• No results found

Sectoraal comité van het Rijksregister

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Sectoraal comité van het Rijksregister"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Sectoraal comité van het Rijksregister

Beraadslaging RR nr. 14/2009 van 18 februari 2009

Betreft: Aanvraag van het Waals agentschap voor de integratie van de gehandicapte personen (AWIPH) om toegang te krijgen tot het Rijksregister en om het identificatienummer ervan te gebruiken teneinde de betaling van kinderbijslagen aan hun statutair personeel te verzekeren en in dit raam de verplichtingen na te komen die worden opgelegd door de wetgeving betreffende de kinderbijslagen. (RN/MA/08/059)

Het Sectoraal comité van het Rijksregister (hierna "het Comité");

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (hierna “WRR”);

Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (hierna "WVP"), inzonderheid artikel 31bis;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 december 2003 tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de samenstelling en de werking van bepaalde sectorale comités opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

Gelet op de aanvraag van het Waals agentschap voor de integratie van de gehandicapte personen (AWIPH), ontvangen op 8 oktober 2008 en de bijkomende inlichtingen, ontvangen op 22 januari 2009;

Gelet op de aanvraag van het technisch en juridisch advies gericht aan de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken op 27 januari 2009;

Gelet op het verslag van de Voorzitster;

Beslist op 18 februari 2009, na beraadslaging, als volgt:

(2)

I. ONDERWERP VAN DE AANVRAAG

Het Waals agentschap voor de integratie van de gehandicapte personen, hierna "de aanvrager" of het AWIPH, heeft bij het Comité een aanvraag ingediend om hem te machtigen om:

• Via het zogenaamde "TRIVIA" informaticasysteem van de RKW, de volgende gegevens van het Rijksregister te raadplegen: naam en voornamen, geboortedatum, geslacht, nationaliteit, hoofdverblijfplaats, plaats en datum van overlijden, beroep, burgerlijke stand, wettelijke samenwoning en samenstelling van het gezin. Zij wensen toegang te verkrijgen tot deze gegevens voor de volgende personen die betrokken zijn bij hun kinderbijslagdossiers: de rechthebbenden, bijslagtrekkenden en rechtgevend(e) kind(eren) van de betrokken personeelsleden. Eveneens wordt toegang gevraagd tot de opeenvolgende wijzigingen die aan de bedoelde gegevens werden aangebracht gedurende de 5 jaar die aan de aanvraag om toegang voorafgaan, alsook de mededeling via het "TRIVIA" systeem van de RKW van al de wijzigingen die aan deze gegevens worden aangebracht.

• het rijksregisternummer van het Rijksregister te gebruiken.

Zodoende wil het AWIPH zijn opdracht van loonadministratie vervullen voor het uitbetalen van de wedden, kinderbijslagen en vergoedingen aan zijn statutair personeel.

II. ONDERZOEK VAN DE AANVRAAG

A. TOEPASSELIJKE WETGEVING A.1. Wet van 8 augustus 1983 (WRR)

Overeenkomstig artikel 5, eerste lid, 1°, 2° en artikel 8 van de WRR kan de toegang tot of de machtiging om mededeling te krijgen van de bij artikel 3, eerste en tweede lid van de WRR bedoelde informatiegegevens en om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken door het Comité verleend worden aan "aan de Belgische openbare overheden voor de informatiegegevens die zij gemachtigd zijn te kennen uit hoofde van een wet, een decreet of een ordonnantie" alsook aan

"de openbare en private instellingen van Belgisch recht voor de informatie die zij nodig hebben voor het vervullen van taken van algemeen belang die hen zijn toevertrouwd door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie".

(3)

Het AWIPH is een instelling van openbaar nut van categorie B in de zin van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut. Het agentschap werd opgericht bij Decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen en staat onder de voogdij van de Waalse Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen. Het agentschap is belast met een algemene coördinatie- en informatieopdracht met het oog op de uitvoering van het Waalse beleid inzake sociale- en beroepsintegratie van personen met een handicap. Zijn taken van algemeen belang zijn beschreven in artikel 14 van het voormeld Decreet van 6 april 1995.

Krachtens artikel 41 van voormeld Decreet van 6 april 1995 leidt de administrateur-generaal van het AWIPH het personeel en staat hij, onder het gezag en de controle van het beheerscomité van het AWIPH, in voor het dagelijks bestuur.

Ingevolge de onderworpenheid aan de gecoördineerde wetten op de kinderbijslag voor werknemers van 19 december 1939 (artikel 3), verzekert het AWIPH rechtstreeks de betaling van de kinderbijslag, het kraamgeld en de adoptiepremie, voorzien bij de voormelde gecoördineerde wetten of hierdoor verplicht, aan zijn statutaire personeelsleden. In toepassing van artikel 173 quater van de voormelde gecoördineerde wetten zijn de ministeriële diensten die belast zijn met de uitvoering van deze wetten, gehouden zich tot het Rijksregister van de natuurlijke personen te wenden om de informatiegegevens te bekomen, bedoeld bij artikel 3, eerste en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van het Rijksregister van de natuurlijke personen, of wanneer ze de juistheid van deze informatiegegevens nagaan.

Overigens heeft de programmawet (I) van 20 juli 2006 voorzien dat de rechtspersonen die gehouden zijn de gezinsbijslagen te betalen aan het geheel of een gedeelte van hun personeel, al de in hun bezit zijnde sociale gegevens die overeenstemmen met de aard van de hierin opgenomen gegevens, moeten invoeren in het Kadaster van de kinderbijslag voor werknemers dat beheerd wordt door de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (RKW). Iedere instelling die dus een dossier opent met het oog op het onderzoek naar het recht op een van de gezinsbijslagen is dus verplicht om de identificatiegegevens (rijksregisternummer, naam, voornamen en geboortedatum) van de actoren die gekend zijn in het raam van de toekenning van kinderbijslagen (ten minste de bijslagtrekkende) in te voeren in het bedoeld Kadaster. Zo biedt het Kadaster een exact beeld van het geheel van rechten in onderzoek, weigeringen, lopende betalingen of bestaand debet die opgenomen zijn in de databanken van de kinderbijslagfondsen of andere instellingen die belast zijn met de uitbetaling van kinderbijslagen. Dit Kadaster vormt een instrument voor het onderzoeken van het recht op kinderbijslag aangezien het onder meer toelaat om de cumulatie van kinderbijslag voor eenzelfde bijslagtrekkende te vermijden of de kinderbijslag automatisch toe te kennen (behalve voor

(4)

het eerste kind waarvoor altijd een aanvraag moet ingediend worden). De RKW deelt inderdaad automatisch aan de organismen die deel uitmaken van het Kadaster de wijzigingen mee die aangebracht worden aan het Rijksregister. Om gegevens met betrekking tot zijn personeel te kunnen invoeren in bedoeld Kadaster dient men dus gemachtigd te zijn om toegang te hebben tot het Rijksregister en het nummer ervan te gebruiken.

Uit wat voorafgaat blijkt dat de onderhavige aanvraag van het AWIPH ontvankelijk is.

A.2. Wet van 8 december 1992 (WVP)

De informatiegegevens en het identificatienummer van het Rijksregister vormen persoonsgegevens.

Artikel 4, §1, 2° van de WVP vereist van iedere verantwoordelijke voor de verwerking dat hij slechts persoonsgegevens inzamelt voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden.

B. FINALITEIT

De door de aanvrager beoogde finaliteit bestaat erin het beheer te verzekeren van de kinderbijslagdossiers van de statutaire personeelsleden van het AWIPH.

De aanvrager wenst meer in het bijzonder de gegevens van het Rijksregister te gebruiken om de door de betrokken personeelsleden meegedeelde identificatiegegevens te verifiëren teneinde de verplichtingen na te komen die op hem rusten ingevolge de voormelde wetten van 19 december 1939 en het artikel 33 van de programmawet van 20 juli 2006 (I); met name, het toekennen aan de bedoelde personeelsleden van de kinderbijslag, kraamgeld en adoptiepremie, voorzien door de voormelde gecoördineerde reglementering van 1939 of verplicht krachtens deze reglementering en, in dit raam, het recht op kinderbijslag te onderzoeken via het Kadaster van de kinderbijslag van de RKW.

Krachtens artikel 41 van voormeld Decreet van 6 april 1995 leidt de administrateur-generaal van het AWIPH het personeel en staat hij, onder het gezag en de controle van het beheerscomité van het AWIPH, in voor het dagelijks bestuur.

In het raam van het beheer van de kinderbijslagdossiers van de personeelsleden dienen de verklaringen van deze laatsten gecontroleerd te worden op basis van de relevante gegevens van het Rijksregister. In toepassing van artikel 173 quater van de voormelde gecoördineerde wetten zijn de kinderbijslaginstellingen en de ministeriële diensten trouwens ertoe gehouden zich tot het

(5)

Rijksregister van de natuurlijke personen te wenden om de informatiegegevens te verkrijgen, bedoeld bij artikel 3, eerste en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van het Rijksregister van de natuurlijke personen, of om de juistheid ervan te controleren.

Gelet op wat voorafgaat stelt het Comité vast dat het door de aanvrager beoogde doeleinde welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd is in de zin van artikel 4, § 1, 2° en 5°

WVP.

Het Comité merkt eveneens op dat de aanvrager overigens kan beschouwd worden als instelling van sociale zekerheid in de zin van artikel 2, 1ste lid, 2°, e) van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid (KSZ-wet). Bijgevolg is hij in toepassing van de KSZ-wet ertoe gehouden de verplichtingen die opgelegd worden aan de instellingen van sociale zekerheid te eerbiedigen en de sociale gegevens van persoonlijke aard te raadplegen en mee te delen met tussenkomst van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid (art.

11 en 14 KSZ-wet); in onderhavig geval strookt dit met de aanvraag van het AWIPH aangezien het agentschap toegang wenst te krijgen tot het Rijksregister via het Kadaster van de kinderbijslagen van de RKW.

C. PROPORTIONALITEIT

Artikel 4 § 1, 3° van de WVP voorziet dat deze persoonsgegevens toereikend, terzake dienend en niet overmatig moeten zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verkregen of waarvoor zij verder worden verwerkt.

C.1. Betreffende de gegevens

C.1.1. De aanvrager wenst toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9° en 13° van de WRR, voor iedere persoon die aangeduid wordt als rechthebbende, bijslagtrekkende en rechtgevend(e) kind(eren) in het kinderbijslagdossier van het personeelslid, met name:

ƒ de naam en voornamen;

ƒ geboorteplaats en –datum;

ƒ geslacht;

ƒ nationaliteit;

ƒ hoofdverblijfplaats;

ƒ plaats en datum van overlijden;

(6)

ƒ beroep;

ƒ burgerlijke stand;

ƒ samenstelling van het gezin

ƒ wettelijke samenwoning.

De aanvrager vraagt eveneens toegang tot de opeenvolgende wijzigingen die aan deze gegevens werden aangebracht tijdens de 5 jaar voorafgaand aan hun mededeling door het Rijksregister op basis van de verjaringstermijn voor rechtsvorderingen voor betaling van kinderbijslagen (5 jaar - artikel 120 van de gecoördineerde wetten op de kinderbijslag). Hij wenst eveneens via het Kadaster van de RKW de wijzigingen te ontvangen die in de toekomst aan deze gegevens zouden aangebracht worden.

C.1.2. De informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 6° van de WRR, namelijk de naam en voornamen, de geboorteplaats en –datum, het geslacht, de hoofdverblijfplaats vormen de minimale identificatiegegevens om een personeelsdossier van een bediende samen te stellen en te beheren en zijn wedde en toelagen te betalen. De gegevens betreffende de bijslagtrekkenden en rechtgevende kinderen vormen eveneens minimale gegevens voor het beheren van de kinderbijslagdossiers waarin zij tussenkomen. Bovendien is de geboortedatum van de rechtgevende kinderen nuttig om de rang van een rechtgevend kind te bepalen en zodoende ook het bedrag van de verschuldigde kinderbijslag.

C.1.3. Wat het gegeven “nationaliteit” betreft, stelt de aanvrager dat dit noodzakelijk is om in voorkomend geval de toepassing van internationale billaterale verdragen inzake kinderbijslagen te kunnen vaststellen. De werknemers in België die de nationaliteit bezitten van een land waarmee België een verdrag heeft afgesloten hebben inderdaad recht op kinderbijslag voor de kinderen die in dat land verblijven (Op dit ogenblik: Algerije, Marokko, Tunesië, Turkije, Kroatië, de staten van ex- Joegoslavië).

C.1.4. Wat de “datum van overlijden” betreft, deze kan eveneens noodzakelijk blijken vermits het overlijden van een van de actoren uit het kinderbijslagdossier aanpassingen kan veroorzaken op het niveau van het recht op kinderbijslag (wezenbijslag, verandering van rechthebbende of bijslagtrekkende,….). De plaats van overlijden lijkt echter niet relevant en de aanvrager gaf hiervoor geen bijkomende rechtvaardiging.

(7)

C.1.5. Wat het “beroep” betreft meent het Comité dat dit gegeven zoals het thans geregistreerd is in het Rijksregister geen betrouwbaar gegeven is bij gebrek aan bevredigende bijwerking ingevolge zijn volatiel karakter. Vanuit dit oogpunt is het niet aangewezen om de aanvrager toegang tot dit gegeven te verlenen, gelet op het risico om zich te baseren op een foutief gegeven.

Overigens lijkt het in onderhavig geval niet relevant om het juiste beroep van een actor te kennen voor het bereiken van het voormelde doeleinde aangezien het zou volstaan om enkel de sociaal-economische categorie (zelfstandige, werknemer) te kennen. Deze categorie wordt overigens reeds door de RKW meegedeeld via het netwerk van de sociale zekerheid.

C.1.6. Het gegeven “samenstelling van het gezin” lijkt noodzakelijk. Dit laat toe om op het niveau van het gezin uit te maken wie het recht op kinderbijslag opent. In functie van de gezinssituatie van de bijslagtrekkende (éénoudergezin), kan een bijkomende bijslag worden toegekend. De gezinssamenstelling van de rechthebbende laat eveneens toe vast te stellen voor welke kinderen een persoon rechthebbende kan zijn aangezien de werknemer recht heeft op kinderbijslag voor de kinderen die deel uitmaken van zijn gezin. De gezinssamenstelling van het rechtgevend kind is eveneens nuttig aangezien kinderen van meer dan 16 jaar kunnen vragen om zelf de kinderbijslag te ontvangen indien zij alleen wonen. Bovendien kan een lid van het gezin van het kind de kinderbijslag aanvragen wanneer de ouders van een kind geen beroepsactiviteit uitoefenen.

C.1.7. Ook het gegeven “burgerlijke stand” lijkt relevant. Ingeval de overlevende ouder van een weeskind opnieuw huwt neemt het recht op verhoogde wezenbijslag een einde. Diegene die recht heeft op kinderbijslag op basis van een overlevingspensioen of op een sociale toelage op basis van de gezinssituatie, verliest bovendien dit recht of kan dit recht verliezen wanneer hij opnieuw huwt.

Een kind van 16 jaar kan zelf de kinderbijslag ontvangen indien het gehuwd is.

C.1.8. Het gegeven “wettelijke samenwoning” heeft dezelfde gevolgen als het huwelijk voor de toepassing van de wetgeving inzake kinderbijslag.

Gelet op wat voorafgaat, meent het Comité dat de toegang tot de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 6° (de plaats van overlijden uitgezonderd), 8°, 9° en 13° van de WRR conform is met artikel 4, § 1, 3° van de WVP, met inbegrip van de historiek van de wijzigingen die aan deze gegevens werden aangebracht gedurende de vijf jaar voorafgaand aan de mededeling van de gegevens door het Rijksregister alsook de automatische ontvangst van de wijzigingen die in het licht van de vermelde doeleinden, aan deze gegevens zullen aangebracht worden. Gelet op het voorgaande weigert het Comité de toegang tot het gegeven “beroep” (bedoeld bij artikel 3, eerste

(8)

lid, 7° van de WRR) alsook tot de plaats van overlijden (bedoeld bij artikel 3, eerste lid, 6° van de WRR).

C.2. Gebruik van het identificatienummer

C.2.1. De aanvrager wenst het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken om zich te verzekeren van een ondubbelzinnige identificatie van de betrokkenen in de personeelsdossiers alsook voor het raadplegen van het Rijksregister voor het of de voormelde doeleinde(n). De aanvrager moet dit nummer eveneens meedelen aan de RKW bij het invoeren van de gegevens van de personeelsleden waarvoor hij de loonadministratie verzorgt in het Kadaster van de RKW. Dit nummer zal de aanvrager eveneens toelaten het Kadaster van de RKW te raadplegen.

C.2.2. Het identificatienummer van het Rijksregister is een persoonlijk identificatienummer van nationale omvang waarvan het eenduidig karakter verzekerd wordt door het Rijksregister. Het wordt toegekend aan alle personen die ingeschreven zijn in het bevolkingsregister, het vreemdelingenregister, het wachtregister alsook in de registers die bijgehouden worden in de diplomatieke afvaardigingen en Belgische consulaten in het buitenland. Het identificeert deze personen op een unieke wijze en sluit elk risico op homonymie uit.

C.2.3. Bovendien laat dit nummer toe om op een efficiënte wijze de juistheid van de persoonsgegevens van de betrokkene nat te gaan in de authentieke bron die gevormd wordt door het Rijksregister.

In de mate dat het identificatienummer van het Rijksregister gebruikt wordt om een persoon te identificeren en de juistheid van zijn gegevens in het Rijksregister te controleren is dit in het licht van het beoogde doeleinde conform aan artikel 4, § 1, 3° van de WVP.

C.3. Betreffende de frequentie en de duur waarvoor het gebruik van het rijksregisternummer wordt gevraagd

C.3.1. De aanvrager wenst over een permanente toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister te beschikken.

Het Comité stelt vast dat gelet op het beoogde doeleinde en de opdracht van de aanvrager, deze laatste het Rijksregister vaak zal moeten raadplegen. Een permanente toegang is dus conform aan artikel 4, § 1, 3° van de WVP.

(9)

C.3.2. De toegang en het gebruik van de gegevens van het Rijksregister worden gevraagd voor onbepaalde duur.

Het Comité stelt vast dat het met het oog op het bereiken van het vermelde doeleinde onmogelijk is een termijn vast te stellen gedurende dewelke de aanvrager over een machtiging moeten kunnen beschikken aangezien zijn opdrachten niet beperkt zijn in de tijd. Een machtiging voor onbepaalde duur is dus gepast (artikel 4, § 1, 3° van de WVP).

C.4. Betreffende de bewaringstermijn

Ondervraagd over de beoogde bewaringstermijn van de gegevens vraagt de aanvrager een bewaringstermijn van 5 jaar en beroept zich hierbij op de verjaringstermijn inzake kinderbijslagen die 5 jaar bedraagt.

In dit opzicht stelt het Comité de conformiteit vast van de door de aanvrager voorgestelde bewaringstermijn met de vereisten van artikel 4, § 1, 5° van de WVP.

C.5. Intern gebruik en/of mededeling aan derden

Uit de door de aanvrager meegedeelde inlichtingen blijkt dat de gegevens intern zullen gebruikt worden en meegedeeld zullen worden aan de RKW in toepassing van de programmawet (I) van 20 juli 2006 (cf. punt A.1.) alsook aan andere kinderbijslagfondsen ingeval van vertrek van een personeelslid. De aanwerving en het vertrek van een beambte impliceren een uitwisseling van gegevens tussen kinderbijslagfondsen, namelijk de gegevens die noodzakelijk zijn voor de samenstelling of de verlenging van een kinderbijslagdossier.

Het Comité stelt vast dat gelet op het door de aanvrager nagestreefde doeleinde dergelijke mededelingen aanvaardbaar zijn. De kinderbijslagfondsen werden gemachtigd om de gegevens van het Rijksregister te gebruiken, het rijksregisternummer inbegrepen, voor het vervullen van taken die hen zijn opgelegd door wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende de sociale zekerheid, bij koninklijk besluit van 5 december 1986 tot regeling van de toegang tot de gegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen, in hoofde van de instellingen van openbaar nut en de kinderbijslagfondsen die respectievelijk bedoeld zijn in de artikelen 18bis en 19 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders. Ook de RKW werd voor hetzelfde doeleinde gemachtigd om toegang te hebben tot deze gegevens alsook voor de uitvoering van taken die tot zijn bevoegdheid behoren krachtens de koninklijk besluiten van 5 december 1986 tot regeling van de toegang tot het Rijksregister van de

(10)

natuurlijke personen en het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen door de instellingen van openbaar nut die onder het Ministerie van Sociale Voorzorg ressorteren.

C.6. Netwerkverbindingen

Uit de door de aanvrager verstrekte verklaringen blijkt dat er een netwerkverbinding tot stand zal komen tussen zijn diensten en de RKW. Het Kadaster van de RKW zal gevoed worden door het informaticabeheersysteem van het AWIPH aan de hand van een netwerkverbinding. De volgende gegevens van de personeelsleden zullen door het AWIPH aan de RKW meegedeeld worden mits gebruik van het rijksregisternummer van de betrokkenen als primaire sleutel: het rijksregisternummer, de namen en voornamen en de geboortedatum van de bijslagtrekkenden, rechtgevende kinderen en rechthebbenden die voorkomen in de kinderbijslagdossiers van de aanvrager en dit op basis van de verklaringen van de betrokken personeelsleden.

Aangezien een dergelijke netwerkverbinding met de RKW aansluit bij het voormelde doeleinde van beheer van de kinderbijslagdossiers, en het door de RKW opgevatte Kadaster voor de kinderbijslag een hulpmiddel vormt dat ter beschikking gesteld wordt van de kinderbijslagfondsen voor het beheren van de kinderbijslagen, stelt het Comité de conformiteit vast met artikel 4 van de WVP.

Vanuit een bekommernis van volledigheid benadrukt het Comité dat:

• indien er later netwerkverbindingen mochten tot stand komen, de aanvrager het Comité daarvan voorafgaandelijk op de hoogte moet brengen;

• het identificatienummer van het Rijksregister in ieder geval slechts gebruikt kan worden in relaties met derden voor zover het kadert in de doeleinden met het oog op dewelke zij eveneens gemachtigd werden om dit nummer te gebruiken.

(11)

D. VEILIGHEID

D.1. De consulent inzake informatieveiligheid (artikel 8, § 2 en artikel 10 van de WRR)

Zowel ingevolge artikel 10 van de WRR als van de artikelen 24 en 25 van de KSZ-wet is de aanvrager verplicht een consulent inzake informatieveiligheid aan te duiden.

De identiteit van de consulent inzake informatieveiligheid werd aan het Comité meegedeeld. Volgens de aanvraag en de verstrekte inlichtingen kan de betrokkene aanvaard worden als consulent inzake informatieveiligheid.

D.2. Het informatieveiligheidsbeleid

Uit de door de aanvrager meegedeelde stukken blijkt dat zij over een veiligheidsbeleid beschikt evenals over een plan in toepassing ervan.

Het Comité neemt hiervan akte.

Op basis van de door de aanvrager meegedeelde elementen blijkt dat hij nog bijkomende informatie dient te verstrekken betreffende de loggings en de evaluatie van de risico's.

D.3. Personen die toegang hebben tot de gegevens en het identificatienummer gebruiken en de lijst van deze personen

Uit de aanvraag blijkt dat binnen de diensten van de aanvrager twee personeelsleden aangeduid zijn om de nodige opzoekingen in het Rijksregister uit te voeren.

Zoals voorgeschreven door artikel 12 van de WRR dient de aanvrager een lijst op te stellen van de personen die toegang krijgen tot de informatiegegevens van het Rijksregister en het identificatienummer ervan gebruiken. Deze lijst moet voortdurend bijgewerkt en ter beschikking van het Comité gehouden worden.

Bovendien zullen de personen die op deze lijst voorkomen een verklaring moeten ondertekenen waarin zij zich ertoe verbinden de veiligheid en het vertrouwelijk karakter van de gegevens te bewaren.

(12)

OM DEZE REDENEN, Het Comité

1° machtigt het AWIPH om met het oog op het vervullen van het onder punt B vermelde doeleinde, voor onbepaalde duur en onder de in deze beraadslaging vastgestelde voorwaarden:

ƒ een permanente toegang te hebben tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 6° (de plaats van overlijden uitgezonderd), 8°, 9° en 13° van de WRR met inbegrip van de historiek van de wijzigingen die aan deze gegevens werden aangebracht gedurende de vijf jaar voorafgaand aan de mededeling van de gegevens door het Rijksregister alsook de automatische ontvangst van de wijzigingen die aan deze gegevens zullen aangebracht worden

ƒ het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken

Deze machtiging zal evenwel slechts uitwerking krijgen nadat het Comité zal hebben kunnen vaststellen dat de aanvrager de passende veiligheidsmaatregelen neemt wat betreft de evaluatie van de risico's en de loggings.

2° weigert het meer gevraagde.

3° bepaalt dat wanneer het aan de aanvrager een vragenlijst met betrekking tot de informatieveiligheidstatus toestuurt, deze laatste deze lijst waarheidsgetrouw moet invullen en terugbezorgen aan het Comité. Het Comité zal de ontvangst bevestigen en behoudt zich het recht voor om, indien daartoe aanleiding bestaat, te reageren.

Voor de Administrateur m.v., De Voorzitter,

(get.) Patrick Van Wouwe (get.) Mireille Salmon

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Betreft: Beraadslaging houdende het verlenen van een eenmalige machtiging aan de ziekenhuizen om toegang te krijgen tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en

De aanvrager wenst een permanente toegang omdat het voor hem onontbeerlijk is de aanvragers duidelijk te kunnen identificeren aangezien een steeds groeiend aantal aanvragen bij

Zijn opdrachten bestaan uit het beheren van het natuurlijk en landelijk patrimonium, het voorstellen van ontwikkeltrajecten in de landbouw- en milieusector (met inbegrip van

De Commissie is van oordeel dat, hoewel overeenkomstig artikel 5 van de wet van 8 augustus 1983 de toegang tot het Rijksregister enkel wordt verleend aan overheden en instellingen

Artikel 6, § 4, van de wet 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van

• het koninklijk besluit van 3 april 1984 betreffende de toegang door sommige openbare overheden tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, alsmede betreffende het

• de werkzaamheden van het steunpunt, zoals ze werden omschreven, deel uitmaken van het takenpakket van de provincie en bijgevolg kan het voor de verwezenlijking ervan een beroep

Wanneer u via de geautomatiseerde opzoekingsopties niet tot het gewenste resultaat komt, kan u via een ‘Extern formulier’ een aanvraag tot manuele opzoeking indienen.. Deze