• No results found

Ingeval er wel een bruidschat betaald wordt, begeleidt men den bruidegom aangekleed naar het huis van de bruid en den volgenden dag

begeleidt men het jonge paar gezamenlijk naar het huis van den jongen man. Daar aangekomen moet de jonge vrouw (die wel uitgedost is) al

— 140 —

§ 1 2 TERNATE 254—257 hurkende de pruimdoos presenteeren aan hare schoonouders en verdere a a n g e t r o u w d e familie; ze moet drie dagen op den grond zitten, totdat een harer schoonzusters haar — na betaling van een „stut van het achter-deel" (bord) — opneemt en op de bank doet zitten. V o o r de vrouw d u u r t

de vernedering dus slechts drie dagen. [Fortgens Adathuwelijk 444-445]

2 5 6 [Bij de Waioli-stam op H a l m a h e r a ] schijnt geen spe-ciale handeling te duiden op een moment, waarop het huwelijk formeel

gesloten wordt. [Fortgens Adathuwelijk 445]

257. N u nemen [bij de Tabaroe's op H a l m a h e r a ] de vrouwelijke familieleden van den bruidegom de bruid bij de hand tusschen zich in en brengen haar naar de saloe (raadhuis) of naar het huis van den brui-degom, waar de ouders en bloedverwanten van beide zijden aanwezig .zijn

Dat „geleiden van de b r u i d " geschiedt niet zonder de noodige scènes harerzijds, want deze stribbelt tegen, wil geen voet verzetten Is men eindelijk aangeland, dan wordt de bruid neergezet op de slaapbank. De hruidegom mag evenwel niet op de bank zitten, doch hem doet men op

den grond neerzitten, waarop voor hem een mat is neergelegd.

T w e e of drie paranimfen, die zooeven den bruidegom begeleid hebben, presenteeren sirih-pinangdoozen aan de bruidsfamilie, w a a r n a eenigen van die zijde de pruimdoozen wederkeerig aan de familie van den bruidegom presenteeren. De vertegenwoordiger van de zijde der bruid, die zooeven de beraadslagingen t. a. v. de te betalen bruidsschat geleid heeft, gaat thans over tot de plechtigheid, welke wij als een moment kunnen aanmerken, waarop het huwelijk „definitief voltrokken" of „be-vestigd" wordt. Men noemt dit mi njawa isisose of — naar luid der Maleische invloeden in de landstaal, welke vooral bij openbare hande-lingen en plechtigheden, vanwege het meer deftige cachet, een groote rol

spelen — mi njawa isilapasi (van Mal. lepas), d. w. z. „haar ziel, haar leven losmaken" van haar familiekring en haar „met lichaam en ziel"

overgeven in den familiekring van haar man

X a [een] toespraak neemt de schoonfamilie van den jongen man dezen bij de hand, en geleidt hem naar de bank, waarop hij

— 141 —

H S T . I H U W E L I J K S M . EN I N H . ZEDEN.

nu mag plaats nemen. De schoonfamilie van de jonggehuwde vrouw g e -leidt deze in haar slaapkamertje. O p deze plaatsen blijven beiden zitten, totdat de huwelijksmaaltijd gereed is. Deze maaltijd w o r d t gereed ge-maakt door wederzijdsche families, die ook gezamenlijk de kosten dragen.

E r is steeds een aparte tafel voor de mannen en een aparte voor de vrouwen. De tafel der mannen wordt gereedgemaakt door de familie der bruid, die der vrouwen door de familie van den bruidegom. V a n deze gewoonte wordt wel eens afgeweken, wanneer de geheele maaltijd bekostigd w o r d t door de familie van den bruidegom. Later wordt er dan een tegenmaaltijd gegeven door de familie van de bruid. A d a t is, dat de jonggehuwde man komt te zitten tegenover zijn zwagers, tenzij de ouders dier zwagers overleden zijn; alsdan moeten dezen vervangen worden door andere aan hen verzwagerde mannen, wier ouders wèl in leven zijn. Ook voor de jonggehuwde vrouw geldt dezelfde regel t. a. v.

haar schoonzusters. De bedoeling is deze : men mag geen ouderlooze zwagers of zusters tegenover zich hebben, anders zal het pas gesloten huwelijk niet van langen d u u r zijn, b.v. door het sterven van man of vrouw. V a n het oogenblik af, dat de „vermaner'' zijn rede gehouden heeft, worden trommen en gongen geslagen den heelen dag, avond en nacht door, zonder ophouden. Alleen pauseert het lawaai een oogenblik, als de vertegenwoordiger van de familie van de jonge echtgenoote aan tafel een toespraak houdt tot haar echtgenoot en de vertegenwoordiger van de familie des laatsten tot diens echtgenoote

N a het eind van deze wederzijdsche toespraken wordt den jong-gehuwden, door wederzijdsche aangetrouwde familieleden, over de tafel het eten aangeboden (pomakatana), die straks op hun beurt de aanbie-ding in tegenovergestelde richting bewerkstelligen.

Alle aanzittenden mogen zich van tafel verwijderen om zich te verpoozen of mogen op de banken gaan slapen, doch het jonge paar moet aan tafel blijven en zich wakker houden „tot het eten op is". D a a r n a wordt de jonge vrouw naar het verblijf van haar echtgenoot geleid, ont-vangt tot afscheid nog een vermaning van den vertegenwoordiger harer schoonfamilie, terwijl men ook den jongen man derwaarts brengt onder gelijke ceremoniën.

— 1 4 2 —

§ 12 TERNATE — § I 3 AMBON 2 5 7 — 2 5 9 Bij sommige families bestaat de gewoonte, dat de jonge man bij de

intrede in „het huis zijner echtgenoote" (d. i. natuurlijk zijn eigen woning) een bijl meebrengt, of in plaats daarvan 5 realen ( ƒ 8 ) , welk v o o r w e r p of bedrag aan zijn schoonouders gegeven wordt.

[Fortgens Adathuwelijk 435—436]

§ 13. De Ambonsehe Molukken.

258. Heeft een Alfoer [op A m b o n ] het voornemen een huwelijk aan te gaan, zoo verklaart hij zich aan het voorwerp zijner keuze. H e t huwelijk komt dan tot stand, zelfs als de ouders van eene der partijen er tegen gestemd zijn en wordt voor voltrokken gehouden als de brui-degom aan de bruid een geschenk gedaan heeft, bestaande in oorringen van koper, toemoelahoelane ritie, idem van lood, toemoelahoelane toe-moelay en een tjidako van boomschors, hikky. Deze goederen worden aan de ouders der bruid aangeboden en bij ontstentenis van deze, aan de familie. H i e r n a wordt een lied aangeheven : „Malawewy, sanasely pekay murey, riemenysoe olejey mony ! Meniey hileprey!", dat wil

zegg e n : „Niemand kan dit meisje meer ten huwelijk vrazeggen, zij is v e r -bonden !" Eenige dagen daarna wordt de vrouw door de familie van haren man afgehaald en naar de hut van haren echtgenoot gebracht. De avond van dien dag wordt vrolijk doorgebragt; echter is de familie der v r o u w hierbij niet tegenwoordig, daar deze het feest te huis viert.

[Ludeking 63]

2 5 9 . O p den dag voor het huwelijk bestemd, wordt [op Ambon en de Oeliasers] de bruid plechtstatig naar de woning van den bruidegom gebracht, waar alle familieleden vergaderd zijn. V o o r het bruidsvertrek zijn eenige matten uitgespreid en een dulang (houten of metalen presen-teerblad op hoogen voet) met eetwaren neergezet. Nil laat de oudste der vrouwelijke bloedverwanten de bruid voor de deur van het vertrek zitten en neemt van alle spijzen een weinig bijeen, dat zij in haren mond steekt, zeggende : „ T o t nog toe waart gij eene vreemdelinge, thans behoort gij tot ons bloed ; wees niet verlegen, doe alles gelijk gij in uw eigen huis

H S T . I H U W E L I J K S M . EN I N H . ZEDEN doen zult !" Deze plechtigheid, pamoi geheeten, wordt daarna in het huis der bruid herhaald. H e t is nu echter de bruidegom, welke op dezelfde wijze wordt gespijsd, ten teeken dat hij in de familie van de vrouw is ingelijfd. Voorheen moet het wel door het pamoi zijn geweest, dat het huwelijk tot stand kwam. Tegenwoordig is dit natuurlijk niet meer het geval, nu de echtverbintenissen op Christelijke of Mohammedaansche wijze voltrokken worden. T o c h heeft de plechtigheid nog plaats, bij de Christenen bijvoorbeeld vóór de aangifte van het voorgenomen huwelijk bij den besturenden ambtenaar. [Wilken I 549—550]

2 6 0 . N a d a t [op Ambon en de Oeliasers] door de ouders der vrouw toestemming [tot het huwelijk] is verleend, komen de bloedverwanten van den jonkman, om haar volgens vroegere afspraak naar het huis van laatstgenoemde te begeleiden. O n d e r het drinken en feestvieren maakt het meisje zich gereed, met zich voerende een volle sirihdoos, eenige ringen, een blauwe badju en een uti-uti-sarong. V ó ó r het verlaten van het huis vermaant haar de vader of een der oudste bloedverwanten, dat zij zich behoorlijk moet gedragen, haren man en hare schoonouders lief-hebben, het huishouden en de kinderen verzorgen, en wat dies meer zij.

H a r e bloedverwanten geleiden haar een eindweegs naar de woning van den jonkman. Diens bloedverwanten ontvangen en voeren haar in het voor het doel bestemd vertrek, dat een feestelijk aanzien heeft. Alle familieleden van den jonkman zijn hier verzameld, behalve zijne zwagers, aan wie het poso is de aanstaande vrouw te zien. Vóór het bruidsvertrek worden eenige matten uitgespreid en een dulang of houten bak met eet-waren nedergezet. De oudste der vrouwelijke bloedverwanten laat de verloofde vóór de deur van het vertrek zitten en neemt van alle spijzen een weinig bijeen, dat zij verder in haren mond steekt, zeggende : tot nogtoe waart gij een vreemdelinge, thans behoort gij tot ons bloed ; wees niet verlegen, doe alles gelijk gij in uw eigen huis doen zult. Daarop deelt het meisje de medegebrachte ringen onder de naaste ver-wanten en geeft de uti-uti sarong en badju aan de moeder van den j o n k m a n of aan de oudste bloedverwanten. Bij deze plechtigheid, pamui genaamd, mogen de mannen niet tegenwoordig zijn. Zij laat hare

sirih-— 144 sirih-—

§ 1 3 AMBON 259—261 doos rondgaan, terwijl er toebereidselen voor het feest gemaakt worden, waarbij gegeten en gedronken, gedanst en gezongen wordt. Tegen mid-dernacht verwijderen zich de jonggehuwden, terwijl het feest tot den m o r g e n duurt. Eenigen tijd daarna gaat de j o n k m a n in het huis zijner schoonouders, de pamui of toediening van spijzen bijwonen, als teeken, dat men in de familie is ingelijfd, en waarbij alleen de mannen tegen-woordig mogen zijn. N a deze plechtigheid wordt de aangifte [van het huwelijk] bij den Europeeschen ambtenaar gedaan, waarop eenige weken later het huwelijk doof den Christengeestelijke w o r d t gesloten. O p dezen dag worden eveneens feesten gevierd en zijn de peetouders en verdere bloedverwanten, aan wie de bruid den dag te voren een stuk wit lijnwaad had gebracht, verplicht voor eetwaren, dranken en gebak te zorgen. H e t huis w o r d t versierd en met groen behangen. Dit feest d u u r t verscheidene dagen. [Riedel 68—69]

2 6 1 . [ O p Saparoea, Haroekoe en Noesa Laoet] ten huize [van de bruid] gekomen, de zaak afgedaan en de geschenken overgegeven hebbende, wordt er onder veel vrolijkheid gegeten en g e d r o n k e n ; w a a r n a aan de ouders van het meisje verzocht wordt, om haar met zich te mogen nemen. Dezen geven een tegengeschenk van twee of vier stukken oetei (zeker kleedingstuk), waarmede de familie van den j o n g m a n huiswaarts w o r d t geleid.

De bruid mag, wanneer zij haar ouders huis verlaat, niet vooruit gaan, maar een der haar vergezellende vrouwen moet haar voorgaan, opdat zij door geen vijand of slecht wezen worde aangerand of betoo-verd. Is zij aan het huis van den bruidegom gekomen, dan moet zij door een der vrouwelijke nabestaanden van dezen, aan de deur ontvangen worden, die haar moet omhelzen, en vervolgens binnen de daartoe be-reide kamer voor de pas gehuwden leiden. Zij moet zich alsdan op eene op de slaapplaats of het ledikant geplaatste gong nederzetten; waar-mede bedoeld wordt, dat zij in rust en vreedzaamheid gelukkig zullen behooren te leven.

Daarna gaan bruid en bruidegom gezamelijk naar de keuken, kussen h u n n e regterhand, en leggen dezelve op het fornuis, opdat zij nimmer

— 145 —

H S T . I H U W E L I J K S M . EN I N H . ZEDEN aan iets gebrek mogen hebben, en de keuken steeds goed voorzien mag

zi jn ; — waarna de verdere tijd, door de tegenwoordig zijnden, vrolijk wordt doorgebragt. [v. Schmid 584—585]

2 6 2 . Is men het [op Boeroe over den te betalen bruidsprijs eens ge-w o r d e n ] , dan kan de voltrekking van het huge-welijk volgen. O p den daar-voor bepaalden dag, begeeft zich de bruidegom, begeleid door zijne bloedverwanten en de voornaamsten zijner fenna, met de kaleli [bruid-s c h a t ] , naar de woning der bruid, ten einde deze te halen en naar zijne eigene fenna over te brengen, bij welke plegtigheid het dan gebruikelijk is, dat de jongeling het meisje, schijnbaar vechtende, aan hare ouders ontneemt. Deze plegtigheid (en niet zooals de heer Wilier ten onregte opgeeft, het huwelijk zelf) heet daäla, d. i. wordt gehaald, w o r d t weg-genomen. De voltrekking van het huwelijk zelf heeft plaats in de fenna van den bruidegom. De plegtigheid hierbij bestaat daarin, dat de bruid, tegenover den bruidegom gezeten, eene roko toebereidt, die aansteekt en in den mond van den bruidegom brengt. Deze doet er een paar trekken aan, neemt de roko alsdan en brengt die in den mond der v r o u w , welke hetzelfde verrigt. De roko w o r d t alsdan uitgedaan en bewaard. Is deze handeling zonder stoornis ten einde geloopen, zonder dat de roko b.v.

een enkele maal uitgegaan is, dan geldt zulks voor een teeken, dat het huwelijk gelukkig en voorspoedig zijn zal. De bruid maakt nu eene

sirih-pruim voor den bruidegom gereed en nadat deze die gebruikt heeft, is het huwelijk voltrokken. H e t geheel wordt met een feest besloten, waarbij veel gegeten en gedronken wordt en dat, naar gelang van den rijkdom van den bruidegom, één, twee of meer dagen d u u r t . De plegtigheid bij de voltrekking van het huwelijk heet „dapsiak fina toeha mana", d. i.

wordt zamengebragt vrouw en man. [Wilken I 47—48]

2 6 3 . De voltrekking van het huwelijk [op Boeroe] heeft, althans in de Noordelijke fugmolin's of regentschappen, plaats in de fenna of den stam van den bruidegom. De plechtigheid daarbij bestaat hierin, dat de bruid, tegenover den bruidegom gezeten, eene sigarette toebereidt, die aansteekt en in den mond van den bruidegom brengt. Deze doet er een paar trekken aan, neemt de sigarette en brengt die in den mond der

— 146 —

§ 13 AMBON 261 265 vrouw, welke hetzelfde verricht. Is deze handeling zonder stoornis ten einde geloopen, zonder dat de sigarette eene enkele maal uitgegaan is, dan geldt zulks als een teeken, dat de verbintenis gelukkig en voorspoedig zal zijn. De bruid maakt nu eene sirihpruim voor den bruidegom gereed, en nadat deze die gebruikt heeft, is het huwelijk voltrokken.

[Willeen I 551]

264. [De] huwelijksplegtigheden [van de Alfoeren op Boeroe]

zijn de volgende: wanneer een man met de ouders van een meisje over den prijs is eens geworden, gaat deze heen en verzamelt zijne verwanten.

De arta alsdan bijeen gebragt zijnde, wordt die naar de woning der ouders van het meisje gebragt, en de dag bepaald, op welken het hu-welijk zal worden gesloten. Die dag gekomen zijnde maken de ouders van het meisje eten in gereedheid, om de familie van den man op te wachten. Alsdan allen bijeen zijnde vormen ze eenen kring, terwijl ze rondom de bruid en den bruidegom gaan zitten. Alsdan wordt er pinang en siri aangebragt, als ook cigaren, (bestaande uit tabak in bladen ge-wikkeld) ; de bruid reikt dan aan haren bruidegom eerst pinang en siri (areka en betel) en daarna neemt zij eene cigaar, steekt die aan en reikt ze insgelijks den bruidegom o v e r ; zoodra die ze heeft uitgerookt, is het huwelijk voltrokken. Dan w o r d t er gegeten, gedronken en gezongen twee, drie dagen achtereen, waarna de man zijne v r o u w naar de hut medeneemt.

[Picauly 213—214]

265. Is men het [op Boeroe] over den prijs [van het meisje] eens geworden, dan heeft over niet te langen tijd het huwelijk plaats.

Dagen van te voren worden varkens en allerlei eetwaren bij elkander gebracht. Acht men den voorraad groot genoeg, dan worden de ver-wanten uitgenoodigd en de feesten nemen een aanvang.

O p lange tafels, geheel van bamboe vervaardigd, worden de spijzen neergezet en 't is verbazend hoeveel er verorberd wordt.

Dans en zang wisselen elkaar af

Als de bruid den bruidegom eene sigaret gerold en hem daarna een betelpruim bereid heeft, wordt dit als de voltrekking van het huwelijk beschouwd. De feestviering d u u r t totdat de laatste sporen van den feest-disch zijn verdwenen. . . , , .

[V. d. Miesen 442—443]

— 147 —

H S T .

I

H U W E L I J K S M . EN I N H . ZEDEN

266. Eindelijk is men [op Boeroe] zoover gekomen, dat men de voornaamste mannelijke gasten tot de eerste tafel kan uitnoodigen. Dit is het werk van bruid en bruidegom. Deze hebben zich voor deze feeste-lijke gelegenheid met een dubbel stel kleeren getooid. Een oud stel als onderkleeding, een stel nieuwe daar over heen. Voor den bruidegom een oude en een nieuwe hoofddoek, een oud en nieuw baadje en een oude en nieuwe broek. Voor de bruid een oude en een nieuwe kabaja en dito sarong, of zooals het letterlijk heet drooge : èmangit, en vochtige : ëwaët kleeren.

Zijn de gasten aan tafel gezeten, dan plaatsen bruid en bruidegom

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN