• No results found

RAPPORT A I Archeologisch onderzoek ten behoeve van inrichtingsplan Landgoed Benthuizen, Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "RAPPORT A I Archeologisch onderzoek ten behoeve van inrichtingsplan Landgoed Benthuizen, Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude)"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RAPPORT A12-090-I

van inrichtingsplan Landgoed

Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen

Archeologisch onderzoek ten behoeve

Benthuizen, Hogeveenseweg 67a te

Benthuizen (gemeente Rijnwoude)

(2)

ArcheoMedia BV, Postbus 333, 2910 AH Nieuwerkerk aan den IJssel, tel.: 010-2582 360; fax: 010-2582 325

RAPPORT A12–090–I

Archeologisch onderzoek ten behoeve van inrichtingsplan Landgoed

Benthuizen, Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude)

Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen

Opdrachtgever: Green Development B.V.

p/a WDAdvisering B.V.

Postbus 137 3300 AC Dordrecht Directievoerder:

Contactpersoon:

WDAdvisering B.V.

Postbus 137 3300 AC Dordrecht dhr. mr. H.S. Weeda

(3)

Rapport A12–090–I / Archeologisch onderzoek Hoogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude)

COLOFON

Projectcode: A12–090–I

Bestandsnaam: Archeologisch onderzoek ten behoeve van inrichtingsplan Landgoed Benthuizen, Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude). Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen.

Datum: juni 2012

Auteurs: drs. N.H. van der Ham, dr. P.T.A. de Rijk

Projectleider: drs. A. Wagner

Bureauonderzoek: drs. N.H. van der Ham

Veldonderzoek: drs. R.F. Engelse en dr. P.T.A. de Rijk; M. van Dasselaar (ArcheoMedia BV) i.s.m. D. Straatman en H. Smits (Arnicon B.V.)

Redactie: drs. A. Wagner

Digitale uitwerking tekeningen: drs. A. Timmers Archeologische interpretatie: dr. P.T.A. de Rijk

Advisering: dr. P.T.A. de Rijk

Autorisatie:

drs. A. Wagner

senior KNA–archeoloog ArcheoMedia BV e-mail: wagner@arnicon.nl

©ArcheoMedia B.V., archeologisch onderzoeks- en adviesbureau, 2012, Capelle aan den IJssel ISBN/EAN: 978-90-5970-791-7

Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.

Betrouwbaarheid van archeologisch booronderzoek

Het onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en richtlijnen, zoals vastgelegd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (versie 3.2) van het Centraal College van Deskundigen.

Bij ieder bodemonderzoek wordt gestreefd naar een optimale representativiteit. Het onderzoek is gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte. Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren zijn gekomen. Bovendien laten bepaalde archeologische resten, zoals grafvelden en steentijdvindplaatsen, zich lastig ontdekken met behulp van grondboringen.

Indien andere methoden, zoals geofysisch onderzoek of het graven van proefsleuven, betere resultaten leveren, kan tot de uitvoering daarvan in overleg besloten worden. In dat geval zal een aanvullende offerte worden uitgebracht. ArcheoMedia BV acht zich niet aansprakelijk voor de eventueel uit bovengenoemde afwijkingen voortvloeiende schade of gevolgen.

Certificering

ArcheoMedia BV heeft sinds 1994 een veiligheidsbeheerssysteem dat voldoet aan de eisen van de VCA. Sinds 1996 voldoet het kwaliteitssysteem van ArcheoMedia BV aan de eisen van de NEN-EN-ISO 9001. Sinds 2003 voldoet het kwaliteitssysteem aan de eisen van de NEN-EN-ISO 9001:2000.

ArcheoMedia BV is door het College voor de Archeologische Kwaliteit en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geschikt bevonden voor het verrichten van vergunningsgebonden opgravingswerkzaamheden.

(4)

Rapport A12–090–I / Archeologisch onderzoek Hoogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude)

INHOUDSOPGAVE

SAMENVATTING... 1

1 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS... 4

2 AANLEIDING ONDERZOEK EN BELEIDSKADER... 5

3 ONDERZOEKSVRAGEN ... 7

4 BUREAUONDERZOEK... 8

5 INVENTARISEREND VELDONDERZOEK ...17

6 BEANTWOORDING VAN DE ONDERZOEKSVRAGEN ...21

7 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ...23

GERAADPLEEGDE BRONNEN EN LITERATUUR...24

BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN...27

OVERZICHT VAN GEOLOGISCHE EN ARCHEOLOGISCHE PERIODEN ...28

BIJLAGE 1 INRICHTINGSLAN BIJLAGE 2 ARCHISKAART BIJLAGE 3 BOORPUNTENKAART BIJLAGE 4 BOORSTATEN

(5)

Rapport A12–090–I / Archeologisch onderzoek Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude) 1

SAMENVATTING

Naar aanleiding van het voornemen om de onderzoekslocatie aan de Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude) her in te richten tot landgoed met een kantoorfunctie is door ArcheoMedia BV, in opdracht van Green Development B.V., een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd.

Uit het bureauonderzoek is gebleken dat:

- de bodem op de onderzoekslocatie uit mariene afzettingen van de Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer, op rivierafzettingen van de Formatie van Echteld bestaat, waartussen mogelijk nog restanten van het Hollandveen Laagpakket liggen;

- de onderzoekslocatie op of aan de oostrand ligt van de dieper in de bodem gelegen Zuidplas

stroomgordel (7635-7312 cal BP/5662-5362 cal v. Chr.) en mogelijk aan de noordoostrand ligt van het ondieper liggende Rijswijk-Zoetermeer getijdenkanaal (ca. 6800-6400 BP/4850-4450 v. Chr.);

- het onderzoeksgebied deel uitmaakt van een grootschalig veenafgravingsgebied uit de late middeleeuwen en de Nieuwe tijd;

- de onderzoekslocatie volgens de Archeologische Monumentenkaart geen deel uitmaakt van een gebied met een vastgestelde archeologische waarde;

- de onderzoekslocatie volgens de IKAW binnen een gebied met middelhoge archeologische trefkans ligt;

- de CHS aan de onderzoekslocatie een redelijke tot hoge kans toekent voor het aantreffen van sporen en resten uit de bronstijd, de ijzertijd of de Romeinse tijd, plaatselijk vanaf het Neolithicum;

- van de onderzoekslocatie zelf geen waarnemingen of vondstmeldingen in ARCHIS geregistreerd zijn;

- de verwachting op grondsporen en/of vondsten uit het laat–Mesolithicum en het vroeg–Neolithicum middelhoog is;

- de verwachting op grondsporen en/of vondsten uit de periode midden–Neolithicum tot de Nieuwe tijd fase B (tot ca. 1750) laag is;

- de verwachting op grondsporen en/of vondsten uit de Nieuwe tijd fase B–C (ca. 1750-heden) voor wat betreft bebouwing laag en voor wat betreft perceelsgrenzen en sloten hoog is.

Uit het verkennende booronderzoek is gebleken dat:

- de aangetroffen bodemopbouw overeenstemt met de verwachting;

- dit booronderzoek geen aanwijzingen heeft opgeleverd voor bodemvorming of intacte archeologische (vondstrijke) resten;

- de middelhoge verwachting voor archeologische resten uit de periode vóór het midden-Neolithicum tijdens dit booronderzoek niet bevestigd is en naar laag kan worden bijgesteld.

Conclusie

Het veldonderzoek heeft geen aanwijzingen voor bodemvorming of archeologische sporen en vondsten uit de periode vóór het midden–Neolithicum opgeleverd, noch op de afzettingen van de Zuidplas stroomgordel, noch op en tussen latere afzettingen. Eventuele latere resten zijn door de ontveningen in de late

middeleeuwen en vroege Nieuwe tijd verdwenen. Wel kunnen op grond van oude kaarten sporen en resten van perceelsbegrenzingen en -sloten uit de Nieuwe tijd fase B–C (ca. 1750-heden) worden verwacht. De archeologische waarde hiervan kan evenwel als gering worden ingeschaald.

De resultaten van het bureauonderzoek en het inventariserende veldonderzoek geven geen aanleiding tot aanpassingen in de voorgenomen inrichtingsplannen op de onderzoekslocatie.

(6)

Rapport A12–090–I / Archeologisch onderzoek Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude) 2 Aanbevelingen

Op basis van dit booronderzoek wordt een archeologisch vervolgonderzoek op de onderhavige onderzoekslocatie niet noodzakelijk geacht.

Met betrekking tot deze aanbeveling dient contact te worden opgenomen met de bevoegde overheid.

Booronderzoek is gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte.

Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren komen. Bovendien laten bepaalde archeologische resten, zoals

vuursteenvindplaatsen, grafvelden, water- en/of beerputten, verkavelingspatronen of andere bijzondere toevalsvondsten, zich met behulp van grondboringen lastig ontdekken. Daarom is de kans aanwezig dat (vondstarme) archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de

uitvoeringsfase van toekomstige bodemingrepen aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ex artikel 53 van de Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumentenzorg. Bij graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. De opdrachtgever verplicht de aannemer(s) om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten onverwijld te melden bij de bevoegde overheid.

(7)

Rapport A12–090–I / Archeologisch onderzoek Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude) 3

Afbeelding 1: regionale overzichtskaart van Benthuizen met de ligging van de onderzoekslocatie.

(8)

Rapport A12–090–I / Archeologisch onderzoek Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude) 4

1 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS

Projectnaam: inrichtingsplan Landgoed Benthuizen

Provincie: Zuid-Holland Gemeente: Rijnwoude Plaats: Benthuizen

Straatnaam: Hogeveenseweg 67a

Kadastrale gegevens locatie: kadastrale gemeente Benthuizen, sectie D, percelen 169, 172- 173, 184–185, 646–647

Datum bureauonderzoek: juni 2012

Datum veldonderzoek: 18, 26 en 27 juni 2012 ARCHIS-onderzoeksmeldingsnr.: 52420

Soort onderzoek: bureauonderzoek en verkennend booronderzoek

Oppervlakte: ca. 5,1 ha

RD-coördinaten: x: 100.550, y: 454.644 (NO) x: 100.558, y: 454.150 (ZO) x: 100.435, y: 454.169 (ZW) x: 100.430, y: 454.538 (NW) Bevoegde overheid: Gemeente Rijnwoude

Postbus 115

2394 ZG Hazerswoude–Rijndijk tel. 071 – 342 82 82

Contactpersoon: dhr. A.F. Ditmer Adviseur van en toetser

namens de bevoegde overheid: drs. C. Brandenburgh

Senior adviseur archeologie Gemeente Leiden Postbus 9100

2300 PC Leiden 071 – 516 79 59 www.erfgoedleiden.nl Beheer en plaats van vondsten

en documentatie:

Provinciaal Depot Zuid-Holland Kalkovenweg 23

2401 LJ Alphen a/d Rijn

Contactpersoon: dhr. F. Kleinhuis f.kleinhuis@pzh.nl

De documentatie gaat in kopie naar het e–depot.

(9)

Rapport A12–090–I / Archeologisch onderzoek Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude) 5

2 AANLEIDING ONDERZOEK EN BELEIDSKADER

Aanleiding onderzoek: Green Development B.V. is voornemens het terrein naast en achter de bestaande bebouwing aan de Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gem.

Rijnwoude) her in te richten als landgoed waarbij een beperkt deel zal worden bebouwd met een kantoor. Hiervoor zal de bestemming van de onderzoekslocatie dienen te worden gewijzigd van agrarisch gebruik naar bedrijfsbestemming. Deze herinrichting valt binnen het kader van het bestemmingsplan Bentwoud.1

De archeologische aanleiding van het onderzoek is de ligging van de onderzoekslocatie in een volgens het bestemmingsplan Bentwoud archeologisch waardevol gebied. Aangezien dit gebied mede bedoeld is ter bescherming en veiligstelling van archeologische waarden is

archeologisch vooronderzoek verplicht indien de voorgenomen werkzaamheden een oppervlakte van meer dan 100 m2 beslaan.2 Toekomstige

verstoringen: De thans voorliggende inrichtingsplannen (zie bijlage 1) voorzien in een ophoging van het grootste deel van de onderzoekslocatie tot 10 m boven het huidige maaiveld (tot ca. 5,5 m NAP). Voor de ophoging van deze heuvel zal de grond worden gebruikt die vrijkomt bij de aanleg van de spoortunnel te Delft, de uiteindelijke toplaag van de ophoging bestaat uit schrale grond t.b.v. het realiseren van een bloemrijk grasland.3 Het meest zuidelijke deel zal over de gehele breedte van de onderzoekslocatie ca. 2 m diep worden ontgraven ten behoeve van de aanleg van een vijver met in het noordoosten daaraan aansluitend het geplande kantoorgebouw.4 Over het gehele terrein zal verticale drainage tot max. 7 m –mv worden geplaatst; het toekomstige waterpeil aan de Hogeveenseweg zal op 5,20 m –NAP komen te liggen en in het terrein zelf op 5,35 m –NAP.5 Daarnaast zullen er in omvang en/of diepte naar verhouding kleinschaliger bodemingrepen plaatsvinden ten behoeve van de aanleg van infrastructuur (kabels, leidingen, waterhuishouding), verhardingen, de aanleg van een wandelpad en evt. voorzieningen voor bezoekers/gebruikers zoals zitelementen. Over de aard van de

toekomstige beplanting (al dan niet diepwortelend) is nog geen informatie beschikbaar.

Beleidskader: Op basis van het Verdrag van Valletta (Malta) is besloten dat archeologisch onderzoek een onderdeel vormt van bestemmingsplan- voorbereidingen en/of uit te voeren projecten waarbij ingrepen in de bodem plaatsvinden. Het verdrag is uitgewerkt in de aangepaste Monumentenwet 1988 en de Wet op de archeologische monumenten- zorg (in werking getreden per 1–9–2007). Het uitgangspunt ten

aanzien van de aanwezige archeologische waarden in de planvorming is volgens rijks– en provinciaal beleid, behoud in situ.6 De provincie Zuid–

1 Bestemmingsplan Bentwoud 2008.

2 Bestemmingsplan Bentwoud 2008: bestemmingsplankaart en Art. 13 Archeologisch waardevol gebied.

3 Schr. med. dhr. H. Eshuis (Bosch Slabbers tuin– en landschapsarchitecten, namens de opdrachtgever) d.d. 27–06–

2012.

4 Vermoedelijk zal ook de grond die vrijkomt bij de ontgraving ten behoeve van de vijver en het kantoorpand worden gebruikt voor de geplande nieuwe heuvel.

5 Schr. med. dhr. H. Eshuis (Bosch Slabbers tuin– en landschapsarchitecten, namens de opdrachtgever) d.d. 27–06–

2012 die er verder op wijst dat de peilen nog niet definitief vastgesteld zijn door het waterschap en DLG.

6 Zie Begrippen en afkortingen.

(10)

Rapport A12–090–I / Archeologisch onderzoek Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude) 6 Holland onderschrijft deze stelling in haar Visie op Zuid-Holland,

bestaande uit de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda.7 De gemeente Rijnwoude onderschrijft deze in het Bestemmingsplan Bentwoud d.d. 26 juni 2008, alsmede in het in voorbereiding zijnde archeologiebeleid.8 Door archeologie tijdig in de planvorming te betrekken, kunnen de archeologische waarden hierin eventueel worden ingepast. Pas na de uitvoering van archeologisch vooronderzoek is het mogelijk een integrale afweging te maken, waarbij de nieuwverkregen archeologische gegevens betrokken dienen te worden.

De bevoegde overheid heeft de resultaten van het onderzoek getoetst.9 Op basis van dit onderzoek zal de bevoegde overheid een

selectiebesluit nemen. De resultaten van het onderzoek dienen in de planvorming betrokken te worden. Het onderzoek en de adviezen hebben betrekking op archeologische vindplaatsen binnen het plangebied. Het onderzoek is afgestemd op het toekomstige grondverzet en de daarmee samenhangende verstoring van het bodemarchief met de daarin opgeslagen archeologische resten en waarden.

7 Visie op Zuid–Holland 2011. Ook zijn ten aanzien van de archeologie in de planvorming de Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland van belang (een uitwerking van de algemene richtlijnen voor cultuurhistorie in ruimtelijke plannen zoals die staan in de Provinciale Structuurvisie).

8 Informatie gemeente Rijnwoude, dhr. Ditmer, juni 2012. De gemeente Rijnwoude is bezig tezamen met de gemeente Zoeterwoude een eigen archeologiebeleid te ontwikkelen. Ten behoeve van deze rapportage is door de gemeentelijk archeologisch adviseur inzage verleend in de conceptversie van het gemeentelijke archeologiebeleid (Sueur et al. in voorb.), waarvoor hartelijke dank.

9 Schr. med. (e–mail) dhr. W. Kaandorp, gemeente Rijnwoude, aan opdrachtgever d.d. 9 juli 2012. Het in dit rapport gegeven advies is door de archeologisch adviseur van de gemeente overgenomen.

(11)

Rapport A12–090–I / Archeologisch onderzoek Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude) 7

3 ONDERZOEKSVRAGEN

Ten aanzien van het uit te voeren onderzoek kunnen de volgende onderzoeksvragen worden gesteld:

1. Worden archeologische resten in het plangebied verwacht c.q. is op de

onderzoekslocatie nog een bodemarchief aanwezig? Zo ja, wat is de verwachting voor de onderzoekslocatie wat betreft aard, datering, omvang en ligging van de

archeologische resten?

2. Verschilt de in het veld aangetroffen bodemopbouw van de onderzoekslocatie met de volgens het bureauonderzoek te verwachten bodemopbouw? Zo ja, in welke mate?

3. Wat is de mate van verstoring van de bodemopbouw op de onderzoekslocatie?

4. Zijn er aanwijzingen voor intacte archeologische (vondstrijke) resten?

5. Dient de archeologische verwachting te worden aangepast?

6. In welke mate worden eventueel aanwezige archeologische resten als gevolg van de voorgenomen plannen bedreigd?

7. Hoe kan een verstoring als gevolg van de geplande activiteiten door planaanpassing tot een minimum worden beperkt?

Afbeelding 2a: impressie van de onderzoekslocatie vanaf

B001 in oostelijke richting. Afbeelding 2b: impressie van de onderzoekslocatie vanaf B021 in zuidwestelijke richting.

(12)

Rapport A12–090–I / Archeologisch onderzoek Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude) 8

4 BUREAUONDERZOEK

Doel: Het doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte

archeologische waarden binnen een omschreven gebied. Dit omvat de aan- of afwezigheid, het karakter en de omvang, de datering, de gaafheid en de conservering en de relatieve kwaliteit van de

archeologische waarden. Aan de hand van deze gegevens wordt een specifieke archeologische verwachting opgesteld.

Onderzoeksopzet: Het onderzoek is uitgevoerd conform de richtlijnen van de bevoegde overheid en voldoet aan de vigerende KNA. Binnen het

bureauonderzoek zijn drie deelprocessen te onderscheiden:

Bepalen onderzoekskader

Het vaststellen van de kaders waarbinnen het onderzoek dient plaats te vinden, bijvoorbeeld het afbakenen van het onderzoeksgebied. Tevens dienen het mogelijke toekomstige gebruik van het terrein en de

consequenties daarvan voor het archeologische erfgoed te worden aangegeven.

Verzamelen bekende gegevens

Het verzamelen van gegevens die inzicht geven in het huidige gebruik van het terrein, het historische gebruik en de bekende archeologische waarden. Daartoe worden diverse bronnen geraadpleegd zoals oude kaarten, bodemkaarten en recente archeologische onderzoeken in de omgeving.10 In ieder geval wordt gebruik gemaakt van ARCHIS, de AMK, de CHS, KICH en de IKAW.11

Opstellen archeologische verwachting

Door alle uit voorgaande stappen verkregen informatie te analyseren en te interpreteren, wordt een verwachtingsmodel opgesteld voor het betreffende plangebied. Daarin wordt aangegeven welke delen van het terrein een hoge, middelhoge, dan wel lage archeologische

verwachtingswaarde hebben. Op basis van dit model wordt een advies gegeven over het te volgen vervolgtraject: geen verdere actie,

beschermen of aanvullend onderzoek.

Bodemkundige gegevens

Geologie: Volgens de Geologische Overzichtskaart van Nederland ligt de onderzoekslocatie in een gebied met code Na17: Formatie van Nieuwkoop, Laagpakket van Wormer; zeeklei en -zand met

inschakelingen van veen.12 De onderzoekslocatie maakt deel uit van een voormalig rivierdeltagebied waar in het verleden dikke veenlagen (Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laagpakket)zijn ontstaan op een ingewikkeld systeem van oudere alluviale afzettingen (Formatie van Echteld). De onderzoekslocatie bevindt zich op of langs de oostelijke oeverzijde van de Zuidplas stroomgordel (Benschop-systeem, Formatie

10 Zie de literatuurlijst.

11 Zie Geraadpleegde bronnen en literatuur; Begrippen en Afkortingen.

12 Geologische overzichtskaart van Nederland (2012). Kaartblad nr. 31W van de Geologische kaart van Nederland is (nog) niet verschenen.

(13)

Rapport A12–090–I / Archeologisch onderzoek Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude) 9 van Echteld, 7635-7312 cal BP/5685-5362 cal v. Chr.), die op 8,5- 9,5 m –NAP / ca. 4-5 m –mv kan worden verwacht. Deze is tijdens archeologisch booronderzoek op het oostelijk aangrenzende perceel (huisnr. 71) aangetoond vanaf ca. 5,0 m –mv / 9,8 m –NAP in B013, langs de westzijde van die onderzoekslocatie.13 Het veenpakket is door kleiige mariene afzettingen (Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer) sterk geërodeerd. Deze kleiige afzettingen worden afgedekt door jongere zandige mariene afzettingen (Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer) waarin zich ook de afzettingen van het Rijswijk–Zoetermeer getijdenkanaal hebben ingesneden.14

De huidige onderzoekslocatie ligt deels ten noorden en deels op het grote Rijswijk-Zoetermeer getijdenkanaal zoals dat door Hijma is gekarteerd.15 De circa 2,5 km brede getijdenopening had omstreeks 6800-6400 jaar geleden (ca. 4850-4450 v. Chr.) zijn grootste omvang.16 Het is mogelijk dat de top van de Zuidplas stroomgordel door het getijdenkanaal gedeeltelijk is afgetopt. De jongere zandige mariene afzettingen (Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer) die de stroomgordel afdekken kunnen echter ook afgezet zijn gedurende de Holocene transgressie die rond 6000 cal BP (ca. 4050 v. Chr.) haar grootste omvang bereikte en toentertijd ook het gebied waarin de huidige onderzoekslocatie zich bevindt, bedekte.17 In dat geval is er mogelijk geen sprake geweest van erosie.18 Over de mariene afzettingen heen heeft zich eertijds opnieuw een dik veenpakket ontwikkeld, dat in de late middeleeuwen en de vroege fasen van de Nieuwe tijd systematisch is afgegraven.

Binnen een straal van ca. 300 m zijn in Dino-loket drie boringen bekend. Het gaat om:

B31C0651 (ca. 60 m O vanaf NO onderzoekslocatie)19 0,0-3,9 m –mv bruingrijze klei

3,9-4,6 m –mv grijze, zwak siltige klei 4,6-5,5 m –mv veen

5,5-7,1 m –mv zwak siltige, zandige klei 7,1-7,3 m –mv gyttja

7,3-7,5 m –mv veen

B31C0652 (ca. 60 m O vanaf ZO onderzoekslocatie)20 0,0-4,0 m –mv bruine klei

4,0-5,2 m –mv grijze, sterk humeuze klei 5,2-6,0 m –mv grijze klei

6,0-7,3 m –mv zandig veen

13 Van der Ham 2011.

14 Cf. Hijma et al. 2009, profiel B-B’ (36 Fig. 16), voor de huidige onderzoekslocatie indicatief ter hoogte van punt N209–

road.

15 Hijma et al. 2009, 25 Fig. 12. Volgens profiel B-B’ (36 Fig. 16) hoeft het Rijswijk-Zoetermeer getijdenkanaal niet per se over de onderzoekslocatie te verlopen.

16 Hijma et al. 2009, 25 en Hijma 2009, 39.

17 Cf. Hijma et al. 2009, 33 Fig. 15.

18 Buesink et al. (2010, 64) benadrukken dat niet bekend is in hoeverre de wadafzettingen de ondergrond hebben geërodeerd.

19 x = 100590, y = 454500, z = 4,5 m –NAP. De beschrijving wordt als slecht gekwalificeerd.

20 x = 100595, y = 454220, z = 4,5 m –NAP. De beschrijving wordt als zeer slecht gekwalificeerd.

21 x = 100300, y = 454350, z = 4,5 m –NAP. De beschrijving wordt als zeer goed gekwalificeerd.

22 Van der Ham 2011, 20.

(14)

Rapport A12–090–I / Archeologisch onderzoek Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude) 10 7,3-7,5 m –mv bruin, matig humeus zand

B31C0656 (ca. 150 m W vanaf W onderzoekslocatie)21 0,0-0,6 m –mv grijze, matig siltige klei

0,6-1,3 m –mv bruine tot grijze, sterk siltige klei 3,1-3,9 m –mv grijze, matig siltige klei

3,9-6,5 m –mv grijze, sterk siltige klei

Daarnaast is ook in het oostelijk aangrenzende perceel booronderzoek verricht (zie boven). De algemene bodemopbouw voor de westelijke rand en zuidelijke deel van dit gebied is als volgt:22

Hogeveenseweg 71 (boringen 013, 016, 019, 022-031)

0,0-0,3 m –mv grijsbruine, zwak zandige, matig humeuze klei 0,3-1,3 m –mv oranje-grijze, zwak tot matig zandige klei, zwak schelphoudend

1,3-2,5 m –mv grijsblauw, kleiig zand, zwak schelphoudend 2,5-2,55 m –mv bruin veen

2,55-3,3 m –mv grijsblauwe, zwak zandige klei

3,3-3,5 m –mv grijsbruine, zwak zandige en humeuze klei, venig

3,5-5,0 m –mv grijsbruine, matig zandige klei, sterk gelaagd Geomorfologie:23 vlakte van getij-afzettingen (2M35).

Bodem:24 De onderzoekslocatie ligt op kalkrijke poldervaaggronden. Het overgrote deel ligt op zware zavel met profielverloop 5 (Mn25A), alleen in het noordelijke deel is sprake van lichte klei, eveneens met profielverloop 5 (Mn35A).

De grondwatertrap in het noorden en midden van de onderzoekslocatie is V* (gemiddeld hoogste grondwaterstand [GHG] <40 cm, gemiddeld laagste grondwaterstand [GLG] >120 cm –mv; *: droger deel), in het zuidelijke deel is deze VI (GHG 40–80 cm, GLG >120 cm –mv).

Archeologische gegevens (bijlage 2)

Status

onderzoekslocatie:25 De onderzoekslocatie maakt geen deel uit van een terrein met een vastgestelde archeologische waarde.

AMK-terreinen in de omgeving:26

De onderzoekslocatie ligt in het buitengebied van Benthuizen, ca.

2,3 km ten zuiden van Hazerswoude-Dorp. Het enige AMK-terrein in de wijdere omtrek van de onderzoekslocatie is een ontginningsboerderij te Hazerswoude-Dorp (3 km NW van de onderzoekslocatie), mogelijk nog daterend uit de laatmiddeleeuwse ontginningsperiode (AMK-nr.

9384/ARCHIS-waarnemingsnrs. 127284, 416996 en 430079).

Nederzettingsresten zijn ter plaatse aangetroffen op 1,0-4,0 m –mv (maaiveld op ca. -1,8 m NAP). Het betreft een terrein van hoge archeologische waarde.

23 ARCHIS 2012: geomorfologie.

24 ARCHIS 2012: bodem (Alterra).

25 ARCHIS 2012: monumenten.

26 ARCHIS 2012: monumenten.

(15)

Rapport A12–090–I / Archeologisch onderzoek Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude) 11 Indicatieve Kaart

Archeologische Waarden (IKAW):27

De onderzoekslocatie ligt volgens de IKAW (vrijwel) volledig op een stroomgordel (de Zuidplas stroomgordel) waarvoor een middelhoge trefkans geldt.28 Hierop was menselijke activiteit en eventueel bewoning mogelijk vanaf het laat-Mesolithicum (6450-4900 v. Chr.).

ARCHIS-

waarnemingen op de onderzoekslocatie:29

Op de onderzoekslocatie zijn in ARCHIS geen archeologische waarnemingen of vondstmeldingen geregistreerd.

CHS:30 De onderzoekslocatie ligt aan de noordrand van het Rijswijk-Zoetermeer getijdenkanaal (4850-4450 v. Chr.), waaraan de CHS Zuid-Holland een middelhoge trefkans toekent met een redelijke tot hoge kans op het aantreffen van sporen en resten uit de bronstijd, de ijzertijd of de Romeinse tijd, plaatselijk vanaf het Neolithicum.31

Beleidsdocument

gemeente:32 De gemeente heeft haar archeologiebeleid in voorbereiding.

Waarnemingen en vondstmeldingen in de omgeving:33

In de directe omgeving van de onderzoekslocatie zijn tot nu toe in ARCHIS nauwelijks waarnemingen en vondstmeldingen bekend. Het betreft met name losse vondsten bestaande uit aardewerk en

keramisch bouwmateriaal uit de late middeleeuwen en Nieuwe tijd dat bij archeologisch booronderzoek en bodemkarteringen is gevonden. Ten oosten van de onderzoekslocatie gaat het om ARCHIS-waarnemingsnrs.

24352 (3,2 km O) en 413091 (1,3 km ZO), ten westen van de onderzoekslocatie om 127292 (2,2 km W) en 30550 (3,5 km W).

Waarnemingen zijn ook ten noorden van de onderzoekslocatie in Hazerswoude-Dorp gedaan (ARCHIS-waarnemingsnrs 7920, 7928- 7930, 8545 en 404064).

Eén waarneming (37553) bij Zoetermeer, op 3,5 km ten zuidwesten van de onderzoekslocatie, duidt op prehistorische menselijke activiteit in dit voormalige deltagebied: een vuurstenen afslag uit de periode Mesolithicum-ijzertijd. De AWN-vondst lag vermoedelijk aan een kreek.

Bouwhistorische gegevens:34

Op de onderzoekslocatie staat geen (historische) bebouwing. De onderzoekslocatie maakt deel uit van de Noordpolder, die een cultuurhistorisch waarde heeft.

Langs de Hogeveenseweg liggen twee boerderijen van culturele waarde uit resp. ca. 1915 (nr. 27; MIPobj8650) en 1933 (nr. 14). Andere monumenten, waaronder de hervormde kerk en windmolen ‘De Haas’

bevinden zich in de dorpskern van Benthuizen, ca. 3 km ten westen van de onderzoekslocatie.

27 ARCHIS 2012: IKAW2; Deeben (red.) 2008: IKAW3.

28 Kleine delen in het oosten en noordwesten van de onderzoekslocatie vallen volgens het kaartbeeld schijnbaar in gebieden met een lage trefkans, dit heeft echter te maken met de (geblokte) weergave van de stroomgordel zelf en wordt hier verder buiten beschouwing gelaten. ARCHIS 2012: IKAW2; Deeben (red.) 2008: IKAW3.

29 ARCHIS 2012: waarnemingen.

30 CHS Zuid-Holland 2012.

31 CHS Zuid-Holland 2012 en Hijma et al. 2009.

32 Informatie van de gemeente, dhr. Ditmer, juni 2012. Het archeologiebeleid van de gemeente Rijnwoude is momenteel in wording in samenwerking met andere gemeenten. De gegevens in dit rapport berusten op een conceptversie van het gemeentelijke archeologiebeleid dat nog moet worden vastgesteld. Volgens de conceptversie van de waarden- en verwachtingenkaart Rijnwoude en Zoeterwoude ligt de onderzoekslocatie in een gebied met een lage verwachting (Sueur et al. in voorb., kaartbijlage 6).

33 ARCHIS 2012: waarnemingen, vondstmeldingen, onderzoeksmeldingen.

34 KICH 2012; Stenvert et al. 2004, 85.

(16)

Rapport A12–090–I / Archeologisch onderzoek Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude) 12

Historische gegevens

Historische gegevens onderzoeksgebied:

In de vroege middeleeuwen, alsook in de perioden daarvoor, was het veengebied rondom Benthuizen nog vrij schaars bewoond. De bewoning concentreerde zich vooral op de hoger en droger gelegen gronden op stroomruggen in het veen, maar vooral langs de oevers van watervoerende kreken en geulen, zoals de Oude Rijn. Vanaf omstreeks 1000 n. Chr. werd begonnen met grootschalige veenontginning. Deze zogenaamde cope-ontginning35 bestond uit het graven van

ontwateringssloten haaks op een ontginningsas. Zo ontstonden lange, smalle kavels met een boerderij doorgaans grenzend aan de

ontginningsas.36 Doordat steeds meer kavels in gebruik werden genomen verschenen langgerekte dorpen, de zogenoemde lintbebouwing. Benthuizen is een voorbeeld van een dergelijk ontginningsdorp op de kruising van twee hoofdwegen.

De eerste vermelding van Benthuizen komt voor in een leenakte uit 1281. Hierin wordt vermeld dat Dirk van Teylingen dit gebied van Floris V, graaf van Holland, in bruikleen krijgt.37 Het dorp moet voor die tijd ontstaan zijn, waarschijnlijk in de 10e en 11e eeuw. Het toponiem 'Benthuizen' is een samenstelling van de uitgang '-huizen', dat een gangbare aanduiding voor een woongebied was vanaf de Karolingische periode, en 'bent' dat een andere benaming is voor struisgras.38

In Benthuizen en omgeving werd, zoals in geheel West-Nederland, vanaf de 14e eeuw met turfwinning begonnen. Vanaf omstreeks het midden van de 16e eeuw wordt met het voortschrijden van de techniek het slagturven toegepast, waarbij middels een baggerbeugel ook het veen onder de waterspiegel kon worden gedolven. Op deze wijze werd het gehele veenpakket vrijwel tot op de onderliggende zeeklei

afgegraven. Hierdoor ontstonden op grote schaal veenplassen, waaronder de Noordplas. Het dorp Benthuizen bleef op een ‘eiland’

restveen in deze waterplas liggen. Tegen het einde van de 16e en het begin 17e eeuw liep vanwege de groeiende wateroverlast het

inwoneraantal in Benthuizen sterk terug. Pas in de 18e eeuw werd de watervlakte drooggelegd (de Noordplas in 1756) en raakte Benthuizen weer dichter bewoond.39 De onderzoekslocatie maakt deel uit van de drooglegging ten oosten van de kern van Benthuizen.

Historische geografie: Het onderzoeksgebied is op oude kaarten vanaf 17e eeuw veelvuldig, deels summier, weergegeven.

Op de kaart van Floris Balthasar uit 1615, één van de oudst bekende en meer gedetailleerde kaarten, ligt de onderzoekslocatie binnen de veenafgraving de 'Schauewilder' als noordelijk deel van een groter veenafgravingsgebied (afbeelding 3). De onderzoekslocatie bevindt zich

35 Een contract waarin de rechten en plichten van de pachter aan zijn landheer staan. Deze term is nog te herkennen in vele plaatsnamen zoals Boskoop en Nieuwkoop.

36 Tijdens onderzoek in de Goudse Oostpolder werd een ontginningsboerderij midden in het perceel aangetroffen (Kok 1999).

37 De geschiedenis van Benthuizen, via www.omloopvanhetgroenehart.nl; Stenvert et al. 2004, 12-19, 44-48, 85; Van Dasselaar 2009, 8-9; Van 't Riet 2005; Tielhof en Van Dam 2006.

38 Suer et al. in voorb., 34.

39 Tielhof en Van Dam 2006, 243.

(17)

Rapport A12–090–I / Archeologisch onderzoek Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude) 13 ten zuiden van de 'Hasarsouse Lantscheijdinge', tevens een

ontginningsas. Het is weergegeven als een terrein waarvan het veen nog niet geheel is vergraven, zoals het geval is ten westen van deze locatie.

Op de kadastrale kaart uit 1811-1832 is de onderzoekslocatie meer in detail zichtbaar als het bouwland van een rij boerderijerven aan de kopse kant van de ontginningen. De onderzoekslocatie bestaat uit drie lange zeer smalle perceelstroken. De zuidzijde van de onderzoekslocatie wordt gekaderd door een perceelsloot.

Op de kaart van het Hoogheemraadschap van Rijnland uit 1855 en op de latere Topografisch Militaire Kaarten (edities 1876, 1899 en 1920) en Topografische Kaarten (1950) is de situatie ongewijzigd. Het bouwland is vermoedelijk door een sloot in twee delen opgedeeld: een stuk grasland op de noordelijke helft, dat aansluit aan het erf van een hoeve aan de oostzijde, en de akkervelden op de zuidelijke helft.

Afbeelding 3: uitsnede uit de kaart van Floris Balthasar uit 1615. De vermoedelijke locatie van het plangebied is met een pijl aangegeven. Bron: Watwaswaar 2012.

Overige gegevens

Actueel

Hoogtebestand Nederland (AHN):40

In de Polder Hazerswoudse Droogmakerij zijn o.a. meerdere stroomgordels zichtbaar met verschillende oriëntatierichtingen (afbeelding 4). De onderzoekslocatie lijkt op een crevassewaaier te liggen dan wel op een oost-west lopende tak van het Rijswijk-

Zoetermeer getijdenkanaal.41 Het maaiveld binnen de onderzoekslocatie ligt tussen 4,4 en 4,8 m –NAP.

40 AHN 2012.

41 Hijma et al. 2009, 25 Fig. 12.

(18)

Rapport A12–090–I / Archeologisch onderzoek Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude) 14 Huidig of recent

gebruik: De onderzoekslocatie ligt binnen de Polder de Hazerswoudse Droogmakerij en ligt ten zuiden van een bebouwd perceel met een woonboerderij en bijgebouw. De bebouwing (woonhuis met schuur) verschijnt voor het eerst op de Topografische Kaart, editie 1969. Op de kaart van 1981 is ook het woonhuis Hogeveenseweg 67b gebouwd en is een pad naar achter aangelegd. In 1992 is de bebouwing uitgebreid.

De onderzoekslocatie zelf is onbebouwd en wordt grotendeels gebruikt als akkerland, de naar het noordoosten uitstekende hoek dient als weidegrond. Ter plaatse van de onderzoekslocatie bevindt zich een gedempte sloot. De sloot was gelegen in het verlengde van de

zuidelijke perceelgrenzen van de percelen nrs. 172,185 en 647. Nadere gegevens over de datum van deze demping dan wel het gebruikte dempingsmateriaal zijn niet bekend.42 De sloot is in de milieukundige boringen evenwel niet getraceerd.43

Op luchtfoto’s is de huidige situatie te zien, bestaande uit akkerland en weideland en bebouwing langs de Hogeveenseweg.44 Klic-gegevens wijzen op leidingen aan de voorzijde van het bebouwde perceel en zijn binnen dit onderzoek niet van toepassing.45 Voor zover bekend

bevinden en bevonden zich op de onderzoekslocatie geen ondergrondse brandstoftanks en/of andere ondergrondse constructies.46

Milieukundig

onderzoek: Simultaan met het huidige archeologische onderzoek is door Arnicon B.V. een milieukundig onderzoek uitgevoerd.47 Het milieukundig onderzoek heeft een lichte verontreiniging met PCB’s en

chloorbenzenen in de bovengrond en barium en zink in het grondwater aangetoond. Deze verontreiniging geeft geen aanleiding tot het

verrichten van een nader onderzoek of het nemen van

saneringsmaatregelen. De locatie wordt geschikt geacht voor de beoogde bestemming.

Specifieke archeologische verwachting:

De onderzoekslocatie maakt deel uit van een gestapeld landschap dat zich door de eeuwen heen heeft ontwikkeld en o.a. door menselijk ingrijpen sterk is veranderd.

De onderzoekslocatie maakt deel uit van een voormalig

rivierdeltagebied waarin in het verleden veen (Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laagpakket)is ontstaan op een ingewikkeld systeem van oudere alluviale afzettingen (Formatie van Echteld). De

onderzoekslocatie bevindt zich langs of op de Zuidplas stroomgordel (Benschop-systeem, 7635-7312 cal BP/5685-5362 cal v. Chr.), die algemeen op 8,5-9,5 m –NAP / ca. 4-5 m –mv kan worden verwacht.

Het Hollandveen is na korte tijd afgedekt met jongere mariene afzettingen (Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer), die eventueel ook deel kunnen hebben uitgemaakt van het grote Rijswijk- Zoetermeer getijdekanaal (ca. 4850-4450 v. Chr.). Hier overheen heeft zich eertijds opnieuw een dik veenpakket ontwikkeld, dat in de late

42 Bellaart 2012, 3.

43 Cf. Bellaart 2012, 5: de bodemopbouw ter plaatse van de gedempte sloot was vergelijkbaar met de overige boringen.

44 Google Earth, opnamedatum 1-1-2005. De Luchtfotoatlas van Zuid-Holland 2005, 59 (Boskoop, fotonummer 100-456, opnamedatum 29 mei 2003) is minder gedetailleerd.

45 Klic-nummer 12G195457.

46 Schr. med. dhr. H. Eshuis (Bosch Slabbers tuin– en landschapsarchitecten, namens de opdrachtgever) d.d. 27–06–

2012; Bellaart 2012, 2.

47 Voor bijbehorend onderzoeksrapport, zie Bellaart 2012.

(19)

Rapport A12–090–I / Archeologisch onderzoek Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude) 15 middeleeuwen en de vroege fasen van de Nieuwe tijd systematisch is afgegraven. Het maaiveldniveau is hierdoor ca. 4 à 5 m lager komen te liggen en is het oudere landschap voorafgaande aan het midden-

Neolithicum, de periode waarin de veengroei begon, direct aan of net onder het maaiveld gekomen.

In dit landschap was langs de oevers van de oude watervoerende geulen en kreken en op de verlandde stroomruggen (tijdelijke)

menselijke activiteit en eventueel bewoning mogelijk. Sporen en resten uit deze perioden zijn tijdens recente onderzoeken binnen het Bentwoud evenwel niet aangetroffen. Er geldt voor de onderzoekslocatie derhalve een middelhoge archeologische verwachting voor het laat-Mesolithicum en het vroeg–Neolithicum. Te denken valt hierbij aan sporen en resten van jachtkampjes met tijdelijk onderdak, vissersplaatsen met daarlangs vissersboten en visfuiken. Het vondstenspectrum zal kunnen bestaan uit materialen zoals (eventueel) handgevormd gebruiksaardewerk, weefgewichten, (on)verbrande leem, natuursteen en vuursteen (gereedschap, evt. siervoorwerpen), (on)verkoold hout (m.n.

bouwmateriaal en gereedschap), menselijke en dierlijke (on)verbrande (bewerkte) botresten, organische resten als houtskool en (on)verkoolde ecologische resten (zaden, pollen).

De archeologische verwachting voor sporen en resten uit de perioden midden-Neolithicum – Nieuwe tijd fase B (tot ca. 1750) is vanwege de veenafgravingen laag.48

Uit de periode dat de onderzoekslocatie onderdeel uitmaakte van de veenplas kunnen in beginsel (delen van) vergane en/of bewust

afgezonken boten en/of andere vaartuigen worden verwacht, alsmede (fragmenten van) verloren en/of bewust in het water gegooide

voorwerpen en/of afval. Deze zullen zich na de drooglegging in de bovenste lagen van de bodem hebben bevonden. Gelet op het

langdurige agrarische gebruik van de onderzoekslocatie wordt de kans dat dergelijke archeologische resten, mogelijk met uitzondering van verspreide fragmenten, worden aangetroffen echter gering geacht.

Na de drooglegging van de veenplas, die door het diepe veendelven was ontstaan, is het gebied opnieuw ingepolderd. Op grond van oude kaarten geldt op de onderzoekslocatie een hoge verwachting voor sporen en resten van perceelsbegrenzingen en -sloten uit de Nieuwe tijd fasen B–C (ca. 1750–heden), maar een lage verwachting voor

bebouwing.

De kans op het aantreffen van vondsten van organisch materiaal en van paleo–ecologische resten is sterk afhankelijk van de

bodemgesteldheid ter plaatse. Onverbrande vondsten van organisch materiaal en paleo–ecologische resten zullen over het algemeen slechts beneden de grondwaterspiegel kunnen worden aangetroffen. Verbrande vondsten van organisch materiaal en paleo–ecologische resten kunnen daarnaast ook in grondsporen worden aangetroffen. Algemeen is een kalkrijke bodem gunstig voor de conservering van organisch materiaal en van paleo–ecologische resten.

48 Dit corrigeert de middelhoge verwachting op de CHS op sporen en resten uit de bronstijd, de ijzertijd of de Romeinse tijd en plaatselijk vanaf het Neolithicum.

(20)

Rapport A12–090–I / Archeologisch onderzoek Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude) 16

Afbeelding 4: uitsnede uit het AHN. De onderzoekslocatie is zwart omkaderd. Bron: AHN 2012.

(21)

Rapport A12–090–I / Archeologisch onderzoek Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude) 17

5 INVENTARISEREND VELDONDERZOEK

Doel: Het doel van het inventariserende veldonderzoek is het aanvullen en toetsen van het gespecificeerde verwachtingsmodel dat gebaseerd is op het bureauonderzoek. Dit gebeurt met behulp van waarnemingen in het veld, waarbij (extra) informatie wordt verkregen over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een onderzoeksgebied. Het bepalen van de aan- of afwezigheid, de aard, de omvang, de datering, de gaafheid, de conservering en de relatieve kwaliteit van de

archeologische waarden staan hierbij voorop. Veel gebruikte onderzoeksmethoden zijn oppervlaktekartering, booronderzoek, geofysisch onderzoek en het graven van proefsleuven en proefputten.

Het resultaat is een rapport met een waardering en een (selectie-) advies aan de hand waarvan een beleidsbeslissing (meestal een selectiebesluit) genomen kan worden.

Onderzoeksopzet: Conform de KNA is gekozen voor een inventariserend veldonderzoek door middel van een oppervlaktekartering en een verkennend

booronderzoek. Ter plaatse zal vooral gelet worden op mogelijk bewaard gebleven bodem- en bewoningslagen vanaf het Mesolithicum t/m de Nieuwe tijd en in welke conditie deze zich bevinden. Het inventariserend veldonderzoek zal zodanig uitgevoerd worden dat een archeologische beoordeling gegeven kan worden ten aanzien van het (toekomstige) gebruik van de locatie.

Verantwoording gekozen

onderzoeksmethode:

Booronderzoek is de minst destructieve methode om de archeologische verwachting te toetsen. Met het booronderzoek is het relatief

eenvoudig mogelijk om de bodemopbouw te bepalen, alsmede de mate van verstoring van de bodem. De verwachting is dat de archeologische indicatoren die volgens het bureauonderzoek aanwezig kunnen zijn, in de boringen herkend zullen worden. Aan de hand van de resultaten van de boringen kan de archeologische verwachting, indien noodzakelijk, worden bijgesteld.

Oppervlaktekartering/

terreinverkenning: Voorafgaand aan het uitvoeren van de boringen wordt een oppervlakte- kartering uitgevoerd. Bij een oppervlaktekartering wordt het terrein visueel geïnspecteerd op de aanwezigheid van eventuele

archeologische indicatoren, zoals aardewerk, metaal, (verbrande) leem, (verbrand) bot en houtskool. Tijdens een terreinverkenning wordt vooral aandacht besteed aan geploegde akkers, molshopen, geschoonde slootkanten en andere bodemontsluitingen voor het doen van oppervlaktevondsten. Ook wordt gelet op hoogteverschillen,

verkavelingspatronen en perceelsvormen die een aanwijzing kunnen zijn voor bewoning.

Verkennend

booronderzoek: Boringen worden uitgevoerd volgens een regelmatig verspringend patroon. De onderlinge afstand tussen de boringen is afhankelijk van de situatie en de gewenste nauwkeurigheid. Van de boringen zijn

beschrijvingen gemaakt en de opgeboorde grond is geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. Daarnaast is gelet op de aanwezigheid van fosfaten (uitgespoelde en neergeslagen organische resten) en cultuurlagen (donkergekleurde bodemlagen, die vaak

archeologische indicatoren bevatten). Op basis van de aldus verkregen gegevens kan een verspreidingskaart van de archeologische waarden in

(22)

Rapport A12–090–I / Archeologisch onderzoek Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude) 18 een gebied gemaakt worden. Bij ieder bodemonderzoek wordt gestreefd naar een optimale representativiteit. Het onderzoek is echter gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte. Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren komen. Bovendien laten bepaalde archeologische resten, zoals vuursteenvindplaatsen, grafvelden, water- en/of beerputten,

verkavelingspatronen of andere bijzondere toevalsvondsten, zich met behulp van grondboringen lastig ontdekken.

Positie boorpunten: De boringen zijn grotendeels volgens Plan van Aanpak verspringend in drie raaien in N-Z richting gezet. De tussenruimte tussen de raaien bedroeg resp. 30 en 35 m, de afstand tussen de boorpunten 35 m.

Omdat de locatie met aardappelen was beplant zijn de raaien op drie tractorsporen door het gewas geplaatst. In totaal zijn 33 boringen gedocumenteerd (bijlage 2).

Boormateriaal: Bij het booronderzoek is gebruik gemaakt van een Edelmanboor met een diameter van 7 cm en voor boringen dieper dan 1 m –mv een gutsboor met een diameter van 3 cm.

Minimale boordiepte: De minimale boordiepte bedroeg ca. 2 m –mv (boringen 002-006, 008- 013, 015-019, 021, 023-024, 026 en 028). Omdat volgens de op dat moment bekende gegevens nauwelijks andere bodemingrepen zouden plaatsvinden dan locaal ophogen, is een diepte van 2 m als afdoende ingeschat met betrekking tot bodemzetting.

Maximale boordiepte: De maximale boordiepte bedroeg ca. 6 m –mv (boringen 020 en 022).

De diepe boringen dienden ter opsporing van de Zuidplas stroomgordel die in dit gebied op een diepte vanaf ca. 4 m –mv werd verwacht.

x-,/y-coördinaten boringen gemeten met:

De meetpunten zijn ingemeten met een meetwiel vanaf de bestaande bebouwing en perceelsgrenzen (nauwkeurigheid 0,5 m).

z-coördinaten gemeten

met: De hoogte is afgeleid van het AHN (nauwkeurigheid 6–10 cm).

Boorbeschrijving: Conform NEN 5104 (bijlage 3).

Monsters: Er is één monster genomen van een archeologisch interessante laag.

Het monster is nat gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 2 mm om eventuele kleine indicatoren op te sporen.

Resultaten

Resultaten

terreinverkenning:

De terreininspectie heeft geen archeologische indicatoren opgeleverd.

De vondstzichtbaarheid was matig tot slecht door het gewas op het veld. Daarom heeft de veldverkenning voornamelijk op de tractorsporen door het gewas plaatsgevonden. Hierbij zijn met uitzondering van enkele moderne (bloem-)potscherven geen vondsten gedaan (afb. 2).

Resultaten booronderzoek:

De algemene bodemopbouw is als volgt:

tot ca. 0,30 m –mv bruingrijze, zwak zandige klei; bouwvoor tot ca. 1,95 m –mv lichtbruingrijze, zwak tot sterk zandige,

(23)

Rapport A12–090–I / Archeologisch onderzoek Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude) 19 roestige klei met schelp; gaat geleidelijk tot scherp over in

tot ca. 3,90 m –mv grijsblauwe, sterk zandige klei met sporen van

schelp, veelal gelaagd

tot ca. 4,50 m –mv bruin veen, deels met riet en/of hout tot ca. 5,30 m –mv lichtbruine tot lichtgrijze humeuze klei tot einde boring lichtgrijs, kleiig zand.

De dikte van de lagen varieert sterk. Zo ligt de onderzijde van het roestige pakket zandige klei tussen 0,90 en 1,95 m –mv (ca. 5,6- 6,6 m –NAP). Het zandige kleipakket c.q. kleiige zandpakket daar onder heeft een dikte van 1,75-2,35 m. Dit pakket bestaat veelal uit fijne laagjes zand en klei. In boringen 020 en 022 ligt dit pakket op een pakket bruingrijze, matig siltige klei, gescheiden door humeuze bandjes.

Verder is in boring 005 ook het bovenste, roestige pakket zandige klei van het onderliggende grijsblauwe zandige kleipakket gescheiden door humeuze laagjes.

Veen is in alle zes diepe boringen (001, 007, 014, 020, 022 en 027) aangetroffen, zij het dat deze laag in boring 027 nog maar enkele centimeters dik was en, net als het pakket grijze, sterk zandige klei daar boven, verrommeld. In alle boringen was het veen niet veraard en afgetopt (scherpe overgang).

Tabel 1: monsterlijst.

monster: boring: diepte in m -mv: bodemlaag: (archeologische) indicatoren: datering:

001 005 1,15-1,30 humeuze

zandige klei — —

Evaluatie en

interpretatie van de boringen:

Uit het veldonderzoek blijkt de aanwezigheid van wadplaten en

wadgeulen in de ondergrond. De vele schelpen en het zandige karakter van de kleipakketten wijzen hierop. Mogelijk kunnen twee fasen worden onderscheiden: het bovenste kleipakket is roestig, rijk aan schelpen en minder zandig dan het kleipakket daar onder. Daarnaast verschillen zij in kleur. Bovendien zijn zij in boring 005 gescheiden door humeuze bandjes. Het interpolatiemodel van de diepte van de

onderzijde van het bovenste kleipakket toont een golvende ondergrond (afbeelding 5). Geulen lijken zich door het zandige wad te hebben gegraven en het water heeft op enkele plaatsen humeus materiaal achtergelaten, waarna het oude wad met meer kleiige afzettingen is afgedekt. De zee lijkt zich in deze fase meer te hebben teruggetrokken.

Mogelijk betreft het onderste pakket ook fluviatiele afzettingen. Dit gebied kan namelijk wisselend onder invloed hebben gestaan van de zee dan wel de (in zee uitmondende) rivieren.

Aan de hand van het profiel B-B’ in Hijma et al. (2009) kan de

scheiding tussen beide pakketten rond 6500 cal BP (ca. 4550 v. Chr.) worden gedateerd. Volgens de legenda gaat het in het algemeen om zandige wadafzettingen (zand/silt met kleilagen) behorende tot het Laagpakket van Wormer. De onderliggende bruingrijze klei in boringen 020 en 022 kan eveneens tot dit Laagpakket gerekend worden.

De wadafzettingen hebben het onderliggende Hollandveen Laagpakket afgetopt. Het veen is geleidelijk ontstaan op een zwak siltig kleipakket;

(24)

Rapport A12–090–I / Archeologisch onderzoek Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude) 20 komklei. Naar Hijma et al. (2009) betreft het kleiafzettingen van de Formatie van Echteld. Deze zijn afgezet naast en over een stroomrug, de Zuidplas stroomgordel, die in alle drie diepe zuidelijke boringen en de meest westelijke noordelijke diepe boring is aangetroffen (boringen 001, 007, 014 en 027). Het hoogste punt werd in de westelijke raai van de zuidelijke rij diepe boringen aangeboord (4,80 m –mv / ca.

9,4 m –NAP). De stroomgordel lijkt daarmee grofweg ZZO-NNW over de onderzoekslocatie te verlopen.

100450 100500 100550 100600 100650 454200

454250 454300 454350 454400 454450 454500 454550 454600 454650

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20

21

22

23

24

25

26

27

28

29 30

31

32 33

1

2 3

4

5 6 7

8 9 10

12 11

13 14

15

16 17

18

19 20

22 21 23

25 24

26

27 28

29

31 30

32

-7.2 -7.1 -7.0 -6.9 -6.8 -6.7 -6.6 -6.5 -6.4 -6.3 -6.2 -6.1 -6.0 -5.9 -5.8 -5.7 -5.6 -5.5 -5.4 -5.3

A12-090-I A11-043-I

Diepte (m NAP)

Afbeelding 5: interpolatiemodel van de diepte van de onderzijde van het bovenste, roestige kleipakket in m –NAP. Voor een betere indruk zijn ook de boringen uit het booronderzoek op de locatie Hogeveenseweg 71 toegevoegd. De witte

streepjeslijn geeft de omtrek van beide onderzoekslocaties weer. De afbeelding is noordgericht.

(25)

Rapport A12–090–I / Archeologisch onderzoek Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude) 21

6 BEANTWOORDING VAN DE ONDERZOEKSVRAGEN

Voorafgaand aan het onderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld. Deze worden hieronder puntsgewijs beantwoord:

1 Worden archeologische resten in het plangebied verwacht c.q. is op de onderzoekslocatie nog een bodemarchief aanwezig? Zo ja, wat is de verwachting voor de onderzoekslocatie wat betreft aard, datering, omvang en ligging van de archeologische resten?

Door het systematisch afgraven van het veen in de late middeleeuwen en de vroege fasen van de Nieuwe tijd is het maaiveldniveau is ca. 4 à 5 m lager komen te liggen en zijn afzettingen voorafgaande aan het midden–Neolithicum, de periode waarin de veengroei begon, direct aan of net onder het maaiveld gekomen. Gezien het wadachtige karakter van deze afzettingen worden niet zo zeer sporen en resten van (tijdelijke) bewoning als wel van (tijdelijke) menselijke activiteit verwacht. De kans op het aantreffen van sporen en resten tot het midden–Neolithicum wordt als middelhoog ingeschaald.

De archeologische verwachting voor sporen en resten uit de perioden midden–Neolithicum – Nieuwe tijd B (tot ca. 1750) is vanwege de veenafgravingen laag. Uit de periode dat de onderzoekslocatie onderdeel uitmaakte van de veenplas worden, gelet op het langdurige agrarische gebruik van de onderzoekslocatie, geen relevante archeologische resten meer verwacht.

Na de drooglegging van de veenplas, die door het diepe veendelven was ontstaan, is het gebied opnieuw ingepolderd. Op grond van oude kaarten geldt op de onderzoekslocatie een hoge verwachting voor sporen en resten van perceelsbegrenzingen en -sloten uit de Nieuwe tijd fasen B–C (ca. 1750–heden), maar een lage verwachting voor bebouwing.

2 Verschilt de in het veld aangetroffen bodemopbouw van de onderzoekslocatie met de volgens het bureauonderzoek te verwachten bodemopbouw? Zo ja, in welke mate?

De in het veld aangetroffen bodemopbouw komt met die van de verwachting overeen. De bodem bestaat uit zeeklei en –zand op veen. Zij liggen op afzettingen van de Formatie van Echteld. De Zuidplas stroomgordel werd in vier boringen op een diepte tussen 4,80 en 5,35 m –mv (ca. 9,4-10,0 m –NAP) aangetroffen.

3 Wat is de mate van verstoring van de bodemopbouw op de onderzoekslocatie?

Met uitzondering van natuurlijke erosie lijkt de bodemopbouw op de onderzoekslocatie intact te zijn.

4 Zijn er aanwijzingen voor intacte archeologische (vondstrijke) resten?

Dit booronderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor intacte archeologische (vondstrijke) resten.

5 Dient de archeologische verwachting te worden aangepast?

De middelhoge verwachting op sporen en resten tot het midden–Neolithicum kan naar laag worden bijgesteld. In de boringen zijn geen aanwijzingen voor bodemvorming aangetroffen, noch op de afzettingen van de Zuidplas stroomgordel, noch op en tussen de latere

afzettingen. De hoge verwachting voor sporen en resten van perceelsbegrenzingen en - sloten uit de Nieuwe tijd fase B–C (ca. 1750-heden) blijft op grond van historische kaarten gehandhaafd.

(26)

Rapport A12–090–I / Archeologisch onderzoek Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude) 22 6 In welke mate worden eventueel aanwezige archeologische resten als gevolg van de

voorgenomen plannen bedreigd?

Dit booronderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor eventuele archeologische resten die als gevolg vand e voorgenomen plannen bedreigd zouden kunnen worden.

7 Hoe kan een verstoring als gevolg van de geplande activiteiten door planaanpassing tot een minimum worden beperkt?

Op basis van de resultaten van dit booronderzoek wordt een planaanpassing niet noodzakelijk geacht.

(27)

Rapport A12–090–I / Archeologisch onderzoek Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude) 23

7 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

Conclusies: Naar aanleiding van het voornemen van Green Development B.V. om de onderzoekslocatie aan de Hogeveenseweg 67a te Benthuizen

(gemeente Rijnwoude) her in te richten tot landgoed met een kantoorpand, is door ArcheoMedia BV, in opdracht van WDAdvising B.V., een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd.

Het veldonderzoek heeft geen aanwijzingen voor bodemvorming of archeologische sporen en vondsten uit de periode voor het midden–

Neolithicum opgeleverd, noch op de afzettingen van de Zuidplas stroomgordel, noch op en tussen latere afzettingen. Eventuele latere resten zijn door de ontveningen in de late middeleeuwen en vroege Nieuwe tijd verdwenen. Wel kunnen op grond van oude kaarten sporen en resten van perceelsbegrenzingen en –sloten uit de Nieuwe tijd fasen B–C (ca. 1750–heden) worden verwacht. De archeologische waarde hiervan kan evenwel als gering worden ingeschaald.

De resultaten van het bureauonderzoek en het inventariserende veldonderzoek geven geen aanleiding tot aanpassingen in de voorgenomen inrichtingsplannen op de onderzoekslocatie.

Aanbevelingen: Op basis van dit booronderzoek wordt een archeologisch vervolgonderzoek op de onderhavige onderzoekslocatie niet noodzakelijk geacht.

Met betrekking tot deze aanbeveling dient contact te worden opgenomen met de bevoegde overheid.

Booronderzoek is gebaseerd op het verrichten van een beperkt aantal boringen tot een beperkte diepte. Daardoor blijft het mogelijk dat lokaal archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn, die tijdens het onderzoek niet naar voren komen. Bovendien laten bepaalde

archeologische resten, zoals vuursteenvindplaatsen, grafvelden, water- en/of beerputten, verkavelingspatronen of andere bijzondere

toevalsvondsten, zich met behulp van grondboringen lastig ontdekken.

Daarom is de kans aanwezig dat (vondstarme) archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de

uitvoeringsfase van toekomstige bodemingrepen aan het licht komen.

Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ex artikel 53 van de Monumentenwet 1988 en de Wet op de

archeologische monumentenzorg. Bij graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. De opdrachtgever verplicht de aannemer(s) om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten onverwijld te melden bij de bevoegde overheid.

(28)

Rapport A12–090–I / Archeologisch onderzoek Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude) 24

GERAADPLEEGDE BRONNEN EN LITERATUUR

Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN), geraadpleegd juni 2012 via http://www.ahn.nl.

Archeologische Monumentenkaart (AMK), geraadpleegd juni 2012 via ARCHIS.

Archeologische waarnemingen en vondstmeldingen, geraadpleegd juni 2012 via ARCHIS.

Balthasar, Fl., 1615: Oude kaarten uit de collectie Hoogheemraadschap van Rijnland, Rijnland.

Geraadpleegd juni 2012 via www.watwaswaar.nl.

Bellaart, M., 2012: Verkennend bodemonderzoek ter plaatse van een locatie aan de

Hogeveenseweg 67 A te Benthuizen, Capelle aan den IJssel (Arnicon projectnummer C12-085- O).

Berendsen, H.J.A., en E. Stouthamer, 2001: Palaeogeographic development of the Rhine–Meuse delta, The Netherlands, Assen.

Bestemmingsplan Bentwoud, Rijnwoude, plannummer 10483.01, 26 juni 2008, RBOI Rotterdam B.V., Rotterdam.

Buesink, A., M. Mostert, J.M.J. Willems en C.C. Kalisvaart, 2010: Gemeente Zuidplas, gemeentelijke beleidsnota archeologie, Deventer (BAAC rapport V-10.0038).

Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, geraadpleegd juni 2012 via http://www.chs.zuid- holland.nl/.

Dasselaar, M. van, 2009: Archeologisch onderzoek op de locatie Bentlanden II te Benthuizen (gemeente Rijnwoude). Inventariserend veldonderzoek met boringen, karterende fase, Capelle aan den IJssel (ArcheoMedia rapport A09–076–I).

Deeben, J.H.C. (red.), 2008: De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, derde generatie.

Amersfoort (Rapportage Archeologische Monumentenzorg, 155).

Diependaal, S., J.H.F. Leuvering en S.M. Koeman, 2008: Bureauonderzoek, Plangebied Bentwoud en karterend booronderzoek deelgebied Nationaal Kinderbomenbos, Doetinchem (Synthegra projectnr. P0503088).

DINO, geraadpleegd juni 2012 via http://www.dinoloket.nl.

EduGIS, geraadpleegd juni 2012 via http://www.edugis.nl/nederland/.

Geologische overzichtskaart van Nederland, geraadpleegd juni 2012, via http://dinoloket.nitg.tno.nl.

Google Earth, geraadpleegd juni 2012 via http://www.earth.google.com.

Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW2), geraadpleegd juni 2012 via ARCHIS.

Ham, N.H. van der, 2011: Archeologisch onderzoek ten behoeve van inrichtingsplan Landgoed Benthuizen, Hogeveenseweg 71 te Benthuizen (gemeente Rijnwoude), Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met boringen, Capelle aan den IJssel (ArcheoMedia rapportnr.

A011–043–I).

(29)

Rapport A12–090–I / Archeologisch onderzoek Hogeveenseweg 67a te Benthuizen (gemeente Rijnwoude) 25 Hijma, M.P., 2009: From River valley to estuary. The early-mid Holocene transgression of the Rhine-Meuse valley, The Netherlands, Utrecht (proefschrift, Nederlandse Geografische Studies 389).

Hijma, M.P., K.M. Cohen, G. Hoffmann, A.J.F. van der Spek en E. Stouthamer, 2009: From River valley to estuary: the evolution of the Rhine mouth in the early to middle Holocene (western Netherlands, Rhine-Meuse delta), Netherlands Journal of geosciences/Geologie en Mijnbouw 88:1, 13-53.

Kadasterkaart (minuutplan), 1811-1832: Hoogeveen (R), Zuid Holland, sectie A, blad 02.

Geraadpleegd via www.watwaswaar, d.d. juni 2012.

Kaptein, I.N., 2009: Inventariserend veldonderzoek door middel van boringen ten behoeve van de aanleg van golfbaan Bentwoud te Benthuizen, gemeente Rijnwoude, Heerenveen (Oranjewoud projectnr. 2008/120).

KICH, geraadpleegd juni 2012 via http://www.kich.nl.

Kok, R.S., 1999: Wonen op het veen, archeologisch en ecologisch onderzoek van een twaalfde eeuwse boerderij in de Oostpolder te Gouda, Gouda.

Kros, J en E. Spanier, 1855: Oude kaarten uit de collectie Hoogheemraadschap van Rijnland, Noord-Holland en Zuid-Holland. Geraadpleegd juni 2012 via www.watwaswaar.nl.

Kruif, S. de, 2009: Plangebied Bentwoud, gemeentes Rijnwoude en Waddinxveen; archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek (verkennende fase), Weesp (RAAP-rapport 1903).

Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2, november 2010, Gouda.

Molenaar, S., 2006: Plangebied Nieuwe Hoefweg te Benthuizen, gemeenten Rijnwoude;

archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek, Weesp (RAAP- notitie 1818).

Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong, 2003: De Ondergrond van Nederland, Delft.

Riet, A.J.J. van 't, 2005: 'Meeten, boren en besien'. Turfwinning in de buitenrijnse ambachten van het Hoogheemraadschap van Rijnland 1680-1800, Hilversum.

Stenvert, R., C. Kolman, S. van Ginkel-Meester, E. Stades-Vischer en S. Broekhoven, 2004:

Monumenten in Nederland, Zuid-Holland, Zwolle, Zeist.

Sueur, C., K.M. van Dijk, M.E. Lobbes en N. van der Voet, in voorb.: Archeologische waarden- en verwachtingenkaart gemeente Rijnwoude en gemeente Zoeterwoude, concept, Amsterdam (Buro de Brug ACR B.V., projectcode B11-124).

Tielhof, M. van, en P.J.E.M. van Dam, 2006: Waterstaat in stedenland, Het Hoogheemraadschap van Rijnland voor 1857, Utrecht.

Topografische Kaart (1:25.000), 1950, 1959, 1969, 1981, 1988, 1992: Alphen aan den Rijn / Boskoop / Gouda / Waddinxveen. Kaartnummer 31C. Geraadpleegd via www.watwaswaar, d.d.

juni 2012.

Topografische Militaire Kaart (Bonneblad - kleur), 1876, 1899, 1920: Benthuizen, kaartnummer 441. Geraadpleegd via www.watwaswaar, d.d. juni 2012.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Rapport A11–078–I / Archeologisch onderzoek aan de Dorpsstraat 156 te Zevenhuizen (gemeente Zuidplas) 13 De terreininspectie heeft geen archeologische indicatoren opgeleverd,

Rapport A09–034–I / Archeologisch onderzoek aan de Zuidplashof te Waddinxveen (gemeente Waddinxveen) 10 Gelet op de resultaten van het historisch en historisch–geografisch

- de onderzoekslocatie zich in een gebied bevindt waar volgens de archeologische verwachtingskaart van de gemeente vanwege de ligging aan een veenontginningsas een hoge

Rapport A08-038-I / Archeologisch onderzoek aan de Anthuriumweg 4 te Bleiswijk (gemeente Lansingerland) 2 Afbeelding 1: regionale overzichtskaart Bleiswijk met de ligging van

9 maar zij zullen niet verder vorderen want hun dwaasheid. zal overduidelijk zijn aan allen, zoals het dat ook bij

Rapport A08-044-I / Archeologisch onderzoek Rietkreek gebied 4 en 5 te Nieuw Vossemeer (gemeente Steenbergen) 14 Oppervlaktekartering: Voorafgaand aan het uitvoeren van boringen

Rapport A13–034–I / Archeologisch onderzoek aan de Putstraat 7 te Middelbeers (gemeente Oirschot) 16 Gelet op de historisch–geografische analyse geldt voor de Nieuwe tijd een

Rapport A08-016-I / Archeologisch onderzoek IVO-boren natuurontwikkeling Aardenburgsche Havenpolder Zuid, DG2 19 landschap zijn nog resten aanwezig uit de Spaans-Staatse