• No results found

NHL Hogeschool. Leraar Basisonderwijs. Studiejaar 2017/ 18. Verslag Taal in de zaakvakken. Henrik Smit. Studentnummer:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "NHL Hogeschool. Leraar Basisonderwijs. Studiejaar 2017/ 18. Verslag Taal in de zaakvakken. Henrik Smit. Studentnummer:"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

NHL Hogeschool

Leraar Basisonderwijs Studiejaar 2017/’18

Verslag Taal in de zaakvakken

Henrik Smit

Studentnummer: 466263

Klas: 2A

(2)

2 12 december 2017,

NHL Hogeschool, Leeuwarden Leraar basisonderwijs

Verslag Meer willen met verschillen Door: Henrik Smit, Leeuwarden Smit1601@student.nhl.nl Begeleidend docent: Dolf Strik Controleur: Dolf Strik

Samenvatting

In dit verslag heb ik beschreven wat de beginsituatie van de leerlingen in mijn stageklas is op het gebied van de zaakvakken, zoals Natuur, Techniek en Gezond en redzaam gedrag. Ook heb ik de lessen die ik aan mijn klas heb gegeven beschreven. Omdat ik dit verslag heb gemaakt voor de module Taal in de zaakvakken, zal ik in dit verslag dieper in gaan op de taal en het leren van nieuwe woorden die de kinderen zijn tegengekomen, gedurende de lessen Natuur, Techniek en Gezond en redzaam gedrag die ik heb gegeven.

Gedurende de les Natuur heb ik het gehad over de bijzondere eigenschappen van water. Ik heb de kinderen verschillende proefjes laten doen met water, waarbij telkens een eigenschap van het water centraal stond. De kinderen hebben bij de experimenten een werkblad gekregen waar informatie op stond over het experiment en waar vragen op stonden die tijdens het uitvoeren van het experiment gemaakt dienden te worden.

Deze les heb ik gegeven vanuit een onderzoekende didactiek en dus heb ik de kinderen onderzoek laten doen naar de eigenschappen van water, waarna de onderzoeken en de bevindingen gedeeld dienden te worden in de vorm van een korte presentatie van de kinderen en ik eventueel nog dingen kon verduidelijken.

De les Techniek die ik gegeven heb, heb ik geweid aan gebouwen. De SWS zit momenteel gehuisvest in een gebouw dat niet aan de eisen voldoet en de verwachting is dat binnen nu en twee

(3)

jaar een nieuw schoolgebouw gereed zal zijn. Hier heb ik op ingespeeld door een les te geven over constructies en waarbij ik de kinderen zelf een idee heb laten maken over hoe de nieuwe school er volgens hun uit moet komen te zien.

Bij de les Gezond en redzaam gedrag heb ik het met de kinderen gehad over pesten in de klas. In mijn klas zijn namelijk erg veel sociale problemen en de sociale cohesie in mijn klas is slecht.

Logisch ook, mijn klas is pas sinds dit jaar samengevoegd tot een klas. Tijdens deze les heb ik de kinderen een persoonlijk verhaal laten vertellen, in de hoop dat de kinderen meer naar elkaar toe zouden groeien. Ook hebben we een monument gemaakt, waarin wij al onze persoonlijke verhalen visueel hebben gemaakt.

(4)

4

Voorwoord

Achtergrondinformatie met betrekking tot dit verslag:

Dit verslag heb ik gemaakt voor de module Meer willen met verschillen. Deze module bestaat uit een aantal verslagen, waarbij wordt ingegaan op de vakken rekenen; taal; Natuur, Techniek en gezond gedrag. In dit verslag gebruik ik de lessen die ik heb gegeven voor Natuur, Techniek en gezond en redzaam gedrag, waarbij ik een link maak met de taal die ik bij deze lessen heb gebruikt.

Mijn stageschool en stageklas:

Dit jaar loop ik stage in groep 6 van de SWS Sint Jabik, te sint Jacobiparochie. Deze groep is begin dit jaar gefuseerd. Overigens is de school ook pas begin dit jaar gefuseerd, waardoor niet alle kinderen hetzelfde niveau hebben en er nog veel onduidelijkheden aanwezig zijn in de groep en in de school.

Door de vele (sociale) problemen die in de groep heersen en het feit dat het onderwijs in de twee scholen waaruit de SWS is ontstaan niet erg goed was, hebben de kinderen in de voorgaande jaren niet veel geleerd, waardoor de resultaten in mijn klas ronduit slecht zijn. Deze slechte resultaten beperken zich niet alleen tot slechts één vakgebied, de leerlingen scoren vrijwel alle vakgebieden slecht tot zeer slecht. Er zijn enkele uitzonderingen, maar door de bank genomen kan worden geconcludeerd dat circa 80% van de leerlingen (ver) onder het landelijk gemiddelde scoort op de dagelijkse vakken op school.

Verder heeft mijn school momenteel nog geen vaste methodes voor de vakken geschiedenis/tijd, aardrijkskunde/ruimte, biologie/natuur, techniek, gedrag enz. Wat mijn school momenteel wel heeft is een proefversie BLINK, waarbij de onderdelen ‘wereldoriëntatie’, ‘studievaardigheden’ en

‘geïntegreerd’ in beperkte mate toegankelijk zijn voor ons als docenten en voor de kinderen. Er is echter nog geen overeenstemming of deze methode dit jaar zal blijven of niet. In de jaren hiervoor werkten de kinderen op de twee basisscholen met verschillende, verouderde methodes en werkten zij ook nog eens in combinatieklassen, waardoor de beheersing van de kinderen in mijn klas op veel terreinen uiteenlopen en het lastig lesgeven is voor de docenten en mij als stagiair, omdat de klas geen eenduidige beginsituatie heeft.

(5)

Inhoudsopgave

In dit verslag komen de volgende onderdelen aan bod:

Samenvatting...2

Voorwoord ...4

Inhoudsopgave ...5

Inleiding ...6

Hoofdstuk 1: de natuurles ...7

§1.1: aangeboden contexten ...7

§1.2: activiteiten ...7

§1.3: kennisconstructie...7

§1.4: conceptontwikkeling ...8

§1.5: misconcepties...8

Hoofdstuk 2: de techniekles ...9

§2.1: aangeboden contexten ...9

§2.2: activiteiten ...9

§2.3: kennisconstructie...9

§2.4: conceptontwikkeling ... 10

§2.5: misconcepties... 10

Tijdens het geven van deze les, kwam ik geen echte misconcepties bij kinderen tegen, echter de kinderen wisten vrijwel niets van het onderwerp af. Dit komt waarschijnlijk doordat het onderwerp redelijk specifiek is en dit weinig tot niet op scholen wordt behandeld. Zeker niet op een school waarop geen aandacht wordt besteed aan het vak techniek. ... 10

Hoofdstuk 3: de les gezond en redzaam gedrag ... 11

§3.1: aangeboden contexten ... 11

§3.2: activiteiten ... 11

§ 3.3: kennisconstructie ... 11

§3.4: conceptontwikkeling ... 12

§3.5: misconcepties... 12

Tijdens het geven van deze les, kwam ik geen echte misconcepties bij kinderen tegen, echter de kinderen wisten vrijwel niets van het onderwerp af. Dit komt waarschijnlijk doordat het onderwerp zeer specifiek is en dit niet op scholen wordt behandeld. Natuurlijk wordt het pesten wel behandeld op school, maar de creatieve opdracht die ik hieraan verbonden heb, wordt nooit gegeven, waardoor de kinderen geen misconcept hebben m.b.t. dit concept. ... 12

Afsluiting ... 13

Geraadpleegde bronnen ... 14

Bijlage 1: de werkbladen... 15

Bijlage 2: het DNA-project ... 25

Bijlage 3: de lesformulieren ... 26

(6)

6

Inleiding

Zoals u wellicht al eerder heeft gelezen, heb ik dit verslag gemaakt voor de module Meer willen met verschillen, waarbij ik bij dit verlag dieper inga op het onderdeel Natuur, Techniek en gezond gedrag.

Door het maken van dit verslag, hoop ik te bereiken dat ik meer inzicht krijg in het (het belang van het) integreren van taal in andere vakken, zoals de vakken natuur, techniek en Gezond en redzaam gedrag.

Informatie vooraf over bijv. mijn bevindingen tijdens het uitvoeren van de opdrachten.

Om u een globaal inzicht te geven van wat waar in dit verhaal aan bod komt, volgt hieronder een korte beschrijving van de structuur van dit verslag.

• In hoofdstuk 1 heb ik de door mij gegeven natuurles beschreven, waarbij ik een onderscheid heb gemaakt tussen mijn voorbereiding op de les, de les in de praktijk en de reflectie op de les.

• In hoofdstuk 2 heb ik mijn techniekles beschreven, waarbij ik dezelfde onderverdeling heb gemaakt als u hierboven heeft kunnen lezen.

• In hoofdstuk 3, tevens het laatste hoofdstuk, heb ik mijn les gezond en redzaam gedrag beschreven. Ook dit hoofdstuk heb ik op dezelfde manier opgebouwd als de hoofdstukken 1 en 2.

Na hoofdstuk 3 volgt een afsluiting, waarbij ik voor u kort de belangrijkste zaken die ik tijdens de door mijn gegeven lessen geleerd heb op een rijtje zet.

Wanneer u geïnteresseerd bent in de gedetailleerde lesformulieren, inclusief de feedback die ik verkregen heb van mijn stagecoach, dan verzoek ik u om een kijkje te nemen in de bijlagen.

(7)

Hoofdstuk 1: de natuurles

De les natuur die ik heb gegeven stond in het teken van de bijzondere eigenschappen van water. Ik heb voor dit onderwerp gekozen omdat dit mij zeer aansprak toen ik deze les op de Pabo kreeg en de kinderen in mijn klas echte ‘buitenkinderen’ zijn, die veel buiten bezig zijn en dus veel van het onderwerp afweten. Tevens hadden de kinderen het bij het vak BLINK-wereldoriëntatie over de waterkringloop, waardoor ik een mooie koppeling kon maken met dat vak.

§1.1: aangeboden contexten

Tijdens deze les heb ik geprobeerd om een zo groot mogelijk scala aan verschillende proefjes aan te bieden die allemaal een andere eigenschap van water centraal stellen. Alle proefjes komen van de website proefjes.nl en zijn door mij aangepast op het niveau van de kinderen, zodat de proefjes te begrijpen zouden zijn voor de kinderen.

Ik heb ervoor gekozen om het informatieblad en het proefjesblad samen te voegen, waarbij de kinderen eerst informatie gaan lezen en deze later gaan toepassen, zodat de kinderen meer inzicht zouden hebben tijdens het doen van de proefjes.

Tevens heb ik bij de werkbladen kijkvragen toegevoegd, waardoor de kinderen beter zouden waarnemen en er zo meer ruimte voor conceptontwikkeling bij de kinderen zou zijn, aangezien de kinderen eerst een hypothese moeten maken en vervolgens door het waarnemen en het bestuderen van de theorie hun concept van de desbetreffende eigenschap van water kunnen aapassen.

De proefjes die ik heb gebruikt, kunt u vinden in Bijlage 1.

§1.2: activiteiten

Om de kinderen de context te laten bestuderen, ben ik de les begonnen met het maken van een klassikale woordspin, waarbij ik de kinderen heb gevraagd naar wat zij van water wisten, in de meest brede vorm van het woord. Er waren geen foute antwoorden en alle antwoorden van de kinderen zijn behandeld. Hieruit kwamen standaarddingen, zoals: water is nat, water kan iets schoonmaken, water kan condenseren, water kan bevriezen. Juist die laatste twee verbaasden mij, omdat ik niet had ingecalculeerd dat er een kind was die de betekenis van het woord condenseren wist en dit kon koppelen aan een eigenschap van water.

Nadat wij een klassikale woordspin hebben gemaakt, ben ik naar de fase van verwondering gegaan.

Gedurende deze fase heb ik door middel van een proefje aangetoond dat water niet altijd nat maakt. Door een propje in een glas te doen, blijft er lucht in het glas, waardoor het propje niet nat wordt. Op die manier heb ik geprobeerd de kinderen te prikkelen; er is namelijk meer dan wat wij weten en processen verlopen nou eenmaal niet altijd zoals wij verwachten.

§1.3: kennisconstructie

Begrippen:

- Experiment – proefje.

- Eigenschap – iets wat karakteristiek is voor iemand of iets.

- Microscoop – apparaat waarmee iets groter zichtbaar wordt dan het is. Een soort supervergrootglas.

- Kleurstof – stof om iets te kleuren.

- Opnemen – deel van een geheel laten worden.

- Oplossen – Iets dat in iets anders opgaat.

- Mengen – bij elkaar doen van dingen en die tot één geheel maken.

- Molecuul – het kleinste deeltje van iets. Dit kun je niet met het blote oog zien.

(8)

8 - Kleurenspectrum – alle kleuren die wij met onze ogen kunnen zien.

Toepassen van de 4-tact-didactiek

1. Voorbewerken: ik maak een woordspin over alles wat de kinderen weten van water.

2. Semantiseren: ik doe een proefje over water, waarin laat zien dat bepaalde eigenschappen, zoals dat water nat maakt, niet altijd opgaan.

3. Consolideren: de kinderen doen proefjes waarbij een eigenschap van water centraal staat.

Door het maken van deze proefjes maken de kinderen kennis met een bepaalde eigenschap van water en leren zij dit benutten.

4. Controleren: De kinderen presenteren hun proefjes aan de rest van de klas en leggen uit wat er gebeurt. Wanneer hier foutjes in zitten, zal ik ze uiteggen.

§1.4: conceptontwikkeling

Bij deze les stond het concept ‘water’ centraal.

Om er eerst achter te kome wat de kinderen al weten van het onderwerp, ben ik begonnen met het opstellen van een klassikale woordspin.

Om de eigenschappen van water, benodigd bij het concept water, te verduidelijken heb ik verschillende proefjes aangeboden die een eigenschap van water centraal stellen. Deze proefjes bevatten een theoretische verdieping en verschillende vragen, zoals een hypothese en kijkvragen, die allen aan het einde van de les gepresenteerd dienden te worden De theoretische verdiepingen bij de eigenschappen heb ik vereenvoudigd, zodat dit te begrijpen zou zijn voor de kinderen, waardoor de concepten op een optimale manier ontwikkeld konden worden.

§1.5: misconcepties

Tijdens het geven van deze les, kwam ik de volgende misconcepties bij kinderen tegen:

- Water kun je niet zien. Hoewel je wel het water in een glas ziet, kun je verder niets zien van water.

- Als je bepaalde dingen niet meer kunt zien, zijn ze weg. Als je niet meer kunt zien dat er zeep in het water zit, zit er ook geen zeep meer in het water.

- Als water bevriest en het ijs wordt, is het geen water meer.

- Wanneer water gasvormig wordt, is het geen water meer.

Deze misconcepties heb ik gedurende mijn uitleg en de proefjes allemaal kunnen tackelen. Zo heb ik bij elke misconceptie een sterk tegenargument gegeven, dat ik kon onderbouwen met de verhalen die ik bij de proefjes heb bijgevoegd.

Ook de misconcepties die tijdens het presenteren aan het licht kwamen (vb. wanneer je geen zeep meer ziet, is het er niet meer) heb ik getackeld.

(9)

Hoofdstuk 2: de techniekles

De les Techniek die ik gegeven heb, heb ik geweid aan gebouwen. De SWS zit momenteel gehuisvest in een gebouw dat niet aan de eisen voldoet en de verwachting is dat binnen nu en twee jaar een nieuw schoolgebouw gereed zal zijn. Hier heb ik op ingespeeld door een les te geven over constructies en waarbij ik de kinderen zelf een idee heb laten maken over hoe de nieuwe school er volgens hun uit moet komen te zien. Door de les over constructies aan iets tastbaars als de school te koppelen, hoop ik dat het onderwerp tastbaarder voor de kinderen zou worden.

§2.1: aangeboden contexten

Tijdens deze les heb ik uitgelegd dat er huizen kunnen worden gebouwd door gebruik te maken van verschillende constructies. Al deze constructies heb ik besproken in een presentatie, waarin ik plaatjes van de verschillende constructies heb opgenomen. Zo heb ik bij de Driehoeks constructie de Eiffel toren als voorbeeld aangehaald en het Colosseum als voorbeeld gebruikt voor de boogconstructie. Ik heb de voor- en nadelen van de betreffende constructies benoemd, evenals de kenmerken hiervan. Op deze manier heb ik het onderwerp zichtbaar gemaakt én heb ik aanvullende informatie gegeven over dit onderwerp.

Ik heb het onderwerp tastbaar gemaakt door de kinderen zelf met deze constructies te laten oefenen. De kinderen dienden in groepjes een toren te maken met een zelf te kiezen constructie. Elk groepje moest een zo hoog mogelijke toren bouwen die zelfstandig kon blijven staan. Ik heb ervoor gekozen om de opdracht op deze manier te geven, om ervoor te zorgen dat alle kinderen goed zouden samenwerken. Dit is in mijn klas zeer lastig, vanwege de vele sociale problemen die in deze klas heersen.

§2.2: activiteiten

Ik ben begonnen met de opdracht om in groepjes een zo stevig mogelijke toren te bouwen. De kinderen mochten zelf een constructie kiezen, waardoor ze moesten overleggen over de constructie en zij allen voor- en nadelen hiervan moesten bespreken. Ik heb besloten om de kinderen met hun tafelgroepen te laten samenwerken om zo de verschillende niveaus van kinderen bij elkaar te zetten.

Wanneer ik de kinderen de groepen zou laten maken, zouden de sterkste kinderen vermoedelijk bij elkaar gaan zitten, evenals de zwakste kinderen.

Nadat de kinderen de constructies hebben kunnen bestuderen door hiermee te werken, heb ik de kinderen de opdracht gegeven om zelf hun eigen school te ontwerpen, waarbij ze gebruik moeten maken van een door hun groepje gekozen constructie. Op die manier heb ik ook de kinderen die niet goed kunnen bouwen een passende opdracht gegeven.

Ten slotte hebben we het beste ontwerp voor de nieuwe school gekozen door de groepen kort hun ontwerp te laten pitchen en een stemmingsronde te doen over de ontwerpen.

§2.3: kennisconstructie

Begrippen:

- Constructie – een manier waarop iets gebouwd is.

- Driehoeks constructie – een manier van bouwen, bestaande uit allerlei driehoekjes.

- Vierkants constructie – een manier van bouwen, bestaande uit allerlei vierkantjes.

- Boogconstructie – een manier van bouwen, bestaande uit allerlei bogen.

- Aanhechtingen – plaatsen waarop bepaalde materialen aan elkaar gebracht zijn.

- Dwarsbalkjes – een balk die stevigheid geeft en haaks op de andere balken staat.

Toepassen van de 4-tact-didactiek

(10)

10 1. Voorbewerken: door de constructies uit te leggen en daarbij enkele begrippen te benoemen

en daarna uit te leggen, komen de woorden in de uitleg aan bod.

2. Semantiseren: Terwijl ik het begrip noemde en uitlegde, wees ik dit aan op de plaatjes op het bord. Ook benoemde ik dit tijdens het bouwen van de torens.

3. Consolideren: Ik besprak samen met de kinderen de voor- en nadelen van elke constructie en benoem wederom de begrippen.

4. Controleren: Bij de reflectie heb ik gevraagd naar de betekenis van bepaalde woorden en of de leerlingen bepaalde woorden, zoals een dwarsbalkje kunnen aanwijzen.

§2.4: conceptontwikkeling

Tijdens deze les stond het concept constructies centraal. Ik behandel drie verschillende constructies, waarmee de kinderen gedurende deze les mee gaan werken door eerst een korte presentatie te geven met de kenmerken van bepaalde constructies en deze constructies met plaatjes verduidelijk. De kinderen mogen bij de constructies voordelen en nadelen bedenken, die we later gaan bespreken.

Nadat ik de presentatie/uitleg over de constructies heb gegeven, is het aan de leerlingen om met deze constructie te werken. In de tafelgroepjes dienen zij een zo hoog mogelijke toren te bouwen, waarbij ze gebruik maken van een zelf gekozen constructie. Hiervoor kregen ze 15 minuten, zodat ze voldoende konden ‘aanmodderen’ om tot de beste constructie te komen.

Wanneer de torens waren gemaakt, heb ik de kinderen de opdracht gegeven om een ontwerp van de school te maken, waarbij ze een van de drie constructies dienden te gebruiken in hun ontwerp.

Hiervan zou vervolgens een beste ontwerp gekozen worden.

§2.5: misconcepties

Tijdens het geven van deze les, kwam ik geen echte misconcepties bij kinderen tegen, echter de kinderen wisten vrijwel niets van het onderwerp af. Dit komt waarschijnlijk doordat het onderwerp redelijk specifiek is en dit weinig tot niet op scholen wordt behandeld. Zeker niet op een school waarop geen aandacht wordt besteed aan het vak techniek.

(11)

Hoofdstuk 3: de les gezond en redzaam gedrag

De les Gezond en redzaam gedrag heb ik het met de kinderen gehad over pesten in de klas. In mijn klas zijn namelijk erg veel sociale problemen en de sociale cohesie in mijn klas is slecht. Logisch ook, mijn klas is pas sinds dit jaar samengevoegd tot een klas. Tijdens deze les heb ik de kinderen een persoonlijk verhaal laten vertellen, in de hoop dat de kinderen meer naar elkaar toe zouden groeien.

§3.1: aangeboden contexten

Ik ben begonnen met het bespreken van het pestgedrag door sommige kinderen in de klas. Ik heb hierbij niet alleen de gepeste kinderen gevraagd, maar ook de kinderen die pesten. Op die manier ben ik begonnen met het bespreekbaar maken van het onderwerp.

Hierna heb ik het onderwerp zichtbaar en tastbaar gemaakt door de kinderen mijn reageerbuisje te laten zien. In mijn buisje zat een krijtje (van de meester), een stukje glas (want scherven brengen geluk), een veer (neem het lekker luchtig) en een logo van Cambuur (mijn grote hobby). Op die manier heb ik laten zien waar ik voor sta en wie ik ben.

Ditzelfde heb ik de kinderen laten maken. De kinderen kennen elkaar niet goed en proberen voor zichzelf een hogere positie op de sociale ladder te bemachtigen door de anderen belachelijk te maken. Deze buisjes mochten de kinderen op school vullen of meenemen naar huis om hem daar te vullen. De kinderen dienden allen hun verhaal te vertellen aan hun klasgenoten, zodat iedereen elkaar iets beter zou leren kennen en ook leuke dingen aan elkaar zouden ontdekken, waardoor de sfeer (hopelijk) zou veranderen.

§3.2: activiteiten

We zijn begonnen met het bespreekbaar maken van het pestgedrag in het algemeen en in de klas.

Normaalgesproken worden hierbij alleen de gepeste kinderen gehoord en in sommige gevallen wordt de andere kinderen gevraagd naar de oorzaak van dit pestgedrag, waarna de pester vrijwel altijd antwoordt met “Weet ik niet”. Ik heb ervoor gekozen om met de klas na te gaan waarom iemand zou pesten, waardoor er geen kinderen ‘op slot’ zouden gaan, omdat hij/zij zich

aangesproken/aangevallen voelt.

Pas nadat we het over het pesten in het algemeen hebben gehad, heb ik het pestgedrag in de klas besproken. Ik heb voorbeelden aangehaald en de pesters en gepesten aan het woord gelaten.

Hierna heb ik het onderwerp van de les, het maken en vertellen van ons persoonlijke verhaal, geïntroduceerd aan de kinderen. Ik ben begonnen met het laten rondgaan van mijn reageerbuisje. En het vertellen van mijn verhaal, voor zover dit de kinderen aan gaat. Hierna heb ik alle kinderen een werkblad gegeven, waarop de opdracht staat, evenals het reageerbuisje dat alle kinderen moesten vullen.

Nadat ik dit gedaan heb, heb ik de kinderen laten bedenken wat zij in hun buisje wilden doen en hebben zij hun verhalen op kunnen schrijven. De kinderen mochten vervolgens hun buisjes vullen met wat materialen die hun verhaal weerspiegelden. Deze gevulde buisjes dienden vervolgens

gepresenteerd te worden aan de hele klas.

§ 3.3: kennisconstructie

Begrippen:

- Reageerbuisje – een klein buisje waarin mensen in laboratoria materialen die ze aan het onderzoeken doen.

(12)

12 - DNA – een ongrijpbare hoeveelheid informatie die in elke cel van je lichaam zit en die

bepaalde aangeboren bijzonderheden in zich opgenomen heeft.

Toepassen van de 4-tact-didactiek

1. Voorbewerken: Het onderdeel voorbewerken is bij een dergelijke les, in een dergelijke setting niet echt van toepassing.

2. Semantiseren: Ik heb de kinderen mijn reageerbuisje laten zien en hierover met de kinderen te spreken. Ik heb benoemd wat ik heb gemaakt en uitgelegd waar een reageerbuisje

normaalgesproken voor wordt gebruikt. Ook het woord DNA heb ik uitgelegd aan de kinderen. Dit heb ik gedaan door de kinderen te vertellen wat DNA is. Natuurlijk heb ik dit verhaal aangepast aan het niveau van de kinderen. Zo heb ik gezegd dat DNA alles regelt.

Dus wanneer kinderen sportief zijn, is dit te wijten aan DNA.

3. Consolideren: ik heb de begrippen in mijn uitleg over de opdracht gebruikt.

4. Controleren: Tijdens de evaluatie heb ik de begrippen nog een keer benoemd en enkele kinderen gevraagd naar de betekenis van deze begrippen.

§3.4: conceptontwikkeling

Tijdens deze les stond het concept pesten centraal.

Het pesten van andere kinderen en/of het gepest worden is iets waar vrijwel alle dagen bij mij op school in aanraking komen. Er wordt veel gepest en er zijn veel sociale problemen. Hierdoor heb ik geen echte begrippen bij deze lessen hoeven gebruiken, al heb ik bij de opdracht die ik de kinderen gaf, wel enkele begrippen gebruikt. Ik heb voor deze opdracht gekozen, omdat ik het pesten op een relatief zachte manier bij de kinderen onder de aandacht wilde brengen en deze manier bewezen effectief is om elkaar beter te leren kennen. De begrippen die de kinderen tegenkwamen, hebben zij nog nooit echt gehoord, het is namelijk geen basisschooltaal. Echter, deze begrippen gaan enkele kinderen wel tegenkomen op de middelbare school, wanneer zij het vak biologie zullen volgen.

§3.5: misconcepties

Tijdens het geven van deze les, kwam ik geen echte misconcepties bij kinderen tegen, echter de

kinderen wisten vrijwel niets van het onderwerp af. Dit komt waarschijnlijk doordat het onderwerp zeer specifiek is en dit niet op scholen wordt behandeld. Natuurlijk wordt het pesten wel behandeld op school, maar de creatieve opdracht die ik hieraan verbonden heb, wordt nooit gegeven, waardoor de kinderen geen misconcept hebben m.b.t. dit concept.

(13)

Afsluiting

Dit onderdeel van mijn verslag dient als een algemene reflectie die op mijn handelen en de nieuwe zaken die ik tijdens het maken van dit verslag en het uitvoeren van de opdrachten die ik voor dit verslag heb moeten doen. Aan het einde van deze afsluiting heb ik een kleine reflectie gemaakt over hoe ik de conceptontwikkeling van de kinderen op een andere manier had kunnen stimuleren.

De lessen die ik gegeven heb, waren zeer uiteenlopend en divers. Ik heb geponeerd om bij alle lessen op een andere manier met de conceptontwikkeling bij de kinderen te stimuleren. Van deze lessen was de les natuur veruit het beste. Hoewel deze les verre van vlekkeloos verliep, denk ik dat de kinderen verre weg het meeste hebben geleerd. Bij deze les waren ook echt duidelijke misconcepten bij de kinderen, die we met z’n allen hebben kunnen bijstellen. Sowieso is het ervaren van bepaalde zaken een uitermate sterke manier van het bijstellen van misconcepties, omdat kinderen als onderzoeker echt ervaren en meemaken wat er gebeurt, in plaats van dit alleen aan te horen in een theoretisch verhaal.

Van mijn lessen hebben de kinderen veel kunnen leren.

Waar de les van natuur over water ging en de kinderen enkele eigenschappen van water hebben kunnen ervaren, hebben de kinderen gedurende mijn les techniek kennis kunnen verschillende

constructies, waar ze bovendien ook nog eens mee konden werken. Van mijn les gezond en redzaam gedrag hebben de kinderen vooral over elkaar geleerd. Waar de kinderen elkaar vooraf niet zo goed kenden, zijn ze meer over elkaar te weten gekomen. Van het vertellen van de verhalen aan elkaar, ontstond er voor het eerst dit schooljaar een soort saamhorigheidsgevoel, aldus mijn coach.

Wanneer ik weer dergelijke lessen geef, zijn er ook andere manieren om de conceptontwikkeling bij de kinderen te stimuleren. Zo kan ik:

- Een expert op een bepaald gebied laten komen: Dit kan bij voorbeeld iemand die werk verricht in de natuur zijn. Deze mensen kunnen dan een gastcollege verzorgen. Op die manier prikkel je de kinderen door iemand naar de klas te brengen en zorg je ervoor dat het concept correct aankomt bij de kinderen en zij echte diepgaande vragen kunnen stellen aan een professional op een dergelijk gebied.

- Met de kinderen naar buiten te gaan: Door met de kinderen naar buiten te gaan zorg je voor een stukje beleving bij de kinderen. Hierdoor zorg je ervoor dat het concept dichter bij de kinderen is en dat alles tastbaar voor ze wordt gemaakt. Natuurlijk kun je ook proefjes doen, maar wanneer de kinderen bepaalde processen in de buitenlucht zien, zijn bepaalde zaken nóg indrukwekkender, waardoor de kinderen hier nog enthousiaster van/over worden en wellicht meer gaan leren.

(14)

14

Geraadpleegde bronnen

proefjes.nl. (sd). Proefjes met water. Opgeroepen op oktober 4, 2017, van Proefjes.nl:

https://www.proefjes.nl/categorie/water

(15)

Bijlage 1: de werkbladen

Experiment Droge vingers

Les Natuur | Meester Henrik | Naam: _______________________

Als je in het water springt ben je nat. Als alleen je vingertopje in het water steekt is hij ook nat. Of toch niet?

Tijd:

10 minuten

Wat heb je nodig?

- Kruiden die drijven - Water

- Glas

Uitleg:

Heb je je weleens afgevraagd waarom je op de aarde kan blijven staan of waarom sommige dingen op een tafel blijven staan of waarom dingen nat worden door water, terwijl andere dingen juist droog blijven?

Dat ga je uitzoeken bij dit experiment.

Alles op aarde blijft staan, omdat de aarde het naar zich toe trekt. Zou dat niet gebeuren, dan zou alles en iedereen zweven! Dat je op aarde blijft, komt door G- krachten. Deze G-krachten trekken jou en alles om je heen nu ook naar beneden.

Om te bepalen hoe hard iets naar beneden wordt gedrukt, moet je dingen wegen. Dit doe je met een weegschaal. Wanneer je iets op een weegschaal zet, kun je zien hoe zwaar iets is. Precies met dat gewicht wordt iets naar beneden getrokken.

Ook in een glas water wordt alles naar elkaar toe getrokken. Het water wordt dus in het glas getrokken door de aarde.

Water is niet zo sterk, daarom ga je ook direct naar de bodem als je in een zwembad springt. Maar je kunt water sterker maken. Als je dat doet, dan zakt iets minder snel naar de bodem. Wat er precies gaat gebeuren, zie je in dit experiment.

(16)

16 Voor dit experiment is het belangrijk dat je goed oplet wat er gebeurt. Volg daarom de stappen op de volgende bladzijde goed en maak de vragen.

Stappen:

1. Strooi een flinke laag kruiden op het water 2. Wacht tot het water in het glas stilstaat

Beantwoordt nu vraag 1 hieronder.

3. Duw nu voorzichtig je vingertopje in het water, niet te diep Beantwoordt nu vraag 2 en 3 hieronder.

Vragen:

Stap 2.

Vraag 1: Wat denk je dat er gebeurt als je met je vinger in het water duwt?

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

Stap 3.

Vraag 2: Wat gebeurt er?

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

Vraag 3: Hoe denk je dat dit komt?

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

Experiment Glas met lava

(17)

Les Natuur | Meester Henrik | Naam: _______________________

Olie en water mengen niet goed. Als je ze bij elkaar doet, dan krijg je twee lagen. Wat gebeurt er als je er zout in strooit?

Tijd:

10 minuten

Wat heb je nodig?

- Zout - Water - Glas - Olie

Uitleg:

Heb je je weleens afgevraagd waarom je sommige dingen wel kan optillen en anderen niet en waarom sommige dingen blijven drijven en anderen zinken? Dat ga je uitzoeken in dit experiment.

Alles om je heen heeft een ander gewicht. Zo kan jij bijvoorbeeld zwaarder zijn dan je buurman of buurvrouw, maar kan je kleine broertje of zusje veel lichter zijn dan je. Wanneer je dingen optilt, heb je de kracht om een bepaald gewicht omhoog te houden. Maar soms zijn dingen gewoon te zwaar om ze op te tillen en krijg je ze niet van de grond. Denk maar eens aan een blaadje papier en de auto van je ouders. Een bladje papier kun je heel makkelijk optillen, maar de auto van je ouders krijg je niet zo snel omhoog.

Water en olie kunnen natuurlijk niks optillen, omdat het allebei vloeistoffen zijn. Maar vloeistoffen kunnen wel iets anders. Ze kunnen namelijk dingen laten drijven die lichter zijn dan ze en dingen laten zinken als ze zwaarder zijn.

Zo werkt dat met water en olie. Olie is lichter dan water en dus heeft water genoeg kracht om olie omhoog te houden.

Maar zout is veel zwaarder Daarom zakt zout ook omlaag als je het in water strooit. In dit experiment ga je kijken wat er gebeurt als je water, zout en olie bij elkaar doet.

Voor dit experiment is het belangrijk dat je goed oplet wat er gebeurt. Volg daarom de stappen op de volgende bladzijde goed en maak de vragen.

Stappen:

1. Vul het glas tot over de helft met water

(18)

18 2. Doe ongeveer een centimeter olie in het glas

Beantwoordt nu vraag 1 hieronder.

3. Wacht tot de olie stil op het water ligt.

Beantwoordt nu vraag 2 hieronder.

4. Doe een beetje afwasmiddel aan je wijsvinger Beantwoord nu vraag 3 hieronder.

5. Duw je wijsvinger in het midden van het bord in de peper Beantwoord nu vraag 4 hieronder.

Vragen:

Stap 2.

Vraag 1: Wat denk je dat er gebeurt als je olie in het water doet?

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

Stap 3.

Vraag 2: Wat denk je dat er gebeurt als je zout bij de olie doet?

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

Stap 4.

Vraag 3: Wat gebeurt er?

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

Stap 5.

Vraag 3: Hoe denk je dat dit komt?

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

Experiment Skittles in water

(19)

Les Natuur | Meester Henrik | Naam: _________ ______________

Olie en water mengen niet goed. Als je ze bij elkaar doet, dan krijg je twee lagen. Wat gebeurt er als je er zout in strooit?

Tijd:

15 minuten

Wat heb je nodig?

- Plat bord - Water - Skittles

Uitleg:

Zoals je wel weet, maakt water dingen schoon. Als je vieze handen hebt, kun je ze schoonspoelen met een beetje water. Dat doet water ook met Skittles. Skittles hebben een bepaalde kleur gekregen, omdat er kleurstof op zit. Dit is een soort poeder of water waar kleur op zit en ervoor zorgt dat iets een bepaalde kleur krijgt. Dit is hetzelfde als verf.

Wanneer water de Skittles schoon maakt, is het de kleurstof aan het opnemen. Het steelt als ware de kleur van de Skittles. Wanneer je iets langer wacht, dan zie je dat de Skittles langzaam weg gaan en alle kleuren veranderen naar een soort bruin. De Skittles lossen op en de kleuren mengen tot een andere kleur.

Altijd als je een hele hoop kleuren mengt, wordt het een soort bruinige kleur. Dit is omdat elke kleur uit het kleurenspectrum, de kleuren die je kunt zien dus, opgebouwd zijn uit een soort bruin.

Hiernaast staat het kleurenspectrum.

Zo’n bruine kleur maken, kun je heel makkelijk thuis doen. Pak maar eens veel verschillende kleuren verf en meng alles maar door elkaar, dan wordt het altijd een soort bruin.

Voor dit experiment is het belangrijk dat je goed oplet wat er gebeurt. Volg daarom de stappen op de volgende bladzijde goed en maak de vragen.

Stappen:

1. Zet het bord voor je neer

2. Leg de skittles in een cirkel langs de rand op het bord

(20)

20 Beantwoordt nu vraag 1 hieronder.

3. Schenk een dun laagje water op het bord, zodat alle Skittles in het water liggen Beantwoordt nu vraag 2 en 3 hieronder.

Vragen:

Stap 2.

Vraag 1: Wat denk je dat er gebeurt als je water bij de Skittles doet?

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

Stap 3.

Vraag 3: Wat gebeurt er?

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

Vraag 3: Hoe denk je dat dit komt?

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

Experiment Speedboot maken

Les Natuur | Meester Henrik | Naam: _______________________

(21)

Om te bewegen moet je iets doen. Om te fietsen, moet je trappen. Maar in een auto of een speedboot ga je zonder zelf te trappen of duwen vooruit. De motor zorgt voor de beweging. Bij een echte speedboot zit de motor ingewikkeld in elkaar. Toch kun je zelf een mini

speedboot maken.

Tijd:

10 minuten

Wat heb je nodig?

- Grote bak - Water - Papier - Potlood - Schaar - Afwasmiddel

Uitleg:

Alles om je heen bestaat uit allemaal kleine deeltjes. Deze deeltjes noem je moleculen.

Deze moleculen kun je eigenlijk niet zien, maar ze zijn er toch. Alleen als je met een microscoop, een soort supersterk vergrootglas, kun je ze zien. Als de deeltjes er niet zouden zijn, zou er ook geen water zijn.

Je kunt het vergelijken met stenen en een huis. Elk huis bestaat uit stenen. Als je ver van een huis af staat dan kun je de stenen niet zo goed zien. Maar als je dicht bij een huis staat, kun je de stenen wel zien.

Net zoals jij, hebben alle dingen om je heen ‘vrienden’ en ‘vijanden’. De ‘vrienden’ van elkaar komen bij elkaar zitten en de ‘vijanden’ van elkaar komen liever niet te dicht bij elkaar. Soms is een vriend van je beste vriend niet jouw vriend. Dan ga je wel met je beste vriend om maar niet met die andere jongen of dat andere meisje.

Dat hebben water, papier en zeep ook. Water en papier zijn vrienden, net zoals water en zeep. Maar papier en zeep zijn geen vrienden. Het papier wil zo ver mogelijk van de zeep vandaan blijven. Wat er precies gebeurt, zie je in dit experiment.

Voor dit experiment is het belangrijk dat je goed oplet wat er gebeurt. Volg daarom de stappen hieronder goed en maak de vragen.

Stappen:

(22)

22 1. Vul de bak met water, een laagje is genoeg

2. Knip het bootje hiernaast precies uit 4. Leg het bootje voorzichtig op het water

Beantwoordt nu vraag 1 hieronder.

5. Doe een druppel afwasmiddel op de achterkant van een potlood

6. Zorg dat het bootje met de achterkant naar de rand ligt

7. Stip met het afwasmiddel op het potlood in het gaatje van het bootje Beantwoordt nu vraag 2 en 3 hieronder.

Vragen:

Stap 4.

Vraag 1: Wat denk je dat er gebeurt als je afwasmiddel in het gat van het bootje doet?

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

Stap 7.

Vraag 2: Wat gebeurt er?

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

Vraag 3: Hoe denk je dat dit komt?

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

Experiment Zwemmende peper

Les Natuur | Meester Henrik | Naam: _______________________

(23)

Je kunt peper over een bord met water strooien. De peper blijft dan bovenop het water liggen. Kun je de peper ook laten zwemmen?

Tijd:

10 minuten

Wat heb je nodig?

- Peper - Water - Diep bord - Afwasmiddel

Uitleg:

Alles om je heen bestaat uit allemaal kleine deeltjes. Deze deeltjes noem je moleculen.

Deze moleculen kun je eigenlijk niet zien, maar ze zijn er toch. Alleen als je met een microscoop, een soort supersterk vergrootglas, kun je ze zien. Als de deeltjes er niet zouden zijn, zou er ook geen water zijn.

Je kunt het vergelijken met stenen en een huis. Elk huis bestaat uit stenen. Als je ver van een huis af staat dan kun je de stenen niet zo goed zien. Maar als je dicht bij een huis staat, kun je de stenen wel zien.

Net zoals jij, hebben alle dingen om je heen ‘vrienden’ en ‘vijanden’. De ‘vrienden’ van elkaar komen bij elkaar zitten en de ‘vijanden’ van elkaar komen liever niet te dicht bij elkaar. Soms is een vriend van je beste vriend niet jouw vriend. Dan ga je wel met je beste vriend om maar niet met die andere jongen of dat andere meisje.

Dat hebben water, peper en zeep ook. Water en peper zijn vrienden, net zoals water en zeep. Maar peper en zeep zijn geen vrienden. Wat water, peper en zeep gaan doen zie je in dit experiment.

Voor dit experiment is het belangrijk dat je goed oplet wat er gebeurt. Volg daarom de stappen op de volgende bladzijde goed en maak de vragen.

Stappen:

1. Spoel het bord goed af met water 2. Doe een laagje water in het bord

3. Strooi een beetje peper over het water

(24)

24 Beantwoordt nu vraag 1 hieronder.

4. Doe een beetje afwasmiddel aan je wijsvinger Beantwoord nu vraag 2 hieronder.

5. Duw je wijsvinger in het midden van het bord in de peper Beantwoord nu vraag 3 hieronder.

Vragen:

Stap 3.

Vraag 1: Wat denk je dat er gebeurt als je afwasmiddel in het water doet?

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

Stap 4.

Vraag 2: Wat gebeurt er?

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

Stap 5.

Vraag 3: Hoe denk je dat dit komt?

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

_________________________________________________________________

(25)

Bijlage 2: het DNA-project

(26)

26

Bijlage 3: de lesformulieren

Les Natuur

(27)
(28)

28

(29)
(30)

30

(31)

Les Techniek

(32)

32

(33)
(34)

34

(35)
(36)

36 Les Gezond en redzaam gedrag

(37)
(38)

38

(39)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The project Talen4all (‘Languages for everyone’; further referred to as T4A) is a pilot project in which several researchers, teachers in training and primary school teachers

Leerkrachten leren voor het betreffende taaldomein wat effectieve leerkrachtvaardighe- den zijn en hoe ze die vaardigheden kunnen toepassen tijdens de taal- of leesles, bij

geschiktheidsverklaring Verklaring die wordt afgegeven door een hogeschool aan degene die blijkens het geschiktheidsonderzoek voldoende geschikt wordt geacht voor het beroep van

Activiteit: Nestkast timmeren 
 Titel: Een kast voor mees
 Leeftijd: 8 – 12 jaar
 Periode: hele jaar rond..

Een kind dat huilend naar je toekomt met de mededeling 'Mijn vinger doet pijn' is echter niet gebaat met de reactie: 'Toe wees eens een flinke jongen.’ Om zo'n

Tijdens het spreekuur onderzoekt de anesthesioloog uw kind en bespreekt welke vorm van narcose bij uw kind gebruikt wordt.. Ook zijn een verpleegkundige en

• Als we kinderen in onze school willen laten leren, dan zullen we de voorwaarden van ervaringen (geletterdheid) moeten aanbieden... De weg naar de oplossing:

Natuurlijk kan ik terugkijkend zeggen dat de kinderen ook op het gebied van taal veel hebben opgestoken en dat mijn lessen echt wel effect gehad hebben, maar op deze scholen