• No results found

NHL Hogeschool. Leraar Basisonderwijs. Studiejaar 2017/ 18. Verslag Erfgoed Ruimte & tijd. Henrik Smit. Studentnummer:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "NHL Hogeschool. Leraar Basisonderwijs. Studiejaar 2017/ 18. Verslag Erfgoed Ruimte & tijd. Henrik Smit. Studentnummer:"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

NHL Hogeschool

Leraar Basisonderwijs Studiejaar 2017/’18

Verslag Erfgoed – Ruimte & tijd

Henrik Smit

Studentnummer: 466263

Klas: 2A

(2)

18 mei 2018,

NHL Hogeschool, Leeuwarden Leraar basisonderwijs

Verslag Erfgoed – Ruimte & tijd Door: Henrik Smit, Leeuwarden Smit1601@student.nhl.nl

Begeleidend docent: Erwin Eeftink Controleur: Erwin Eeftink

Samenvatting

Dit verslag bestaat uit verschillende onderdelen die gaan over het aanbod van erfgoed in mijn stageschool. Nou is dat een beetje anders dan bij de meeste basisscholen, omdat ik stageloop op een NT2 school. Op mijn school spreken de kinderen geen Nederlands en vaak blijven ze slechts enkele dagen, weken of maanden. Dit heeft natuurlijk zijn uitwerking op het onderwijsaanbod op mijn stageschool.

In dit verslag behandel ik van het onderdeel erfgoed het onderwerp ‘ruimte en tijd’. Dit heeft een sterke link met geschiedenis en vandaar dus dat ik mij in dit verslag richt op het historische aspect van erfgoed. Omdat ik stageloop op een NT2 school, hebben mijn lessen een ander karakter dan op een andere school.

De lessen die ik voor dit verslag gegeven heb, zijn gericht op taalverwerving in de breedste zin van het woord. Vandaar ook dat ik mijn lessen een onderzoekend karakter gegeven heb, waarbij ik weinig theorie verteld heb en veel aansluiting zocht bij ervaringen en inzichten van kinderen. Natuurlijk hebben zij wel bepaalde zaken geleerd, maar de grootste leerwinst hebben de kinderen geboekt in het taalaspect.

(3)

Dit verslag begint met een korte beschrijving van de beginsituatie van het onderwijs in mijn groep wat betreft erfgoededucatie. Vervolgens bespreek ik het onderwerp dat ik in mijn lessen behandel, gevolgd door een beschrijving van de lessen.

Aan het einde van dit verslag bespreek ik wat het maken van dit verslag mij heeft opgeleverd en/of wat ik miste aan de opdrachten behorende bij dit verslag.

(4)

Voorwoord

Achtergrondinformatie met betrekking tot dit verslag:

Dit verslag heb ik gemaakt voor de module Erfgoed. Deze module bestaat uit een aantal verslagen, waarbij wordt ingegaan op taal, beeldende vorming, geschiedenis en onderwijskunde. In dit verslag zoom ik verder in op het onderdeel geschiedenis. Door het maken van dit verslag hoop ik te bereiken dat ik mij zal verbeteren in het geven van erfgoedlessen, in acht nemend de ontwikkeling van het besef van tijd en ruimte bij de kinderen.

Mijn stageschool en stageklas:

De tweede helft van dit schooljaar loop ik stage op OBS de Vlinderboom, tot voorkort bekend als NT2 de Barte. Zoals de (oude)naam al doet vermoeden, loop ik dus stage op een NT2 school. De kinderen die op deze school zitten, kunnen geen Nederlands en zijn pas sinds kort in Nederland. Van de

kinderen in mijn klas is 100% vluchteling, waarvan op het moment van schrijven van dit verslag 70% uit Syrië komt en 20% niet-Europees is. De laatste 10% van mijn klas is van Aziatische komaf.

De kinderen in mijn klas hebben geen tot een zeer passieve woordenschat. Dit heeft natuurlijk veel invloed op de manier en mate van onderwijs aan de kinderen. Tel daarbij op dat 99% van de kinderen op mijn school zwaar getraumatiseerd is door de vlucht, dan wel de verschrikkelijke situatie waar de kinderen voor de vlucht in zaten en u zult begrijpen wat nou echt de prioriteit heeft op mijn stageschool.

Mijn eigen visie op het erfgoedonderwijs dat op mijn stageschool wordt aangeboden:

Zoals u kon lezen, loop ik stage op een NT2 school, met enorm veel vluchtelingkinderen die veel last hebben van hun verleden. Hier willen wij als onderwijskundig personeel graag bij helpen, maar dat gaat enorm lastig i.v.m. de taalbarrière. Hierdoor gaat er veel tijd verloren en is er uitsluitend ruimte voor vakken als taal en rekenen.

Ik zal absoluut niet zeggen dat ik dit niet goed vind. Ik heb heel veel respect voor het personeel op deze school en ervaar stagelopen op deze school als een grote eer. Echter, dit brengt wel veel complicaties op ten behoeve van de opdrachten vanuit de Pabo. Zo is het voor mij echt niet mogelijk om een goede instructie te geven wat betreft erfgoed, de kinderen snappen mij immers totaal niet.

Daarnaast is het filmen, dan wel het fotograferen van kinderen een issue. Door de vele wisselingen kunnen er geen goede afspraken met de ouders/verzorgers/weeshuizen/AZC ’s gemaakt worden omtrent het wel of niet beeldend vastleggen van leerlingen. Vandaar dat ik geen filmmateriaal heb kunnen verzamelen voor deze opdracht. Wel heb ik enkele foto’s kunnen maken van de producten die de kinderen hebben gemaakt tijdens mijn lessen.

(5)

Inhoudsopgave

In dit verslag komen de volgende onderdelen aan bod:

Samenvatting...2

Voorwoord ...4

Inhoudsopgave ...5

Inleiding ...6

Hoofdstuk 1: de beginsituatie ...7

§1.1: de achtergronden van de kinderen ...7

§1.2: het onderwijs op mijn stageschool ...7

Hoofdstuk 2: mijn onderwerp ...9

§2.1: het onderwerp van mijn lessen ...9

§2.2: onderzoek naar het onderwerp ... 10

Hoofdstuk 3: de door mij gegeven lessen ... 13

§3.1: De voorbereiding op mijn lessen ... 13

§3.2: De lessen in de praktijk en een reflectie hierop ... 14

Afsluiting ... 16

Geraadpleegde werken: ... 17

Bijlage 1: de lesformulieren en feedback ... 18

Bijlage 2: de foto’s ... 34

Bijlage 3: het schoolprotocol ... 37

(6)

Inleiding

Zoals u wellicht al eerder heeft gelezen, heb ik dit verslag gemaakt voor de module Erfgoed, waarbij ik bij dit verlag dieper inga op het onderdeel geschiedenis.

Door het maken van dit verslag, hoop ik te bereiken dat ik goede erfgoedlessen aan de kinderen in mijn groep kan geven, die voldoen aan de eisen van dit verslag, de ontwikkeling van het ruimte en tijdsbesef van de kinderen en daarnaast uitvoerbaar zijn in mijn stageklas.

Tijdens het uitvoeren van dit verslag heb ik veel aan mijn coach moeten vragen om op die manier een goede les te kunnen maken.

Helaas was dit voor mijn coach ook enorm lastig, omdat erfgoed niet behandeld wordt op deze school en er zoveel wisselingen binnen de groep zijn dat de beginsituatie vaak verandert.

Dit heeft ervoor gezorgd dat niet al mijn lessen even goed verliepen voor mijn gevoel. Het is namelijk schier onmogelijk om lessen te geven die aan de eisen van de opdracht voldoen én daarnaast ook echt uitvoerbaar zijn in mijn klas. Ik heb er echter het beste van proberen te maken en ben al met al meer dan tevreden met dit resultaat.

Om u een globaal inzicht te geven van wat waar in dit verhaal aan bod komt, volgt hieronder een korte beschrijving van de structuur van dit verslag.

• In hoofdstuk 1 heb ik de beginsituatie van de leerlingen in mijn klas, alsmede de vorm van onderwijs in mijn klas en de gevolgen voor mijn verslag beschreven.

• In hoofdstuk 2 heb ik het in de lessen door mij behandelde onderwerp beschreven.

• In hoofdstuk 3 heb ik de door mij gegeven lessen beschreven.

• In hoofdstuk 4, tevens het laatste hoofdstuk, volgt een afsluiting, waarbij ik voor u kort de belangrijkste zaken die tijdens mijn drie ik geleerd heb op een rijtje zet.

Wanneer u geïnteresseerd bent in de gedetailleerde lesformulieren, inclusief de feedback die ik verkregen heb van mijn stagecoach, dan verzoek ik u om een kijkje te nemen in de bijlagen.

(7)

Hoofdstuk 1: de beginsituatie

In dit hoofdstuk beschrijf ik de beginsituatie van de leerlingen in mijn klas. Dit doe ik zowel door de kennis en achtergronden van mijn kinderen te bespreken als in te gaan op het onderwijsaanbod op mijn

stageschool.

§1.1: de achtergronden van de kinderen

Ik loop dit halfjaar stage in groep 3/4. Mijn groep 3/4 is echter geen gewone groep 3/4. Het is namelijk een NT2 school en dus ook een NT2 groep. Dit betekent dat de kinderen geen Nederlands kunnen. De kinderen waaraan ik les geef zijn allemaal vluchtelingen. Ze zijn bijna allemaal zwaar getraumatiseerd en komen vanuit alle windstreken. Elke week gaan er kinderen weg en/of krijg ik nieuwe kinderen in mijn klas. Hierdoor is er geen sprake van een echte doorlopende leerlijn bij de kinderen, ook niet op het gebied van erfgoed.

Daarnaast zitten de kinderen niet op hetzelfde niveau en lopen de leeftijden sterk uiteen. Zo zijn er bij ons op school leerlingen die 3 jaar over 1 leerjaar doen en 1 jaar over 3 leerjaren. Zo ook in mijn klas, voor zover je kan spreken van een klas in deze groep kinderen die vrijwel wekelijks van samenstelling verandert. Hierdoor is het verschil in mijn klas immens groot en is een eenduidige beginsituatie van de klas niet zo makkelijk te beschrijven.

Waar mijn klas dus wel eenduidig in is, is het feit dat het allemaal vluchtelingen zijn, die nog niet zo lang in Nederland zijn. Sommige kinderen hebben van hun ouders dingen geleerd wat betreft hun eigen cultuur en erfgoed, maar andere kinderen hebben zelfs hun ouders nooit gekend en zijn via mensenhandel met mensen die zich nu uiten als verzorgers in Drachten, Nederland geraakt. Er zijn ook enkele kinderen die in hun moederland les gehad hebben. Wellicht ook over cultuur en erfgoed, maar dat kan ik niet met zekerheid zeggen, aangezien er een grote taalbarrière is tussen de kinderen en mij. Ik weet dat een jongen in mijn klas geschiedenisles had, maar Google Translate is naar mijn idee niet legitiem genoeg om te vragen waar die geschiedenis over ging en daarnaast moet ik heel erg oppassen met wat ik de kinderen van hun geschiedenis vraag, omdat ik natuurlijk wel met

getraumatiseerde kinderen te maken heb die veel herbeleven en veel verdrongen hebben en het niet onze taak is om ze in hun verleden te drukken.

Van al deze kinderen weet ik een ding zeker; ze weten niks van erfgoed uit Nederland, dan wel uit Drachten (daar waar ze pas net verblijven of daar waar ze naar school moeten).

§1.2: het onderwijs op mijn stageschool

Het zal u (hopelijk) niet verbazen dat de kinderen op mijn stageschool geen les krijgen over erfgoed.

Er wordt op mijn school gefocust op taal en rekenen, omdat dit namelijk de beginselen zijn voor een goede doorstroom naar hopelijk het regulier Nederlands onderwijs.

Dit heeft ervoor gezorgd dat er uitsluitend Nederlands, lezen en schrijven, rekenen en pedagogiek op mijn school gegeven wordt. Andere vakken worden in eerste instantie niet op onze school gegeven.

Wanneer de kinderen de taal en het rekenen goed genoeg beheersen, krijgen zij les in andere vakken, waaronder geschiedenis. Deze les krijgen ze echter niet op onze school. Er wordt in die gevallen een integratieprocedure opgestart en onderdeel van deze procedure is dat de kinderen lessen gaan volgen op een andere basisschool. Daar worden dan deze lessen gegeven en wanneer de kinderen daar voldoende van hebben meegekregen, dienen zij toetsen te maken en op basis van die toetsen worden de kinderen in groepen op de reguliere basisschool ingedeeld en zit de tijd op onze school er voor die betreffende kinderen op.

(8)

Om al het voorgaande kort te sluiten; de beginsituatie van mijn kinderen is dat er ronduit geen

aandacht wordt besteed aan erfgoededucatie en dat niet zozeer aan onwil van onze school ligt, maar puur aan het (taal)niveau van de kinderen op mijn school.

(9)

Hoofdstuk 2: mijn onderwerp

In dit hoofdstuk beschrijf ik het door mij gekozen onderwerp voor mijn lessen. Ik beschrijf waarom ik dit onderwerp gekozen heb en waarom dit volgens mij voldoet aan de criteria voor erfgoed. Ik heb ervoor gekozen om in paragraaf 1 mijn onderwerp te bespreken en dit onderwerp in paragraaf 2 verder te beschrijven.

§2.1: het onderwerp van mijn lessen

Het onderwerp dat ik heb gekozen, is het onderwerp feest. Dit omdat ik de kinderen hierover werken ik de cursus Mondeling Nederlands – nieuw en de kinderen dus enkele woorden m.b.t. feest kennen. Ik heb ervoor gekozen om mij in mijn lessen vooral bezig te houden met onze Nederlandse feesten en feestdagen, omdat dit een mooie koppeling biedt met het integreren in de Nederlandse samenleving en het, ten tijde van het maken van dit verslag, bijna Pasen is.

Dit onderwerp past bij kerndoel 47 van Ruimte en Tijd, omdat de leerlingen tijdens deze lessen leren over onze Nederlandse gebruiken en tradities. Hierin heb ik geprobeerd om de stof te laten aansluiten bij het niveau van groep 1/2 (oriëntatie op de wereld in kleine kring om je heen) en het niveau van groep 3/4 (oriëntatie op de omgeving van de kinderen als in de directe omgeving en daar omheen).

Ik heb ervoor gekozen om mij niet op slechts een niveau te focussen, omdat er kinderen in mijn klas zitten die nog nooit onderwijs genoten hebben en daardoor niet op het niveau van groep 3/4, de groep waar ze op basis van hun leeftijd in zouden moeten horen, zitten en dus eigenlijk een soort

‘oude’ kleuters zijn.

Het onderwerp feestdagen is lastig uit te leggen als zijnde erfgoed, maar ik denk dat, wanneer je er een goede uitleg aan koppelt, een heel eind komt. Zo vind ik dat feestdagen een onderdeel van erfgoed zijn, omdat:

- Feestdagen meestal (Thomese, 2008)“een koppeling hebben met een belangrijke gebeurtenis uit het verleden”. Zo weerspiegeld koningsdag de verjaardag van de koning en wordt er op 5 mei stil gestaan bij de vrijheid die wij in Nederland hebben verkregen na de bevrijding van de Duitse overheersing.

- Feestdagen en vooral feest en vrij zijn een (Thomese, 2008)“emotionele waarde” bij de kinderen vertegenwoordigen. Feestdagen zijn namelijk dagen waarop er feest gevierd wordt en feest wordt door vrijwel alle mensen leuk gevonden. Daarnaast is iedereen op een

nationale feestdag vrij, waardoor men bij elkaar kan komen en leuke dingen kan doen die herinneringen kunnen vormen. Een voorbeeld hiervan is Bevrijdingsdag, een dag waarin we de oorlog herdenken en een minuut stil zijn ter nagedachtenis aan hen die in de oorlog gestorven zijn. Maar ook het Suikerfeest, waarin de Moslims vieren dat de maand van het vasten afgelopen is heeft een emotionele waarde voor mensen, net zoals de hele Ramadan.

- Feestdagen een (Thomese, 2008)“tastbare waarde” hebben. Hoewel je een feestdag natuurlijk niet echt kan aanraken, kun je wel vernemen dat er een feestdag is, omdat mensen andere dingen doen/dragen en er op deze dagen een ander omgangspatroon is dan op de andere dagen in het jaar, bijvoorbeeld het zoeken van door de paashaas verstopte eitjes tijdens Pasen. De eitjes zijn vervolgens weer tastbaar en de omgang en kledij van de mensen zijn waarneembaar.

Omdat ik tijdens mijn lessen weinig echt kan uitleggen aan de kinderen – de kinderen snappen de taal immers niet – heb ik besloten om in elke les een aparte feestdag te behandelen. Ik heb ervoor gekozen om te beginnen bij een feestdag die de meeste kinderen van huis uit kennen. Dit is het Suikerfeest. Het fijne van het beginnen met het Suikerfeest is dat er een jongen die al langer in de klas zit en die dus al een beetje Nederlands kent ook moslim is. Hij heeft het Suikerfeest al vaker meegemaakt en weet dus

(10)

wat men tijdens het Suikerfeest doet. Daarnaast kan hij zich dus al een heel klein beetje uitdrukken in het Nederlands, waardoor ik dus een beetje een gesprek kon hebben in de klas.

Gedurende mijn tweede les wilde ik graag doorgaan met een feestdag waar de kinderen veel van zouden merken hier in Nederland. Ik heb ervoor gekozen om het Paasfeest te behandelen, omdat het tenslotte bijna Pasen is en dit voor de kinderen het eerste Paasfeest is. Daarnaast spreek ik tijdens deze les ook de kinderen die het Joodse geloof aanhangen aan. Op school willen we de kinderen vooral niet anders (als in minder ‘Nederlands’) behandelen dan de kinderen op een reguliere school en vandaar dus dat we hun betrekken bij de feestdagen, waaronder dus ook Pasen.

Voor mijn derde les wilde ik graag Koningsdag bespreken, omdat dit het eerste nationale feest is dat het Paasfeest en daarnaast heel erg belangrijk is voor de kinderen om inzicht te krijgen in Nederland, het land waar ze nu dus aangekomen zijn en hopelijk niet meer gaan verlaten. Door de koning te betrekken bij de les krijgen de kinderen inzicht in de staatsinrichting en daarnaast werk ik aan een soort van saamhorigheidsgevoel en inzicht in de Nederlandse Staatsinrichting. Het is namelijk niet alleen onze koning, maar ook de koning van het land waarin we allemaal wonen en dus ook een beetje hun koning.

§2.2: onderzoek naar het onderwerp

Informatie over het Suikerfeest:

(opvoeden.nl, n.d.) “Het Suikerfeest is een islamitisch feest waarmee het einde van de ramadan (vasten) wordt gevierd. Het offerfeest of slachtfeest vindt ruim twee maanden na de ramadan plaats.” De ramadan is een periode waarin islamieten overdag geen eten en drinken nuttigen en op die manier tot inkeer komen. Het is een manier om hun ziel te zuiveren, om zelfdiscipline te ontwikkelen en om zich solidair te voelen met de armen. Het is ook een van de vijf zuilen van de islam, net als de

geloofsbelijdenis en de rituele gebeden. Vrijwel alle islamieten vasten, behalve de islamieten van wie de gezondheid in gevaar komt wanneer zij niet eten. Onder deze mensen vallen zieke mensen, jonge mensen en zwangere mensen.

Na de ramadan vieren moslims het Suikerfeest. Dit is een uitbundig feest met veel zoete lekkernijen, zoals bijvoorbeeld Turks fruit of baklava. Moslims vieren het Suikerfeest samen met hun hele familie. Ze geven elkaar cadeaus en het is ook gebruikelijk om de armen iets te geven. ‘Zoet eten, zoet praten’ is het motto van het feest.

Moslims vieren het Suikerfeest drie dagen lang. In Nederland kun je er bij de meeste werkgevers en scholen één dag vrij voor vragen, zo ook op onze school.

Het Suikerfeest valt elk jaar op een andere datum. Dat komt doordat moslims de islamitische kalender hebben. Dit is een heel andere kalender dan de kalender die we in Nederland gewend zijn. De

verschillen hebben te maken met de stand van de maan en de zon. Daarbij zijn er ook verschillen tussen de tradities van verschillende landen en bevolkingsgroepen. Daardoor is het moeilijk te voorspellen wanneer het Suikerfeest precies begint.

Door mijn les met het Suikerfeest te laten beginnen, ben ik dicht bij de (Moslim) kinderen gebleven, waardoor de kinderen veel voorkennis hadden. Op die manier kon ik een goede koppeling maken met het begrip feest en feestdagen. Dit zorgt er dan weer voor dat de kinderen een goed beeld hadden bij de Nederlandse woorden. Op die manier hebben de kinderen veel van hun eigen kennis kunnen gebruiken tijdens de taalwerving.

Informatie over het Paasfeest:

(11)

(interkerk.nl, n.d.) “Het Paasfeest is zowel in de Oosterse als in de Westerse kerk het grootste feest van het liturgische jaar. Wij vieren met Pasen dat Jezus niet meer dood is maar leeft. Hij heeft de dood overwonnen. De Verrijzenis staat centraal in ons christelijke geloof. De verrijzenis van Jezus is de hoogste waarheid van ons geloof in Christus.

Zowel de christenen als de joden vieren Pasen: voor de joden is dit het Pasen van de geschiedenis, gericht op de toekomst; voor de christenen het Pasen dat zijn vervulling gevonden heeft in de dood en verrijzenis van Christus, hoewel ook zij nog altijd de uiteindelijke voltooiing verwachten.”

(KRO, n.d.) ”Het Paasfeest is niet een dag op zichzelf. Er zit een hele week aan het Pasen vast, waarin het leiden van Jezus Christus herdacht. Tijdens het Pasen herdenken we dus de wederopstanding van Jezus Christus. De week voor Pasen bestaat uit de volgende speciale dagen: Palmzondag, Witte donderdag, Goede vrijdag, Paaszaterdag en Paaszondag.

Palmzondag is de eerste zondag van de Goede Week en de kerk viert op die dag de intocht van Jezus Christus in Jeruzalem,

Witte donderdag is de dag van het laatste avondmaal, waarin Jezus Christus zei dat het brood diende te worden gegeten als zijn lichaam en de wijn gedronken moest worden als zijn bloed.

Sommige kerken doen op deze dag aan de zogeheten Voetwassing. Dit is een eerbetoon aan het geloof dat Jezus Christus als toonbeeld van nederigheid de voeten van twaalf leerlingen waste.

Goede Vrijdag is de dag waarop christenen het lijden en de Kruisdood van Christus intensief herdenken. Het woord 'Goede' wijst erop dat de Kruisdood heilzaam is geweest omdat op het lijden en sterven de verrijzenis is gevolgd. Jezus' dood is, net als het offer van het Joodse paaslam, dat ook op vrijdag werd geslacht, synoniem met bevrijding van dood en verderf. Door zijn leven te geven heeft Jezus de Christenen van hun Zonden verlost, zo gaat het geloof.

Paaszaterdag, ook wel Stille Zaterdag genoemd, is een dag van bezinning waarop wordt teruggekeken op Christus' lijden en sterven. In aanloop naar Pasen groeit het besef dat Jezus, die is 'nedergedaald ter helle', werkelijk gestorven is, maar tevens door zijn dood Duivel en dood voor eens en voor altijd heeft overwonnen. Onderdeel van Paaszaterdag is Paaswake. Paaswake is één van de oudste onderdelen van Pasen. De Paaswake vormt de overgang van de lijdensweek naar de vreugde van de Paastijd.

Paaszondag is het kerkelijke hoogtepunt van de Goede Week. Op deze zondag wordt de verrijzing gevierd.” Met andere woorden; er gordt gevierd dat Jezus Christus is opgestaan. Dit is de zogenoemde ‘hoogste waarheid van het Christelijk geloof’. Ook wel het belangrijkste aspect van het Christelijke geloof.

In Nederland linken wij de paashaas aan het Paasfeest. (Fs16, 2014) “De Paashaas is over komen waaien uit de tijd van de Germanen. De paashaas wordt gelinkt aan de Germaanse godin van de vruchtbaarheid en het lentefeest, Eastra genoemd.” (Ik zie u denken, dit lijkt op de Engelse naam van Paasen, Easter) Het paasfeest is dus een weerspiegeling voor het Lentefeest, met de daarbij

behorende haas van de Germanen.

Het Lentefeest is niet uitsluitend een feest van Nederland of Europa. Het is een feest dat in veel volkeren en culturen terugkomt, al heeft het Christendom dit gemaakt tot het paasfeest zoals wij het kennen.

(Fs16, 2014) “De eerste verhalen over de paashaas komen uit de 14e eeuw in Duitsland. Het volk vroeg zich af waar die mooie geschilderde eieren vandaan kwamen. Toch niet van een normale kip?

De (paas)haas en eieren zijn een vruchtbaarheidssymbool, omdat ze zich snel voortplanten. Dan zal de paashaas wel die mooie eieren geschilderd hebben. Het verhaal begon steeds meer vorm en facetten te krijgen: het dier was een echte kindervriend en sommige kinderen begonnen erin te geloven. Op paasochtend konden de kinderen zoeken in de tuin, want de paashaas had bij de brave kinderen (chocolade)eieren verstopt.”

(12)

Door bij mijn tweede les een Christelijk feest te gebruiken, heb ik ervoor gezorgd dat de les goed aansloot bij wat de kinderen binnenkort zouden meemaken. Op die manier heb ik ze voor kunnen bereiden op wat hen te wachten staat. Tegelijkertijd hebben de kinderen ook nu weer een bepaalde voorkennis, aangezien het Lentefeest wel bij de kinderen bekend is, alleen dan wel in een andere vorm.

Informatie over Koningsdag:

(Rijksoverheid, n.d.) “Tijdens koningsdag vieren wij Nederlanders de verjaardag van onze Koning.

Koningsdag is op 31 augustus 1885 begonnen als Prinsessedag. Dat was ter gelegenheid van de vijfde verjaardag van prinses Wilhelmina.” (Het koninklijk huis, n.d.) “Het initiatief komt van de liberalen, die met het feest de nationale eenheid wilden benadrukken.”

(Rijksoverheid, n.d.) “De eerste echte Koningsdag werd gevierd na het overlijden van koning Willem III in 1890. Koninginnedag was toen vooral een feestdag voor kinderen, omdat het ook de laatste dag van de schoolvakantie was. Later kregen steeds meer mensen een vrije dag op Koninginnedag en groeide het uit tot een nationale feestdag.”

Het onderwerp Koningsdag is een belangrijk element voor de burgerschap van Nederland. Het brengt ook een zekere vorm van burgerschapsvorming met zich mee wanneer we hier aandacht aan besteden op de basisschool.

Dit is op mijn school zeker niet anders. De kinderen kennen onze koning en koningin vermoedelijk niet, maar zullen hier vast wel mee in aanmerking komen op de zekere dag. Ook deze les is weer ter voorbereiding op wat de kinderen mee gaan maken.

Wat prettig is, is dat de kinderen over het algemeen wel bekend zijn met het begrip koning. Ze spelen, ook buiten de school, wel en bouwen dan kastelen (eigenlijk net zoals ‘onze’, Nederlandse kinderen). Bij kastelen horen koningen en dit kennen ze dus, ook al weten de kinderen dus niks van ons koningshuis.

(13)

Hoofdstuk 3: de door mij gegeven lessen

In dit hoofdstuk beschrijf ik de stappen die ik tijdens het samenstellen van de les heb gemaakt en hoe ik de lessen heb opgebouwd. Deze keuzes en stappen zal ik ook verantwoorden.

Wanneer u geïnteresseerd bent in dit lesformulier, inclusief de reflectie op de lessen, verwijs ik u door naar Bijlage 1.

§3.1: De voorbereiding op mijn lessen

Zoals u in het voorgaande hoofdstuk kon lezen, heb ik mijn inspiratie gehaald uit het thema feestdagen en ben ik begonnen met een feestdag die de meeste kinderen in mijn klas wel kennen. Hierna ben ik een stapje verder gegaan naar een feestdag die bij sommige kinderen bekend is en uiteindelijk heb ik een nationale feestdag behandeld die de kinderen hier in Nederland mogen blijven gaan meemaken dit jaar.

Omdat de kinderen natuurlijk geen Nederlands verstaan, heb ik tijdens mijn lessen veelal een middenweg moeten zoeken tussen een les waarin ik veel aan het uitleggen was en een voor de

kinderen maakbare opdracht. Dit was ontzettend lastig om te doen, omdat de opdracht een goede link moest hebben met het thema van de lessen en het vaak ruimte en tijd. Vooral dat laatste is natuurlijk ontzettend moeilijk wanneer de taal buiten beschouwing gelaten moet worden.

De eerste les:

Zoals u net heeft kunnen lezen, was het voor mij erg moeilijk om een goede opdracht voor deze lessen te bedenken. Gelukkig heb ik inspiratie gevonden in een les Mondeling Nederlands – nieuw. In deze les moesten de kinderen uit folders moesten knippen welke etenswaren ze wel lekker vonden en welke etenswaren ze niet lekker vonden. Ik heb voor mijn eerste les deze opdracht gebruikt, maar dan met een kleine twist. Ik heb de kinderen een papier gegeven waarop zij moesten aangeven of bepaalde lekkernijen bij het Suikerfeest hoorden of niet. Vervolgens heb ik papieren uitgedeeld waarop lekkernijen van het Suikerfeest en Hollandse lekkernijen afgebeeld stonden. Deze gerechten moesten de kinderen uitknippen en opplakken in de kolom gerechten die bij het Suikerfeest horen, dan wel in de kolom van gerechten die niet bij het Suikerfeest hoorden. Ik heb er bij deze opdracht voor gekozen om de kinderen samen te laten werken. Bij voorkeur wilde ik de kinderen laten samenwerken in tweetallen waarvan een van het tweetal een moslim is en het andere kind niet. Op die manier heb ik ervoor gezorgd dat de kinderen moesten overleggen en zo heb ik dus gezorgd voor taalstimulering tijdens de les.

Omdat ik tijdens mijn les zo veel mogelijk zintuigen wilde prikkelen, heb ik Baklava meegenomen. Dit is (volgens het meest aangenomen gezegde) een van oorsprong Turkse lekkernij die door zijn ontzettend gezoete smaak onmisbaar is op het Suikerfeest. Ook heb ik andere etenswaren meegenomen, zoals Indische cake en fruit. Dit eten hoort niet op het Suikerfeest thuis en het leek mij een mooie afsluiting om enkele kinderen geblinddoekt te laten proeven en te laten omschrijven wat ze proefden. Op die manier wilde ik de klas laten nadenken welke smaken thuishoren op het Suikerfeest. Uit

organisatorische overwegingen heb ik ervoor gekozen om per groepje een kind naar voren te halen om geblinddoekt te laten proeven en de rest van de klas ook te laten proeven. Dit omdat de kinderen de verschillende Nederlandse benamingen van smaken niet kennen en ze dus niet kunnen uitleggen wat ze proeven. Deze opdracht van het proeven heb ik ingezet als een soort van evaluatie van de les.

De tweede les:

Tijdens deze les wilde ik graag beeldend te werk gaan. Ik ben de les begonnen met het voorlezen van een prentenboek over Pasen. Het prentenboek dat ik besprak is Hoera, het is bijna Pasen! van Anita Engelen. Omdat de kinderen de simpelste taal nog niet begrijpen, heb ik het boek niet letterlijk voorgelezen, maar de handeling in het verhaal uitgelegd. Ik heb gezegd dat er in Nederland eitjes

(14)

worden verstopt door een paashaas en dat de kinderen deze op moeten zoeken en deze dan op mogen eten.

Hierna heb ik de klas in kleine groepjes verdeeld die alleen een paashaas mochten knutselen van strookjes papier die op elkaar geplakt dienen te worden. Uiteindelijk ontstaat er dan een paashaas die stevig genoeg is om mee te spelen en zo het paasfeest na te spelen. Dit uitspelen was ook de uiteindelijke evaluatie op de les.

Uit organisatorisch oogpunt heb ik de klas in 5 groepen verdeeld van elk 3 leerlingen die samen met mij een paashaas mochten maken, terwijl de andere kinderen aan het spelen waren. Ik heb de groepen op die manier verdeeld om zo alle kinderen optimaal te kunnen helpen. Dit helpen is nodig, omdat ik de opdracht al doende moet uitleggen en de meeste kinderen nog nooit onderwijs hebben genoten, laat staan Nederlands onderwijs. Hierdoor zijn ze nog niet zo sterk ontwikkeld in hun motoriek om een kwastje of andere fijne voorwerpen vast te pakken en te controleren.

De derde les:

Deze les wilde ik besteden aan een Nationale feestdag. Ik heb uiteindelijk gekozen om Koningsdag te bespreken met de kinderen. Ik wilde deze les wederom beginnen met een verhaal. Het verhaal dat ik wilde bespreken moest gaan over een koning, zodat de kinderen hier een goed beeld bij konden krijgen. Uiteindelijk heb ik ervoor gekozen om Hiephoi, Koningsdag van Janny van Besten bij deze les te gebruiken. Dit boek gaat over kinderen die koningsdag vieren en is heel erg vanuit het oogpunt van kinderen beschreven. Hierdoor is het heel herkenbaar voor de kinderen.

Ook dit verhaal heb ik vervolgens met de kinderen enkele woordjes opgehaald die met feest te maken hadden, zoals de taart, de slingers, het feest, de feestmuts, de ballonnen en ga zo maar door. Deze dingen heb ik ook op het bord getekend, zodat de kinderen een beeld hadden bij hoe ze dit moesten tekenen. Dit was dan ook mijn vervolgopdracht. De kinderen moesten een tekening maken van een koningsfeest. Hiervoor mochten ze gebruik maken van kleurpotloden, stiften, wasco en mochten ze confettisnippers op het papier plakken. Om deze opdracht een beetje tastbaarder voor de kinderen gaf ik ze de opdracht mee dat ze zich moesten voorstellen dat de koning bij ons op school zou komen om koningsdag te vieren. De kinderen mochten dan tekenen hoe het lokaal eruit zou zien en wat voor spellen ze met de koning zouden doen. Vervolgens heb ik de overweging gemaakt om de kinderen die geen goed ontwikkelde motoriek hebben bij elkaar aan de instructietafel te zetten, zodat ik wist op welke kinderen ik mij moest focussen om hulp te bieden tijdens het tekenen.

Het was mijn plan om de les af te sluiten met het laten zien van de door de kinderen gemaakte tekeningen. Dit ging helaas niet door doordat er een probleem ontstond op school. Hierover kunt u meer lezen in de volgende paragraaf.

§3.2: De lessen in de praktijk en een reflectie hierop

De eerste les:

De les verliep eigenlijk best wel prima. Ik kreeg de kinderen goed mee, zeker in het laatst. De kinderen werden enthousiast toen ze de dingen mochten proeven. Dit was ook een beetje te merken aan het toenemende volume van de kinderen.

De doelen zijn gehaald en de taalstimulering die ik tijdens deze les als een van de doelen had ging gewoon super goed. Ook de voorbereiding op de les ging gewoon goed, al was het begin een beetje lastig, omdat ik iets totaal nieuws moest aanbieden.

Ik wel moet zeggen dat het wel behoorlijk wennen was. Dergelijke lessen worden namelijk niet gegeven op school en in mijn groep. Het ging zelfs een beetje tegen mijn gevoel in. Maar ik moet zeggen dat ik niet ontevreden ben over het verloop van de les. Zeker niet als ik terugkijk op de stage die ik afgelopen half jaar had. Daar greep mijn coach in tijdens mijn les en verloor ik de grip op de klas. Gelukkig is dat hier niet zo. Iedereen is positief en dat werkt zeer motiverend.

Afgezien van mijn gevoel tijdens de les kunnen zowel ik als mijn coach niet zeggen dat er echt dingen zijn die beter moeten.

(15)

Tijdens deze les hebben de kinderen nieuwe woorden geleerd en dat is altijd goed. De les was ook wel aansprekend voor de kinderen, gezien de tijd van het jaar en het steeds terugkeren van het thema in bijvoorbeeld het rekenwerk.

Tijdens deze les was mijn gevoel ook wat beter. Ik stond echter en overtuigder les te geven. les te geven, al moet ik zeggen dat dit voor mijn gevoel niet een geschiedenisles was. Maar dat is ook niet erg, zie dat maar eens te doen op een NT2 school met kinderen die soms pas een week of een maand in Nederland zijn

De derde les:

De les verliep een beetje rommelig. Dit had alles te maken met de stroom die op een gegeven moment uitviel. Onze school is namelijk kortgeleden verhuisd naar een nieuw gebouw, samen met de reguliere school. Omdat onze school als eerste uit het oude gebouw moest vertrekken, ook al waren de nieuwe gebouwen nog niet gebruiksklaar, waren bepaalde dingen nog niet helemaal klaar op beide scholen.

Precies tijdens mijn les werden de wijkkasten omgezet en had de wijk een paar uur geen elektriciteit.

Dit wisten wij als school niet en dus kwam alles vrij onverwacht. Wij kunnen dat wel redelijk goed handelen, maar de kinderen niet. Zij zijn al zwaar getraumatiseerd en dit hielp niet bepaald mee.

Waar het voor ons gewoon het licht is dat uitvalt, is het voor het gros van de kinderen op onze school een reis terug naar bijvoorbeeld Syrië. De kinderen raakten in paniek en van de les bleef niets meer over. Wij hebben toen besloten om de kinderen te laten buitenspelen, zodat ze uit de situatie zouden zijn.

Hierdoor viel alleen mijn evaluatie wel in het water. Als dat alleen het ergste is, hoort u mij niet klagen.

Ik ben al lang blij dat de kinderen weer gewoon in school kunnen zijn, zonder dat ze bang zijn. In overleg met mijn coach hebben we besloten om de evaluatie maar te laten. Het kan namelijk zijn dat de kinderen het een met het ander gaan verbinden en weer in paniek raken. Dat is natuurlijk nooit de bedoeling en dus hebben we voor zekerheid gekozen en het gelaten voor wat het waard was.

Mijn gevoel in het algemeen:

Kortgezegd alle lessen gingen op zich prima, maar dezen voelden niet aan als lessen voor ruimte/tijd.

Dat heeft alles te maken met mijn beeld bij geschiedenislessen. Ik kan mij van mijn basisschooltijd herinneren dat er altijd een groot boek tevoorschijn kwam met daarin een verhaal over iets of iemand die in die tijd leefde enzovoort.

De lessen die ik gaf waren dat niet echt, maar eerlijk gezegd vind ik dat niet erg. In mijn klas wordt geen geschiedenis gegeven en dat is in dit geval niet raar. Deze kinderen moeten eerst de taal maar eens leren en dan hopen dat ze hier in Nederland mogen blijven en ooit naar een reguliere basisschool mogen waar ze daar de vakken zoals geschiedenis wel krijgen. Hoewel de feedback die ik van mijn coach kreeg best positief is en ik ook zeker tevreden kan terugkijken op hoe de lessen gingen, vind ik deze opdracht in mijn geval enorm kunstmatig. Ik heb de opdrachten uitgevoerd, maar heb er nooit echt achter gestaan voor mijn gevoel. Dat is wellicht ook mijn eigen ding, maar als ik stageloop op deze school dan wil ik de kinderen helpen, vooruitbrengen, leren hoe ze de taal moeten gebruiken en zorgen dat ze zo snel mogelijk op een reguliere school komen zodat ze een toekomst hebben. In dit stadium vind ik niet dat een les erfgoed daarbij past. Natuurlijk kan ik terugkijkend zeggen dat de kinderen ook op het gebied van taal veel hebben opgestoken en dat mijn lessen echt wel effect gehad hebben, maar op deze scholen wordt niet voor niks weinig aandacht besteed aan geschiedenis. Hier hebben de kinderen op dit moment nog geen baat bij, de boodschap komt gewoon nog niet over.

In ieder geval ik heb de lessen gegeven. En daar ben ik blij mee. Misschien moet ik ook wel gewoon niet meer van de lessen willen maken dan dit en moet ik mijn gevoel niet zo laten spreken, maar ik voel gewoon een hele sterke band met deze kinderen die al zo veel hebben moeten doorstaan en ik wil ze gewoon zo ontzettend graag helpen, dat ik er moeite mee heb om dingen te doen waarbij ik nog niet zo snel de effectiviteit van de lessen inzie. Laat dat dan maar een leerpunt zijn. Ik moet mijn gevoel bij tijden maar een beetje aan de kant zetten en wat meer klinisch denken. Met andere woorden: ik moet deze opdracht doen, dus ik doe het en ik laat mijn gevoel minder spreken. Wanneer ik dit dan gedaan heb en de lessen goed gegaan zijn moet het voor mij ook klaar zijn. Hier ga ik de komende tijd aan werken.

Wie weet sta ik later voor een NT2 groep en geef ik wel gewoon elke week een les erfgoed. Ik ga in ieder geval mijn best doen. De tijd zal het leren.

(16)

Afsluiting

De afsluiting die u hieronder kunt lezen, dient als een algemene reflectie die op mijn handelen en de nieuwe zaken die ik tijdens het maken van dit verslag en het uitvoeren van de opdrachten die ik voor dit verslag heb moeten doen. Aan het einde van deze afsluiting heb ik nieuwe leerdoelen voor mijzelf opgesteld waar ik vanaf heden aan zal werken om zo verder te kunnen groeien.

Als eerste wil ik zeggen dat dit verslag heel mooi doorborduurt op het verslag van geschiedenis in Pabo 1, maar dat ikzelf weinig koppeling tussen de vakken beeldende vorming en tijd en ruimte heb ervaren. Dit geldt zowel voor de lessen op de NHL als voor de opdrachten die bij beide verslagen horen. Dit zorgt er, in mijn ogen, voor dat er veel dubbel werk moet worden gedaan en dat vind ik persoonlijk niet heel erg prettig. Ik snap wel dat de Pabo toewerkt naar overkoepelende opdrachten met grotere eenheden als het gaat om EC’s, maar ik zou het fijn vinden als de lessen en opdrachten van beide vakken wat meer in elkaar gevlochten zouden worden, zodat er meer eenheid ontstaat en ik als student niet met twee heel verschillende onderdelen bezig ben.

Daarnaast zou ik het persoonlijk prettig vinden als er iets meer houvast zou zijn wat betreft studenten in ‘andere’ stageomgevingen. Ik ben namelijk van mening dat ik meer moeite met deze opdracht had dan andere studenten die stagelopen op het regulier onderwijs. Ik had tijdens het geven van deze lessen namelijk de handicap dat mijn kinderen niet gewend zijn om deze lessen te krijgen en ik niet veel kon uitleggen in mijn les, omdat de kinderen het toch niet zouden oppikken. Daarom kregen mijn lessen en daardoor ook dit verslag een heel erg kunstmatig karakter en dat vind ik persoonlijk jammer, omdat ik er meer van had kunnen leren indien ik stage zou lopen op een reguliere school. Vandaar dat ik het prettig zou vinden als er een mogelijkheid zou zijn om een andere soort opdracht te doen die meer raakvlakken heeft met mijn stageplaats. Op die manier zou alles een veel natuurlijker karakter hebben en zou ik veel meer (voor NT2 onderwijs) toepasbare dingen kunnen leren, in plaats van dit, in mijn ogen, toch vrij theoretische en niet heel toepasbare manier van werken voor dit verslag. Dit dient overigens niet zozeer als kritiek op de opdracht opgevat te worden, maar meer als een vraag tot aanvulling van de opdracht voor studenten die op een ‘bijzondere’ stageplaats ingedeeld zijn.

Tot slot wil ik graag zeggen dat dit verslag mij absoluut wel iets opgebracht heeft. Zo heb ik kunnen oefenen met het geven van een les, waarbij ik vakken als ruimte en tijd aan pedagogiek,

burgerschapsvorming en beeldende vorming heb kunnen koppelen. Ik heb zelf moeten uitvogelen hoe ik hier een passend geheel van moest maken en dit is uiteraard erg leerzaam.

Voor zover het in mijn situatie mogelijk was, is er, in mijn ogen, een goed product uit gekomen, al moet ik zeggen dat het proces nog wel eens vraagtekens bij mij opriep.

Door het maken van dit verslag ben ik er meer achter gekomen hoe lastig het is om deze bijzondere groep kinderen iets te leren en hoe lastig het is om taal zichtbaar te maken. Hier heb ik goed mee kunnen oefenen, al moet ik zeggen dat ik nog wel veel moeite had om mijn uitleg kort genoeg te maken om de kinderen mee te geven wat ik wilde meegeven en daarnaast een goede opdracht te bedenken en uit te voeren voor de kinderen.

In het vervolg zal ik verder moeten oefenen met deze lesstructuur.

Een goede lesstructuur voor kinderen van de onderbouw voor een NT2 school kenmerkt zich door de volgende verhouding 5:20:5, waarin de eerste vijf staat voor een uitleg, passend bij het niveau van de groepen kinderen in de klas, de twintig staat voor een opdracht die maximaal 20 minuten duurt en waarbij ik als leraar voortdurend rondloop en probeer de kennis voor de kinderen te vertalen en de laatste vijf minuten bestaan uit evaluatie.

Hier zal ik voor de tijd die ik nog heb op deze school aan werken om mij de manier van lesgeven op een NT2 school eigen te maken.

(17)

Geraadpleegde werken:

Fs16. (2014, februari 14). Waar komt het verhaal van de paashaas vandaan? Opgeroepen op maart 25, 2018, van Kunst en cultuur infonu: https://kunst-en-cultuur.infonu.nl/feestdagen/127003- waar-komt-het-verhaal-van-de-paashaas-vandaan.html

Het koninklijk huis. (sd). De geschiedenis van Koningsdag. Opgeroepen op maart 25, 2018, van Het Koninklijk Huis: https://www.koninklijkhuis.nl/onderwerpen/koningsdag/geschiedenis- koningsdag

interkerk.nl. (sd). Hoogfeest van Paasen. Opgeroepen op maart 25, 2018, van Interkerk.nl:

http://www.paasfeest.nl/frame_pasen.htm

KRO. (sd). het Paasfeest. Opgeroepen op maart 25, 2018, van KRO:

https://www.kro.nl/katholiek/abc/paasfeest

opvoeden.nl. (sd). Suikerfeest. Opgeroepen op maart 25, 2018, van Opvoedinformatie:

https://www.opvoeden.nl/basisschoolkind/maatschappij-en-samenleving/feestdagen-en- vieringen/suikerfeest/

Rijksoverheid. (sd). Koningsdag. Opgeroepen op maart 25, 2018, van Rijksoverheid:

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/koninklijk-huis/vraag-en-antwoord/wat-is- koningsdag

Thomese, M. (2008). Erfgoedonderwijs op de basisschool. Assen: van Gorcum.

(18)

Bijlage 1: de lesformulieren en feedback

Les 1:

(19)
(20)
(21)
(22)
(23)

Les 2:

(24)
(25)
(26)
(27)
(28)

Les 3:

(29)
(30)
(31)
(32)
(33)
(34)

Bijlage 2: de foto’s

(35)
(36)
(37)

Bijlage 3: het schoolprotocol

Geachte docenten van de Pabo, Drachten, 06-03-2018 Henrik Smit, Stagiair op OBS de Vlinderboom, heeft mij gevraagd of hij in het kader van opdrachten vanuit de Pabo in de lessen mag filmen, waarin de leerlingen te zien en te horen zijn.

Na overleg met de directrice kunnen wij hier echter geen goedkeuring voor geven omdat wij niet weten of de ouders van de leerlingen dit goed vinden.

Omdat de communicatie met de ouders uiterst moeizaam verloopt omdat de ouders de taal niet spreken en niet allemaal kunnen lezen, hebben wij op school de regel dat er niet gefilmd wordt tijdens de lessen om zo het risico dat leerlingen gefilmd worden zonder toestemming van de ouders.

Wanneer Henrik buiten de lessen om wil filmen, vinden wij dit natuurlijk wel goed, mits de leerlingen niet zichtbaar of hoorbaar vastgelegd worden.

Wij hopen op uw begrip.

Met vriendelijke groet, Nynke Volbeda

Groepsleerkracht groep 3/4 OBS de Vlinderboom

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Leerkrachten leren voor het betreffende taaldomein wat effectieve leerkrachtvaardighe- den zijn en hoe ze die vaardigheden kunnen toepassen tijdens de taal- of leesles, bij

geschiktheidsverklaring Verklaring die wordt afgegeven door een hogeschool aan degene die blijkens het geschiktheidsonderzoek voldoende geschikt wordt geacht voor het beroep van

Voor deze varianten heeft de opleiding de informatie voor de Onderwijs en ExamenRegeling (OER) en het OpleidingsStatuut (OS) in verschillende documenten beschreven.. In dit deel

 Zet de zin in een andere tijd (Hij had het me zelf beloofd); heeft verandert; beloofd blijft hetzelfde, dus is het geen persoonsvorm; het is ook geen infinitief, dus is beloofd

Door het starten van een nevenvestiging zal hier naar verwachting in belangrijke mate verandering in kunnen brengen; het is aantrekkelijker voor potentiële studenten omdat er

Het onderwerp zal vermoedelijk zo nieuw zijn voor de kinderen, dat ik veel moet uitleggen en de opgaven niet gemaakt worden of afgemaakt kunnen worden tijdens deze les...

Wat ik irritant en vervelend vind is dat aan de ene kant de school wordt geacht (in het kader van passend onderwijs) heel veel kinderen toe te laten die een specifieke

Tevens heb ik bij de werkbladen kijkvragen toegevoegd, waardoor de kinderen beter zouden waarnemen en er zo meer ruimte voor conceptontwikkeling bij de kinderen zou zijn, aangezien de