Vraag nr. 81
van 4 december 1996
van mevrouw MARIJKE DILLEN Drugspreventie op school – PMS-centra
In het kader van een drugspreventieprogramma van minister Demeester, bevoegd voor het G e z o n d h e i d s b e l e i d , loopt een preventieprogram-ma via de PMS-centra (psycho-medisch-sociale centra) en het medisch schooltoezicht (MST). De PMS-centra krijgen hierbij een belangrijke ver-antwoordelijkheid.
In het kader hiervan heb ik terzake reeds enkele concrete vragen gesteld aan minister Demeester (vraag nr. 83 van 26 augustus 1996, Bulletin van Vragen en Antwoorden nr.1 van 4 oktober 1996, blz. 65).
Een deel van deze materie valt evenwel onder de bevoegdheid van Onderwijs.
1. Hoe verloopt de samenwerking tussen de PMS-centra en de scholen ?
2. Worden de ouders ook bij de preventie betrok-ken wanneer bepaalde concrete problemen met scholieren aan het licht komen ? Zo ja, o p welke wijze gebeurt deze samenwerking ? Is er een specifieke begeleiding en/of opvang voor de ouders ?
3. Aan wie dienen de PMS-centra in het kader van deze specifieke preventiebevoegdheid verant-woordelijkheid af te leggen ?
4. Bevat de begroting Onderwijs een afzonderlijk budget ter bekostiging van dit preventiepro-gramma ?
Antwoord
1. De vraag naar de samenwerking tussen scholen en PMS-centra kan worden beantwoord vanuit verschillende invalshoeken : ten eerste vanuit een principiële benadering, ten tweede vanuit de werking op het terrein.
Wat het eerste betreft, zijn PMS-centra afhan-kelijk van de bereidheid van scholen om initia-tieven te nemen rond deze problematiek. Zoals in een vroeger antwoord op vraag nr. 25 van 24 november 1995 van Vlaams
volksvertegenwoor-diger Stefaan Platteau al gesteld, behoort het tot het pedagogisch project van de school om al of niet pedagogische initiatieven te nemen inzake drugs en andere preventie (Bulletin van Vra -gen en Antwoorden nr. 3 van 27 november 1995, blz. 122 – red.).
De PMS-centra sluiten daarop aan of proberen de school tot initiatieven inzake preventie te sti-muleren, in veel gevallen in samenwerking met de artsen en verpleegkundigen van het MST. Zij kunnen zich daarbij laten leiden door de werking van de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD) die, zoals aange-geven in het antwoord op vraag nr. 16 van 7 december 1995 van de Vlaamse volksvertegen-woordiger aan de minister bevoegd voor het G e z o n d h e i d s b e l e i d , wordt ondersteund om ini-tiatieven te nemen voor de ontwikkeling van een degelijk drugsbeleid in de scholen (Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 4 van 11 decem -ber 1995, blz. 210 – red.).
Materiaal, ontwikkeld en geïnventariseerd door verschillende organisaties die actief zijn in deze materie, is daarbij dienstig.
Vaak nemen PMS-medewerkers deel aan drugs-preventiewerkgroepen of -teams van hun scho-len of spescho-len hierin een voortrekkersrol.
De navormings- en begeleidingsdiensten van de PMS-centra van de verschillende netten vormen en ondersteunen de PMS-werkers voor dit werk.
2. Over de communicatie met ouders kan ik moei-lijk algemene uitspraken doen.
Eén sluitend antwoord over de inhoud en vorm-geving van de contacten tussen scholen en ouders van jongeren die met drugs experimen-teren of recreatief gebruiken, is er zeker niet te geven.
De vraag naar de vormen van samenspraak/sa-menwerking met de ouders is niet te ontwijken als scholen proberen werk te maken van een drugsbeleid. Ook hier speelt weer de autonomie van de school, die hierin kan handelen conform haar eigen visie terzake, aansluitend op haar pedagogisch project.
Ook de PMS-centra proberen een gedragslijn aan te houden,die zij als team uittekenen vanuit hun onderscheiden professionele deskundighe-den.
De contacten met de ouders, zoals die met de leerlingen, zullen er steeds op gericht zijn hen te ondersteunen in de aanpak van de
problema-tiek zoals hij zich voordoet of in het voorkomen van negatieve ontwikkelingen.
3. Zoals voor al hun begeleidend en preventief werk leggen de PMS-centra verantwoording af aan de inspectie.
4. Op de begroting inzake PMS-centra is in dit verband niets opgenomen.