Vraag nr. 163 van 12 april 2001
van mevrouw PATRICIA CEYSENS
Pleegkinderen – Combinatie van opvangvormen Als gevolg van een omzendbrief van 1 april 1992 van het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap blijkt het voor pleeg-ouders onmogelijk om hun kind residentieel ten laste van het Vlaams Fonds te laten opnemen. E e n combinatie van pleegouders met een semi-r e s i d e n-tiële opvang kan blijkbaar wel. Een pleeggezin-plaatsing in combinatie met een residentiële opna-me in een geopna-meenschaps-MPI (opna-medisch-p e d a g o-gisch instituut) kan blijkbaar ook.
Gelet op de soms moeizaam opgebouwde relatie tussen de voorziening en de behandelde persoon, i s het vaak niet wenselijk om van instelling te veran-deren wanneer residentiële opvang nodig wordt. Vaak leiden deze combinatieverboden tot het stop-zetten van de behandeling van de betrokkene. D i t lijkt mij niet opportuun.
1. Wat is de ratio legis van het hierboven beschre-ven combinatieverbod ?
2. Werd de mogelijkheid reeds onderzocht om, mits het inbouwen van de nodige voorwaarden, kinderen in pleeggezinnen ook te laten opvan-gen in residentiële voorzieninopvan-gen ten laste van het Vlaams Fonds ?
Antwoord
Ik verwijs naar mijn antwoord op de vraag om uit-leg van mevrouw Veerle Declercq over pleegkinde-ren in een MPI, die in de vergadering van de Com-missie Vo l k s g e z o n d h e i d , We l z i j n , Gelijke Kansen van het Vlaams Parlement werd besproken op 25 januari 2001 (Handelingen Commissievergadering nr. 69 van 25 januari 2001, blz. 7 e.v. – red.).
De combinatie van een internaatsplaatsing met een plaatsing in een gezin botst met het zorgvuldig-heidsbeginsel waarbij het Vlaams Fonds ervan uit-gaat dat geen tweemaal de kosten voor dezelfde zorgverlening kunnen worden vergoed. Zowel de opname in een internaat, als de plaatsing in een gezin veronderstellen een volledige zorgverlening van 365 dagen per jaar. Dit maakt dat de combina-tie van beide werkvormen als een dubbele tege-moetkoming moet worden beschouwd. A n d e r e reeds toegestane combinaties in het kader van de flexibilisering van het zorgaanbod gaan uit van
het-zij semi-i n t e r n a a t s o p n a m e, hethet-zij alternerende plaatsingen.
Men kan zich terecht afvragen of dit beginsel, e n de strikte scheiding van opvangvormen, in een aan-tal situaties niet in conflict staat met het principe dat elk kind recht heeft op de meest adequate h u l p v e r l e n i n g, waarbij de continuïteit in tijd, p l a a t s en gradatie van de zorg op maat van het kind wordt verzekerd. Het is mijn overtuiging dat een antwoord moet worden gezocht in het integraal en intersectoraal beantwoorden van de hulpvragen van kinderen en jongeren.
Het specifieke gezinsvervangend karakter van de plaatsing in een pleeggezin is voor veel kinderen en jongeren de meest aangewezen vorm van uit-h u i s p l a a t s i n g. Dat is zo binnen de sector V l a a m s Fo n d s, maar ook binnen Kind en Gezin en de bij-zondere jeugdzorg. De problematiek die wordt ge-signaleerd m.b. t . de onmogelijkheid van het combi-neren van zorgvormen, doet zich voor in de ver-schillende sectoren. Ik ben bereid daarvoor een op-lossing te zoeken, maar ik wil tevens absoluut ver-mijden dat knelpunten een ad hoc antwoord krij-gen zonder samenhang.