TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK PRIMAIR ONDERWIJS De Staat van het Onderwijs 2015/2016
April 2017
Inleiding 3
Sectorspread primair onderwijs 4
Representativiteit 6
1 Toezichtarrangementen 7
1.1 Databestanden 7
1.2 Resultaten toezichtarrangementen 7
1.3 Excellente scholen 9
2 Indicatoren stelselonderzoek 10
2.1 Databestanden 10
2.2 Indicatoren stelselonderzoek 10
3 Opbrengsten 14
3.1 Databestanden 14
3.2 Resultaten opbrengsten: Eindtoets 14
3.3 Gebruik van verschillende eindtoetsen 18
3.4 Resultaten opbrengsten: schoolverschillen rekenen 1F 22
3.5 Resultaten opbrengsten: zittenblijven 22
3.6 Adviezen voor het voortgezet onderwijs 24
4 Speciaal basisonderwijs 39
4.1 Toezichtarrangementen 39
4.2 Indicatoren stelselonderzoek speciaal basisonderwijs 40
4.3 Lesobservaties speciaal basisonderwijs 42
4.4 Opbrengsten 43
5 Aanvullende analyses 47
5.1 Kwaliteit basisschool en schoolloopbaan in het VO 47
5.2 Duurzame verbetering 51
5.3 Nieuwkomers 54
5.4 Groei omvang denominatie 54
6 Vragenlijst schoolleiders 57
6.1 Databestanden 57
6.2 Rechte tellingen 57
6.3 Professionalisering 66
7 Vragenlijst leraren basisonderwijs 74
7.1 Databestanden 74
7.2 Rechte tellingen 74
7.3 Naar leeftijd 79
7.4 Naar omvang aanstelling 84
7.5 Nadere analyse professionaliseringsactiviteiten 89
8 Lesobservaties 96
8.1 Databestanden en analysemethode 96
8.2 Rechte tellingen 96
9 Bijlagen 117
9.1 Representativiteit stelselindicatoren 117
9.2 Representativiteit lesobservaties 119
9.3 Representativiteit vragenlijst schoolleiders 121
9.4 Representativiteit vragenlijst leraren 123
Inleiding
Dit is het technisch rapport dat ten grondslag ligt aan het sectorhoofdstuk primair onderwijs van De Staat van het Onderwijs 2015/2016. In dit rapport vindt u de verantwoording van
onderzoeksgegevens. Er wordt gebruik gemaakt van zowel informatie die verzameld is door inspecteurs als van informatie uit secundaire databronnen.
Sectorspread primair onderwijs
Meeste leerlingen beheersen fundamentele niveau taal en rekenen
In 2016 haalde 12,8 procent van de leerlingen het fundamentele rekenniveau (1F) niet. In 2015 was dit nog 9,5 procent. Tegelijkertijd zien we dat het aandeel leerlingen dat het streefniveau rekenen (1S) haalt kleiner wordt.
Tabel 1 Percentage leerlingen naar behaald referentieniveau
Lezen Taalverzorging Rekenen
2015 2016 2015 2016 2015 2016
<1F 0,8 1,0 4,5 4,1 9,5 12,8
Fundamenteel niveau (1F) 21,6 22,2 40,1 38,7 43,0 42,9
Streefniveau (2F/1S) 77,6 76,8 55,4 57,2 47,6 44,2
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2017
De resultaten op zowel de Centrale Eindtoets (CET) als de internationale TIMSS-toets dalen licht.
Zie paragraaf 3 en technisch rapport Niveau en prestaties Bijna alle scholen van voldoende kwaliteit
In het basisonderwijs is nog maar 2 procent van de scholen (zeer) zwak. In het speciaal basisonderwijs is nog 1 procent zwak. Er zijn geen zeer zwakke speciale basisscholen.
Zie paragraaf 1 en paragraaf 4
Vaker bijstelling schooladvies; niet voor iedereen
Op basis van de uitslag van de eindtoets had in het schooljaar 2016 ruim een derde van de leerlingen recht op heroverweging van het schooladvies. Bijna 20 procent van deze leerlingen kreeg uiteindelijk een hoger advies.
Tabel 2 Percentage bijgestelde adviezen van leerlingen die voor heroverweging in aanmerking kwamen in 2015 en 2016
2015 2016
n % herzien n % herzien Heroverweging i.v.m.
minstens een half niveau verschil
62.949 9,0 62.136 19,7
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Basis voor omgaan met verschillen gelegd
Professionalisering kan leraren helpen bij het omgaan met verschillen tussen leerlingen. De meeste leraren realiseren de voorwaarden voor onderwijs op maat. Zij leggen duidelijk uit, zorgen voor een taakgerichte werksfeer en weten hun leerlingen betrokken te houden bij de les. Nog niet alle leraren slagen hierin.
Tabel 3 Percentage lessen waar de algemeen didactische vaardigheden onvoldoende zijn in de periode 2011/2012 - 2015/2016
2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016
Duidelijke uitleg 11 9 9 8 10
Taakgerichte werksfeer 6 5 6 7 8
Leerlingen zijn actief betrokken 8 9 10 8 12
*significante verschillen t.o.v. het voorafgaande jaar zijn vetgedrukt Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2017
Tussen scholen met een vergelijkbare leerlingenpopulatie bestaan grote verschillen in de bereikte leerresultaten.
Zie ook het technisch rapport Schoolverschillen Kengetallen primair onderwijs
Primair onderwijs 2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 Aantal leerlingen
basisonderwijs x 1.000 1 534,9 1 517,5 1 498,0 1 476,7 1 457,6 1 443,2 Aantal leerlingen speciaal
basisonderwijs x 1.000 42,8 41,8 39,9 38,1 36,8 34,7
Aantal basisscholen 6.849 6.807 6.743 6.650 6.550 6.431
Aantal scholen voor speciaal
basisonderwijs 308 304 296 291 288 284
Bron: CBS Statline, 2016
Representativiteit
De gegevens over indicatoren uit stelselonderzoeken, lesobservaties en de vragenlijsten schoolleiders en leraren zijn steekproefgegevens. De steekproeven zijn gecontroleerd op
representativiteit qua toezichtarrangement, schoolgrootte, provincie, regio, mate van stedelijkheid, denominatie, pedagogisch-didactisch concept en aandeel gewichtenleerlingen. Alle steekproeven zijn representatief.
Voor de overzichten: zie bijlage.
1 Toezichtarrangementen
1.1 Databestanden
Voor de analyses zijn de volgende bestanden gebruikt:
1. Databestanden met toezichtarrangementen (kwaliteitsoordeel van de inspectie) 2. Databestanden met achtergrondkenmerken (registratie van toezichteenheden) 3. Leerlingtellingen (BRON)
1.2 Resultaten toezichtarrangementen
In 2016 is het aantal en aandeel zwakke scholen wederom iets afgenomen. De afgelopen drie jaar zien we, in tegenstelling tot in de periode 2011-2013, dat het aantal zwakke en zeer zwakke scholen redelijk stabiel is. Verder valt op dat islamitische en vrijescholen gemiddeld niet vaker zwak zijn in vergelijking met andere scholen, zoals in de voorgaande jaren het geval was.
Tabel 1.2.1 Toezichtarrangementen in het basisonderwijs op 1 september 2011-2016
1 sept. 2011 1 sept. 2012 1 sept. 2013 1 sept. 2014 1 sept. 2015 1 sept. 2016 n 2016
Basis 95,6 96,9 97,8 97,8 97,9 98,1 6.593
Zwak 3,8 2,9 2 2 1,9 1,7 111
Zeer zwak 0,6 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 14
Totaal 100 100 100 100 100 100
N 7.160 7.107 7.023 6.999 6.793 6.718 6.718
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Op ongeveer 98 procent van de basisscholen voldoet de onderwijskwaliteit minimaal aan de basiskwaliteit.
Figuur 1.2.1 Percentage (zeer) zwakke scholen op 1 september 2011-2016 (n 2016=6.718)
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 1.2.2 Toezichtarrangementen naar provincie op 1 september 2015 en 2016
2015 2016
0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Zwak Zeer zwak
Basis Zwak Zeer zwak Basis Zwak Zeer zwak
Groningen 97,1 1,8 1,1 N=284 96,8 3,2 0,0 N=279
Friesland 96,8 3,0 0,2 N=437 99,0 0,5 0,5 N=424
Drenthe 94,8 4,8 0,4 N=273 94,5 5,1 0,4 N=273
Overijssel 98,1 1,9 0,0 N=572 98,1 1,4 0,5 N=563
Flevoland 96,8 3,2 0,0 N=186 95,8 3,7 0,5 N=187
Gelderland 98,4 1,4 0,2 N=925 98,5 1,4 0,1 N=910
Utrecht 99,0 1,0 0,0 N=500 99,0 0,8 0,2 N=494
Noord-Holland 97,2 2,5 0,3 N=926 97,7 2,0 0,3 N=925
Zuid-Holland 97,9 1,9 0,2 N=1.239 97,3 2,5 0,2 N=1.232
Zeeland 97,6 2,4 0,0 N=212 100,0 0,0 0,0 N=204
Noord-Brabant 98,5 1,4 0,1 N=870 99,5 0,5 0,0 N=869
Limburg 99,5 0,5 0,0 N=368 99,7 0,3 0,0 N=358
Landelijk 97,9 1,9 0,2 N=6.792 98,1 1,7 0,2 N=6.718
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 1.2.3 Toezichtarrangement naar aantal leerlingen op 1 september 2015 en 2016
2015 2016
Basis Zwak Zeer zwak Basis Zwak Zeer zwak
1-100 96,4 3,3 0,3 N=1.263 97,3 2,4 0,3 N=1.270
101-200 97,2 2,5 0,3 N=2.413 97,6 2,0 0,4 N=2.277
201-300 99,2 0,7 0,1 N=1781 98,9 1,0 0,1 N=1.733
301-400 98,6 1,4 0,0 N=778 98,5 1,5 0,0 N=778
401-meer 98,7 1,1 0,2 N=546 99,5 0,5 0,0 N=575
Totaal 97,9 1,9 0,2 N=6.781 98,1 1,7 0,2 N=6.633
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 1.2.4 Toezichtarrangementen naar verschillende gemeenten G4 op 1 september 2015 en 2016
2015 2016
Basis Zwak Zeer zwak Basis Zwak Zeer zwak
Geen G4 97,9 1,9 0,2 N=6.156 98,2 1,6 0,2 N=6.085
Amsterdam 99,0 1,0 0,0 N=205 97,6 2,4 0,0 N=207
Rotterdam 95,3 4,7 0,0 N=192 94,6 5,4 0,0 N=186
s-Gravenhage 98,6 1,4 0,0 N=142 99,3 0,7 0,0 N=142
Utrecht 100,0 0,0 0,0 N=98 100,0 0,0 0,0 N=98
Landelijk 97,9 1,9 0,2 N=6.793 98,1 1,7 0,2 N=6.718
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 1.2.5 Toezichtarrangementen naar stedelijkheid op 1 september 2015 en 2016
2015 2016
Basis Zwak Zeer
zwak Basis Zwak Zeer
zwak Zeer sterk
stedelijk 97,4 2,4 0,2 N=1.014 97,6 2,2 0,2 N=1.068
Sterk stedelijk 97,8 2,0 0,2 N=1.797 98,0 1,9 0,1 N=1.762
Matig stedelijk 98,1 1,7 0,2 N=1.225 98,3 1,4 0,3 N=1.208
Weinig stedelijk 98,3 1,6 0,1 N=1.822 98,5 1,2 0,3 N=1.778
Niet stedelijk 97,3 2,4 0,3 N=934 98,3 1,6 0,1 N=902
Landelijk 97,9 1,9 0,2 N=6.792 98,1 1,7 0,2 N=6.718
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 1.2.6 Toezichtarrangementen naar denominatie op 1 september 2015 en 2016
2015 2016
Basis Zwak Zeer
zwak Basis Zwak Zeer
zwak
Openbaar 97,4 2,2 0,4 N=2.235 97,4 2,3 0,3 N=2.210
Rooms-Katholiek 98,3 1,6 0,1 N=2.015 98,9 1,0 0,1 N=1.998
Protestants-
Christelijk 98,1 1,8 0,1 N=1.732 98,0 1,8 0,2 N=1.707
Gereformeerd
Vrijgemaakt 98,2 1,8 0,0 N=111 97,3 1,8 0,9 N=109
Reformatorisch 100,0 0,0 0,0 N=163 98,8 1,2 0,0 N=163
Islamitisch 93,5 4,3 2,2 N=46 97,8 2,2 0,0 N=45
Algemeen
Bijzonder 98,5 1,5 0,0 N=336 99,4 0,3 0,3 N=331
Overig Bijzonder 93,6 5,8 0,6 N=155 96,8 3,2 0,0 N=155
Totaal 97,9 1,9 0,2 N=6.793 98,1 1,7 0,2 N=6.718
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 1.2.7 Toezichtarrangementen naar concept op 1 september 2015 en 2016
2015 2016
Basis Zwak Zeer zwak Basis Zwak Zeer zwak
Regulier 97,9 1,9 0,2 N=6.303 98,1 1,7 0,2 N=6.232
Dalton 98,7 1,3 0,0 N=159 98,7 1,3 0,0 N=158
Jenaplan 97,4 2,6 0,0 N=117 97,4 1,7 0,9 N=116
Montessori 96,3 3,1 0,6 N=160 98,7 1,3 0,0 N=160
Vrije School 92,6 7,4 0,0 N=54 98,1 1,9 0,0 N=52
Totaal 97,9 1,9 0,2 N=6.793 98,1 1,7 0,2 N=6.718
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
1.3 Excellente scholen
In 2016 zijn er 26 excellente scholen bijgekomen: 24 in het regulier basisonderwijs en 2 in het speciaal basisonderwijs. In totaal zijn er nu 69 scholen met het predicaat Excellente school (regulier basisonderwijs: 60 en speciaal basisonderwijs: 9).
Tabel 1.3.1 Verdeling in regulier basisonderwijs en speciaal basisonderwijs predicaat Excellente School 2016:
Regulier basisonderwijs 24
Speciaal basisonderwijs 2
Totaal 26
2 Indicatoren stelselonderzoek
2.1 Databestanden
Voor de analyses zijn de oordelen gebruikt die tijdens bezoeken in het kader van de Staat van het Onderwijs 2015/2016 zijn afgegeven.
2.2 Indicatoren stelselonderzoek
Het invoeren van een nieuw kader maakt een zinvolle vergelijking met voorgaande jaren moeilijk.
Daarom worden hier alleen gegevens over het stelselonderzoek 2016 gepresenteerd.
Somscore indicatoren onderzoek
Tabel 2.2.1 tabel laat zien hoeveel scholen op alle standaarden en/of nalevingsindicatoren
voldoende scoren. Per somindicator zijn alleen de scholen meegenomen waarvan op minstens een van de betreffende indicatoren gescoord is. Voor de combinatie “alle standaarden en
nalevingsindicatoren voldoende” geldt dat alleen scholen zijn meegenomen waarbij op minstens één standaardindicator en één nalevingsindicator gescoord is.
Tabel 2.2.1 Aantal scholen dat op alle standaarden en/of nalevingsindicatoren voldoende scoort
n %
Alle standaarden
voldoende Nee 69 36
Ja 122 64
Totaal 191 100
Alle nalevingsindicatoren
voldoende Nee 68 46
Ja 79 54
Totaal 147 100
Alle standaarden en nalevingsindicatoren voldoende
Nee 97 67
Ja 48 33
Totaal 145 100
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016 Beoordeling indicatoren
De indicatoren waar het vaakst onvoldoende op gescoord worden zijn zicht op ontwikkeling (13,6 procent), ondersteuning (7,5 procent) en evaluatie en verbetering (6,8 procent).
Tabel 2.2.2 Beoordeling van basisscholen in 2015/2016
n %
Resultaten Zeer zwak 0 0
Onvoldoende 2 1
Voldoende 172 91
Goed 14 7
ntb 1 1
Totaal 189 100
Aanbod Zeer zwak 0 0
Onvoldoende 1 1
Voldoende 138 72
Goed 51 27
ntb 0 0
Totaal 190 100
Zicht op ontwikkeling Zeer zwak 0 0
Onvoldoende 26 14
Voldoende 121 63
Goed 44 23
ntb 0 0
Totaal 191 100
Didactisch handelen Zeer zwak 0 0
Onvoldoende 8 4
Voldoende 164 86
Goed 19 10
ntb 0 0
Totaal 191 100
Ondersteuning Zeer zwak 0 0
Onvoldoende 12 8
Voldoende 94 59
Goed 54 34
ntb 0 0
Totaal 160 100
Schoolklimaat Zeer zwak 0 0
Onvoldoende 0 0
Voldoende 64 34
Goed 127 66
ntb 0 0
Totaal 191 100
Veiligheid Zeer zwak 0 0
Onvoldoende 2 1
Voldoende 99 52
Goed 90 47
ntb 0 0
Totaal 191 100
Evaluatie en verbetering Zeer zwak 0 0
Onvoldoende 13 7
Voldoende 122 64
Goed 56 29
ntb 0 0
Totaal 191 100
Kwaliteitscultuur Zeer zwak 0 0
Onvoldoende 9 5
Voldoende 98 51
Goed 84 44
ntb 0 0
Totaal 191 100
Verantwoording en dialoog Zeer zwak 0 0
Onvoldoende 8 4
Voldoende 128 68
Goed 53 28
ntb 0 0
Totaal 189 100
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 2.2.3 Scores van po-scholen op nalevingsindicatoren stelselonderzoek 2016
n %
De inspectie is in het bezit gesteld van de geldende schoolgids (art. 16, lid 2
en 3, WPO). Ja 145 100
Nee 0 0
In de schoolgids is informatie opgenomen over standaard gecontroleerde
onderdelen (art. 13 WPO). Ja 120 89
Nee 15 11
In de schoolgids is informatie opgenomen over onderdelen voortvloeiend uit
de invoering van passend onderwijs (art. 13 WPO). Ja 125 95
Nee 7 5
De inspectie is in het bezit gesteld van het geldende schoolplan (art. 16, lid 1
en 3, WPO). Ja 139 97
Nee 4 3
In het schoolplan is informatie opgenomen over een of meer standaard
gecontroleerde onderdelen (art. 12 WPO) Ja 123 94
Nee 8 6
Het schoolondersteuningsprofiel wordt tevens betrokken bij het onderwijskundig beleid zoals dat opgenomen is in het schoolplan (WPO Artikel 12, lid 2).
Ja 120 94
Nee 8 6
Er is voldoende onderwijstijd geprogrammeerd om te kunnen voldoen aan de
daarvoor gestelde minima (art. 8, lid 7 onder b, WPO). Ja 130 100
Nee 0 0
Er is maximaal zevenmaal een onvolledige schoolweek geprogrammeerd
voor de groepen 3 t/m 8 (artikel 8, lid 7 onder b, WPO). Ja 118 99
Nee 1 1
De school stelt voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven een ontwikkelingsperspectief vast (art. 40a, lid 1 WPO) en deze voldoet aan de eisen die daaraan gesteld worden (artikel 34.7 van het Besluit bekostiging WPO).
Ja 121 98
Nee 3 2
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Beoordeling scholen pilotonderzoek
Onderstaande tabel geeft een fictieve waardering weer van de stelselonderzoeken, op basis van de beslisregels die ten tijde van het onderzoek golden en een fictief oordeel op basis van de definitieve beslisregels. Deze beslisregels hebben betrekking op de volgende indicatoren: resultaten, zicht op ontwikkeling, didactisch handelen, veiligheid, evaluatie en verbetering, kwaliteitscultuur. Onder de beslisregels die golden ten tijde van het onderzoek, krijgt een school de waardering goed als didactisch handelen en kwaliteitscultuur goed zijn en de overige standaarden minimaal voldoende.
Een school krijgt de waardering voldoende als didactisch handelen, resultaten en veiligheid
minimaal voldoende zijn. Een school wordt beschouwd als zwak als hoogstens een van de volgende indicatoren onvoldoende is: didactisch handelen, resultaten, veiligheid of zicht op ontwikkeling. Als resultaten onvoldoende zijn en daarnaast didactisch handelen en/of veiligheid en/of zicht op ontwikkeling, krijgt een school de waardering zeer zwak. Onder de definitieve beslisregels moet
ook zicht op ontwikkeling voldoende zijn om het eindoordeel “voldoende” of “goed” te krijgen en wordt een school als zwak beoordeeld wanneer dit onvoldoende is.
Tabel 2.2.4 Waardering scholen o.b.v. de beslisregels die golden ten tijde van het onderzoek en o.b.v.
definitieve beslisregels (2016)
Fictief eindoordeel o.b.v.
beslisregels die golden ten tijde van het onderzoek
Fictief eindoordeel o.b.v.
definitieve beslisregels
n % n %
Zeer zwakke school 1 1 1 1
Zwakke school 10 5 31 16
Voldoende school 162 86 141 75
Goede school 15 8 15 8
Totaal 188 100 188 100
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
3 Opbrengsten
3.1 Databestanden
Voor de analyses zijn de volgende bestanden gebruikt:
1. Databestanden met resultaten op de eindtoets en vo-adviezen (BRON);
2. Databestanden waarin de BRON-gegevens aangevuld zijn met vragenlijsten van scholen die niet in het BRON-bestand voorkomen;
3. Inschrijvingenbestand van DUO.
3.2 Resultaten opbrengsten: Eindtoets
Vanaf 2016 zijn er drie verschillende eindtoetsen toegestaan: De Centrale Eindtoets (CET), de ICE Eindtoets (IEP) en ROUTE 8. De afgelopen twee jaar zien we dat de CET terrein verliest aan de andere toetsen. Vooral de IEP wordt vaker afgenomen. In paragraaf 3.4 wordt verder ingegaan op de scholen die verschillende eindtoetsen gebruiken en scholen die van eindtoets veranderen.
Onderstaande tabel geeft het aantal scholen weer dat een bepaalde eindtoets heeft afgenomen.
Het aandeel scholen dat de CET gebruikt liep in 2016 terug naar minder dan 80 procent.
Bron: Oomens, Scholten en Luyten, 2017 Opbrengsten eindtoets op schoolniveau
Onderstaande tabellen geven de gemiddelde score op eindtoetsen weer op schoolniveau. Hierin zijn alleen scholen meegenomen waar minstens tienleerlingen hebben deelgenomen aan de eindtoets, met uitzondering van tabel 4.2.6 (uitsplitsing naar grootte van de school).
Tabel 3.2.2 Gemiddelde score eindtoetsen op schoolniveau (n 2016=5.757)
2015 2016
n Gem. score n Gem. score
Drempelonderzoek 243 102,26 n.v.t. n.v.t.
Centrale eindtoets (CET) 4.891 534,93 4.407 534,50
ROUTE 8 73 201,50 391 204,21
ICE Eindevaluatie Primair
Onderwijs (IEP) 163 82,04 959 79,86
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
In onderstaande tabel zijn alleen scholen meegenomen waar in 2015 en 2016 minstens tien leerlingen hebben deelgenomen aan de eindtoets.
Tabel 3.2.3 Gemiddelde score eindtoetsen op schoolniveau, naar eindtoets in 2015 en 2016 (n =5.245)
n Gem. SD n Gem. SD
Toets 2015-toets
2016 CET-CET 4.028 535,2 3,9 4.028 534,6 3,9
CET-IEP 378 533,5 3,8 378 81,0 4,5
CET-R8 177 533,9 3,8 177 206,0 10,0
IEP-IEP 139 82,0 4,3 139 79,7 4,7
R8-R8 58 202,6 9,1 58 206,7 9,5
Overig-
CET n.v.t. n.v.t. n.v.t. 102 532,0 4,0
Overig-IEP n.v.t. n.v.t. n.v.t. 269 78,8 5,5 Overig-R8 n.v.t. n.v.t. n.v.t. 84 202,1 9,6 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 3.2.4 Gemiddelde score Centrale Eindtoets in klassen op schoolniveau
2013 2014 2015 2016
n % n % n % n %
score<530
570 11,5 603 12,1 519 10,6 548 12,4
530=<score<535
1.842 37,0 1.934 38,8 1.752 35,8 1.768 40,1 535=<score<540
2.164 43,5 2.084 41,8 2.236 45,7 1.785 40,5 540=<score<545
380 7,6 352 7,1 384 7,8 293 6,6
score>=545
18 0,4 10 0,2 7 0,1 13 0,3
Totaal
4.974 100,0 4.983 100,0 4.898 100,0 4.407 100,0 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
In onderstaande tabel zijn alle scholen opgenomen, ongeacht het aantal leerlingen dat de CET gemaakt heeft.
Tabel 3.2.5 Gemiddelde score Centrale Eindtoets naar schoolgrootte op schoolniveau
2013 2014 2015 2016
n Gem. n Gem. n Gem. n Gem.
<=100
1.086 533,9 1158 533,5 1.035 534,5 878 534,0 101-200
1.966 534,1 1967 533,7 1.911 534,3 1.712 533,8 201-300
1.462 535,1 1431 534,9 1.444 535,3 1.304 534,8 301-400
640 535,3 630 535,0 634 535,4 578 534,9
>400
485 536,1 473 536,2 459 536,3 445 535,5
Totaal
5.639 534,6 5659 534,3 5.483 534,9 4.917 534,4 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Figuur 3.2.1 Gemiddelde score Centrale Eindtoets 2014-2016 naar percentage gewichtenleerlingen op schoolniveau (excl. scholen met minder dan 10 deelnemers, n=3.691)
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Excellente leerlingen
In de onderstaande analyses over excellente leerlingen zijn alleen leerlingen meegenomen die als hoofdtoets de CET of IEP-toets hebben gemaakt. Bij deze toetsen is er namelijk een
maximumscore die leerlingen kunnen behalen. De onderstaande tabel laat zien hoeveel leerlingen per gemaakte toets de maximum score behaald hebben (hierna excellente leerlingen genoemd).
Tabel 3.2.6 Percentage leerlingen dat de maximale score behaalt op de eindtoets in toetsjaar 2015 en 2016
2015 2016
Aantal deelnemers toets
% excellente
leerlingen Aantal
deelnemers toets
% excellente leerlingen
Centrale eindtoets (CET) 157.442 5,1 140.312 5,0
ICE Eindevaluatie Primair
Onderwijs (IEP) 4.904 7,5 29.988 6,1
Totaal 162.346 5,2 170.300 5,2
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
In onderstaande tabel zijn alle scholen meegenomen, ongeacht het aantal deelnemers aan de toets. Kleinere scholen hebben relatief vaak geen excellente leerlingen, maar dit verschil valt grotendeels weg wanneer niet alleen de 0% categorie bekeken wordt, maar ook de >0-5%
categorie.
Tabel 3.2.7 Percentage excellente leerlingen naar aantal leerlingen op school in 2016 (n=6.042) Percentage excellente leerlingen
0% >0-5% 5-10% >=10%
% % % %
1-100 70,1 0,7 10,7 18,5
101-200 49,1 15,3 19,9 15,7
201-300 30,8 27,2 24,7 17,3
301-400 20,1 36,5 27,8 15,6
401-meer 12,1 40,7 31,7 15,5
Totaal 41,5 20,4 21,5 16,6
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
In onderstaande tabellen zijn alleen scholen meegenomen waar minstens tien leerlingen de eindtoets gemaakt hebben. De verschillen naar regio zijn beperkt.
Tabel 3.2.8 Percentage excellente leerlingen naar regio in 2016 (n=5.366) Percentage excellente leerlingen
0% >0-5% 5-10% >=10%
Noord 42,5 14,0 24,8 18,7
Oost 40,6 22,6 23,0 13,8
Midden 34,4 24,8 24,3 16,5
Zuid 33,8 24,3 24,6 17,3
Landelijk 36,6 23,0 24,1 16,3
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Scholen in Rotterdam vallen het minst vaak in de categorie scholen met veel excellente leerlingen.
Tabel 3.2.9 Percentage excellente leerlingen naar g4 in 2016 (n=5.366) Percentage excellente leerlingen
0% >0-5% 5-10% >=10%
Geen g4 36,3 22,8 24,5 16,4
Amsterdam 42,0 22,8 19,7 15,5
Rotterdam 42,9 25,8 18,4 12,9
Den Haag 31,1 27,9 21,3 19,7
Utrecht 30,6 24,7 28,2 16,5
Landelijk 36,6 23,0 24,1 16,3
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
De verschillen op basis van stedelijkheid zijn niet erg groot.
Tabel 3.2.1 Percentage excellente leerlingen naar stedelijkheid in 2016 (n=5.366) Percentage excellente leerlingen
0% >0-5% 5-10% >=10%
Zeer sterk
stedelijk 34,6 25,4 22,6 17,4
Sterk stedelijk 35,3 26,8 23,3 14,6
Matig stedelijk 31,5 24,5 27,5 16,5
Weinig stedelijk 39,3 19,5 23,9 17,3
Niet stedelijk 44,5 15,4 23,5 16,6
Landelijk 36,6 23,0 24,1 16,3
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Islamitische scholen en Gereformeerd Vrijgemaakte scholen vallen relatief vaak in de categorie met weinig excellente leerlingen.
Tabel 3.2.2 Percentage excellente leerlingen naar denominatie in 2016 (n=5.366) Percentage excellente leerlingen
0% >0-5% 5-10% >=10%
Openbaar 40,5 20,6 24,0 14,9
Rooms-katholiek 33,2 26,6 24,3 15,8
Protestants-christelijk 36,3 21,3 24,1 18,3 Gereformeerd Vrijgemaakt 53,5 15,1 16,3 15,1
Reformatorisch 35,1 24,5 25,8 14,6
Islamitisch 54,1 27,0 13,5 5,4
Overig bijzonder 30,0 24,0 26,1 19,9
Totaal 36,6 23,0 24,1 16,3
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
3.3 Gebruik van verschillende eindtoetsen
In 2016 hadden scholen de keuze tussen drie verschillende eindtoetsen: De Centrale Eindtoets (CET), IEP eindtoets (IEP) en Route 8. Een relatief groot aantal scholen koos voor een andere eindtoets dan de CET. In 2015 stapten 338 scholen over van de CET op een andere eindtoets, in 2016 ging dit om 726 scholen. Deze stijging van scholen die overstappen zien we terug in een daling in het totale percentage scholen dat gebruikmaakt van de CET.
Verschillen tussen scholen die een bepaalde eindtoets gebruiken
Sommige groepen scholen kiezen vaker voor een alternatieve toets. Allereerst kiezen scholen met minder leerlingen minder vaak voor de CET, terwijl grote scholen hier juist relatief vaak voor kiezen.
Tabel 3.3.1 Percentage afgenomen eindtoetsen (2016) naar aantal leerlingen (n=6.713)
CET IEP ROUTE 8
1-100 70,6 20,4 9,0
101-200 76,6 16,7 6,7
201-300 77,2 15,8 7,0
301-400 74,9 18,0 7,1
401-meer 80,5 15,1 4,4
Totaal 75,7 17,2 7,1
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Ook zijn er grote regionale verschillen zichtbaar. In het oosten van het land wordt veelal
gebruikgemaakt van de CET, terwijl met name scholen in het noorden van het land relatief vaak voor een alternatieve toets kiezen.
Tabel 3.3.2 Percentage afgenomen eindtoetsen (2016) naar regio (n=6.713)
CET IEP ROUTE 8
Noord 64,0 22,4 13,6
Oost 83,3 11,4 5,3
Midden 74,8 19,7 5,5
Zuid 77,7 14,7 7,6
Landelijk 75,7 17,2 7,1
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
De verschillen tussen scholen in minder en meer stedelijk gebieden zijn beperkt. Wel zien we verschillen tussen de vier grote steden. Met name in Amsterdam gebruikt een opvallend hoog percentage scholen de CET.
Tabel 3.3.3 Percentage afgenomen eindtoetsen (2016) naar g4 (n=6.713)
CET IEP ROUTE 8
Geen g4 74,6 17,9 7,5
Amsterdam 96,2 1,9 1,9
Rotterdam 84,8 15,2 0,0
Den Haag 75,9 17,5 6,6
Utrecht 86,0 8,6 5,4
Landelijk 75,7 17,2 7,1
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Wat betreft denominatie gebruiken bijzondere scholen met een reformatorische (CET: 96,9 procent), islamitische (CET: 89,1 procent) en gereformeerd vrijgemaakte (CET: 89,3 procent) achtergrond relatief vaak de CET. Als we kijken naar onderwijsconcept valt met name op dat Vrijescholen (CET: 11,5 procent) en Jenaplan (CET: 50,0 procent) vaak kiezen voor een alternatieve toets (met name de IEP). Er is geen significant verband tussen het percentage leerlingen met leerlinggewicht (indicatie van laag opgeleide ouders) en de gehanteerde eindtoets op een school.
Overstap van eindtoets
De meeste scholen die in 2016 overgestapt zijn op een andere eindtoets dan de CET, hebben de IEP-toets ingevoerd.
Tabel 3.3.4 Scholen die overstappen van CET in 2016: Nieuwe eindtoets (n=726)
n %
IEP 498 68,6
Route 8 228 31,4
Totaal 726 100,0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Opbrengstenbeoordeling op scholen die van eindtoets veranderen
Met name scholen met minder goede eindresultaten verruilen de CET voor IEP of Route 8. Zo ligt de gemiddelde CET-score in het jaar voordat scholen overstapten naar een andere eindtoets 1,7 lager dan de gemiddelde score van scholen die niet van toets veranderen. Daarnaast zijn de opbrengsten van de scholen die van eindtoets veranderen in het voorgaande jaar door de inspectie relatief vaak als onvoldoende beoordeeld. Dit geldt voor 44,1 procent van de scholen die van eindtoets veranderen, en voor 28 procent van de scholen die niet van eindtoets veranderen.
Tabel 3.3.5 Gemiddelde score op de CET in 2015: Scholen die wel en niet overgestapt zijn van CET (2015) naar een andere eindtoets (2016) (n=5.598)
Gem. score eindtoets 2015
n Gem. SD
Toets 2015-toets CET-CET 4.876 535,1 4,2
2016 CET-IEP/R8 722 533,4 4,2 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 3.3.6 Opbrengstenbeoordeling 2015: Scholen die wel en niet overgestapt zijn van CET (2015) naar een andere eindtoets (2016) (n=5.608)
Overstap van CET naar andere eindtoets in 2016
Nee Ja
n % n %
Beoordeling opbrengsten
2015 Onder de norm 1.369 28,0 320 44,1
Onbekend 19 0,4 6 0,8
Binnen de
norm 2.293 47,0 306 42,1
Boven de norm 1201 24,6 94 13,0
Totaal 4.882 100,0 726 100,0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Dezelfde groep scholen scoort in 2016 (het jaar waarin ze een nieuwe toets in gebruik namen) juist relatief weinig onder de norm: Bij slechts 20,8 procent van de scholen worden hun opbrengsten als onvoldoende beoordeeld, tegenover 34,9 procent bij de scholen die vasthouden aan de CET.
Tabel 3.3.7 Opbrengstenbeoordeling 2016: Scholen die wel en niet van eindtoets veranderd zijn in 2016 (n=5.608)
Overstap van CET naar andere eindtoets in 2016
Nee Ja
n % n %
Beoordeling opbrengsten
2016 Onder de norm 1.704 34,9 151 20,8
Onbekend 3 0,1 0 0,0
Binnen de
norm 2.215 45,4 324 44,6
Boven de norm 960 19,6 251 34,6
Totaal 4.882 100,0 726 100,0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Aanmerking herziening op scholen die van eindtoets veranderen
Ook zien we dat scholen die van eindtoets wisselen in datzelfde jaar een relatief hoog percentage leerlingen hebben dat in aanmerking komen voor herziening van het schooladvies. Dezelfde groep scholen had een jaar eerder juist een relatief laag percentage leerlingen dat in aanmerking kwam voor herziening. Wanneer we het uitsplitsen naar soort eindtoets, zien we vooral bij scholen die overgestapt zijn op de IEP een sterke toename van leerlingen die in aanmerking komen voor herziening.
Figuur 3.3.1 Percentage leerlingen dat een herzien advies krijgt op (a) scholen die gebruik blijven maken van de CET in 2016, (b) scholen die overstappen naar R8 in 2016 en (c) scholen die overstappen naar IEP in 2016 (n=5.450)
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
CET-CET CET-IEP CET-R8
% leerlingen in aanmerking voor
herziening 2015 18,5 13,8 14,3
% leerlingen in aanmerking voor
herziening 2016 14,9 29,8 18,3
0,0 5,0 10,0 15,0 20,0 25,0 30,0 35,0
3.4 Resultaten opbrengsten: schoolverschillen rekenen 1F
Onderstaande grafiek toont het percentage leerlingen dat rekenniveau 1F niet beheerst op schoolniveau. In deze grafiek zijn alleen scholen meegenomen waar opbrengsten bekend zijn van minstens tien leerlingen.
Figuur 3.4.1 Percentage leerlingen dat rekenniveau 1F niet beheerst op schoolniveau (2016, n=5.840)
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
3.5 Resultaten opbrengsten: zittenblijven
Onderstaande tabel geeft het aantal en het percentage leerlingen weer dat het primair onderwijs vertraagd, onvertraagd of versneld doorlopen heeft. Dit is bepaald voor alle leerlingen die op 1 september van het peiljaar ingeschreven stonden voor leerjaar 8, aan de hand van de leeftijd van deze leerling op 1 oktober van het peiljaar. Als een leerling op 1 oktober ouder dan 11 jaar is, wordt hij/zij beschouwd als een vertraagde leerling. Als een leerling op 1 oktober jonger dan 11 jaar is, wordt hij/zij beschouwd als een versnelde leerling. Leerlingen die op 1 oktober 11 jaar zijn, vallen in de categorie onvertraagd.
De dalende trend in het percentage leerlingen dat met vertraging de basisschool verlaat, zet in 2016 door. Hetzelfde geldt voor de stijgende trend van het percentage leerlingen dat de basisschool versneld doorlopen heeft.
Tabel 3.5.1 Aantal en percentage vertraagde/versnelde leerlingen leerjaar 8, 2012-2016 Status leerjaar 8
Vertraagd Onvertraagd Versneld Totaal
n % n % n % n %
Jaar van
inschrijving 2012 33.677 17,5 146.110 76,1 12.287 6,4 192.074 100,0 2013 31.043 16,4 143.871 75,7 14.942 7,9 189.856 100,0 2014 28.469 15,1 143.080 76,1 16.538 8,8 188.087 100,0 2015 26.538 14,5 138.825 75,7 18.035 9,8 183.398 100,0 2016 24.495 13,8 134.329 75,5 19.005 10,7 177.829 100,0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Net als voorgaande jaren blijven jongens, leerlingen met een leerlinggewicht (een indicatie van laagopgeleide ouders) en leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond relatief vaak zitten.
Tabel 3.5.2 Percentage vertraagde/versnelde leerlingen leerjaar 8, uitgesplitst naar leerlingkenmerken, 2012- 2016 (n 2016=177.829)
Geslacht Leerlinggewicht Etniciteit Meisje Jongen 0.00 0.30 1.20
Autochtoon Westerse allochtoon Niet- westerse allochtoon
2012 Vertraagd 15,7 19,4 15,3 28,8 38,2 15,1 22,3 27,2 Onvertraagd 77,2 74,9 77,8 68,2 59,2 78,1 71,6 68,0
Versneld 7,1 5,7 6,9 3,0 2,6 6,8 6,1 4,8
2013 Vertraagd 14,8 17,9 14,4 27,8 35,1 14,2 20,4 24,9 Onvertraagd 76,5 75,0 77,2 68,6 61,4 77,5 71,7 69,2
Versneld 8,7 7,0 8,5 3,6 3,4 8,3 7,9 5,9
2014 Vertraagd 13,7 16,6 13,3 27,1 34,0 13,0 19,9 23,3 Onvertraagd 76,7 75,4 77,3 68,9 62,3 77,8 71,3 69,9
Versneld 9,6 8,0 9,4 4,1 3,7 9,2 8,8 6,8
2015 Vertraagd 13,2 15,8 12,7 26,2 34,6 12,3 18,8 22,5 Onvertraagd 76,2 75,2 76,9 69,1 60,9 77,4 71,8 69,9
Versneld 10,6 9,0 10,4 4,6 4,5 10,4 9,3 7,6
2016 Vertraagd 12,6 15,0 12,2 24,9 32,6 11,5 18,5 21,6 Onvertraagd 75,9 75,1 76,5 69,9 62,6 77,3 71,2 69,9
Versneld 11,5 9,9 11,3 5,2 4,8 11,2 10,3 8,5
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
3.6 Adviezen voor het voortgezet onderwijs
Afgegeven adviezen
Het “gemiddelde” initiële advies is heel licht gestegen in 2016. Bij de berekening van de gemiddelde adviezen zijn leerlingen met een vso- en pro-advies niet meegenomen.
Tabel 3.6.1 Gemiddeld vo-advies voor en na herziening in 2015 en 2016 Schooljaar waarin de peildatum valt
2015 2016
n Gem. n Gem.
Gemiddeld initieel advies 187.141 3,40 181.855 3,42 Gemiddeld herzien advies 6.269 3,67 12.711 3,65 Gemiddeld uiteindelijk
advies 187.206 3,42 181.923 3,47
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Initiële vo-adviezen
Onderstaande tabel laat zien welke adviezen leerlingen uit groep 8 kregen van de school, voordat de resultaten van de eindtoets bekend waren.
Tabel 3.6.2 Afgegeven initiële adviezen in 2015 en 2016
2015 2016
n % n %
Voortgezet speciaal
onderwijs 159 0,1 189 0,1
Praktijkonderwijs 1.553 0,8 1.585 0,9
Vmbo-basis 14.929 7,9 13.480 7,4
Vmbo-b/vmbo-k 4.808 2,5 5351 2,9
Vmbo-kader 22.424 11,9 21.164 11,5
Vmbo-k/vmbo-(g)t 3.501 1,9 4.567 2,5
Vmbo-(g)t 42.670 22,6 38.929 21,2
Vmbo-(g)t/havo 9.987 5,3 11.830 6,4
Havo 41.288 21,9 37.226 20,3
Havo/vwo 11.191 5,9 13.117 7,1
Vwo 36.343 19,2 36.191 19,7
Totaal 188.853 100 183.629 100
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Herziene vo-adviezen
Onderstaande tabel laat zien welke herziene adviezen zijn afgegeven in 2015 en 2016. Het valt op dat er een stijging heeft plaatsgevonden in het aandeel meervoudige herziene adviezen (2016:
35,7 procent, 2015: 26,5 procent). In paragraaf 3.6 wordt dieper ingegaan op de herziening van het vo-advies.
Tabel 3.6.3 Afgegeven herziene adviezen in 2015 en 2016
2015 2016
n % n %
Voortgezet speciaal
onderwijs 0 0,0 0 0,0
Praktijkonderwijs 1 0,0 2 0,0
Vmbo-basis 86 1,4 75 0,6
Vmbo-b/vmbo-k 108 1,7 322 2,5
Vmbo-kader 410 6,5 751 5,9
Vmbo-k/vmbo-(g)t 195 3,1 585 4,6
Vmbo-(g)t 1.458 23,3 2.736 21,5
Vmbo-(g)t/havo 732 11,7 1.889 14,9
Havo 1.544 24,6 2.852 22,4
Havo/vwo 734 11,7 1.740 13,7
Vwo 1.002 16,0 1.761 13,9
Totaal 6.270 100 12.713 100
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Uiteindelijke VO-adviezen
Onderstaande tabel geeft de uiteindelijke vo-adviezen weer in 2015 en 2016.
Tabel 3.6.4 Uiteindelijke vo-adviezen in 2015 en 2016
2015 2016
n % n %
Voortgezet speciaal
onderwijs 153 0,1 186 0,1
Praktijkonderwijs 1.494 0,8 1.520 0,8
Vmbo-basis 14.496 7,7 12.594 6,9
Vmbo-b/vmbo-k 4.716 2,5 5.189 2,8
Vmbo-kader 21.526 11,4 19.485 10,6
Vmbo-k/vmbo-(g)t 3.500 1,8 4.504 2,5
Vmbo-(g)t 42.355 22,4 38.217 20,8
Vmbo-(g)t/havo 10.076 5,3 12.217 6,6
Havo 41.687 22,1 37.781 20,6
Havo/vwo 11.509 6,1 13.984 7,6
Vwo 37.341 19,8 37.952 20,7
Totaal 188.853 100 183.629 100
Gemiddeld numeriek
advies 187.206 3,42 181.923 3,47
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
VO-advies naar opleidingsniveau ouders
In onderstaande tabel staat het percentage initiële vo-adviezen dat is afgegeven per
brugklasadvies dat volgt uit de CET en het opleidingsniveau van ouders. Gemarkeerd is het vo- advies dat overeenstemt met het CET-resultaat. Uit de tabel volgt dat dat afwijkingen naar beneden vaker voorkomen naarmate het opleidingsniveau van ouders lager is; en dat hogere adviezen vaker voorkomen naarmate het opleidingsniveau van ouders hoger is.
Tabel 3.6.5 Percentage initiële adviezen naar CET-norm en opleidingsniveau ouders (n 2016=101.586)*
Vmbo-
b Vmbo
b/k Vmbo-
k Vmbo-
k/(g)t Vmbo- (g)/t
Vmbo- (g)/t /
havo Havo Havo/v
wo Vwo Totaal
Vmbo-b max mbo-2 65 12 19 1 100
mbo 3-4 56 12 24 2 100
hbo/wo 43 13 27 3 100
Vmbo-b/k max mbo-2 28 11 37 4 17 100
mbo 3-4 20 10 38 5 24 100
hbo/wo 11 7 31 6 38 100
Vmbo-k Max mbo-2 9 7 33 6 37 4 100
mbo 3-4 6 5 31 6 41 6 100
hbo/wo 3 3 20 6 49 9 100
Vmbo-
(g)t max mbo-2 4 4 26 6 43 8 8 100
mbo 3-4 3 2 20 5 47 9 12 1 0 100
hbo/wo 1 1 11 4 46 13 20 3 1 100
Vmbo-
(g)t/havo max mbo-2 13 4 42 13 21 3 1 100
mbo 3-4 9 3 40 13 28 4 2 100
hbo/wo 4 2 32 13 37 7 5 100
Havo max mbo-2 3 30 14 35 7 3 100
mbo 3-4 1 26 12 42 8 7 100
hbo/wo 0 16 10 46 14 13 100
Havo/vwo max mbo-2 14 9 42 15 17 100
mbo 3-4 11 7 42 16 22 100
hbo/wo 5 4 37 19 35 100
Vwo max mbo-2 2 22 17 57 100
mbo 3-4 1 17 13 67 100
hbo/wo 1 10 9 80 100
* Nb De percentages per rij tellen niet altijd op tot 100, het resterende aandeel bevindt zicht in de overige (lege) kolomcategorieën.
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
In onderstaande tabel staat het percentage uiteindelijke vo-adviezen dat is afgegeven per brugklasadvies dat volgt uit de CET en naar het opleidingsniveau van de ouders. Ook na de herzieningen komen afwijkingen naar beneden vaker voor naarmate het opleidingsniveau van ouders lager is; en komen hogere adviezen vaker voor naarmate het opleidingsniveau van ouders hoger is.
Tabel 3.6.6 Percentage uiteindelijke adviezen naar CET-norm en opleidingsniveau ouders (n 2016=101.586)*
Vmbo-
b Vmbo
b/k Vmbo-
k Vmbo-
k/(g)t Vmbo- (g)/t
Vmbo- (g)/t /
havo Havo Havo/v
wo Vwo Totaal
Vmbo-b max mbo-2 64 12 19 1 100
mbo 3-4 56 12 24 2 100
hbo/wo 43 13 27 3 100
Vmbo-b/k max mbo-2 26 12 38 4 17 100
mbo 3-4 18 11 38 5 24 100
hbo/wo 10 7 31 6 38 100
Vmbo-k max mbo-2 7 6 35 6 37 4 100
mbo 3-4 4 5 32 6 41 6 100
hbo/wo 2 3 20 6 49 9 100
Vmbo-(g)t max mbo-2 3 3 21 7 49 9 8 100
mbo 3-4 2 2 17 5 51 9 12 1 0 100
hbo/wo 0 1 9 4 49 13 20 3 1 100
Vmbo-
(g)t/havo max mbo-2 8 4 44 17 22 3 1 100
mbo 3-4 6 2 41 16 28 4 2 100
hbo/wo 2 1 32 16 37 7 5 100
Havo max mbo-2 2 26 16 42 7 3 100
mbo 3-4 1 21 13 48 9 7 100
hbo/wo 0 13 9 51 14 13 100
Havo/vwo max mbo-2 10 7 44 20 17 100
mbo 3-4 7 6 44 20 23 100
hbo/wo 3 3 37 22 35 100
Vwo max mbo-2 2 16 15 66 100
mbo 3-4 1 14 12 72 100
hbo/wo 0 7 8 84 100
* Nb De percentages per tellen niet altijd op tot 100, het resterende aandeel bevindt zicht in de overige (lege) kolomcategorieën.
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Toename enkelvoudige adviezen
In onderstaande tabellen zijn alleen de leerlingen meegenomen waarvan een geldig advies bekend is. Tussen 2011 en 2015 is het percentage enkelvoudige adviezen toegenomen. In 2016 zien we voor het eerst weer een daling van het percentage enkelvoudige adviezen ten opzichte van het voorgaande schooljaar.
Tabel 3.6.7 Percentage enkel- en meervoudige adviezen in de periode 2011/2012-2015/2016 (n 2016=183.629)
Enkelvoudig
advies Meervoudig advies
2011/2012 72,4 27,6
2012/2013 76,0 24,0
2013/2014 80,0 20,0
2014/2015 84,2 15,8
2015/2016 80,5 19,5
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Regionale verschillen
In onderstaande tabellen zijn alleen leerlingen meegenomen waarvan een geldig advies en
postcodegegevens bekend zijn. In 2016 zijn grote regionale verschillen zichtbaar in het percentage enkelvoudige adviezen. In de noordelijke provincies worden relatief veel enkelvoudige adviezen gegeven. In Zeeland worden opvallend weinig enkelvoudige adviezen gegeven.
Tabel 3.6.8 Percentage enkel- en meervoudige adviezen in 2016, uitgesplitst naar provincie (n=183.293) Enkelvoudig
advies Meervoudig advies
Groningen 91,0 9,0
Friesland 88,4 11,6
Drenthe 83,9 16,1
Overijssel 81,1 18,9
Flevoland 88,7 11,3
Gelderland 82,6 17,4
Utrecht 87,5 12,5
Noord Holland 78,2 21,8
Zuid Holland 75,9 24,1
Zeeland 59,1 40,9
Brabant 80,1 19,9
Limburg 79,5 20,5
Landelijk 80,4 19,6
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tussen de vier grote steden zijn ook grote verschillen zichtbaar.
Tabel 3.6.9 Percentage enkel- en meervoudige adviezen in 2016, uitgesplitst naar g4 (n=183.293) Enkelvoudig
advies Meervoudig advies
Geen g4 81,1 18,9
Amsterdam 73,3 26,7
Rotterdam 73,1 26,9
s-Gravenhage 67,6 32,4
Utrecht 94,8 5,2
Landelijk 80,5 19,5
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
In de afgelopen jaren hebben er op regionale schaal grote verschuivingen plaatsgevonden in de advisering. Figuur 3.6.1 laat de situatie in 2009 zien, figuur 3.6.1 de situatie in 2016.
Figuur 3.6.1 Percentage leerlingen met een enkelvoudig advies naar gemeente, 2009 (n=79.679)
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Figuur 3.6.2 Percentage leerlingen met een enkelvoudig advies naar gemeente, 2016 (n=183.293)
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Heroverweging advies
Een leerling kan in aanmerking komen voor heroverweging van het vo-advies op basis van
zijn/haar score op de eindtoets. Een leerling komt in aanmerking voor heroverweging wanneer het initiële vo-advies minstens een half niveau lager ligt dan het verwachte advies op basis van de eindtoets. Alleen bij leerlingen die een eindtoets hebben gemaakt, kan bepaald worden of zij recht hebben op herziening. De gegevens met betrekking 2015 komen niet geheel overeen met de resultaten die in de Staat van het Onderwijs 2014/2015 gepresenteerd zijn. Dit heeft te maken met de aanpassing van de conversietabel voor de Centrale Eindtoets in 2016. In onderstaande tabel is de meest recente conversietabel aangehouden voor zowel 2015 als 2016, zodat de gegevens vergelijkbaar zijn. Zo kunnen we uit onderstaande tabellen opmaken dat in 2016 minder leerlingen in aanmerking kwamen voor heroverweging dan in 2015. Deze afname geldt voor alle eindtoetsen.
Tabel 3.6.10 Aantal en percentage leerlingen dat in aanmerking komt voor heroverweging, 2015-2016 (n 2016=180.331)
2015 2016
n % n %
Heroverweging i.v.m. heel
niveau verschil 28.374 17,4 27.337 15,2
Heroverweging i.v.m. half
niveau verschil 34.575 21,2 34.799 19,3
Niet in aanmerking voor
heroverweging 99.905 61,4 118.195 65,5
Totaal 162.854 100 180.331 100
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 3.6.11 Percentage heroverweging naar eindtoets, 2015-2016 (n 2015=162.854, n 2016=180.331) Heroverweging
i.v.m.
minstens een heel niveau
verschil
Heroverweging i.v.m. half niveau verschil
Niet in aanmerking
voor heroverweging
Centrale eindtoets (CET) 2015 17,0 21,3 61,7
2016 13,7 19,5 66,8
ROUTE 8 2015 16,3 6,9 76,8
2016 15,2 6,4 78,4
ICE Eindevaluatie Primair
Onderwijs (IEP) 2015 32,0 24,9 43,1
2016 21,9 23,6 54,5
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Onderstaande tabel geeft het percentage leerlingen dat in aanmerking komt voor heroverweging weer, uitgesplitst naar het initiële vo-advies van de leerlingen. Met name leerlingen met een vmbo- b en vmbo-k/vmbo-(g)t advies komen vaak in aanmerking voor heroverweging van het advies.
Tabel 3.6.12 Percentage heroverweging naar initieel advies (n 2016=180.331) Heroverweging
i.v.m.
minstens een heel niveau
verschil
Heroverweging i.v.m. half niveau verschil
Niet in aanmerking
voor heroverweging
Vmbo-b 17,5 37,0 45,5
Vmbo-b/k 23,1 14,3 62,6
Vmbo-k 34,4 4,7 60,9
Vmbo-k/(g)t 24,3 27,2 48,5
Vmbo-(g)t 21,7 22,9 55,4
Vmbo-(g)t / havo 18,5 23,9 57,6
Havo 13,4 30,7 55,9
Havo/vwo n.v.t. 30,5 69,5
Vwo n.v.t. n.v.t. 100,0
Totaal 15,2 19,3 65,5
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Meisjes en leerlingen met een niet-westerse immigratieachtergrond komen relatief vaak in aanmerking voor heroverweging.
Tabel 3.6.13 Percentage heroverweging naar geslacht en etniciteit, 2016 Heroverweging
i.v.m.
minstens een heel niveau
verschil
Heroverweging i.v.m. half niveau verschil
Niet in aanmerking
voor heroverweging
Totaal
Man 14,8 18,9 66,3 N=89.689
Vrouw 15,6 19,7 64,7 N=90.642
Totaal 15,2 19,3 65,5 N=180.331
Autochtoon 14,9 19,3 65,8 N=139.141
Westers allochtoon 13,9 18,3 67,8 N=11.903
Niet-westers allochtoon 16,8 19,7 63,5 N=28.736
Totaal 15,1 19,3 65,6 N=179.780
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Hoe stedelijker het gebied, hoe lager het percentage leerlingen dat in aanmerking komt voor heroverweging. Binnen de G4 is het percentage leerlingen dat in aanmerking komt voor heroverweging in Amsterdam relatief laag.
Tabel 3.6.14 Percentage heroverweging naar stedelijkheid (2016, n=178.659) Heroverweging
i.v.m.
minstens een heel niveau
verschil
Heroverweging i.v.m. half niveau verschil
Niet in aanmerking
voor heroverweging
Zeer sterk stedelijk 11,7 17,3 71,0
Sterk stedelijk 13,7 19,1 67,2
Matig stedelijk 15,4 19,5 65,1
Weinig stedelijk 18,0 20,6 61,4
Niet stedelijk 19,7 21,0 59,3
Geen G4 15,6 19,6 64,8
Amsterdam 6,6 11,6 81,8
Rotterdam 14,7 20,0 65,3
‘s-Gravenhage 13,2 21,2 65,6
Utrecht 13,2 17,0 69,8
Landelijk 15,1 19,3 65,6
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Heroverweging naar opleidingsniveau ouders
In onderstaande tabel is het percentage leerlingen weergegeven dat in aanmerking komt voor een herziening van het initiële advies, per eindtoetsresultaat en het opleidingsniveau van ouders.
Hieruit volgt dat leerlingen met laagopgeleide ouders (max mbo-1) vaker een initieel advies hebben gekregen dat lager ligt dan het eindtoetsresultaat in vergelijking tot leerlingen met middelbaar en hoogopgeleide ouders. Leerlingen met laagopgeleide ouders komen dus vaker in aanmerking voor herziening.
Tabel 3.6.15 Percentage heroverweging naar uitkomst toets en opleidingsniveau ouders (n=125.343) Heroverweging
i.v.m. minstens een heel niveau
verschil
Heroverweging i.v.m. half niveau
verschil
Niet in aanmerking voor heroverweging
Vmbo-b/k max mbo-1 0,0 33,4 66,6
mbo2-4 0,0 25,9 74,1
hbo/wo 0,0 13,4 86,6
Vmbo-k max mbo-1 11,4 7,2 81,4
mbo2-4 8,4 5,5 86,1
hbo/wo 3,2 3,7 93,1
Vmbo-k/(g)t max mbo-1 29,7 33,0 37,3
mbo2-4 21,8 34,2 44,0
hbo/wo 10,0 22,9 67,1
Vmbo-(g)t max mbo-1 34,5 5,9 59,6
mbo2-4 26,2 5,5 68,3
hbo/wo 13,0 3,8 83,2
Vmbo-(g)t/ havo max mbo-1 21,1 41,3 37,6
mbo2-4 15,4 40,8 43,8
hbo/wo 6,4 32,1 61,5
Havo max mbo-1 39,5 14,5 46,0
mbo2-4 31,2 12,6 56,2
hbo/wo 17,2 9,5 73,3
Havo/vwo max mbo-1 27,7 41,2 31,1
mbo2-4 20,6 41,9 37,5
hbo/wo 9,9 36,6 53,5
Vwo max mbo-1 30,5 16,1 53,4
mbo2-4 22,7 13,9 63,4
hbo/wo 12,2 9,6 78,2
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Bijstelling van advies
In totaal heeft 6,9 procent van de leerlingen een herzien advies gekregen in 2016. In 2016 zien we dus ruim twee keer zoveel bijgestelde adviezen als in 2015. Dit is opvallend, aangezien in 2016 niet meer leerlingen recht hebben op heroverweging dan in 2015. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat een deel van de scholen hun beleid omtrent herziening van het vo-advies heeft aangepast.
Tabel 3.6.16 Aantal en percentage leerlingen met een bijgesteld advies ten opzichte van alle leerlingen met een geldig initieel vo-advies, 2015-2016
2015 2016
n % n %
Niet herzien 182.977 96,7 171.521 93,1
Herzien 6.270 3,3 12.713 6,9
Totaal 189.247 100 184.234 100
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Onderstaande tabellen laten het percentage leerlingen zien dat een bijgesteld advies gekregen heeft, ten opzichte van het totaal aantal leerlingen dat in aanmerking komt voor heroverweging.
Tabel 3.6.17 Percentage leerlingen met een herzien advies ten opzichte van het totaal aantal leerlingen dat in aanmerking komt voor heroverweging, 2015-2016
2015 2016
n % herzien n % herzien Niet in aanmerking voor
heroverweging 99.905 0,4 118.195 0,3
Heroverweging i.v.m.
minstens een half niveau verschil
62.949 9,0 62.136 19,7
Totaal 162.854 3,7 180.331 7,0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 3.6.18 Percentage leerlingen met een herzien advies, uitgesplitst naar in aanmerking komen voor herziening o.b.v. van een half of heel niveau, 2015-2016
2015 2016
n % herzien n % herzien Heroverweging i.v.m.
minstens een heel niveau verschil
28.374 15,3 27.337 31,2
Heroverweging i.v.m. half
niveau verschil 34.575 3,8 34.799 10,7
Niet in aanmerking voor
heroverweging 99.905 0,4 118.195 0,3
Totaal 162.854 3,7 180.331 7,0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
In de onderstaande tabellen zijn alleen de leerlingen meegenomen die in aanmerking komen voor heroverweging van het advies.
Tabel 3.6.19 Percentage leerlingen met een herzien advies naar etnische achtergrond en geslacht (n uitsplitsing naar etniciteit=6.1905, n uitsplitsing naar gewicht=62.136)
Heroverweging i.v.m. minstens een half niveau verschil Niet herzien Herzien Etniciteit Geen
migratieachtergrond 82,8 17,2
Westerse
migratieachtergrond 75,9 24,1
Niet-westerse 70,4 29,6
migratieachtergrond
Totaal 80,3 19,7
Geslacht Man 80,8 19,2
Vrouw 79,8 20,2
Totaal 80,3 19,7
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 3.6.20 Percentage leerlingen met een herzien advies naar etnische achtergrond en geslacht (n uitsplitsing naar etniciteit=6.1905, n uitsplitsing naar gewicht=62.136)
Heroverweging i.v.m. minstens
een heel niveau verschil Heroverweging i.v.m. half niveau verschil
Niet herzien Herzien Niet herzien Herzien Etniciteit Geen
migratieachtergrond 72,3 27,7 90,9 9,1
Westerse
migratieachtergrond 62,2 37,8 86,3 13,7
Niet-westerse
migratieachtergrond 56,0 44,0 82,7 17,3
Totaal 68,8 31,2 89,3 10,7
Geslacht Man 69,6 30,4 89,5 10,5
Vrouw 68,1 31,9 89,0 11,0
Totaal 68,8 31,2 89,3 10,7
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 3.6.21 Percentage leerlingen met een herzien advies naar initieel advies (n=62.136)
% Herzien advies Heroverweging
i.v.m.
minstens een heel niveau
verschil
Heroverweging i.v.m. half niveau verschil
Vmbo-b 29,7 5,5
Vmbo-b /k 30,3 11,7
Vmbo-k 31,9 5,7
Vmbo-k/(g)t 38,6 16,4
Vmbo-(g)t 31,1 8,4
Vmbo-(g)t/havo 40,8 20,5
Havo 25,3 8,8
Havo/vwo n.v.t. 20,4
Totaal 31,2 10,7
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Bijstelling advies, naar opleidingsniveau ouders
In onderstaande tabel is het percentage leerlingen weergegeven dat een bijgesteld advies heeft ontvangen, wanneer zij in aanmerking kwamen per resultaat eindtoets en opleidingsniveau van ouders.
Tabel 3.6.22 Percentage bijgestelde adviezen (2016) naar heroverweging, uitkomst toets en opleidingsniveau ouders (n=42.679)
Heroverweging i.v.m. minstens een
heel niveau verschil Heroverweging i.v.m. half niveau verschil
Niet herzien Herzien Niet herzien Herzien
Vmbo-b/k max mbo-1 n.v.t. n.v.t. 94,8 5,2
mbo2-4 n.v.t. n.v.t. 94,3 5,7
hbo/wo n.v.t. n.v.t. 93,9 6,1
Vmbo-k max mbo-1 79,4 20,6 88,6 11,4
mbo2-4 74,4 25,6 88,5 11,5
hbo/wo 67,4 32,6 87,9 12,1
Vmbo-(g)t max mbo-1 72,0 28,0 81,2 18,8
mbo2-4 74,4 25,6 83,0 17,0
hbo/wo 73,7 26,3 83,4 16,6
Vmbo-
(g)t/havo max mbo-1 55,6 44,4 90,9 9,1
mbo2-4 62,4 37,6 92,4 7,6
hbo/wo 56,3 43,7 91,9 8,1
Havo max mbo-1 67,3 32,7 79,4 20,6
mbo2-4 70,6 29,4 78,5 21,5
hbo/wo 70,5 29,5 76,3 23,7
Havo/vwo max mbo-1 57,8 42,2 87,9 12,1
mbo2-4 61,0 39,0 91,9 8,1
hbo/wo 58,4 41,6 91,0 9,0
Vwo max mbo-1 68,3 31,7 68,7 31,3
mbo2-4 73,1 26,9 81,4 18,6
hbo/wo 70,4 29,6 78,7 21,3
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 3.6.23 Percentage herziene adviezen (2016) van leerlingen die hiervoor in aanmerking komen, uitgesplitst naar opleidingsniveau ouders en etnische achtergrond (2016, n= 43.654)
Autochtoon Westers allochtoon Niet-westers allochtoon In aanmerking voor herziening
vanwege In aanmerking voor herziening
vanwege In aanmerking voor herziening vanwege
Tenminste heel
niveau verschil Half niveau
verschil Tenminste heel
niveau verschil Half niveau
verschil Tenminste heel
niveau verschil Half niveau verschil max.
mbo1 25,0 7,4 35,7 11,9 43,3 15,5
mbo-2 23,4 7,4 29,1 12,0 44,2 16,6
mbo-3 26,9 7,9 34,2 14,9 43,1 16,1
mbo-4 27,8 8,8 36,8 11,0 43,8 17,8
hbo 29,4 9,5 38,7 16,2 45,1 19,6
wo/phd 33,5 13,8 39,7 17,4 45,1 22,9
onbekend 26,1 7,6 39,7 11,4 43,6 15,7
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Schoolverschillen in herziening advies
Er zijn aanzienlijke verschillen tussen de manier waarop scholen omgaan met leerlingen die in aanmerking komen voor herziening. In de onderstaande tabel zijn alleen de scholen meegenomen waar minstens drie leerlingen in aanmerking kwamen voor heroverweging. Meer dan de helft van de scholen heeft een deel van deze adviezen herzien. Het al dan niet herzien van een advies lijkt hier dus een bewuste overweging te zijn. Ongeveer een derde van de scholen herziet geen enkel advies van de leerlingen die hiervoor in aanmerking komen, terwijl er ook scholen die alle daarvoor in aanmerking komende adviezen herzien.
Tabel 3.6.24 Herziene adviezen van leerlingen die in aanmerking komen voor heroverweging op schoolniveau (alleen scholen waarbij minsten drie leerlingen in aanmerking komen voor heroverweging)
Heroverweging i.v.m.
minstens een half niveau verschil
Heroverweging i.v.m.
minstens een heel niveau verschil
n % n %
Geen adviezen herzien 2.314 43,3 1.262 36,8
Alle adviezen herzien 83 1,5 269 7,8
Deel adviezen herzien 2.950 55,2 1.900 55,4
Totaal 5.347 100 3.431 100
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Ter verkenning is gekeken naar de scholen die het advies van de leerlingen die in aanmerking komen voor heroverweging in verband met minstens een heel niveau verschil nooit hebben herzien en de scholen die het advies van leerlingen die hiervoor in aanmerking kwamen altijd hebben herzien. Scholen die geen enkel advies hebben herzien van leerlingen die hiervoor in aanmerking komen:
- zijn relatief vaak kleinere scholen;
- bevinden zich relatief vaak in niet-stedelijk gebied (met name in Flevoland en Zeeland);
- zijn relatief vaak Reformatorische scholen.
Scholen die behoren tot de groep waarin alle adviezen van leerlingen die hiervoor in aanmerking kwamen herzien:
- bevinden zich relatief vaak in stedelijk gebied (met name provincies Noord- en Zuid- Holland);
- zijn relatief vaak Islamitische scholen;
- zijn relatief vaak scholen met veel (>30%) gewichtenleerlingen.
Tabel 3.6.25 Herziening van leerlingen die hiervoor in aanmerking komen (i.v.m. minstens een heel niveau verschil) op schoolniveau naar aantal leerlingen in 2016 (n=3.431)
Geen adviezen herzien Alle adviezen herzien Deel adviezen herzien
n % n % n %
1-100 163 47,2 21 6,1 161 46,7
101-200 452 41,3 92 8,4 551 50,3
201-300 353 34,2 87 8,4 593 57,4
301-400 187 35,5 36 6,8 304 57,7
401-meer 107 24,8 33 7,7 291 67,5
Totaal 1.262 36,8 269 7,8 1.900 55,4
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 3.6.26 Herziening van leerlingen die hiervoor in aanmerking komen (i.v.m. minstens een heel niveau verschil) op schoolniveau naar stedelijkheid in 2016 (n=3.431)
Geen adviezen herzien Alle adviezen herzien Deel adviezen herzien
n % n % n %
Zeer sterk stedelijk 147 28,8 85 16,7 278 54,5
Sterk stedelijk 315 34,2 66 7,2 540 58,6
Matig stedelijk 221 33,5 36 5,5 402 61,0
Weinig stedelijk 391 42,6 51 5,6 475 51,8
Net stedelijk 188 44,3 31 7,3 205 48,4
Landelijk 1.262 36,8 269 7,8 1.900 55,4
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 3.6.27 Herziening van leerlingen die hiervoor in aanmerking komen (i.v.m. minstens een heel niveau verschil) op schoolniveau naar denominatie in 2016 (n=3.431)
Geen adviezen herzien Alle adviezen herzien Deel adviezen herzien
n % n % n %
Openbaar 399 38,0 103 9,8 549 52,2
Rooms-Katholiek 406 35,0 82 7,0 673 58,0
Protestants-Christelijk 325 36,4 55 6,2 513 57,4
Gereformeerd Vrijgemaakt 10 28,6 2 5,7 23 65,7
Reformatorisch 49 49,5 2 2,0 48 48,5
Islamitisch 9 36,0 6 24,0 10 40,0
Algemeen Bijzonder 41 37,3 14 12,7 55 50,0
Overig Bijzonder 23 40,3 5 8,8 29 50,9
Totaal 1.262 36,8 269 7,8 1.900 55,4
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 3.6.28 Herziening van leerlingen die hiervoor in aanmerking komen (i.v.m. minstens een heel niveau verschil) op schoolniveau naar percentage gewichtenleerlingen op school (n=3.431)
Geen adviezen
herzien Alle adviezen
herzien Deel adviezen herzien
n % n % n %
<=30%
gewichtenleerlingen 1.187 37,3 222 7,0 1.772 55,7
>30%
gewichtenleerlingen 75 30,0 47 18,8 128 51,2
Totaal 1.262 36,8 269 7,8 1.900 55,4
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
4 Speciaal basisonderwijs
4.1 Toezichtarrangementen
Op 1 september 2016 waren er 286 scholen voor speciaal basisonderwijs. Allen hadden een geldig arrangement op deze datum. Eén school is buiten beschouwing gelaten omdat dit Engelstalig onderwijs betreft.
Tabel 4.1.1 Toezichtarrangementen in het speciaal basisonderwijs op 1 september 2013-2016
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Het aandeel scholen voor speciaal basisonderwijs met basistoezicht blijft verder stijgen. Bijna alle speciale basisscholen (99,3 procent) hebben voldoende onderwijskwaliteit. Er zijn nog maar twee zwakke speciale basisscholen, en geen enkele speciale basisschool is zeer zwak.
Tabel 4.1.2 Toezichtarrangementen in het speciaal basisonderwijs naar regio (n=286) Basis Zwak Zeer
zwak n
Noord 100,0 0,0 0,0 28
Oost 100,0 0,0 0,0 58
Midden 98,6 1,4 0,0 140
Zuid 100,0 0,0 0,0 60
Landelijk 99,3 0,7 0,0 286
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 4.1.3 Toezichtarrangementen in het speciaal basisonderwijs naar mate van verstedelijking (n=284) Basis Zwak Zeer
zwak n
Zeer sterk stedelijk 98,5 1,5 0,0 66
Sterk stedelijk 99,1 0,9 0,0 107
Matig stedelijk 100,0 0,0 0,0 52
Weinig stedelijk 100,0 0,0 0,0 50
Niet stedelijk 100,0 0,0 0,0 9
Landelijk 99,3 0,7 0,0 284
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 4.1.4 Toezichtarrangementen in het speciaal basisonderwijs naar denominatie (n=286) Basis Zwak Zeer
zwak n
Openbaar 98,7 1,3 0,0 78
Rooms-Katholiek 100,0 0,0 0,0 82
1 september
2013 1 september
2014 1 september
2015 1 september
2016 N
2016
Basis 96,6 98,3 97,9 99,3 284
Zwak 2,7 1,7 1,7 0,7 2
Zeer zwak 0,7 0,0 0,3 0,0
Totaal 100 100 100 100
N 300 294 289 286
Protestants-Christelijk 98,3 1,7 0,0 60 Gereformeerd
Vrijgemaakt 100,0 0,0 0,0 3
Reformatorisch 100,0 0,0 0,0 8
Algemeen Bijzonder 100,0 0,0 0,0 52
Overig Bijzonder 100,0 0,0 0,0 3
Totaal 99,3 0,7 0,0 286
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
4.2 Indicatoren stelselonderzoek speciaal basisonderwijs
In deze paragraaf worden de resultaten weergegeven van de scholen die in het schooljaar 2015/2016 bezocht zijn en beoordeeld met het nieuwe kader.
Tabel 4.2.1 Percentage scholen in het speciaal basisonderwijs met een voldoende op de indicatoren uit het waarderingskader, steekproef
Steekproef
n %
Resultaten Zeer zwak 0 0,0
Onvoldoende 0 0,0
Voldoende 1 2,5
Goed 0 0,0
ntb 39 97,5
Aanbod Zeer zwak 0 0,0
Onvoldoende 0 0,0
Voldoende 30 75,0
Goed 10 25,0
ntb 0 0,0
Zicht op ontwikkeling Zeer zwak 0 0,0
Onvoldoende 3 7,5
Voldoende 18 45,0
Goed 19 47,5
ntb 0 0,0
Didactisch handelen Zeer zwak 0 0,0
Onvoldoende 0 0,0
Voldoende 34 85,0
Goed 6 15,0
ntb 0 0,0
Ondersteuning Zeer zwak 0 0,0
Onvoldoende 1 2,5
Voldoende 17 42,5
Goed 22 55,0
ntb 0 0,0
Schoolklimaat Zeer zwak 0 0,0
Onvoldoende 0 0,0
Voldoende 5 12,8
Goed 34 87,2
ntb 0 0,0
Veiligheid Zeer zwak 0 0,0
Onvoldoende 0 0,0
Voldoende 20 50,0
Goed 20 50,0
ntb 0 0,0
Evaluatie en verbetering Zeer zwak 0 0,0
Onvoldoende 0 0,0
Voldoende 28 70,0
Goed 12 30,0
ntb 0 0,0
Kwaliteitscultuur Zeer zwak 0 0,0
Onvoldoende 1 2,5
Voldoende 13 32,5
Goed 26 65,0
ntb 0 0,0
Verantwoording en dialoog Zeer zwak 0 0,0
Onvoldoende 1 2,5
Voldoende 27 67,5
Goed 12 30,0
ntb 0 0,0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Opvallend is dat er weinig indicatoren met een onvoldoende of als zeer zwak beoordeeld zijn. De verhouding tussen voldoende en goed verschilt per indicator. Bij aanbod wordt er relatief weinig
‘goed’ gescoord. Terwijl het schoolklimaat juist vaak als goed wordt beoordeeld.
In onderstaande tabel worden de oordelen op naleving gegeven. Ook hierbij wordt uitgesplitst naar steekproef en alle onderzoeken.
Tabel 4.2.2 Percentage scholen in het speciaal basisonderwijs met een voldoende op naleving, steekproef en totaal
Steekproef n % De inspectie is in het bezit gesteld van de geldende
schoolgids (art. 16, lid 2 en 3, WPO). Ja 29 100,0
Nee 0 0,0
In de schoolgids is informatie opgenomen over standaard gecontroleerde onderdelen (art. 13 WPO).
Ja 25 96,2
Nee 1 3,8
In de schoolgids is informatie opgenomen over onderdelen voortvloeiend uit de invoering van passend onderwijs (art. 13 WPO).
Ja 25 92,6
Nee 2 7,4
De inspectie is in het bezit gesteld van het geldende
schoolplan (art. 16, lid 1 en 3, WPO). Ja 29 100,0
Nee 0 0,0