• No results found

Bijlage 4 Artikel 10 – Aanvullende informatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bijlage 4 Artikel 10 – Aanvullende informatie"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bijlage 4

Artikel 10 – Aanvullende informatie

Zwangerschapsafbreking

In Nederland is het wettelijk toegestaan een zwangerschap af te breken tot de 24ste week van de zwangerschap. Dit is alleen toegestaan wanneer sprake is van een noodsituatie van de vrouw. In de Waz zijn eisen gesteld aan hulpverlening en besluitvorming die erop gericht zijn te verzekeren dat iedere beslissing tot het afbreken van zwangerschap met zorgvuldigheid wordt genomen en alleen wordt uitgevoerd indien de noodsituatie van de vrouw dat onontkoombaar maakt. Deze eisen strekken er onder meer toe te verzekeren dat de vrouw op basis van verantwoorde voorlichting een weloverwogen keuze maakt, dat de arts zich ervan heeft vergewist dat de vrouw haar verzoek in vrijwilligheid heeft gedaan en gehandhaafd, dat de arts alleen tot uitvoering overgaat indien hij dit verantwoord acht en dat na afbreking van de zwangerschap een genoegzame nazorg voor de vrouw en de haren beschikbaar is, bijvoorbeeld in de vorm van voorlichting over methoden ter voorkoming van ongewenste zwangerschap. Voor mensen met beperkingen gelden geen specifieke

voorwaarden naast de zorgvuldigheidseisen die de wet al kent; de waarborgen voortvloeiend uit de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo), zoals informed consent, gelden vanzelfsprekend eveneens onverkort (zie ook bij artikel 17).

Late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging pasgeborenen

In Nederland is voorzien in een regeling waarbij onder strikte voorwaarden een zwangerschap na 24 weken of het leven van een pasgeborene mag worden beëindigd. Een dergelijke late zwangerschapsafbreking valt niet meer onder de Waz, maar onder het strafrecht. In regelgeving zijn zorgvuldigheidseisen opgenomen waar een arts aan moet voldoen. Zo wordt artsen de mogelijkheid geboden om uitzichtloos en (te voorzien) ondraaglijk lijden bij de ongeborene of pasgeborene te beëindigen.

Bij late zwangerschapsafbreking worden twee categorieën onderscheiden: bij de eerste mag redelijkerwijs verwacht worden dat de ongeborene niet in staat is buiten het

moederlichaam in leven te blijven en bij de tweede is sprake van één of meer aandoeningen die tot ernstige en niet te herstellen functiestoornissen leidt of van een situatie waarin naar

(2)

redelijke verwachting een beperkte kans op overleven voor de ongeborene bestaat. Vereist is onder meer dat de arts de ouders volledig heeft geïnformeerd en dat de moeder uitdrukkelijk heeft verzocht om beëindiging van de zwangerschap wegens lichamelijk of psychisch lijden onder de situatie.

In geval van levensbeëindiging van pasgeborenen moet naar heersend medisch inzicht vaststaan dat ingrijpen zinloos is en er mag geen redelijke twijfel bestaan over de diagnose en de daarop gebaseerde prognose. Ook in dit geval is onder meer vereist dat de arts de ouders volledig heeft geïnformeerd en dat zij met de levensbeëindiging hebben ingestemd. Ook hier geldt dat er geen specifieke voorwaarden zijn voor mensen met een beperking.

Zowel in geval van een late zwangerschapsafbreking of een levensbeëindiging van een pasgeborene moet een arts altijd één andere onafhankelijke arts raadplegen.

Een arts die een late zwangerschapsafbreking of levensbeëindiging bij een

pasgeborene heeft uitgevoerd, moet een dergelijke niet-natuurlijke dood altijd melden bij de gemeentelijke lijkschouwer met een ‘modelverslag’ dat de arts dient te sturen naar de

‘Beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging pasgeborenen’.

Naar aanleiding van dit verslag treedt een procedure in werking waarin wordt getoetst of de arts zich aan de zorgvuldigheidseisen heeft gehouden.

Levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding

In het Nederlandse Wetboek van Strafrecht is het beëindigen van iemands leven op diens verzoek of het verlenen van hulp bij zelfdoding strafbaar gesteld. In de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl, 2002) is bepaald dat een arts die het leven van een patiënt op diens uitdrukkelijke verzoek beëindigt of hulp bij zelfdoding verleent, niet strafbaar is indien hij zich heeft gehouden aan de in de Wtl opgenomen

zorgvuldigheidseisen én zijn handelen heeft gemeld aan de gemeentelijke lijkschouwer. In het Wetboek van Strafrecht is hiertoe een strafuitsluitingsgrond opgenomen. Voor mensen met beperkingen gelden geen specifieke voorwaarden naast de zorgvuldigheidseisen die de wet al kent.

De arts dient zich te houden aan de volgende eisen:

(3)

1) hij moet de overtuiging hebben gekregen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt (het verzoek moet gedaan zijn zonder onaanvaardbare invloed van anderen en de patiënt moet wilsbekwaam zijn);

2) de arts moet de overtuiging hebben gekregen dat er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de patiënt. Hiervan is sprake als de ziekte of aandoening die het lijden veroorzaakt niet te genezen is en het ook niet mogelijk is om de symptomen zodanig te verzachten dat daardoor de ondraaglijkheid verdwijnt. De ondraaglijkheid van het lijden wordt bepaald door de actuele situatie, het toekomstperspectief, de fysieke en psychische draagkracht en de persoonlijkheid van de patiënt. De ondraaglijkheid moet voor de arts invoelbaar zijn;

3) de arts moet de patiënt hebben voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over zijn vooruitzichten;

4) de arts moet met de patiënt tot de overtuiging zijn gekomen dat er voor de situatie waarin deze zich bevond geen redelijke andere oplossing was: levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding is als enige redelijke oplossing overgebleven om het lijden weg te nemen;

5) de arts moet ten minste één andere, onafhankelijke arts hebben geraadpleegd, die de patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen;

6) de levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding moet medisch zorgvuldig zijn uitgevoerd.

De gemeentelijke lijkschouwer aan wie de arts de levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding moet melden , zet een procedure in gang waarin door een onafhankelijke

Regionale Toetsingscommissie Euthanasie getoetst wordt of voldaan is aan de zorgvuldigheidseisen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat bijvoorbeeld toezending anders dan op verzoek van een informatiedrager, bevattende een afbeelding welke aanstotelijk is voor

1. Hij die, in tijd yan oorlog, eenige bedriegelijke handeling pleegt bij levering van benoodigdheden ten dienste van de vloot of het leger, wordt gestraft met gevangenisstraf van

Art. De aanslag op het leven of de vrijheid van 108. de niet-regeerende Koningin, van den gemaal der regee- rende Koningin, van den troonopvolger of van een lid van het

i) Mr.. 159 blijkt dat met den Nederlandschen de koloniale rechter uitdrukkelijk is gelijkgesteld, omdat zijne vonissen binnen het rijk in Europa uitvoerbaar zijn en er dus

In art : 389 treft men eene bepaling aan voorkomende in den titel van bedrog, waarbij de feitelijke bezitsstoornis gestraft wordt en waar het misdrijf gepleegd wordt tegen

inrichting als bijkomende straf niet bekend is, werd in het 4de lid van art. 536 I de hechtenis op ten hoogste 3 maanden gesteld. Strafwetboek niet voor. Het feit was

( 1 ) Barang siapa jang mengarang soerat palsoe atau jang memalsoekan soerat, jang boléh menerbitkan sesoeatoe hak, sesoeatoe perdjandjian atau jang boléh membebaskan orang dari

Gemeenten die artikel 172a Gemeentewet wel toepassen, maken met name gebruik van gebiedsverboden om overlast aan te pakken; de overige instrumenten worden niet of