e, I 4d e of 22s t e der m a a n d . [Snouck I 328]

3 . Een overblijfsel van de oude Hasan-Hoesainherdenking mag men het ook noemen, dat de eerste 10 dagen der naar hen genoemde maand als ongeluksdagen gelden. Geen belangrijk werk wordt in die dagen begonnen, geen huwelijk met eene maagd gesloten

[Snouck I 21e—219]

4. [De] groote optocht [naar het huis der bruid] heet mampleuë en begint eerst 's avonds om 9 ure of nog later.

Al het tot dusverre beschrevene [huwelijksgebruiken, -plechtig-

(16)

H S T .

I

H U W E L I J K S M . EN I N I I . ZEDEX

heden, -feesten] behoort tot de Atjèhsche adat, en hetzelfde geldt van het mampleuë en van hetgeen daarna ten huize der bruid geschiedt. Echter spreekt het wel van zelf, dat men de ontmoeting tusschen bruid en brui- degom niet laat plaats hebben, voordat aan de eischen der Moslimsche wet is voldaan, dat wil zeggen: voordat het huwelijkscontract in den voorgeschreven vorm is gesloten.

r c

,

T

,

[Snouck I 336—337]

5. [Nadat de optocht van gampönggenooten en bloedverwanten van den bruidegom op het erf van de ouders der bruid is aangekomen, volgt een typisch Atjèsch gesprek tusschen de gastheeren en de gasten.

Vervolgens wordt sirih aangeboden en daarna vangt aan een gesprek, dat bestaat] uit eene reeks van dringende uitnoodigingen tot de gasten om toch binnen te treden en beleefde verontschuldigingen der gasten;

die zich volkomen tevreden verklaren met hun plaatsje op het voorerf.

[Alles] in pantön-vorm

[De Atjèhsche pantöns hebben dit met de Maleische] gemeen, dat de eerste twee verzen met de laatste twee niet samenhangen, maar hoofdzakelijk dienen om rijmwoorden te leveren; [de] verzen der Atjèhsche pantöns [zijn] gewoonlijk in Atjèhsche sandja*-, d. i. zij bestaan elk uit vier deelen, waarvan de twee middelste op elkander rijmen, terwijl het eindwoord van het eene vers op dat van het andere rijmt.

[Enkele voorbeelden uit het gesprek, waarmee de redenaars den bruiloftsnacht helpen korten:]

A. De boeah-nona-boom in het midden der maan;

Valt daarvan een tak af, dit voorspelt aardbeving.

Staat toch niet langer op het voorerf, Teukoe's,

Misschien komt er regen en worden uwe kleederen nat.

B. Schaduwrijke gloempangboomen aan den rand des velds, Granaatappelboomen aan de zijde van den gampóngweg.

Laat ons dan teruggaan tot aan den ingang van uwen gampóngweg.

Dat wij onze regenschermen opzetten, dan worden onze kleeren niet nat.

[Eindelijk zijn de gasten overgehaald en treden binnen. Echter de bruidegom is niet mee binnengekomen. Hij staat met enkelen, die hem gezelschap houden, buiten, als verborgen. Een nieuw gesprek tusschen de redenaars, die de beide gampöngs vertegenwoordigen, leidt zijn

— 4 —

(17)

§ I ATJÈH 4 - 6 komst in. W a n n e e r hij eindelijk de huistrap opgeleid is, spreekt een ouderling van de g a m p ö n g der bruid een zegenbede uit.]

W a t [van de verschillende symbolische handelingen, die de brui- degom op J a v a moet verrichten, als b.v. een ei stuk trappen, met de bruid samen over een buffeljuk heenstappen enz., het wasschen van zijn voeten door de bruid] in A t j è h mag bestaan hebben, moeten wij in het midden laten, maar thans bepaalt men zich er toe, aan den ingang van het binnen- vertrek (djoerèë), waar de bruid den bruidegom wacht, een schotel met water te zetten, waarin een ei en eenige bladeren van de „verkoelende"

plant sisidjoeë- gelegd zijn, en den bruidegom bij het binnentreden even de voeten daarin te doen steken. [Snouck I 337—347, XX]

6. A a n den gewichtigen dag [van het huwelijk] gaan in het huis der bruid drie feestavonden vooraf, die hunnen naam ontleenen aan het gebruik o m de handen en voeten der bruid met gatja, d. i. de in A r a b i e zoogenaamde hinna (bij ons wel henna) te beschilderen

U i t het huis des bruidegoms mag niemand aan deze festivi- teiten deelnemen, zelfs al zijn de beide families aan elkander verwant.

Ook worden daar geene feesten op die gatja-avonden gegeven.

Gegoede lieden maken een of meer dezer drie nachten tevens tot feesten voor de geheele gampôngbevolking door een piasan aan te richten.

Dit woord (Mal. perhiasan) duidt wereldsche feesten aan

Reeds twee à vier dagen [vóór het daaropvolgende feest, na het scheren van de haren der bruid,] hebben de bewoners der gampöng de gasten (mannen en vrouwen) tot die plechtigheid uitgenoodigd. Zij komen tot die kandoeri (want zoo heet ook deze samenkomst) op onvaste tijden ; van 's morgens vroeg tot ongeveer 3 ure in den namiddag d u u r t de toeloop

Geen gast komt met ledige handen ; in de handen van eenen ouder- ling, die „de zaak regelt" (peutimang djamèë of p. boeët) stelt de een zijnen dollar, de ander zijnen bok of, waar de dochter eens oelèëbalangs uitgehuwelijkt wordt, zelfs zijnen buffel

De genoodigden zijn, behalve goede vrienden, vooral de bloed- verwanten der bruid en de ietwat verre bloedverwanten des bruidegoms.

T e n aanzien van deze beide laatste categorieën geeft de adat eigen-

(18)

H S T .

I

H U W E L I J K S M . EN I N H . ZEDEiV

voor aardige voorschoten over de vergelding der f eestgeschenken : , zoover die bloedverwanten jonger zijn dan de bruid, moet men hun bij hun vertrek een geldsom ter hand doen stellen, die ongeveer de dubbele

«•aarde van de door hen medegebrachte gave vertegenwoordigt.

[Snouck I 328—330]

7. De bruid neemt [na het aanbrengen van verkoeling van gele kleefnjst achter de ooien (peusoenténg) door de vrouwelijke gasten] de door die gasten haar aangeboden gaven in ontvangst.

[Soouck I 334]

n 8

:

I n h e t h u i s d e S

b ^ d e g o m s is alles eenvoudiger toegegaan Daar mets van de viering der malam gatja, en op dezen a n d a t n l f ^ n

n d e woning alleen die bloedverwanten tot een geselligen maalti cl

fnl: e l;:Tf • die , eene ietwat verre reis - — ° nd ™ -

aan de plechtigheid van den avond deel te kunnen nemen. Wel brengen

"ld n

er

d f r ^ r ^ T

g e S C h e n k e n

Cteumeuntoeë- ) en daaromtrent

kentn. ' * ™

j

" " ^ » '

l huis der bruid

^ r d e n

[Snouck I 3 3 5 - 3 3 6 ]

9. [De keutjhi-, de teungkoe, de ouderlingen] zijn het, die namens de gampong den bruidegom in ontvangst nemen

[Snouck I 80]

10. Eigenlijk bestaan [de inkomsten van den keutjhi', het dorps- hoofd,] alleen m de zoogenaamde ha° katib of h a ' tjoepéng, waar hij zijne onmisbare hulp tot.het sluiten van een huwelijk eener vrouw van zijne gampong verleent.

[Snouck I 69]

11. [Op den] dag der huwelijksinzegening (nikah) wordt des voormiddags door den vader van den jongeling een kandoeri (godsdienstige maaltijd) aan zijne familieleden en andere daartoe uitgeno- digde kamponggenooten gegeven, ... Hetzelfde doet ook de vader van net meisje in zijne kampong

Na afloop van den maaltijd begeeft zich de jongen naar den tengkoe (dorpspriester >)) van zijne kampong,

z e g t

; dat hij des avonds

) Liever: dorpsgodsdienstbeambte.

— 0 —

(19)

I ATJÈH 6 12 tegen een bepaald u u r in het huwelijk zou willen treden en verzoekt den eerwaarde, hem met eenige genoodigden in optocht naar de kampong, . waar het meisje woont, te willen vergezellen

De oereëng toea, die den stoet meestal eveneens volgen, nemen, met den tengkoe aan 't hoofd, zoodra zij in de bewuste kampong zijn aange- komen, in de balei (vergaderzaal van het dorp) plaats Onmiddellijk komen de bewoners van die kampong hen daar begroeten Al spoedig komt ook de tëngkoe van deze kampong, die als gemachtigde (wali) van het meisje bij deze gelegenheid fungeert.

[Jacobs I 40—42]

12. Is er door de ouders van het meisje geen uitstel na de nikah ] Mohammedaansche huwelijkssluiting] verlangd, dat wil zeggen, kan de geheele plechtigheid in ééns afloopen, dan wordt deze den volgenden dag voortgezet Hebben zij evenwel een termijn gesteld tusschen de huwelijksinzegening en het aanvaarden van den eigendom, het in bezit nemen der bruid, al is die termijn ook op twee jaren gesteld, dan moeten de beide jonggehuwden elkaar vreemd blijven en mogen elkaar in geen geval spreken. Volgens den Mohammedaanschen ritus zijn zij feitelijk gehuwd, volgens de Atjehsche evenwel nog niet.

Sommigen, die niet zoo streng vasthouden aan de adat, de zeer ge- avanceerden onder de Atjehers, dat wil zeggen zij, die de adat voor een deel prijsgeven voor de door den Islam voorgeschrevene bepalingen en wetten, wijken hierin wel eens in zooverre af, dat ze, indien het huwelijk voorloopig geen voortgang heeft, den bruidegom toestaan na afloop van de inzegening, heel eventjes maar, zijne jonge v r o u w te zien. [ I n de kamer van zijne aanstaande levensgezellin gekomen, haalt de bruidegom]

het bruidje naar zich toe [en] zet het kind op zijn schoot

H e t op den schoot nemen zijner aanstaande, of, zooals het in vele gevallen geschiedt, het plaatsen der bruid op den schoot van den brui- degom door de pëgandjoe dara baroe [de surveillante der bruid]

heeft de beteekenis, dat de man de voogdijschap over zijne v r o u w aan- vaardt, haar van dit oogenblik af als 't ware als zijn onmondig kind beschouwt, een symbool, waardoor de v r o u w aan het gezag van den man Wordt onderworpen. [Jacobs I 48—49]

(20)

H S T . I H U W E L I J K S M . EN I N H . ZEDEN 1 3 . [ H e t volgende is de beschrijving van de plechtigheden van een huwelijk in den zoogenaamd gegoeden middenstand.]

W a n n e e r de overige ceremoniën terstond [na de Mohammedaan- sche huwelijkssluiting] kunnen volgen, dan is hij den volgenden morgen weer in zijn bruidegomstooi ; anders gaat hij, evenals voorheen, zijn ge- wonen gang en wacht tot den dag, dat de termijn is verstreken. '

O p den middag van dien dag gaat hij met zijne in feesttooi uit- gedoste kamponggenooten, waaronder ook vrouwen en kinderen zijn.

en waarbij zelfs zijne moeder, doch al weer niet de vader, zich bevindt, in optocht naar de kampong zijner schoonouders, waar men zorgt tegen den avond aan te komen.

I n de nabijheid der kampong gekomen, geven zij door meselawit (d. i.

het luidkeels uitgalmen van een woord door allen aan 't eind van een vers- regel, die door één gezongen wordt) van hun komst kennis. Zoodra dit gezang in de kampong gehoord wordt, vereenigen zich de uitge- noodigde kampongbewoners vóór de woning der jonge vrouw, teneinde den jongen man met de zijnen op te wachten en te verwelkomen.

^ De mannelijke genoodigden uit de kampong der bruid, meestal 10 à 15 in getal, hebben zich op een gelid gesteld, met hun r u g naar het huis gekeerd. Die van den bruidegom stellen zich in gelijken getale eerst- g e n o e m d « ! tegenover, terwijl de bruidegom zich achter die lijn op- stelt

De lieden, behoorende tot de kampong van het meisje, hebben ieder een gevulde koperen sirihdoos, het symbool van vrede, in de hand.

Tusschen beide partijen ontspint zich thans een soort dialoog, volgens vast formulier, aanvangende bij N°. 1 met de w o o r d e n : „Nanêtëka kemoi tekoe d o e m n a ? " „zijn alle heeren reeds aangekomen?", w a a r o p zijn partner a n t w o o r d t : „ N a kamoi oeloen!" „ W i j zijn bereids aange- k o m e n ! " enz. enz., Is die dialoog „en masse" afgeloopen, dan biedt de eerstgenoemde partij aan de andere de sirih aan.

Onmiddellijk daarop heeft er eene eigenaardige ceremonie plaats Tusschen twee daarin bedreven personen, en wel van beide partijen één.

ontspint zich een soort philosophische wedstrijd (marit = verhaal) De omstanders begrijpen er in den regel heel weinig van en voor

— 8 —

(21)

§ I ATJÈH 13 dezen kan het soms vrij vervelend worden. Die wedstrijd nu her- innert m. i. sterk aan den tijd, toen nog het huwelijk door schaking plaats had. De kamponggenooten van het meisje, die zich op ééne lijn voor het huis hebben opgesteld, als wilden ze den toegang derwaarts tegen de indringers verdedigen, de daaropvolgende woordenstrijd, die waar- schijnlijk den strijd met de wapens vervangt, het niet daarbij tegen- woordig zijn van den vader des jongen mans, dat alles kan met anders worden opgevat dan als een nagalm van den primitieven vorm van het huwelijk, n.1. dien door bruidsroof, welke in den vóór-Islami- tischen tijd ook hier misschien eens bestaan heeft Ook het verdere van het ceremonieel doet daaraan sterk denken.

[ N a dit woordengevecht gaat de bruidegom] met twee personen uit zijn gevolg vooruit tot aan de t r a p van het huis, welke twee zich voor hem plaatsen, terwijl twee uit de kampong van het meisje in de voorgalerij boven aan de t r a p post vatten.

E e n dezer laatsten houdt eene kom, waarin gebolsterde en onge- bolsterde rijst is dooreengemengd, in de hand. Een der bij den lintoe baroe geplaatste personen houdt een pajong (zonnescherm) boven diens hoofd, waarop hij door die, welke boven staan, zevenmaal met een hand- vol rijst wordt geworpen, dat op de pajoeng terechtkomt;

Met de twee lieden uit zijn gevolg gaat hij thans tot in de voorgalerij van het huis en verder alleen tot in de kamer, waarin de dara baroe in bruidstooi met de vier pëngapitan's en haar pëgandjoe zit

De bruid wordt nu door de pëgandjoe op den schoot van den jongen man gezet T h a n s komen al de genoodigde vrouwen uit beide kampongs, onder welke ook de moeder van den jongen man, in de kamer,

en brengen hare gelukwenschen.

V a n af dit oogenblik zijn de beide schoonmoeders met elkaar in eene zekere familiebetrekking gekomen, die met den naam bisan (ouders, die elkaar verwant zijn) wordt aangeduid ; zij spreken elkaar toe met den titel van toean bisan. De vaders zien elkaar evenwel nog niet.

I n de sëramoi (voorgalerij van het huis) w o r d t nu op Atjehsche wijze feest gevierd, d. w. z. een feestmaal gehouden De bruidegom mag daaraan geen deel nemen

(22)

H S T .

I

H U W E L I J K S M . EN I N H . ZEDEX

Heeft men voldoende gegeten, dan gaan allen huiswaarts, doch niet dan nadat ieder der genoodigden een geldgeschenk naar zijn vermogen m handen van de feestgevers heeft achtergelaten; dit heet temèntoee Alleen de twee pegandjoe's, de bruidsmeisjes, de moeder van den brui- degom, deze zelf, alsmede 4 à 5 personen uit zijne kampong, blijven nog wachten op de plaats waar zij zijn [en vertrekken later]

v

Den volg-enden avond na zonsondergang gaan de bruidegom en zijne pegandjoe en eenige genoodigde kampongvrienden

w e e

r naar het huis der bruid

[Deze optocht herhaalt zich gedurende zeven avonden en de brui- degom bln ft die nachten in het huis der bruid] doorbrengen en slapen.. ..

doch

l n

alle eer en deugd [, om telkens den volgenden morgen] met Une volgelingen [huiswaarts te gaan. Den zevenden] nacht m l de jonge man met m het huis zijner vrouw doorbrengen

oudere".

a

.

C h t S t e n d a g m a g h i j n i e t t e r U

S '

k o m e n i n

het huis der schoon, Den negenden dag gaat de jonge man, doch thans in gewone Mee- ding er»zonder eenig gevolg, weer naar de woning zijner schoonouders j

e

" " f '

d a a r

°

0 k

vertoeven, dat wil zeggen, betrekt de voor de jonggehuwden gereed gemaakte afzonderlijke woning of kamer.

[Jacobs I 50—66]

§ 2. Gaj5-, A l a s - en B a t a k l a n d e n .

het J

4

- . _

1 D e n V a

f

t s t e l l i

" g van den tijd voor het huwelijk geschiedt [in het Gajoland] in onderling overleg en houdt rekening met den rij' t- oogst, die eerst afgeloopen moet zijn; men vermijdt verder de 7 ^ de U V '

m a a

"

d e n ( R ö d

J '

ö

P '

P a s a

en Bèrapét), van het Mohammedaan- s e jaar, schenkt zekere voorkeur aan de

I 2

* maand (Adji) en kiest gelukkige dagen, dié door deskundigen naar de gewone Inlandsche methoden berekend worden. Staat alles vast, dan worden de autoriteiten van den stam in de zaak betrokken, si Opat, de vier, zooals men ze gaarne noemt, rodjo, toeö, imom en de saudörö's, in dit geval in het bijzonder de soekot, d. 1. de naaste verwanten, de familieleden van het jonge paar.

[Snouck Gajoland 279—280]

— 10

(23)

§ I A T J È H — § 2 BATAKS 13 — 17 15. Namens de si opat der bruid wordt, wanneer de tijd voor de plechtigheden vaststaat, aan „de vier" van den bruidegom onder aan- bieding van de bló kaul (de „groote sirih") officieel van de aanstaande gebeurtenis kennis gegeven. [ S n o u c k G a j o l a u d a 8 o ]

16. Zoowel bij de familie der bruid als bij die des bruide- goms begint men vervolgens te berasél, d. i. te zorgen, dat de ver- eischten voor de feestviering bijeenkomen ; dit is de eigenlijke aanvang van het berboeöt. H e t komt vooral aan op het verzamelen van het noodige brandhout en het stampen van de noodige rijst; bërnöhn oetöm en bërnóhn orös zijn de technische termen daarvoor bij feesten. Ook aan deze bezorgingen, die geheel aan de vrouwen worden overgelaten, gaat eene aansporing van den këkelang vooraf, die daarbij sirih met toe- behooren aanbiedt; nôsah nëndoh wordt dit genoemd. H e t slot der voor- bereidingen is het bërtöngköh, het overhandigen namens de familie der bruid aan die des bruidegoms van een touw, waarin zoovele knoopen (pónjot of sesimpól) zijn, als er nog dagen moeten verloopen tot aan de eerste feestelijke bijeenkomst.

A a n die bijeenkomst gaat echter het bërgoeroe vooraf : gedurende een paar dagen wordt de bruidegom door zijnen imöm, de bruid door de vrouw van haren imöm onder handen g e n o m e n ; de feestdos w o r d t hun aangepast, de ceremoniën eenigszins gerepeteerd en eenige echtelijke

plichten brengt men hun onder het ooe\ r c , r • , , 0 -,

b b [Snouck Gajoland 280]

17. N a het bëgoeroe heeten de jongelieden böi (bruidegom) en beroe of beroe ajoe (bruid). De feestdagen of liever -nachten worden gewoonlijk als volgt genoemd :

1". njërahan („overgave") van de zorg voor hetgeen nog mocht ontbreken aan de saudörö's) of ndjamoe, mëndjamoe (gastmaal).

In Gajö Loeös is ndjamoe de benaming voor het brengen van rijst met toebehooren naar de familie van de moeder der bruid ; deze zending gaat van den vader der bruid uit en heeft plaats vóór het bëgoeroe.

2". djögö oesö, kleine nachtwake, die soms wel met Ie gecom- bineerd wordt.

3". djögö kaul, groote nachtwake.

— 11 —

(24)

H S T .

I

H U W E L I J K S M . EN I N H . ZEDEX"

4°. nöiq böi, (het stijgen van den bruidegom namelijk in het huis der bruid, of nèmbah böi (het geleiden des bruidegoms naar die woning).

De eerste drie feestelijkheden worden in het huis des bruidegoms en m dat der bruid, elk voor zich, met stamgenooten en andere genoodigden gevierd; de vierde dag, die van het eigenlijke huwelijk, brengt het bruidspaar en de beiderzijdsche verwanten bijeen, en ook aan hltgeen daarna nog volgt nemen zij gezamenlijk deel.

Het njërahan (in de Meerstreek ndjamoe) bedoelt de officieele mroeping door het hoofd der familie, den soeköt, hier van de bruid ginds van den bruidegom, van de hulp aller saudörö's. Aan het slot van eenen hun aangeboden maaltijd wordt dit in deftige bewoordingen gedaan; al zulke redevoeringen duidt men met het woord bermelengkan aan, omdat de Gajo's, evenals de Atjèhers, waar zij wel- sprekend willen zijn, hunne rede te pas en te onpas doorspekken met het stopwoord melèngkan (Atj. malingkan, Mal. melainken). Zorgt gijlieden dat het aan niets ontbreekt; voor de kosten kunt gij op mij rekenen' Mijn feest is het uwe; behandelt het dus als uwe eigene zaak Dat is der langen Rede kurzer Sinn. Ernstig gemeend is het evenwel maar halt- want gewoonlijk legt men het er op toe, dat de gasten zich niet te buiten' gaan, doordien men halfgare rijst, nauwelijks eetbare sajoers, wilde sirih- bladeren enz. aan de talrijke vergaderden voorzet.

De kleine nachtwake" is eigenlijk de nadere bevestiging van hegeen den vorigen avond besproken werd; men vat het ook zoo op dat geluk toen het feest aan de zorg der saudörö's in het algemeen werd opgedragen, dit nu in het bijzonder aan den toeö geschiedt. Het wel be- langrijke maar toch nog eenigszins beperkte aantal gasten wordt soms

m de gelegenheid gesteld zich te verlustigen in enkele voorproefjes van

de vermakehjkheden, die in grootere menigte den volgenden avond wachten en van het djögö kaul onafscheidelijk zijn. De dag na de kleine nachtwake vindt in de beide feestvierende kampongs of wijken de menschen aan het slachten of koken.

Des namiddags gaat men in grooten getale naar eene nabij- zijnde begraafplaats, waar zich een heilig graf bevindt (toeron koe djeret of toerôn njëmbah heet dit); oorspronkelijk is de bedoeling den

— 12 —

(25)

§ 2 EATAKS I 7 — I 9 zegen van eenen heilige in te roepen over den te sluiten echt, en de bruid zoowel als de bruidegom brengen dan ook aan het heilige graf eenen eer- biedigen groet. De anderen echter vermaken zich op het kerkhof met zeer onheilige zaken, zooals het didöng en allerlei oorverdoovende muziek.

H e t geheel der vermakelijkheden, waarmede de nacht van het djögö kaul w o r d t doorgebracht, heet piösön (van het A t j . piasan, Mal. perhia- san). De gasten komen in den avond bijeen, de mannen verzamelen zich in de mannengalerij, het feestlokaal bij uitnemendheid, de vrouwen in de vrouwengalerij, en wat daar geen plaats kan vinden, zet zich in eene feestloods (bënten) op het erf. N a d a t de avondmaaltijd door allen genoten is, bij sommige rijkaards gevolgd door eene algemeene uitdeeling van opium (dit heet tadah, eigenlijk verzadigen) noodigen de ceremoniemeesters

op formeele wijze, onder aanbieding van een blad, waarop een a r é r a u w e rijst, sirihbenoodigdheden enz. degenen, die als hoofd van hun gezelschap beschouwd worden (bijv. den meestbespraakte onder de jongelui van elk geslacht) uit, om de pret te doen aanvangen, hun aanbevelende alles te vermijden, wat de harmonie zou kunnen verstoren en zij geven de leiding der spelen over (njërahan) aan de daarvoor aangewezenen, zooals de goeroe didöng, de goeroe goeöl, enz. Degeen, die bij die gelegenheden het woord voert, is in de Meerstreek in den regel een met het gezin der feestvierenden verzwagerde (djoeólön, lat böi), die den naam van wel- sprekendheid bezit, in Gajo Loeös een der rintahs. In het algemeen bestaat de pret in het groepsgewijze maken van verschillende soorten van muziek, al of niet vergezeld van reciet en toespraken in proza en Poëzie. [Snouck Gajoland 281—284]

18. I n sommige deelen der Döröt, waar de bruidegom bij het af- halen der bruid op straffe van boete tot het afleggen van behoorlijke proeven zijner tari-kunst verplicht wordt, moet hij bij het djögö kaul enz.

als leerling aan de oefeningen deelnemen. [Snouck Gajoland 286]

19. Tegen het aanbreken van den dageraad zet men den gasten eenen maaltijd voor, w a a r o p zij zich verspreiden. De leden van het geslacht der bruid tijgen op dezen dag met vernieuwden ijver aan het

(26)

H S T- I H U W E L I J K S M . EN I N H . ZEDEX spijzen bereiden enz., want den volgenden avond hebben zij, behalve de gasten van gisteren, den bruidegom en diens talrijk gevolg van mannen

en vrouwen te onthalen. r„ , _

LSnouck Gajoland 2S6]

20. Tegen den avond van het nóiq böi | , binnenkomst van den bruidegom,] gaan de stamverwanten van bruidegom, mannen en vrouwen, m optocht naar de kampong of wijk der b r u i d ; vooraan de këkëlang, gevolgd door den bruigom, achter wien de alang-alangan wordt ge- dragen, namelijk 3 saamgebonden suikerrietstekken met bladeren eraan, waaraan in zakjes een ei en een kokosnoot of ook nog eenige pinang- noten en mongkùrvruchten hangen. Dichtbij die kampông gekomen, worden zij door de verwanten der bruid plechtig ingehaald (ialöi) en op de plaats der ontmoeting verlustigt men zich eenigen tijd aan het didóng.

Dit afhalen (nalö) heeft in Gajû Loeös bij deze gelegenheid niet p l a a t s ; wel haalt men er op den dag vóór het djögö kaul de van verre komende gasten met muziek in. Dit gebeurt in het L a u t - en Dörötgebied evenzeer, en heet nalö djamoe of mbah përatoerön.

Intusschen heeft men in het huis der bruid de dölöm, het bruids- bed, in eene der biléqs in orde gebracht.

Men geleidt nu den bruidegom en de zijnen naar een ander huis dan dat der bruid zelve, want daar mag men eerst later in den nacht aan- komen. Dat andere huis, dat geheel voor de feestviering is ingericht en aan verdere bloedverwanten der bruid toebehoort, noemt men oemah silang of pesilangan. H i e r laat men de gasten aan zichzelve over tot middernacht; Te middernacht verschijnt de këkëlang om namens de familie der bruid den bruidegom de rëdëlöng, een kegelvormigen

„rijstberg" aan te bieden, onder uitnoodiging om zich thans met hem naar het voorwerp zijner liefde te begeven.

H i e r a a n gaat echter nog het nöiq mas vooraf. De geleiders des brui- degoms stellen den këkëlang een stukje goud ter hand, dat minstens 12 mas zwaar moet zijn, en de kekas moet voorstellen. Deze këkas wordt door den këkëlang naar het huis der bruid gebracht ; hij vertoont het aan de daar vergaderde autoriteiten en legt het onder het sacramen- teele tellen tot zeven op het hoofd der bruid. „ E é n , twee, enz

— 14 —

(27)

§ 2 BAT AKS !9 —2 I

zeven ! dit is goud van de lui, neem het op uw hoofd !" zegt de oude vrouw, die de bruid ter zijde staat. Men bewaart deze këkas tot den volgenden dag en geeft ze dan aan de familie des bruidegoms terug, nadat deze de onder den naam këkas thans gebruikelijke gave in stof- goud of zilvergeld daarvoor in de plaats gesteld heeft.

N a a r de oemah silang teruggaande, brengt de kekëlang uit het huis der bruid de voor den bruidegom bestemde zitmatten (ampang) mede, welke hier eene keuring ondergaan. Soms worden zij inderdaad als te gering in waarde teruggezonden en dan door andere vervangen. Zijn zij goedgekeurd, dan worden ze door den kekëlang teruggebracht".

Daar aangekomen, blijft het grootste deel van den stoet aanvankelijk beneden; de bruidegom heeft zijnen eigen goeroe didöng meegebracht, en hier worden nu voorstellingen gegeven, die het karakter van eenen wedstrijd hebben. Intusschen stijgt de bruidegom de huistrap op, waarbij hem door oudere vrouwen de sacramenteele gepelde en ongepelde gepofte rijst over het hoofd gestrooid (dj ód jong) en hij met tèpöng tawar be- sprenkeld w o r d t ; hem vergezellen de kekëlang en de ouderlingen van beide zijden, die als vertegenwoordigers van „de vier", si opat, kunnen g e l d e n . [Smuck Gajoland 287—288]

2 1 . De bruid zit onderwijl in afwachting op de dölöm (bruids- bed), omgeven door hare twee pëngasoehs (bruidsdames) en andere vrouwelijke verwanten. N a de contractsluiting wordt de bruigom door den kekëlang en nog eenige ouderlingen (in Gajo Loeös door jeugdige mannelijke bloedverwanten der bruid) naar de bruid geleid: Zij voltrekt, wanneer haar echtgenoot binnentreedt, aan hem de symbolische voet- wassching (basoeh kaki) en droogt hem de voeten met hare haren af.

De bruidegom neemt ook op de dölöm plaats, en, op aanwijzing der peng- asoeh, steken de jonge echtelieden h u n n e rechterhanden in eene kom met water, waarin eenige rijstkorrels geworpen zijn, om daarna met die bevochtigde handen elkander over het gelaat te strijken (sapoe of basoeh moekö). V o o r t s krijgt ieder hunner eene gereedgemaakte sirihpruim in de hand om die den ander in den mond te steken (mënjoelangön).

De bruigom wordt nu weer buiten het vertrek geleid en moet in de

(28)

H S T . I H U W E L I J K S M . EN I N H . ZEDEN galerij, met eenen waaier tusschen de handen, een langgerekten, van den imöm tijdens het bëgoeroe geleerden sëmbah maken, eerst naar de mannen, dan naar de vrouwen. Dit heet bèrsëntabi of bertahi. Valt de waaier of begaat de jonge man andere fouten, dan wordt hij door den rödjö van het geslacht der bruid beboet ; dit is trouwens niet de eenige gelegenheid, waarbij dergelijke overtredingen van het voorgeschreven ceremonieel tot kleine boeten ten bate van de presidenten der republieken aanleiding- geven.

De bruigom haalt nu zijne oudere verwanten van beiderlei kunne, die nog beneden zijn, naar binnenshuis, waar allen een groote maaltijd wordt aangeboden. De ongetrouwde jongelui blijven zich echter tot den ochtend buitenshuis met het didóng vermaken. I n de woning zelve heeft men in dezen nacht noch didông noch goeöl ; wel wordt er nu en dan op tjanangs en gong eenig leven gemaakt. De bruidegom brengt het overige deel van den nacht in de dölöm door. X a een vroegen ochtendmaaltijd genoten te hebben keeren de jongere gasten h u i s w a a r t s ; de oudere leden van de familie des bruidegoms blijven voorloopig in de woning der bruid.

[Snouck Gajoland 289—290]

22. Dien dag heeft ook de plechtige optocht (G. berara of bera- lang, A mengara' of meralöng) plaats naar de kampoeng der bruid, De bruigom is vergezeld van zijn s t a m v e r w a n t e n ; zijn ouders mogen volgens de adat niet mee. Nabij de kampoeng der bruid gekomen, maakt de stoet halt en wordt hij door de verwanten der bruid plechtig inge- haald. (G. nalo, A . ngengalo). Men geleidt daarna den bruidegom en de zijnen niet direct naar het huis der bruid, maar naar een ander huis, dat geheel voor de feestviering is ingericht en aan verdere bloedver- wanten der bruid toebehoort (G. oemah silang, A. roemah pengemboen).

N a d a t de telangké van den bruigom ten huize der bruid heeft gevraagd, of de tijd gunstig is daarheen over te gaan, en hij daarop een gunstig antwoord heeft ontvangen, gaat de stoet naar binnen. Als de bruigom de huistrap opstijgt, w o r d t hem door de oudere vrouwen de sacramen- teele gepelde en gepofte rijst over het hoofd gestrooid (G. djoedjoeng, A. menaboeri), ter afwering van booze invloeden. Met hetzelfde doel wordt onder aan de trap een h o u t v u u r onderhouden, waarop men stin-

— 16 —

(29)

§ 2 BATAKS ° kende bladeren werpt De bruid zit onderwijl in afwachting op een

bruidsbed (dölöm) — in Alas in eene kleine, met een gordijn afgesloten ruimte, bagas genoemd — omgeven door haar vrouwelijke verwanten.

Xa de contractsluiting w o r d t de bruigom naar de bruid geleid. Bij deze samenkomst van het bruidspaar hebben allerlei oude adatgebruiken plaats. I n Gajo voltrekt de bruid aan haar echtvriend de symbolische voetwassching (basoeh kaki) en droogt hem de voeten met haar haren af, verder steken de jonge echtelieden hun rechterhanden in een kom met water, waarin eenige rijstkorrels geworpen zijn, o m daarna met die be- vochtigde handen elkander over het gelaat te strijken (basoeh moekö), eindelijk krijgt ieder hunner een gereedgemaakte sirihpruim in de hand, om die den ander in den mond te steken (menjoelangön). I n Alas legt de bruigom, als hij binnenkomt, een goudstukje (derham loeah) in de hand zijner bruid, w a a r o p zij haar sembah maakt en haar sirih aanbiedt (meré man pinang), w a a r n a beiden van één bord eten (mangan ras).

Al deze ceremoniën gaan gepaard met allerlei voorgewende tegenstrib- belingen van de zijde der bruid, die zich tegenover haar echtvriend uiterst schuchter en verlegen (G. kernel, A . mèlö) aanstelt. Binnenshuis heeft daarna een groote maaltijd plaats. [Kreemer Volkeu 107—108]

2 3 . Eheliche Verbindungen werden [in Gajóland] meist erst nach Ablauf der Reisernte geschlossen. W e n n es möglich ist, wählt man den 12. Monat im Jahre, und zwar einen der sogenannten glücklichen T a g e , die von Sachverständigen mittels eigener, n u r ihnen bekannter Methoden berechnet werden. Viele W o c h e n vorher beginnt m a n in den beiderseitigen Familien bereits Brennholz, Reis und andere Lebensmittel aufzustapeln, die für die Feier benötigt werden. Einige T a g e vor der Hochzeit werden B r a u t und Bräutigam über die ehelichen Pflichten belehrt und in den ziemlich komplizierten zeremoniellen H a n d l u n g e n eingeübt Die Festlichkeiten dauern mehrere T a g e oder besser besagt Nächte, die sie erst bei Sonnenuntergang anzufangen und bei Sonnnaufgang zu enden pflegen. Die ersten drei T a g e w e r d e n von den Angehörigen und intimen F r e u n d e n der B r a u t und des Bräutigams in den H ä u s e r n der -beider- seitigen Eltern, von einander geschieden, gefeiert. E r s t am vierten Tage, der eigentlichen Hochzeit, vereinigen sich beide Parteien und nehmen

— 17 —

(30)

H S T . I H U W E L I J K S M . EN I N H . ZEDEX nun gemeinsam teil an den Festen, die noch folgen. A m ersten T a g e rindet eine Begrüszung der Erschienenen statt und eine gemeinsame Mahlzeit. A m zweiten Tage wird das Grab eines Heiligen auf einem in der Nähe befindlichen Friedhofe besucht, dessen Segen man anruft für die Ehe, die zu schliessen man beabsichtigt. A m dritten T a g e versammeln sich die Gäste bereits in den Nachmittagsstunden; die M ä n n e r verfügen sich in die Männer- und der weibliche Teil in die Frauenabteilung. Nach Absolvierung einer reichlichen Mahlzeit belustigt man sich an mannig- faltigen Spielen. Tänzer und Musikanten erscl einen.auf dem Schauplatze und tragen das ihrige dazu bei, die Anwesenden zu erheiteren und zu ergötzen. A m nächsten Tage hält der Bräutigam in Begleitung seiner Verwandten in den W o h n o r t der B r a u t seinen festlichen Einzug. Gegen Mitternacht erscheint er im H a u s e der zukünftigen Schwiegereltern. Der Heiratskontract wird definitiv abgeschlossen und mit einem kurzen Gebete bekräftigt. Hierauf wird der Bräutigam zu seiner Braut geführt : diese vollzieht an ihm die symbolische Fusswaschung und trocknet seine Fusse mit ihren H a a r e n ab. Dann werden die geladenen Gäste herein- gerufen und bleiben bis zum frühen Morgen bei Speise und T r a n k ver- einigt.

[Pick 392—394]

2 4 . Bruid en bruidegom zitten [bij de Baraks] bij de huwelijks- voltrekking op kussens of matjes naast elkander, en krijgen een dulang (presenteerblad van metaal of hout op hoogen voet) voor zich, waarop een bord met rijst is geplaatst. Terwijl de talangke (de persoon, die de leiding van de plechtigheid in handen heeft) den zegen over de ver- bintenis uitspreekt, neemt hij een weinig longa- of sesamzaad en strooit dat over de rijst. De jongelieden eten nu iets van deze spijs, mandjomput- ïonga gelijk dit heet, waarop de talangke het huwelijk gesloten verklaard.

H e t sesamzaad geldt als zinnebeeld van de vruchtbaarheid. Bij het strooien daarvan wordt dan ook de wensch uitgesproken, dat de echt met tal van kinderen moge w o r d e n gezegend

Noot: Naar dit eten van rijst met longa is mandjomput-longa (mnndjom- put = tusschen duim en twee voorste vingers iets vatten, zooals men dit met spijzen doet) eene gewone uitdrukking voor „trouwen" geworden.

[Wilken I 541—542]

— 18 —

(31)

§ 2 BÀTAKS 3 - 25 i o Tage vor dem Hochzeitsfeste im Battaland künden die E l t e r n der Tochter in feierliche Weise an, dass sie das H a u s verlassen müsse. Sie fängt nun an zu klagen

A m Abend des letzten Tages erscheint der B r ä u t i g a m in festlichem Aufzuge, begleitet von M ä n n e r n , F r a u e n und Mädchen, im Dorfe seiner B r a u t und bringt Geschenke für seinen zukünftigen Schwiegervater, be- stehend aus Leinenzeug und, falls er reich genug ist, einem Buffel, welcher sofort geschlachtet und von den Anwesenden während eines lärmenden Nachtgelages verzehrt wird.

Nach lauter gestaltet sich der folgende T a g , an welchem der B r ä u - tigam unter starker Begleitung und ungeheurem Geschrei den letzten Besuch bei seiner B r a u t macht. Diesen T a g feiern auch die Kinder durch allerlei tolle Scherze mit. E s folgt n u n der grosse Hochzeitsschmaus.

Die Braut, die all' ihren Schmuck angelegt hat, nimmt mit ihren E l t e r n bei der T h ü r e Platz, der Bräutigam, ebenfalls festlich gekleidet, weiter im Innern des Hauses, umgeben von seinen Angehörigen. W ä h r e n d dieser Zeit wird vor dem H a u s e die Ausstattung der Braut, bestehend aus Ge- schenken der Verwandten, wie Schüsseln, Teller, Matten, Kopfkissen und dergleichen Dingen, ausgebreitet, die ihr aber erst bei dem Verlassen des Elternhauses gezeigt und überreicht werden. Ist dieser Augenblick gekommen, so nimmt sie Abschied von ihrem Sitzplatze und ihrer bisherigen W o h n s t ä t t e , und folgt dem Manne, dem sie nunmehr an- gehört [v. Brenner 249]

26. Nach vielerlei Opfern und sonstigen Festlichkeiten, bei denen der D a t u (Zauberdoktor) eine Hauptrolle spielt, werden die jungen [Batak] Leute vereinigt. W ä h r e n d sie aus einer Schüssel mit Senfsamen bestreuten Reis essen, wirft die M u t t e r oder sonst ein altes W e i b ein Kleid über sie und spricht Segenswünsche aus — namentlich, class ihre Nachkommen so zahlreich werden möchten als die genossenen Senf- körner. Dann muss das junge P a a r drei T a g e und Nächte in steter Gesell- schaft junger Mädchen zubringen — und erst am vierten Tage bringt der M a n n sein W e i b nach H a u s e . [Köd.Hng 9 ]

— 19 —

(32)

H S T . I H U W E L I J K S M . EN I N H . ZEDEN 2 7 . Bei allen diesen [Batta'schen] Heirathen werden durchaus keine besonderen Gebräuche beobachtet; von Ceremoniën, schriftlichen V e r t r ä g e n oder Priestern findet m a n keine Spur. N u beim Eintritt der B r a u t in das H a u s ihres nunmehrigen H e r r n wird, wenn dieser reich oder ein Radja ist, ein kleines Fest gegeben ;es wird ein Karibau oder ein Schwein geschlachtet und die Dorfbewohner werden bewirthet.

[Junghuhn II 132]

28 Vooral het samen eten heeft zich tot den huidigen dag in uiteenloopende streken — Bataklanden — als een essentieel deel van de huwelijkssluiting gehandhaafd. [Encyclopaedic II 117]

29. De feitelijke huwelijkssluiting [in het K a r o l a n d ] is het

„moekoel", het gezamenlijk eten van één bord door den jongeling en het meisje, waarbij ze den eersten bal rijst (poekoel) voor elkaar gereed- maken en elkaar toedienen. [Batakspie-el 219]

3 0 . Bij het moekoel [, de eigenlijke echtvereeniging bij de K a r o - B a t a k s ] , dat meestal denzelfden avond nog plaats heeft, eten bruid en bruidegom samen uit één bord gele rijst, waarin in het midden een ei overeind staat. De pas getrouwden nemen eerst een hap, daarna de soekoet, verder verorberen de getrouwden de rest. De onkosten komen voor rekening der vrouw. [Joustra Leven 400]

3 1 . E r wordt [bij de K a r o - B a t a k s ] eene afspraak gemaakt, om te bepalen welken dag men zal ërdoebai (samentrekking van ërdemoe bai of -bajoe). Dit feest kan men als het bruiloftsfeest beschouwen, tevens als de publieke afkondiging. H e e f t dit plaats gehad, dan is de zaak beklonken, en als regel volgt dan moekoel (de eigenlijke echtver- eeniging) nog op dienzelfden dag. Dit ërdoebai wordt steeds buiten de kampoeng gehouden. W o n e n bruid en bruidegom in verschillende, niet te ver van elkaar gelegen dorpen, dan meestal ongeveer halverwege.

V o o r het eigenlijke feest begint, w o r d t bruid en bruidegom voor- gehouden, dat ze nog t e r u g kunnen. Ziet de man er van af, dan moet hij $ 8, is het de bruid, dan moet ze $ 4 betalen. Verklaren ze echter den gewichtigen stap te doen, dan wordt, de rest der koopsom (meestal e c h t e r , gedeeltelijk) betaald op dezelfde wijze als zulks vroeger plaats greep

[Joustra Leven 398]

— 20 —

(33)

§ 2 BATAKS 27—35 3 2 . K o m t geen hinderpaal het geluk der aanstaande echtgenooten [bij de K a r o ' s ] in den weg, dan begeleiden de mannelijke en vrouwelijke verwanten en genoodigde vrienden van den bruidegom hem des daags of des nachts, zoo mogelijk onder muzijk, naar het huis der bruid, waar zij met een maaltijd worden afgewacht. N a d a t deze is afgeloopen, heeft de echtverbintenis plaats De aanwezigen bestrooyen het paar met ontbolsterde rijst onder het roepen van H e i l ! H e i l ! Daarmede is de plegtigheid geëindigd [de Haan 45]

3 3 het gebruik van de rijststrooiing bij bruiloften [komt] bij de K a r o - K a r o Bataks voor. De huwelijksplechtigheden eindigen bij [dezen] daarmede, dat de aanwezigen het paar — onder het uitroepen van „heil ! heil !" — met ontbolsterde rijst bestrooien.

[Wilken I 564]

34. Bij de Bataks is mamingkali = een meisje van al hare sieraden ontdoen bij het huwelijk [Wilken I 573]

3 5 . E e n goede dag wordt nu [in het P a n ë - en Bila-stroomgebied]

bepaald voor de voltrekking van het huwelijk. Men wendt zich daartoe tot den datoe, die daarvoor een gering loon (djoedjoer ari) erlangt.

Tegen dien dag wordt de bruid naar den bruidegom gebracht. Doch vóór zij vertrekt, worden vier karbouwen geslacht, één van den bruidsvader, één van diens waris of naasten erfgenaam (gemeenlijk den oudsten zoon), één van den datoelang of oom, en één van de natoras van de kampong. Ook de kampongbevolking geeft een karbouw en leidt dien onder muziek zevenmaal om de bruidswoning. Deze karbouw wordt ge- noemd horbo pamoedoeni, d. i. de karbouw ter voltrekking der belofte.

De vader schenkt aan zijne dochter vier jonge slavinnen (rading) of zoo- veel meer als dit met zijne gegoedheid overeenkomt, welk aantal met een evengroot aantal door den bruidegom moet worden vergoed (saï rading saï sambaran) of wel de waarde w o r d t door geld of goud gecompenseerd.

H e t getal van vier is gebruikelijk maar niet verplichtend. H e t heet, dat de bruid omringd behoort te zijn van slavinnen, als één aan cle voeten, één aan het hoofdeinde, één aan de rechter- en één aan de linkerzijde (sada di pat, sada di oeloe, sada di siamoen, sada di sambirong).

(34)

H S T . I H U W E L I J K S M . EN I N S . ZEDEN Somtijds komt ook de bruidegom zijn bruid zelf halen of de h u w e - lijksvoltrekking heeft in de woonplaats van de bruid plaats. A d a t is echter, dat zulks geschiedt in het huis van den bruidegom. De gebruiken zijn evenwel weinig verschillend; alleen jaagt een huwelijk op de plaats, waar de bruid woont, beide partijen op hooger kosten.

I n de kampong van de bruid hebben de volgende verrichtingen plaats.

O p de eerste samenkomst van bruid en bruidegom, wordt de eerste in hare bruidskleeren gekleed ; het haar wordt door de slavinnen opgemaakt en met versierselen getooid, waarvoor de bruidegom aan de kamenierster een geldbedrag van horbo maté of 4i reaal (oepa marsanggoel) moet offeren. Gekleed en getooid wordt zij drie dagen ten toon gesteld, gedu- rende welken tijd de bruidegom haar niet mag benaderen. O m dit on- mogelijk te maken, hoogstwaarschijnlijk meer voor het oog van het publiek, blijven de vrouwen van hare maagdschap en de slavinnen de bruid omringen. Zelfs als ze in den vooravond zich gaat baden, wordt haar pad met toortsen (soeloe) verlicht, voor welke diensten de bruidegom een loon van horbo mate of 4i reaal (oepa marsoeloe) moet voldoen aan de lieden, die als toortsdragers hebben gefungeerd.

Onderwijl wordt feest gevierd en om de vele gasten behoorlijk te kunnen recipieeren worden de familieleden, kennissen en onderhoorigen door een gift van den vader der bruid van 200 reaal (paraboer) verplicht het hunne bij te dragen.

Eindelijk geschiedt de huwelijksvoltrekking door 2 natoras, een van iedere zijde, die talangke worden genoemd. Soms geschiedt deze forma- liteit ook door den vader van den bruidegom. Bruid en bruidegom zitten op matjes of kussens en krijgen een doelang (presenteerblad van metaal of hout op hoogen voet) voor zich, in hetwelk een bord met rijst en een hardgekookt ei is geplaatst. Terwijl de talangke den zegen over het huwelijk uitspreekt en aan de goden afsmeekt, neemt hij het zaad van de longa-vrucht (sesamum indicum) en strooit dat over het evenvermelde eten, bruid en bruidegom aanmoedigende om het maal gezamenlijk te nuttigen, opdat het huwelijk vruchtbaar zal zijn. Verder spreekt hij den wensch uit, dat met het geslacht ook het vee vermeerderen zal, dat de schatten der aarde voor een deel hun zullen toebehooren, dat nimmer

>}0

(35)

§ 2 BATAKS 3 5 3 spijs noch drank hun en hunnen kinderen zullen ontbreken, dat zij gezond zullen blijven, opdat zij het vermogen zullen hebben ook gezonde kin- deren, zoo jongens als meisjes, voort te brengen. D a a r n a wordt zeven- maal heil ! (horas !) uitgesproken.

De jongelieden nuttigen alsnu van de voorgezette spijs en heeten in den echt verbonden, naar het nuttigen van het zaad van de longa- vrucht, mandjompoet longa genoemd. H e t woord voor trouwen is anders

marbagas, wamboewai boroe.

De toediening van de longa mag nimmer door de ouders van de bruid geschieden. Dit is pantang of onkiesch. Deze wijze van echtvereeniging is in de Mohamedaansche landen niet meer in gebruik, maar de adat is ook bij de Mohamedaansche Bataks nog niet geheel verloren gegaan.

Geschiedt d e inzegening van het paar wel is waar door Mohame- daansche priesters, het traditioneele maal, bestaande uit rijst, kip en een ei, is nog steeds in gebruik. In plaats van het longa-zaad doet^ men zout bij het ei. Bruid en bruidegom nemen ieder de helft van het ei. De term mandjompoet longa is daarom ook dikwijls nog in gebruik.

N a de inzegening van het paar maakt men zich gereed tot vertrek naar de woonplaats van den man. H e t slaapmatje met toebehooren van de pas getrouwde vrouw wordt uit de woning harer ouders gedragen om naar de woning van haren man te worden gebracht, voor welke ver- richting deze horbo mate of ä,\ reaal moet betalen (oepa mandjoengdjoeng halang oeloe). Bovendien moet hij aan de meisjes in de kampong \ reaal geven als geschenk (pagarosoän) [\eumann 477—479]

36. O p den huwelijksdag schenkt [in P a k - P a k ] de bruid een kip aan den Goeroe, die het beest over den borst opensnijdt, om te zien, of , het huwelijk gelukkig zal zijn. De bruidegom (Kela) moet zijn bruid (djelma tokoran ; djelma = mensch, tokor = koopen) halen. I n de hoeta der bruid aangekomen, vindt hij een of meerdere karbouwen, soms slechts een gewoon varken, door den vader der bruid in de hoeta vastgebonden, die de kela voor een door zijn a.s. schoonvader aangegeven waarde koopt, en voor het te vieren trouwfeest doet slachten.

Zijn alle gasten verzameld, dan betaalt de bruidegom aan den vader

(36)

H S T . I I I U W E L I J K S M . E N I N H . Z E D E X

der bruid de oendjoeken pakadoea of $ 15.— (te voldoen in een karbouw, bij gemis van een karbouw in goed, en bij gemis ook hiervan in geld).

H e t bruiloftsmaal heeft overdag plaats en wordt door de mannen van de balei en door de vrouwen in de bagas der bruid gehouden.

[Ypes 4S2]

37. N a het verlovingstijdperk wordt [in Sim-Sim] de bruidegom, die zijne bruid moet halen, in optocht naar hare H o e t a geleid onder vreugdeschoten en muziek. A a n het hoofd der optocht loopt de moeder van den bruidegom. Laatstgenoemde draagt onder den a r m de oetjang kating katingan, als teeken, dat hij nog nooit den bijslaap heeft uitge- oefend. In de hoeta der bruid gekomen, gaat de bruidegom met zijne mannelijke metgezellen in de balei, terwijl de vrouwen zich in de woning der bruid begeven. Is de bruidegom rijk, dan heeft de vader der bruid reeds een of meerdere karbouwen in de kampong tot slachten in gereed- heid gebracht, die de bruidegom koopt voor het te houden bruiloftsmaal.

dat door de mannen en vrouwen gezamenlijk in de woning der bruid wordt gehouden. Bij het betreden der woning door de mannen moet de bruid zich terugtrekken en zorg dragen niet door de mannen gezien te worden.

De feestgenooten zitten in den regel aan tot het avond is g e w o r d e n ; als- dan stellen de uitgenoodigde pertaki's de waarde der bruid vast

[Ypes 48SJ 3 8 . Zeven kanonschoten kondigen [in Simpang K a n a n ] den t r o u w - dag aan. Tegen den avond komen de gasten. Personen van aanzien worden met saluutschoten ontvangen. Ook de bruidegom gaat naar de woning der bruid. Omgeven door jonge meisjes wordt hij er heen geleid op dezelfde wijze als met de belo-belen is geschied. O m zes u u r precies moet hij aldaar aankomen en wordt met hetzelfde ceremonieel ontvangen als de belo-belen. Medegebracht wordt de belo-mas, een grooten sirih- zak, gedragen door een sterken man en begeleid door twee dajang-dajang.

twee schitterend gekleede slavinnetjes of bij gemis daarvan twee slaven- jongetjes, gekleed als meisjes. V e r d e r wordt nog medegebracht belo manga-poelé, gedragen door kinderen, en belo-perkata-katr. en huwelijks- prijs, beide gedragen door den terlangkei van den vader des bruidegoms.

Deze terlangkei leidt den bruidegom de voorgalerij (toerei) binnen en

24 —

(37)

§ 2 BATAKS 3 6 - 3 8 doet hem op eene. kleine verhevenheid zitten in het open gedeelte dier galerij (handjoeng) met het gezicht gericht naar de benedenstroomsche zijde. De belo mas wordt achter hem geplaatst met aan iedere zijde een dajang-dajang. Rechts voor den bruidegom komt de belo mangapoelei, terwijl achter de belo mas de belo perkata-kata geplaatst wordt. W e e r achter de belo perkata-kata gaan de mannelijke familieleden en vrienden van den bruidegom en van de bruid zitten, waarop de terlangkei's tegen- over elkander plaats nemen. Alle vrouwen trekken zich binnenshuis bij de bruid terug. O n d e r aanbieding van de belo perkata-kata stelt de terlangkei van den vader des bruidegoms voor aan de huwelijksover- eenkomst uitvoering te geven en overhandigt alsdan aan den terlangkei van den vader der bruid de huwelijksprijs. H e t geld wordt dan aan den poeang (broer van de moeder) der bruid ter hand gesteld, die de som alsdan hardop telt, elk geldstuk met kracht neerslaande. Is er geen poeang, dan doet dit de soekoe poeang of een man uit de soekoe (marga) van de moeder der bruid. De belo mas w o r d t dan rondgegeven. Bij het openen van den zak met de belo mas lost men weer eenige saluutschoten en doet een kort gebed.

Is het geld aan den vader der bruid overhandigd en de belo mas in de toerei reeds rond gegaan, dan brengt de poeang de sirih naar binnen voor de vrouwen. Terwijl de bruid binnen blijft, plaatst de chatib zich in de handjoeng voor den bruidegom en zegent het huwelijk door een gebed in. T w e e personen van goed gedrag moeten daarbij optreden als getuigen.

N a d a t de bruidegom de lapit nikah betaald heeft, w o r d t hij onder het maken der vereischte sembah's door den chatib naar de deur der woning geleid, alwaar eene pangintoewai of bejaarde vrouw, die binnens- huis de ceremoniën leidt, hem ontvangt, en naar de bruid voert, die in de vaste houding haren echtgenoot verbeidt. De bruidegom plaatst zich aan hare rechter zijde, waarop alle vrouwen zich rondom hen plaatsen.

De vrouwelijke familieleden van den bruidegom geven een blad sirih aan de bruid als teeken dat zij aanverwanten van elkander zijn geworden (mangapoeh). Hetzelfde doen de vrouwelijke familieleden van de bruid ten opzichte van den bruidegom. De familie van de bruid doet dan bin-

(38)

H S T .

I

HUVVELIJKSM. EN I N H . ZEDEN

nenshuis een perpinarigan met sirih rondgaan, waarop een ieder zich een pruim gereed gemaakt. In de perpinangan laat dan de bruidegom een gouden ring (sere toempah) vallen en de pangintoewai laat dien ring dan uit de perpinangan in de schoot der bruid vallen.

Terwijl de pangintoewai de hand des bruidegoms vasthoudt, doet laatstgenoemde dien ring aan de hand der bruid. Op het oogenblik, dat de bruidegom naar binnen ging, begon men buiten met het feestmaal. Is de sere-toempah-ceremonie afgeloopen, dan begint men ook binnen te eten.

Hebben de mannen buiten gegeten, dan wordt hen ook een sirih-pruim uit de perpinangan aangeboden door de familie der bruid. Hetzelfde ge- beurt na het eten der vrouwen ook binnenshuis, terwijl de pangintoewai zich tegenover den bruidegom verontschuldigt met een mangido map toean kanna (neem het gegevene voor lief). Hierna gaat de bruidegom naar de toerei om afscheid te nemen van de gasten, die op dezelfde wijze huiswaarts gaan als ze gekomen zijn. Heeft de familie der bruid de huwe- hjksslaapgelegenheid in orde gemaakt, dan roept de pangintoewai den bruidegom binnen met een zevenmaal herhaald : Menangké mengapoelei De bruidegom gaat dan met belo mengapoelei naar binnen, waarop hij door de pengintoewai wordt uitgenoodigd om de slaapgelegenheid te be- treden, alwaar de bruid reeds is gaan zitten achter eenige schalen met gebak, togoh mangapoelei genoemd.

Ook de pagintoewai gaat het slaapvertrek binnen, doch nadat de bruidegom haar een sirihpruim heeft aangeboden van zijn belo manga- poelei, verlaat zij het vertrekje en gaat ervoor zitten. Het is aan bruid en bruidegom verboden met elkaar te spreken. Tegen den ochtend verlaat de bruidegom de woning der bruid. Eenige zijner sieraden, kostbare kleed.ngstukken enz. achterlatende, die dan door de pangintoewai worden verzameld en opgeborgen.

[Vpes 512—515]

39. Is [in Toba en Si Lindoeng] het bepaalde tijdstip voor de voltrekking van het huwelijk gekomen, hetgeen vaak eerst na verloop van eenige jaren plaats heeft, omdat men op bovengezegde wijze dikwijls kinderen met elkander verlooft, dan gaat de bruidegom zijne bruid halen, waartoe hij wederom vleesch voor een klein feestmaal moet medebrengen.

— 26 —

(39)

§ 2 BATAKS 38—42 Slechts weinigen wonen dit maal bij, en de gasten vertrekken spoedig, zoodat het bruidspaar alleen met de ouders van het meisje achterblijft.

De schoonvader doet het bruidspaar naast elkaar zitten en slaat om beiden één kleed (oelos) e n . d e schoonmoeder zet hun één bord gekookte rijst met toespijs voor. De vader en moeder gaan clan tegenover het bruids- paar zitten, waarna de vader een soort van gebed (tonggo) uitspreekt, waarin het jonge paar inzonderheid een rijke kinderzegen wordt toe- gewenscht, terwijl hij een handjevol ontbolsterde rijst op hunne hoofden strooit. H e t jonge paar eet daarna samen van het ééne bord, en weldra begeeft men zich ter ruste, want deze ceremonie heeft altijd 's avonds plaats. I n Angkola en Mandailing gaat het evenzoo toe, alleen met dit onderscheid, dat het ten huize van den bruidegom en door zijne ouders geschied, daar de bruid daar eerst naar het huis harer schoonouders wordt g e b r a c h t . |Meerwaldt Aanteekeningen 537]

4 0 . H e t [eigenlijke] huwelijk, [bij de T o b a - B a t a k s ] . Hebben de poranak en de parboroe geheel en al voldaan aan de voorschriften en gebruiken ter zake van het huwelijk , dan heeft het dorpshoofd hen nog op de hoogte te brengen van de rechten en verplichtingen aan verwanten, opdat zij elkander lief zullen hebben; Als de radja, dit alles heeft uitgesproken, wordt het huwelijk voltrokken; soms echter eerst op een anderen dag.

H e t huwelijk w o r d t aldus voltrokken: Bruidegom en bruid moeten van één bord eten, rijst, met een vischje er op , vervolgens worden zij, temidden van de menigte, in één oelos gewikkeld.

[de Boer Huwelijksrecht 87—89]

4 1 . Die T r a u u n g [in T o b a ] wird durch die Häuptlinge (radja) voll- zogen. Der nächststehende radja belehrt sie darüber, dass sie sich lieben müssen Darauf thut der radja sie zusammen. Zum Zeichen der Z u - sammengehörigkeit müssen die j u n g e n Eheleuten von einem Teller essen, auf einer Matte sitzen, und sich in eine Matte zusammen einwickeln lassen. Damit sind sie, verheiratet. [Warneck 533]

4 2 . [ I n Mandailing w o r d t ] eerst het huwelijk gesloten volgens de aloude Bataksche adat door het sameneten van bruid en brui-

(40)

• "S T- I H U W E L I J K S H . EN I N H . ZEDEN degom, en daarna op de Mohammedaänsche wijze. U i t hetgeen bij het sameneten waar te nemen valt, of b.Y. de man van het in de rijst ge- plaatste ei zooveel afknijpt, dat hij ook van den dooier iets krijgt; of er korrels gemorst worden, en uit zoovele andere kleinigheden, weten de ingewijden te voorspellen of het huwelijk gelukkig zal zijn of niet.

[v. Ophuijsen Kijkjes 53]

4 3 . H e t zeer omslachtige en vrij kostbare adathuwelijk komt [in Mandailing! weinig voor.

[Batakspiegel 228]

4 4 a l l e belangrijke d e d e n van de [huwelijks-] feesten [in Mandailing] moeten plaats hebben op gunstige dagen, met de bepaling- waarvan deskundigen, datoe genaamd, belast zijn. H e t meisje heeft dan het huis van haren echtgenoot bereikt; aan de huistrap — op welker eerste trede zij haren rechtervoet moet zetten, wil zij gelukkig zijn wordt zij opgewacht door hare schoonmoeder, die haar met geelgekleurde rijst bestrooit en tevens een zegenwensch uitspreekt. „ H o r a s tondi m o ë " . zegt ze o.a. „Sterk zij uw ziel !" een wensch, die trouwens ook aan ver-

trekkenden wordt toegevoegd. r

[v. Ophuijsen Kijkjes 53]

4 5 . De deftigste wijze, waarop [in Mandailing] huwelijken wor- den gesloten en welke daarom door vorstelijke personen (onze „districts- hoofden", enz.) gevolgd wordt, is die, waarbij volgens alle regelen van de adat het meisje wordt afgehaald. r _ . ..

[v. Uphuijsen Kijkjes 52]

46. H e t huwelijk wordt [in Mandheling en P a d a n g L a w a s ] wet- telijk gesloten voor eene talangkeh, of commissie van 'oudsten uit de marga's der beide partijen ; zij ontvangt eenige kleine geschenken als eer- bewijzing. Ten huize van den vader der bruid en in tegenwoordigheid der talangkeh, moet de tohor worden betaald. D a a r n a wordt het echtpaar geleid naar de woning van den bruidegom, alwaar een feestmaal is aan- g e n g t , op hetwelk de gehuwden, ten overstaan der talangkeh, uit denzelfden schotel moeten eten. De spijs van dezen schotel is bestrooid met het zaad van de longa-vrucht, een aromaat, dat verondersteld wordt, het zingenot op te wekken, en welks nuttiging de gelofte uitdrukt van zich aan het zinnelijk genot des huwelijks over te geven. D a a r n a ver-

— 28 —

(41)

§ 2 BATAKS 42 4 7 klaart de talangkeh het huwelijk gesloten, en aangezien de laatste plegtigheid in het openbaar het zegel op de aangegane verbindtenis zet, zoo wordt een wettig huwelijk doorgaans door de woorden menjompat longa uitgedrukt. Bij sommige bergstammen van P a d a n g lawas heeft bovendien eene godsdienstige plegtigheid plaats. E r wordt namelijk een reukoffer ontstoken en de zegen van Diebata afgesmeekt. N a het feest- maal ontruimt de bruidegom het huis, dat hem voor eenige dagen blijft ontzegd, en slechts door vrouwelijke bloedverwanten mag worden be- trokken. W e d e r bij zijne bruid toegelaten, heeft hij het regt haar de bruid- sieraden te doen afleggen. f Willer 179]

4 7 . O p den overeengekomen gunstigen dag, voor welks vast- stelling de datoe ari hulp heeft verleend, komt [in Klein-Mandailing] de bruidegom, vergezeld van zijn vader, bloed- en aanverwanten, benevens alle w a a r d i g h e i d s b e k l e d e r s zijner hoeta, met mannen en vrouwen, in de hoeta der bruid, een karbow en de toehor medebrengende. N a met ge- weerschoten ontvangen te zijn wordt de dag bepaald, waarop de karbow geslacht en de toehor afgewogen en in ontvangst genomen zal worden.

Na afweging en in ontvangstname der toehor door de anggi ni radja en natoras bajo bajo der bruid w o r d t meestal denzelfden avond het gods- dienstig huwelijk (nikah) tusschen de verloofden voltrokken. De reden, dat dit daar geschiedt, is aan het godsdienstig voorschrift toe te schrijven, dat de vader of een van diens naaste mannelijke bloedverwanten als voogd (wali) moet optreden voor de toestemming, en dat het als onkiesch zou beschouwd worden zoo men, door het godsdienstig huwelijk in de hoeta des bruidegoms te laten plaats hebben, den vader der bruid nood- zaakte ook bij de huwelijksvoltrekking volgens de adat tegenwoordig Ie zijn.

Den volgenden morgen wordt het meisje in optocht naar den hoeta van den jongeling gebracht. De bevolking doet haar een eindweegs uit- geleide, terwijl de natoras bajo bajo en eenige mannen en vrouwen van de bajo bajostand medegaan. De eersten zijn noodig voor de voltrekking- van het adat of burgerlijk huwelijk. De laatsten dragen de uitzet hohas, die het meisje meekrijgt. Behalve hare bruids- en andere kleeren bestaat

(42)

H S T .

I

H U W E L I J K S M . EN I N H . ZEDEN

die uitzet, die aan de toehor geëvenredigd is, uit lijfsieraden, borden schalen, kopjes, matten, tegenwoordig ook matrassen, in het kort alle.' wat in een inlandsen huishouden noodig is.

Bij aankomst in de hoeta van den bruidegom wordt het paar op de gebruikelijke wijze ontvangen, waarna de bepaling van den dag, waarop het huwelijk voltrokken zal worden, plaats heeft.

In den morgen van dien dag verzamelen zich reeds vroeg de bloed- Ian

W

e

a

e

n

ne

en

k 7 ^

b r U U l e g

°

m

*" * ^ ^ ^ e n , met L slachten van eene karbow vangt men aan.

e e r s t e

7

! ?

1

" " ' ^

1

^ " ^ ""

h r U i d e g

°

m

'

i e d e r

Wonderlijk, de eerste door vrouwen, de tweede door mannen begeleid naar de rivier gebracht, om te baden. Hun vertrek uit fa 1,™-, *

sreoaard M

a

l w i i

v e r t r e k u

* de hoeta gaat met geweerschoten d X twee k, t "

e n Z , j i n t r 0 U w k 0 s t u u m

^stoken. De bruid ei de b H ;

S S e n

' "

e e n e S C h e d e ( r e n t j 0 n

^

d o e w a

— e n g ) en de bruidegom een kris in den gordel, waarvan het heft en de schede

met goud zijn beslagen.

e

Vervolgens wordt gezamenlijk in optocht naar de hoeta terug-

(^TâXlter T 7 b r U i d e n b r U i d e g 0 m

* w a a r d i g h e i d s t e k gerecht " ^ ** *"**

e^oaen W O r d t h e t

»aal aan-

iTh-:" b :fj: b :^ w , d i e - e i k - -J- ««•*. « * -

gelegd.

"• """"V-5V.111, uie over eikaar zijn çez menden bord met rijst, waarop ook een hardgekookt ei en v

d O m b e n h e o staan de natoras bajo bajo van bruid en bruidegom ie de talangke (bemiddelaar) vormen en het huwelijk voltrekken didsche vernr b ^ ^ "

b r U i d e g

°

m

* *

w i j z e n h e n

°P

h u i

" * "weder- ujdsche verpl entingen, tevens de hulp en toegevendheid van de aan-

o n

Z

e n

e Z

r

r

t f

dS

';

ek,eederS i n r

°

e p e n d e ta

<**** ™ ^id

P

Z De 1 7 r r 7

het hUWdijk V00r gesl0ten

(Patoebangsa)

-plaatst OH T

? T ^ " ^ t U S S C h e

"

h e m e

" % l w im" ztne '

r

' M ' * " ^

d M n Ä d e V r 0 U W

' waan» ^ man zrjne vrouw ontdoet van de sieraden als halsketting (bargok) en oor nngen (soebang), die aan ongehuwde vrouwen geoorloofd zijn t Z Z

ZZrJu tl aan T m0eder ' die Ze h ee " e kist ' » * k a ™

de jonge echtelieden geplaatst, opbergt.

[Ris 512—513]

— 30 —

(43)

2 BATAKS 47—48 4 8 de besprekingen [over de verloving worden in Groot- Mandailing en Batang Natal] geheel door afgevaardigden geleid. De ouders nemen eerst persoonlijk aan de besprekingen deel, wanneer het huwelijk aanstaande is, om den tijd daarvoor te bepalen. Die van den jongeling komen daartoe met een groot gevolg in de kampong van het meisje, zij brengen een slaven-maagd en jongeling en een paar karbouwen als geschenk mede, welke laatsten op de te geven maaltijden geslacht zullen worden.

Is eindelijk de bepaalde tijd daar en de dag voor het vertrek gunstig, dan komen de ouders van den jongeling weder in de kampong van het meisje om haar af te halen. Vooraf worden echter eenige maaltijden gehouden, waarop ook de huwelijksgift, toehor, in het publiek besproken en gedeeltelijk afbetaald wordt

A a n breedsprakige toosten is bij dit maal geen gebrek

De vader van de bruid doet nu het verzoek aan den goroek goroek kapinis om de toehor en de b è r è te bespreken en bekend te maken

Intusschen heeft men de moeder van den bruidegom kennis gegeven, dat de toehorbesprekingen zijn afgeloopen. Zij gaat dan tot haar aanstaande schoondochter, doet haar een halssnoer, pongkal, om, steekt een ring, toemboek, aan den wijsvinger en oorhangers, simbora pogos, in de ooren en hangt haar een habit lambajoeng om de schou- ders, terwijl ze tot haar zegt: „Gij zijt nu door de radja's en den goroek goroek kapinis voor mijn zoon bestemd geworden, kom dus met ons mede naar onze kampong." De volgende dagen worden met maaltijden doorgebracht, en het noodige karbouwenvleesch mag daarbij niet ont- breken.

Eindelijk is de dag daar, dat de bruid haar kampong verlaten zal;

met een sirih-pruimpje neemt zij van hare ouders afscheid en terwijl de goroek goroek kapinis haar naar de trap uitgeleide doet, wacht de brui- degom haar beneden op en reikt haar zijn rechter hand.

O n d e r het slaan van gordang en gondang gaan bruid en bruidegom met de familieleden van laatstgenoemden in optocht de kampong uit.

Bij de woonplaats van den bruidegom wordt de stoet ingehaald en naar de bagas na godang geleid, alwaar de feestgenooten binnengaan, na eerst eenige schreden naar het Oosten gericht te hebben.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

— In geen geval mogen de handschriften van de voor de wedstrijden ingediende verhandelingen aan hun auteurs teruggegeven worden.. De wijzigingen, die aan de gedrukte

les mêmes difficultés q u ’à nous, les solutions qui leur ont été données au Congo belge et au R uanda-U rundi paraissent dans l ’ensemble être les plus

heid van de leden der sectie ; zo na twee stemmingen geen enkel van de candidaten deze meerderheid bekwam, wordt tot een eindstemming overgegaan. — Tijdens

sées des infractions qui présentent un caractère plutôt mixte. Suivant les conceptions du droit moderne, elles ne relèveraient ordinairement pas du droit pénal,

La durée du permis d ’exploitation a été, de tout temps, l’objet de controverses. Les uns voudraient que la durée soit courte, quitte à accorder des

mées par ceux qui les avaient versées, il faudrait admettre qu’elles avaient été souscrites à fonds perdus, ce qui précisément n’est guère admissible... Ces

Met de zegen (gioep) mag men niet visschen, indien niet het hoofd en de bewoners van het dorp, waartegenover men het net uit- gooit, dit goed vinden. Vroeger hebben

Scope van assetmanagement Vrij vertaald naar bron: www.theiam.org.