• No results found

Vraag nr. 95 van 21 juni 1996 van mevrouw MARIJKE DILLEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 95 van 21 juni 1996 van mevrouw MARIJKE DILLEN"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 95 van 21 juni 1996

van mevrouw MARIJKE DILLEN

Vlaamse Instelling voor Rationeel Energiegebruik – Doel en budget

Een Vlaamse Instelling voor het Rationeel Energiege-bruik (Vireg) wordt opgericht.

1. Wat zijn de doelstellingen van deze Vlaamse instel-ling ? Verantwoorden de doelstelinstel-lingen de oprich-ting van een afzonderlijke instelling ?

2. Er wordt aangekondigd dat er een budget van 750 miljoen kan worden vrijgemaakt. Dit is een aanzien-lijk bedrag. Is dit het juiste budget ? Zo ja, bestaat er een overschot van 750 miljoen op de begroting om deze nieuwe instelling te financieren ? Op welke post ? Of zullen er nieuwe financiële middelen wor-den uitgetrokken ? Zullen deze middelen ten koste gaan van een ander budget ? Zo ja, welk ?

3. Wie krijgt de gelegenheid te participeren in deze instelling ? Zijn er ook mogelijkheden om de priva-te sector priva-te lapriva-ten deelnemen ?

Antwoord

1. Wegens het feit dat dringend bijkomende initiatie-ven moeten worden ontwikkeld om alsnog de CO2

-doelstelling te halen, dient de Vlaamse regering een actief REG-beleid te gaan voeren (rationeel ener-giegebruik).

Fundamenteel voor een adequaat REG-beleid is niet de structuur van de sector. Het zijn de betrok-ken actoren (produktiebedrijven, distributiebedrij-ven) die bereid moeten worden gevonden om een REG-beleid op te nemen in hun lange-termijnstra-tegie en in de relaties met hun klanten.

Enkel een REG-beleid dat in nauw overleg met alle betrokkenen wordt uitgewerkt, heeft kans op sla-gen. Elke andere benadering (Big Brother-type) zou tot ondoelmatigheden leiden, hetzij door ave-rechtse uitwerkingen, hetzij door een inefficiënte toewijzing van de beschikbare middelen.

In dit kader had ik in mijn verkenningsnota voor het Vlaamse energiedebat voorgesteld een Vlaamse Instelling voor het Rationeel Energiegebr uik (Vireg) op te richten.

Deze instelling zal de verschillende initiatieven die worden ontwikkeld in het kader van de aanmoedi-ging va n het rationeel energiegebruik moeten stroomlijnen. Van Vireg wordt dus verwacht dat zij een sturende rol gaat vervullen bij het implemente-ren van de REG-acties die gericht zijn op de vraag-zijde.

Vireg zal geen instelling worden in de strikte zin van het woord. Het wordt meer een overlegplat-form voor de verschillende actoren die betrokken zijn bij het REG-beleid (overheid, verbruikers, pro-ducenten, energieverdelers).

In eerste instantie zal Vireg op basis van de gege-vens die haar door de VITO (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek) ter beschikking worden gesteld, een strategisch plan moeten opma-ken. Dit strategisch plan moet zowel uit verschillen-de jaarplannen als uit een meerjarenplan bestaan. Ieder initiatief van de distributiesectoren of de energieproducenten dat gericht is op een vraagver-mindering, zal voorafgaandelijk ter goedkeuring moeten worden voorgelegd aan Vireg.

Vireg zal de voorstellen evalueren op twee punten : in hoeverre passen ze in haar strategische plannen en in hoeverre zijn ze economisch verantwoord. De beschikbare middelen voor REG-initiatieven zullen op die manier doelmatiger kunnen worden ingezet.

In eerste instantie zal de Vireg toezicht houden op de besteding van de middelen die door het controle-comité , de produktiesector en de intercommunales worden vrijgemaakt voor REG-initiatieven. Indien zou blijken dat deze middelen niet volstaan om het strategisch plan van Vireg te realiseren, zal worden onderzocht hoe de reeds beschikbare middelen kun-nen worden aangevuld met een heffing.

2. Het vermelde budget van 750 miljoen frank heeft betrekking op het globale budget dat in het Vlaams Gewest beschikbaar is voor initiatieven in het kader van de aanmoediging van het rationeel energiege-bruik.

Een belangrijk deel daarvan vormt het budget dat in het kader van de expansiesteun wordt besteed aan de ondersteuning van bedrijfsinvesteringen die in overeenstemming zijn met het ecologiecriterium. Voor de werking van Vireg en het wetenschappelijk onderzoek in het domein van de energietechnologie zullen er nieuwe middelen moeten worden uitge-trokken. Hoeveel hiervoor door de Vlaamse rege-ring zal worden vrijgemaakt, zal worden vastgelegd in het kader van de begrotingsopmaak 1997. 3. Zoals reeds gesteld in het antwoord op de eerste

vraag, zal Vireg opereren als een overlegplatform voor de verschillende actoren die betrokken zijn bij het REG-beleid. Hierbij wordt gedacht aan de over-heid, de verbruikers (huishoudens en industrie), de producenten en de energieverdelers.

Vireg werd als nieuw concept opgenomen in de ver-kenningsnota voor het Vlaams energiedebat dat in de maanden mei en juni heeft plaatsgevonden in de bevoegde commissie van het Vlaams Parlement. De verdere concrete invulling zal nog moeten uitge-werkt worden in het tweede semester van 1996.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Eerstewerkervaringscontracten – Stageplaatsen Begin 1996 is er tussen de federale en regionale overheden afgesproken samen in 4.000 stageplaat- sen te voorzien voor

Positieve actie slaat op een samenhangend pak - ket van maatregelen die moeten leiden tot een evenredige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in alle functies en op alle

Ik heb inderdaad reeds meer dan eens gepleit voor de vestiging van een Vlaams-Nederlands Huis in B r u s s e l , dat een meerwaarde zou kunnen beteke- nen voor de culturele

Het omvormen van het vak Leugenberg-Smalle Weg op de A12 tot een autosnelweg is belangrijk voor een betere toegankelijkheid van de A n t w e r p- se haven enerzijds en van

Bij beslissing van 1 oktober 1996 heeft de V l a a m s e regering de GIMV (Gewestelijke Investerings- maatschappij voor Vlaanderen) gevraagd een bij- komend onderzoek uit te

Leerachterstand mishandelde kinderen – Beleid Uit het recente jaarverslag van Kind en Gezin blijkt dat volgens de gegevens van de centra voor hulpverlening

De vraag naar de samenwerking tussen scholen en PMS-centra kan worden beantwoord vanuit verschillende invalshoeken : ten eerste vanuit een principiële benadering, ten tweede

Ik beschik niet over informatie over het aanal behandelde dossiers dat achteraf leidde tot een procedure voor de Raad