TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK SPECIAAL ONDERWIJS
DE STAAT VAN HET ONDERWIJS 2016/2017
April 2018
INHOUD
Inleiding 3
1 Databronnen en definities 4
1.1 Databronnen 4
1.1.1 Leerlingtellingen (DUO-BRON) 4
1.1.2 CBS 4
1.1.3 Stelselonderzoek 4 1.1.4 Toezichtarrangementen 5 1.1.5 Vertrouwensinspectie 5 1.1.6 Financiën 5
1.1.7 Excellente Scholen 5 1.1.8 Schorsing en verwijdering 6 1.2 Definities 6
1.2.1 Algemeen 6
1.2.2 Achtergrondgegevens leerling 6 1.2.3 Gegevens scholen 7
2 Participatie 8 2.1 Leerlingenpopulatie 8 2.2 Leeftijd bij instroom 8 2.3 Sociale kenmerken 9
3 Prestaties 13
3.1 Eindresultaten in het speciaal onderwijs 13 3.2 Examens in het voortgezet speciaal onderwijs 13 3.3 Rekentoets 17
3.4 Uitstroomresultaten 17
4 Uitstroomprofiel vervolgonderwijs 20 4.1 Uitstroomprofiel vervolgonderwijs 20
5 Onderwijsproces in het voortgezet speciaal onderwijs 23 5.1 Onderwijsproces 23
6 Schoolklimaat 24
6.1 schoolklimaat 24
7 Sturing op kwaliteit 25 7.1 Kwaliteit van de instellingen 25 8 Passend onderwijs 27 8.1 Passend onderwijs 27
Inleiding
Dit is het technische rapport dat ten grondslag ligt aan het sectorhoofdstuk speciaal onderwijs van De Staat van het Onderwijs 2016/2017. In dit rapport vindt u de verantwoording van onderzoeksgegevens. Er wordt gebruik gemaakt van zowel informatie die verzameld is door inspecteurs als van informatie uit secundaire databronnen.
Dit rapport volgt zoveel mogelijk de paragraafindeling van het sectorhoofdstuk uit De Staat van het Onderwijs.
1 Databronnen en definities
1.1 Databronnen
In deze paragraaf worden de bestanden en definities beschreven die gebruikt zijn voor de analyses.
1.1.1 Leerlingtellingen (DUO-BRON)
Vanuit DUO krijgen we inschrijvingsbestanden (BRON) met leerlingaantallen en achtergrondkenmerken. Dit betreft de inschrijving van een leerling op peildatum 1 oktober van het betreffende schooljaar. Voor de analyses worden altijd alleen de hoofdinschrijvingen meegenomen.
1.1.2 CBS
Om de leerlinggegevens te verrijken zijn de BRON-data op individueel niveau zijn gekoppeld aan CBS-gegevens. Hierdoor zijn de opleiding van de ouders van leerlingen, het inkomen van de ouders en de geboortedatum van leerlingen toegevoegd. In sectie 1.2 komen de gebruikte definities aan bod.
1.1.3 Stelselonderzoek
Elk jaar onderzoeken inspecteurs een steekproef van bekostigde scholen,
vestigingen of opleidingen. Dit geldt voor elke sector, behalve het hoger onderwijs.
Deze steekproeven vormen een dwarsdoorsnede van scholen en opleidingen in Nederland.
Waarderingskader
Tijdens de onderzoeken op de scholen en opleidingen vinden meerdere activiteiten plaats. In elke sector geven inspecteurs oordelen op onderdelen van het
waarderingskader, zoals kwaliteitszorg en didactisch handelen. De inspecteurs baseren zich hierbij op meerdere gegevensbronnen: schooldocumenten,
leerresultaten, zorgplannen, lesobservaties, gesprekken, etc. In het algemeen geven zij oordelen op een 4-puntsschaal, lopend van slecht, via onvoldoende en voldoende naar goed.
Per 1 augustus 2017 is het waarderingskader veranderd. De onderzoeken in het vso zijn met dit kader uitgevoerd. Een vergelijking met het verleden is niet mogelijk.
Naast stelselonderzoeken, zijn er thematische onderzoeken geweest onder vso- scholen die het profiel vervolgonderwijs aanbieden. Zij zijn met een variant op het nieuwe onderzoekskader onderzocht.
Meer informatie over de wijze van waardering vindt u op www.onderwijsinspectie.nl.
Lesobservaties
Tijdens de stelselonderzoeken vinden lesobservaties plaats. Tijdens deze lessen scoort de (getrainde) inspecteur meerdere onderdelen die betrekking hebben op het pedagogisch-didactische handelen van de leraar. De lesobservaties zijn niet bedoeld om een oordeel over een individuele leraar te geven. Daarvoor zouden meer lessen van dezelfde leraar geobserveerd moeten worden. Wel kan hiermee een uitspraak op schoolniveau worden gedaan. Ook zijn uitspraken over leraren in het algemeen, op stelselniveau, mogelijk. De inspecteurs komen immers bij een aselecte groep scholen alle soorten en typen docenten tegen.
1.1.4 Toezichtarrangementen
In de Staat van het Onderwijs wordt gerapporteerd over de toezichtarrangementen van alle afdelingen op 1 september 2017. Dit betreft nog de situatie voorafgaand aan de invoering van het vernieuwde toezicht. Scholen die hun onderwijs op orde hebben en voldoende onderwijsresultaten realiseren, vallen onder het basistoezicht van de inspectie. Als blijkt dat de onderwijskwaliteit onvoldoende is, wordt een aangepast arrangement zwak of zeer zwak toegekend en wordt het toezicht geïntensiveerd. Dat betekent dat de inspectie er op toeziet dat de school de onderwijskwaliteit zo snel mogelijk (blijvend) verbetert.
Op de website van de Onderwijsinspectie vindt u een aantal keer per jaar een update van het vervolgtoezicht per school of bestuur.
1.1.5 Vertrouwensinspectie
Bij de vertrouwensinspecteurs komen meldingen binnen over seksuele intimidatie en seksueel misbruik, psychisch en fysiek geweld, discriminatie en radicalisering.
Iedereen kan een dergelijke melding doen. Meldingen die binnen deze bovengenoemde categorieën vallen, kunnen voorgelegd worden aan de
vertrouwensinspecteur. De vertrouwensinspecteur kan adviseren in het traject naar het indienen van een formele klacht of het doen van aangifte. In De Staat van het Onderwijs doet de inspectie voor de verschillende sectoren verslag van het aantal aangemaakte dossiers.
1.1.6 Financiën
De inspectie rapporteert over het aantal besturen onder aangepast financieel
toezicht en over de waarde van de indicatoren solvabiliteit (de mate waarin besturen op langere termijn aan de verplichtingen kunnen voldoen), liquiditeit (de mate waarin besturen op kortere termijn aan hun verplichtingen kunnen voldoen) en rentabiliteit (het evenwicht tussen baten en lasten en de ontwikkeling van het eigen vermogen). Een bestuur komt onder aangepast financieel toezicht als het teveel risico neemt op het gebied van financiële continuïteit, rechtmatigheid of
doelmatigheid. In De Staat van het Onderwijs wordt het aantal besturen
gerapporteerd dat op 1 augustus 2017 onder aangepast financieel toezicht stond.
Voor meer informatie, zie ons rapport Financiële Staat van het Onderwijs 2016.
1.1.7 Excellente Scholen
Sinds Excellente Scholen 2015 is de organisatie van het traject Excellente Scholen in handen van de Inspectie van het Onderwijs. De toekenning van het predicaat
Excellente School betekent dat een school (of schoolsoort) onderwijs biedt van goede kwaliteit en zich daarnaast onderscheidt van andere goede scholen door te excelleren met een specifiek profiel. Een onafhankelijke jury beoordeelt het
excellentieprofiel. De juryleden voeren de werkzaamheden voor de beoordeling van de kandidaat-Excellente scholen onafhankelijk van de inspectie uit. Hierbij focust de jury zich volledig op het excellentieprofiel terwijl de inspectie in een eerder stadium onderzoekt of de scholen voldoen aan de waardering goed, voorwaardelijk voor deelname aan het traject Excellente Scholen. Voor meer informatie, zie
www.excellentescholen.nl.
1.1.8 Schorsing en verwijdering
Een school voor voortgezet onderwijs mag leerlingen maximaal 1 aaneengesloten week schorsen. Duurt de schorsing langer dan 1 dag? Dan moet het schoolbestuur de inspectie op de hoogte brengen. Wanneer een school van plan is een leerling te verwijderen, moet de school met de inspectie overleggen. Als dit overleg langer duurt kan een week, kan de leerling ook langer worden geschorst.
1.2 Definities
In deze paragraaf worden een aantal belangrijke definities beschreven die gebruikt zijn in de analyses.
1.2.1 Algemeen Inschrijvingsjaar
Het kalenderjaar waarin op teldatum 1 oktober unieke (hoofd)inschrijvingen worden geteld.
1.2.2 Achtergrondgegevens leerling Geslacht
Het geslacht van de leerling is weergegeven als een jongen of een meisje.
Sociaaleconomische achtergrond- Hoogst behaalde opleiding ouders
Het hoogst behaalde opleidingsniveau van de juridische ouders van de leerling in het inschrijvingsjaar ingedeeld in vijf categorieën: Opleiding onbekend, maximaal een mbo 2 opleiding, een mbo 3 of mbo 4 opleiding, hbo bachelor & associate degree en wo & hbo master.
De laatst beschikbare gegevens komen uit 2014; voor de inschrijvingsjaren 2015 en 2016 gebruiken we gegevens uit 2014. In het meerderdeel van de gevallen is van de ouders van leerlingen in het po het hoogste behaalde opleidingsniveau bekend.
Als het hoogst behaalde opleidingsniveau van de ouders niet bekend is in het inschrijvingsjaar, wordt het hoogst behaalde opleidingsniveau van de ouders in het laatst beschikbare jaar gebruikt (2014). Voor de leerlingen waarvan ook in dit jaar het hoogste behaalde opleidingsniveau onbekend is, is er een aparte categorie opgenomen: opleiding onbekend. Bij de gerapporteerde cijfers, is deze categorie meestal buiten beschouwing gelaten en zijn percentages herberekend.
Sociaaleconomische achtergrond- Inkomen ouders
Het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen van het huishouden van de leerling. De laatst beschikbare gegevens komen uit 2015; voor het inschrijvingsjaar 2016 gebruiken we gegevens uit 2015.
In de meeste statistieken maken we gebruik van het inkomen verdeeld in vijf gelijke groepen binnen de totale bevolking (quintielen).
Migratieachtergrond
De migratieachtergrond van de leerling wordt bepaald op basis van zijn/haar geboorteland en de geboortelanden van zijn/haar juridische ouders. Leerlingen worden in 4 categorieën ingedeeld: leerlingen zonder migratieachtergrond,
leerlingen met een westerse migratieachtergrond, leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond van de 2de generatie, leerlingen met een niet-westerse
migratieachtergrond en van de 1ste generatie.
Relatieve leeftijd
In veel statistieken gebruiken we een drie-indeling van leerlingen. Leerlingen zijn
“vroeg” als ze in de maanden juli, augustus, september geboren zijn, “laat” als ze in
oktober, november en december geboren zijn, en “midden” als ze in de andere maanden geboren zijn.
1.2.3 Gegevens scholen
Regio op basis van provincie
Van de scholen kan een indeling worden gemaakt in regio’s. Deze regio’s worden gemaakt op basis van provincie. Drenthe, Groningen en Friesland behoren tot regio Noord. Flevoland, Gelderland en Overijssel behoren tot regio Oost. Noord-Holland, Utrecht, Zeeland en Zuid-Holland behoren tot de regio midden/west. Limburg en Noord-Brabant behoren tot de regio zuid.
Stedelijkheid
Stedelijkheid is bepaald op basis van de omgevingsadressendichtheid (oad) van de postcode waar een vestiging zich bevindt. Voor deze variabele worden vijf
verschillende categorieën onderscheiden: Zeer sterk stedelijk (2500 of meer adressen per km2), sterk stedelijk (1500 tot 2500 adressen per km2), matig
stedelijk (1000 tot 1500 adressen per km2), weinig stedelijk (500 tot 1000 adressen per km2), niet stedelijk (minder dan 500 adressen per km2). Dit is de indeling die ook het CBS hanteert.
Gemiddelde hoogst behaalde opleiding ouders
Op basis van de hoogst behaalde opleiding van de leerlingen (zie hierboven) bepalen we het gemiddelde hoogst behaalde opleidingsniveau van de ouders van leerlingen in een leerjaar en een inschrijvingsjaar op een school (BRIN en vestigingsnummer).
We doen dit alleen als we voor meer dan 10 leerlingen gegevens hebben; als van meer dan een derde van de leerlingen het hoogst behaalde opleidingsniveau onbekend is dan berekenen we het gemiddelde opleidingsniveau niet.
In de meeste statistieken gebruiken we een indeling van 6 categorieën van
gemiddelde opleiding ouders: één categorie gemiddelde opleiding onbekend en vijf gelijke categorieën met oplopende gemiddeld opleiding ouders berekend over alle jaren samen (2012 t/m 2016). In een aantal gevallen kijken we apart naar het percentage leerlingen met als hoogst behaalde opleidingsniveau van de ouders een wo-opleiding, het percentage leerlingen met als hoogst behaalde opleidingsniveau van de ouders een hbo-opleiding, het percentage leerlingen met als hoogst behaalde opleidingsniveau van de ouders een mbo 3 of mbo4-opleiding en het percentage leerlingen met als hoogst behaalde opleidingsniveau van de ouders maximaal een mbo 2-opleiding als hoogst behaalde opleidingsniveau.
Gemiddeld inkomen ouders
Op basis van het inkomen van de ouders (zie hierboven) van de leerlingen bepalen we het gemiddelde inkomen van de ouders van leerlingen in een leerjaar en een inschrijvingsjaar op een school (BRIN en vestigingsnummer). We doen dit alleen als we voor meer dan 10 leerlingen gegevens hebben; als van meer dan een derde van de leerlingen het inkomen van de ouders onbekend is dan berekenen we het gemiddelde inkomen niet.
In de meeste statistieken gebruiken we een indeling van 6 categorieën van gemiddeld inkomen ouders: één categorie gemiddelde inkomen onbekend en vijf gelijke categorieën met oplopende inkomen van de ouders berekend over alle jaren samen (2012 t/m 2016).
2 Participatie
In paragraaf 1 van het sectorhoofdstuk so wordt ingegaan op de leerlingenpopulatie van het voortgezet onderwijs. Hieronder staan de tabellen waarnaar in de tekst verwezen wordt weergegeven. Meer uitsplitsingen zijn te vinden in het tabellenboek.
2.1 Leerlingenpopulatie
Tabel 2.1.1 Aantal leerlingen in speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs in de periode 2013/2014-2017/2018*
2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 2017/2018 Speciaal
onderwijs
31.822 31.105 29.655 29.138 29.848
Voortgezet speciaal onderwijs
39.411 39.844 38.550 37.917 37.643
Totaal 71.233 70.949 68.205 67.055 67.491
* voorlopige cijfers
Bron: CBS, DUO en OCW, 2018; Inspectie van het Onderwijs, 2018
Leerlingaantallen in voortgezet speciaal onderwijs nemen af. Enkel in 2017-2018 nemen deze voor het speciaal onderwijs toe (Tabel 1.1.1). Iets minder dan driekwart van de leerlingen zijn jongens. Dit is over de jaren stabiel.
Tabel 2.1.2 Leerlingen in (voortgezet) speciaal onderwijs, naar geslacht (n 2017 = 67.491
2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 2017/2018
N % N % N % N % N %
SO jongens 2347
3 74 2304
8 74 2201
7 74 2166
0 74 2222
9 74 meisjes 8349 26 8057 26 7638 26 7476 26 7619 26 VSO jongens 2822
5 72 2857
0 72 2747
6 71 2704
7 71 2677
7 71 meisjes 1118
6 28 1131
4 28 1107
4 29 1086
8 29 1086
6 29 Totaal jongens 5169
8 73 5161
8 73 4949
3 73 4870
7 73 4900
6 73 meisjes 1953
5 27 1937
1 27 1871
2 27 1834
4 27 1848
5 27
* voorlopige cijfers
2.2 Leeftijd bij instroom
De gemiddelde leeftijd waarop kinderen in het speciaal onderwijs instromen, ligt iets onder de zeven jaar. Alleen in schooljaar 2015/2016 waren de instromende
leerlingen gemiddeld net iets jonger dan in andere jaren. De meeste kinderen stromen in op vier- of vijfjarige leeftijd. Enkele tientallen starten met twaalf jaar.
Tabel 2.2.1 Beschrijvende statistieken van leeftijd bij instroom speciaal onderwijs, naar jaar 2011 – 2017* (n leerlingen 2017 = 7592)
Aantal Min Max Gemiddelde SD
2013/2014 7259 2 13 6,99 2,523
2014/2015 6974 3 13 7,06 2,515
2015/2016 6107 2 13 6,76 2,475
2016/2017 6874 2 13 6,85 2,453
2017/2018 7592 2 13 6,89 2,442
* voorlopige cijfers
Tabel 2.2.2 Leeftijd bij instroom speciaal onderwijs (in percentages, n 2017/2018* = 7.592)
leeftijd 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 2017/2018
2 0,1% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
3 1,7% 1,5% 1,5% 1,0% 1,1%
4 21,1% 20,7% 23,9% 23,0% 21,5%
5 14,6% 13,8% 16,1% 15,0% 16,2%
6 9,7% 10,7% 10,0% 10,7% 10,3%
7 10,8% 10,2% 10,5% 11,0% 10,8%
8 10,7% 10,8% 9,8% 10,8% 10,8%
9 10,8% 10,7% 9,9% 9,7% 10,5%
10 9,0% 9,6% 8,8% 9,1% 9,2%
11 8,2% 9,2% 7,0% 7,3% 7,4%
12 2,9% 2,7% 2,3% 2,2% 2,1%
13 0,3% 0,1% 0,2% 0,2% 0,1%
14 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
* voorlopige cijfers
Tabel 2.2.3 Beschrijvende statistieken van leeftijd bij instroom voortgezet speciaal onderwijs, naar jaar 2011 – 2017*
Aantal leerlingen
Min Max Gemiddelde SD
2013/2014 10775 11 25 13,73 1,845
2014/2015 10553 11 24 13,67 1,829
2015/2016 9241 11 27 13,61 1,799
2016/2017 10014 11 24 13,65 1,762
2017/2018 10195 11 24 13,58 1,757
* voorlopige cijfers
Tabel 2.2.4 Leeftijd bij instroom voortgezet speciaal onderwijs (in percentages, n 2017/2018* = 10.195)
leeftijd 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 2017/2018
11 jaar 2,6 1,9 1,9 1,8 2,2
12 jaar 29,2 31,6 33,2 30,9 33,2
13 jaar 24,9 24,9 25,1 25,9 24,4
14 jaar 13,0 12,7 11,4 12,6 12,2
15 jaar 11,5 11,3 12,1 11,9 12,2
16 jaar 9,0 9,0 8,2 9,4 8,9
17 jaar of ouder
9,8 8,6 8,1 7,5 6,9
* voorlopige cijfers
2.3 Sociale kenmerken
Tabel 2.3.1 Hoogst behaalde opleiding ouders van leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs(n 2016/2017* = 64.569)
2012/201 3
2013/201 4
2014/2015 2015/2016 2016/201 7
n % n % n % n % n % Opleidin
g onbeke nd
speciaal onderwij s
9473 43, 0
8510 39, 3
7895 37,9 7210 37,5 6353 35, 9 voortgez
et speciaal onderwij s
1256 6
57, 0
1314 6
60, 7
1294 0
62,1 1202 3
62,5 1133 1
64, 1
Max.
mbo2 speciaal onderwij s
9911 45, 5
9264 43, 3
8967 42,7 8,
8676 42,9 5,
7995 41, 7 voortgez
et speciaal onderwij s
1189 6
54, 6
1212 0
56, 7
1199 5
57,2 2,
1152 2
57,0 5,
1117 4
58, 3
Mbo 3-4 speciaal onderwij s
8095 50, 0
8012 47, 3
8049 46,3 6,
7710 45,7 7029 43, 4 voortgez
et speciaal onderwij s
8082 50, 0
8922 52, 7
9312 53,6 4,
9164 54,3 9155 56, 6
Hbo ad/ba speciaal onderwij s
3784 57, 0
3864 54, 0
3954 52,8 5,
3848 51,3 3533 47, 8 voortgez
et speciaal onderwij s
2854 43, 0
3290 46, 0
3528 47,1 5,
3661 48,8 3858 52, 2
Wo ba/ma
& hbo ma
speciaal onderwij s
2019 56, 0
2111 53, 4
2178 52,1 2110 50,4 1933 46, 7 voortgez
et speciaal onderwij s
1589 44, 0
1845 46, 6
2004 47,9 2074 49,6 2208 53, 3
* voorlopige cijfers
NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Tabel 2.3.2 Hoogst behaalde opleiding ouders van leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs, naar uitstroomprofiel vso (n 2016/2017* = 73.682)
2014/2015 2015/2016 2016/2017
n % n % n %
Opleiding
onbekend Dagbesteding 3988 31,6 3799 31,7 3498 30,9 Arbeidsmarkt 3421 27,1 3181 26,5 3003 26,5 Vervolgonderwijs 5205 41,3 5022 41,8 4817 42,6 Max. mbo2 Dagbesteding 3214 27,5 3121 27,1 2942 26,4 Arbeidsmarkt 4174 35,7 3987 34,67, 3769 33,8 Vervolgonderwijs 4294 36,8 4392 38,2 4447 39,9 Mbo 3-4 Dagbesteding 2218 24,4 2240 24,5 2179 23,8 Arbeidsmarkt 2175 23,9 2115 23,1 2095 22,9 Vervolgonderwijs 4692 51,7 4787 52,4 4869 53,3 Hbo ad/ba Dagbesteding 902 26,1 958 26,2 1041 27,0 Arbeidsmarkt 493 14,3 517 14,1 525 13,6
Vervolgonderwijs 2058 59,6 2181 59,7 2291 59,4 Wo ba/ma & hbo
ma Dagbesteding 590 30,2 627 30,3 648 29,4
Arbeidsmarkt 226 11,6 233 11,3 285 12,9 Vervolgonderwijs 1140 58,3 1211 58,5 1273 57,7
* voorlopige cijfers
NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
In het speciaal onderwijs heeft 32 procent van de leerlingen een westerse of niet- westerse migratieachtergrond.
Tabel 2.3.3 Leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs, naar migratieachtergrond (n 2017/2018* = 67.362)
2013/201 4
2014/201 5
2015/201 6
2016/201 7
2017/201 8
N % N % N % N % N %
Speciaal onderwijs
Geen migratie- achtergron d
22973 72 22359 72 20878 71 20194 69 20171 68
Westerse migratie- achtergron d
2167 7 2172 7 2237 8 2323 8 2496 8
Niet- westerse migratie- achtergron d, tweede generatie
6124 19 5995 19 5928 20 5978 21 6374 21
Niet- westerse migratie- achtergron d, eerste generatie
459 1 499 2 535 2 594 2 759 3
Voortgez et speciaal onderwijs
Geen migratie- achtergron d
29090 74 29534 74 28564 74 27997 74 27669 74
Westerse migratie- achtergron d
2577 7 2620 7 2482 6 2424 6 2482 7
Niet- westerse migratie- achtergron d, tweede generatie
6302 16 6408 16 6319 16 6389 17 6349 17
Niet- westerse migratie- achtergron d, eerste generatie
1312 3 1197 3 1088 3 1025 3 1062 3
Totaal Geen migratie- achtergron d
52063 73 51893 73 49442 73 48191 72 47840 71
Westerse migratie- achtergron
4744 7 4792 7 4719 7 4747 7 4978 7
d Niet- westerse migratie- achtergron d, tweede generatie
12426 18 12403 18 12247 18 12367 18 12723 19
Niet- westerse migratie- achtergron d, eerste generatie
1771 2 1696 2 1623 2 1619 2 1821 3
* voorlopige cijfers
Scholen voor voortgezet speciaal onderwijs plaatsen hun leerlingen in een uitstroomprofiel dagbesteding, arbeid of vervolgonderwijs. Op 1 oktober 2017 volgden 17.750 leerlingen het uitstroomprofiel vervolgonderwijs. Dit is 47 procent van alle vso-leerlingen. Van de andere helft zitten wat meer leerlingen in het uitstroomprofiel dagbesteding en de overige in het uitstroomprofiel arbeid. Elk jaar volgen iets meer leerlingen het profiel vervolgonderwijs.
Tabel 2.3.4 Geregistreerd aandeel leerlingen naar uitstroomprofiel vso op 1 okt 2014 t/m 2017* (n 2017 = 37643)
2014 2015 2016 2017
N % N % N % N %
Onbekend 1012 3 78 0 37 0 51 0
dagbesteding 10942 27 10781 28 10379 27 10046 27
arbeidsmarkt 10521 26 10069 26 9916 26 9796 26
vervolgonderwijs 17409 44 17622 46 17585 46 17750 47
*) voorlopige cijfers
3 Prestaties
3.1 Eindresultaten in het speciaal onderwijs
Ook in 2017 namen weer leerlingen uit het speciaal onderwijs vrijwillig deel aan een van de beschikbare eindtoetsen. Voor ruim duizend leerlingen was het net als vorig jaar de Centrale Eindtoets Bij de leerlingen in het speciaal onderwijs was de
gemiddelde standaardscore 523,5. Dat komt overeen met de uitstroom op vmbo- basis/kaderniveau. In het speciaal basisonderwijs ligt het gemiddelde lager en sluit het aan bij de uitstroom naar de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo.
3.2 Examens in het voortgezet speciaal onderwijs
In 2017 namen 4.782 vso-leerlingen als extraneus of via het staatsexamen deel aan het eindexamen. Het totaal aantal eindexamenkandidaten is daarmee opnieuw enigszins toegenomen. Via de extraneusregeling deden 943 leerlingen examen onder het programma van toetsing en afsluiting van een reguliere school voor voortgezet onderwijs. Dat zijn er iets minder dan vorig jaar. Bijna 94 procent van hen is geslaagd. Bij driekwart van deze leerlingen ging het om een examen op vmbo-basis- of -kaderniveau. De verhouding tussen beide niveaus is nu ongeveer gelijk. In voorgaande jaren waren er beduidend minder extranei op kaderniveau.
Elk jaar worden meer vso-leerlingen aangemeld om deel te nemen aan het staatsexamen. In 2017 deden 3.839 leerlingen examen, zo’n 300 meer dan vorig jaar. De meesten van hen gingen op voor een vmbo-examen op het niveau van de theoretische leerweg. Van de iets meer dan 30 procent van de leerlingen die een volledig examen deed, is ruim 81 procent geslaagd. De overige leerlingen deden een deelexamen. Een aantal staatsexamenkandidaten doet examen op twee of
incidenteel op drie niveaus. Het aandeel kandidaten dat in eenzelfde jaar op
meerdere niveaus examen doet, is sinds 2013 met enkele procenten toegenomen en bedroeg in 2017 ruim 3 procent.
Tabel 3.2.1 Aantal examenkandidaten voortgezet speciaal onderwijs naar soort examinering in de periode 2014/2015-2016/2017
2014/2015 2015/2016 2016/2017
Extraneus 961 1.022 943
Staatsexamen 3.440 3.541 3.839
Totaal 4.401 4.563 4.782
Tabel 3.2.2 Aandeel extraneuskandidaten naar onderwijssoort examenjaar 2013- 2017* (n 2017 = 943)
2013 2014 2015 2016 2017
n % n % n % n % n %
Vmbo-b 278 36,8 309 37,6 420 43,7 373 36,5 360 38,2 Vmbo-k 250 33,1 255 31,1 283 29,4 372 36,4 352 37,3 Vmbo-gt 192 25,4 208 25,3 205 21,3 239 23,4 198 21,0
Havo 36 4,8 49 6,0 52 5,4 37 3,6 32 3,4
Vwo 0 0,0 0 0,0 1 0,1 1 0,1 1 0,1
Totaal 756 100,0 821 100,0 961 100,0 1.022 100,0 943 100,0
*voorlopige cijfers
Tabel 3.2.3 Uitslag extraneuskandidaten naar examenjaar 2013-2017* (n 2017 = 943)
2013 2014 2015 2016 2017
n % n % n % n % n %
geslaagd 678 89,7 766 93,3 877 91,3 958 93,7 880 93,3
gezakt 78 10,3 55 6,7 84 8,7 64 6,3 63 6,7
Totaal 756 100,0 821 100,0 961 100,0 1.022 100,0 943 100,0
*voorlopige cijfers
Tabel 3.2.4 Aandeel extraneuskandidaten naar uitslag en onderwijssoort 2013-2017 (n 2017* = 843)
2013 2014 2015 2016 2017
geslaag
d gezakt geslaag
d gezakt geslaag
d gezakt geslaag d gezak
t geslaag
d gezakt n % n % n % n % n % n % n % n % n % n % Vmbo-b 25
2 90,
6 2
6 9,4 30 1
97, 4 8 2,
6 39
1 93,
1 2 9
6, 9
36 0
96, 5
1 3
3, 5
35 0
97, 2
1 0
2, Vmb 8
o-k 23 7
94, 8
1
3 5,2 22 8
89, 4
2 7
10 ,6
24 9
88, 0
3 4
12 ,0
34 6
93, 0
2 6
7, 0
32 3
91, 8
2 9
8, 2 Vmbo-gt 15
7 81,
8 3 5
18, 2
18 9
90, 9
1 9
9, 1
18 8
91, 7
1 7
8, 3
21 6
90, 4
2 3
9, 6
17 6
88, 9
2 2
11 Hav ,1
o 32 88,
9 4 11,
1 48 98, 0 1 2,
0 48 92, 3 4 7,
7 35 94, 6 2 5,
4 30 93, 8 2 6, Vwo 3
0 0,0 0 0,0 0 0,0 0 0,
0 1 100 ,0 0 0,
0 1 100 ,0 0 0,
0 1 100 ,0 0 0,
0 Tot
aal 67
8 89
,7 7 8
10 ,3
76 6
93 ,3
5 5
6, 7
87 7
91, 3
8 4
8, 7
95 8
93, 7
6 4
6, 3
88 0
93, 3
6 3
6, 7
*voorlopige cijfers
Tabel 3.2.5 Gemiddeld cijfer schoolexamen (SE) en centraal examen (CE) 2013-2017 van extraneuskandidaten, naar schooltype* ( n 2017 = 910)
2013 2014 2015 2016 2017
SE CE SE CE SE CE SE CE SE CE
vmbo-b 6,81 6,73 6,73 6,83 6,81 6,84 6,69 6,90 6,68 6,91 vmbo-k 6,84 6,46 6,74 6,37 6,63 6,40 6,70 6,43 6,70 6,43 vmbo-g/t 6,87 6,23 6,90 6,53 6,80 6,58 6,75 6,46 6,76 6,43
*enkel schooltypen met meer dan 100 leerlingen; ** voorlopige cijfers Leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs kunnen in het geval van
staatsexamen op meerdere niveaus examen doen. In onderstaande tabellen worden steeds het aantal kandidaten per onderwijssoort gepresenteerd, behalve bij tabel Tabel 3.2.7, waar het aantal kandidaten weergegeven wordt naar eventuele combinatie van onderwijssoorten. Kandidaten die op meerdere niveaus examen doen worden hierdoor in de overige tabellen soms ‘dubbel’ meegenomen.
Tabel 3.2.6 Aantal staatsexamenkandidaten in het vso, naar onderwijssoort, 2013 – 2017 (n 2017 = 3967)
2013 2014 2015 2016 2017
n % n % n % n % n %
vmbo
b 159 6,7 236 7,5 310 8,8 400 10,9 501 12,6
vmbo
k 110 4,6 242 7,7 241 6,8 283 7,7 292 7,4
vmbo t 1482 62,1 1788 57,1 2015 57,1 1992 54,3 2084 52,5 havo 520 21,8 736 23,5 854 24,2 861 23,5 927 23,4
vwo 114 4,8 129 4,1 110 3,1 135 3,7 163 4,1
Totaal 2385 100,0 3131 100,0 3530 100,0 3671 100,0 3967 100,0
*voorlopige cijfers
Tabel 3.2.7 Aandeel kandidaten naar (combinatie van) onderwijssoort, 2013 – 2017 (n 2017 = 3839)
2013 2014 2015 2016 2017
n % n % n % n % n %
Vmbo-b 148 6,3 221 7,2 280 8,1 358 10,1 453 11,8
Vmbo-k 96 4,1 222 7,2 207 6,0 242 6,8 241 6,3
Vmbo-t 1477 62,7 1752 57,1 1954 56,8 1912 54,0 2012 52,4 Havo 506 21,5 694 22,6 807 23,5 780 22,0 858 22,3
Vwo 102 4,3 116 3,8 105 3,1 124 3,5 149 3,9
Vmbo-b,
vmbo-k 11 0,5 13 0,4 19 0,6 26 0,7 34 0,9
Vmbo-b,
vmbo-t 0 0,0 0 0,0 8 0,2 9 0,3 11 0,3
Vmbo-b, havo 0 0,0 0 0,0 1 0,0 3 0,1 1 0,0
Vmbo-k,
vmbo-t 3 0,1 5 0,2 11 0,3 6 0,2 10 0,3
Vmbo-k, havo 0 0,0 0 0,0 1 0,0 4 0,1 5 0,1
Vmbo-t, havo 2 0,1 29 0,9 39 1,1 61 1,7 49 1,3
Havo, vwo 12 0,5 13 0,4 5 0,1 11 0,3 14 0,4
Vmbo-b, vmbo-k, vmbo-t
0 0,0 2 0,1 2 0,1 3 0,1 2 0,1
Vmbo-b,
vmbo-k, havo 0 0,0 0 0,0 0 0,0 1 0,0 0 0,0
Vmbo-k,
vmbo-t, havo 0 0,0 0 0,0 1 0,0 1 0,0 0 0,0
Totaal 2357 100,0 3067 100,0 3440 100,0 3541 100,0 3839 100,0 a) er zijn geen kandidaten met examen binnen vmbo g.
*voorlopige cijfers
Tabel 3.2.8 Staatsexamenkandidaten naar uitslag 2013 en 2014 (in percentages, n 2014 = 3131)
2013 2014
Geslaa gd
Afgewez en
Deelexam en
Geen enkel vak met cijfer cijferlij
Geslaa gd
Afgewez en
Deelexam en
Geen enkel vak met cijfer cijferlij
st st Vmb
o-b
6,9 0,0 89,3 3,8 2,5 0,0 97,5 0,0
Vmb o-k
1,8 0,0 94,5 3,6 2,1 0,8 94,6 2,5
Vmb o-t
42,6 10,7 44,2 2,5 39,7 7,8 51,3 1,2
Havo 26,2 6,0 66,0 1,9 26,5 7,9 65,2 0,4
Vwo 29,8 3,5 66,7 0,0 27,1 2,3 70,5 0,0
Tota al
34,1 8,1 55,3 2,4 30,4 6,5 62,2 1,0
Tabel 3.2.9 Staatsexamenkandidaten naar uitslag 2015 - 2017 (in percentages, n 2017 = 3937)
2015 2016 2017
Gesla agd
Afgewe zen
Deelexa men
Gesla agd
Afgewe zen
Deelexa men
Gesla agd
Afgewe zen
Deelexa men Vmb
o-b
2,3 0,0 97,7 5,0 1,3 93,8 7,6 0,0 92,4
Vmb o-k
2,1 0,0 97,9 6,4 3,2 90,5 8,9 0,3 90,8
Vmb o-t
35,9 7,0 57,1 34,8 7,7 57,5 31,9 7,9 60,3
Hav o
27,4 6,3 66,3 26,7 5,7 67,6 23,8 5,7 70,4
Vwo 24,5 3,6 71,8 14,8 4,4 80,7 23,3 4,3 72,4
Tota al
28,2 5,6 66,1 26,7 6,0 67,2 24,9 5,7 69,4
Tabel 3.2.10 Staatsexamenkandidaten naar uitslag 2013 - 2017 (in percentages, enkel geslaagd en afgewezen, n 2017 = 1212)
2013 2014 2015 2016 2017
Gesla agd
Afgew ezen
Gesla agd
Afgew ezen
Gesla agd
Afgew ezen
Gesla agd
Afgew ezen
Gesla agd
Afgew ezen vmbo
b
100,0 0,0 100,0 0,0 100,0 0,0 80,0 20,0 100,0 0,0
vmbo k
100,0 0,0 71,4 28,6 100,0 0,0 66,7 33,3 96,3 3,7
vmbo t 79,9 20,1 83,5 16,5 83,7 16,3 81,9 18,1 80,2 19,8 havo 81,4 18,6 77,1 22,9 81,3 18,8 82,4 17,6 80,7 19,3 vwo 89,5 10,5 92,1 7,9 87,1 12,9 76,9 23,1 84,4 15,6 Totaal 80,8 19,2 82,4 17,6 83,3 16,7 81,5 18,5 81,4 18,6
Tabel 3.2.11 Gemiddeld cijfer mondeling (MO) en centraal examen (CE) staatsexamenkandidaten 2013-2017 (n 2017 = 3967)
2013 2014 2015 2016 2017
MO CE MO CE MO CE MO CE MO MO
vmbo b 6,46 6,28 6,31 6,28 6,30 5,93 6,41 6,03 6,44 6,25 vmbo k 6,33 5,69 6,53 5,15 6,14 5,31 6,44 5,54 6,13 5,86 vmbo t 6,51 5,90 6,56 5,97 6,42 6,12 6,41 6,45 6,43 6,48
havo 6,17 6,44 6,26 6,44 6,25 6,07 6,28 6,25 6,13 6,20 vwo 6,37 6,10 6,53 6,97 6,76 6,56 6,60 6,75 6,54 6,95
3.3 Rekentoets
In 2017 namen 2.139 examenkandidaten uit het voortgezet speciaal onderwijs deel aan de rekentoets. De meeste deelnemers zijn vmbo-leerlingen, van wie iets minder dan de helft geplaatst is in de gemengde/theoretische leerweg. Dit jaar deden ook enkele vwo-leerlingen mee. Bij alle leerwegen van het vmbo is het percentage voldoendes gestegen, bij de havo is het licht gedaald. De afgelopen drie jaar scoorden de vso-leerlingen gemiddeld steeds hogere cijfers voor de rekentoets. De gemiddeldes voor havo en vmbo liggen nu hoger dan bij het regulier voortgezet onderwijs. Voor vwo ligt het gemiddelde cijfer iets lager, maar boven de 7.
Tabel 3.3.1 Resultaten rekentoets in het voortgezet speciaal onderwijs naar schoolsoort in de periode 2014/2015-2016/2017 (n 2016/2017=2.139)*
Gemiddeld cijfer Percentage voldoende 2014/201
5
2015/201 6
2016/201 7
2014/201 5
2015/201 6
2016/201 7 Basisberoepsgerichte
leerweg vmbo 5,8 6,0 6,3 58,8 64,5 73,7
Kaderberoepsgericht
e leerweg vmbo 6,2 6,3 6,4 63,4 68,8 76,9
Gemengde/theoretis
che leerweg vmbo 6,2 7,2 7,3 64,8 81,7 83,5
Havo 5,9 6,2 6,2 55,4 66,6 64,3
* alleen schoolsoorten met meer dan 100 deelnemers Bron: DUO, 2017
3.4 Uitstroomresultaten
Het merendeel van de leerlingen verlaat de school op het niveau dat is vastgelegd in hun ontwikkelingsperspectief (OPP). In 2015/2016 stroomde bij het speciaal
onderwijs 8 procent uit onder het beoogde niveau, in het voortgezet speciaal onderwijs was dat 12 procent. Daarnaast stromen leerlingen soms uit boven het verwachte niveau. Tussen de scholen bestaan hierin verschillen. Op 40 procent van de scholen voor speciaal onderwijs stroomt minimaal een op de vijf leerlingen niet uit op het niveau van het ontwikkelingsperspectief (Tabel 3.4.1).
Tabel 3.4.1 Percentage scholen naar de mate waarin leerlingen op het niveau van hun ontwikkelingsperspectief uitstromen in 2015/2016 (n so=241; n vso=276) Percentage
uitstromers op niveau OPP
Scholen voor speciaal onderwijs
Scholen voor voortgezet speciaal onderwijs
0-20 2 1
21-40 2 2
41-60 9 15
61-80 27 38
80-99 43 36
100 17 8
De meeste scholen volgen de groei van de leerlingen op de niet-cognitieve
ontwikkelingsgebieden. Ruim 60 procent van de scholen kan niet vaststellen dat hun schoolverlaters passende sociale en maatschappelijke competenties hebben behaald.
Tabel 3.4.2 Beoordeling van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs in 2016/2017 (in aantallen, n=19)
Onderwijsresultaten Sociale en maatschappelijke
competenties Onvoldoende 12
Voldoende 7
Goed 0
Vervolgsucces Onvoldoende 3
Voldoende 12
Goed 4
Onderwijsproces
Aanbod Onvoldoende 1
Voldoende 15
Goed 3
Zicht op ontwikkeling en
begeleiding Onvoldoende 1
Voldoende 17
Goed 1
Toetsing en afsluiting Onvoldoende 0
Voldoende 17
Goed 1
Kwaliteitszorg en ambitie
Kwaliteitszorg Onvoldoende 5
Voldoende 12
Goed 2
Kwaliteitscultuur Onvoldoende 0
Voldoende 14
Goed 5
Verantwoording en dialoog Onvoldoende 10
Voldoende 8
Goed 1
Van de leerlingen, exclusief kortverblijvers, die aan het eind van schooljaar 2015/2016 het voortgezet speciaal onderwijs verlieten, volgt 41 procent een opleiding in het mbo. De rechtstreekse uitstroom naar een al of niet beschutte werkplek op de arbeidsmarkt blijft met 15 procent stabiel (Tabel 3.4.4). Ruim een kwart van de vso-leerlingen gaat naar een vorm van dagbesteding. Van 3 procent van de schoolverlaters is de uitstroombestemming onbekend. Dat aantal is iets lager dan vorig jaar, maar nog steeds relatief hoog. Tot de categorie overig behoren onder andere thuiszitters en leerlingen die uitstromen naar een behandelinstelling, vrijwilligerswerk of niet bekostigd onderwijs.
Tabel 3.4.3 Trend uitstroom so 2012-2013 t/m 2015-2016, in percentage (n 2016- 2017 = 5254)
2013/2014 2014/2015 2015/2016
Vso 72 69 70
Praktijkonderwijs 6 6 7
Vmbo bk 11 12 11
Vmbo gt 4 5 5
Havo(a) 2 2 2
Vwo(b) 1 1 1
Overig/Onbekend 5 6 5
Totaal 100 100 100
a) incl brugklas vmbo/havo; b) incl brugklas havo/vwo
Tabel 3.4.4 Ontwikkeling in uitstroom uit het voortgezet speciaal onderwijs in de periode 2013/2014-2015/2016 (in percentages, n 2015/2016=7.676)
2013/2014 2014/2015 2015/2016
Mbo 40 41 41
Hbo/wo 3 3 4
Reguliere arbeidsplaats 12 11 12
Sociale werkvoorziening 4 3 2
Arbeidstrainingscentrum 1 1 1
Dagbesteding 25 24 26
Overig 10 11 11
Onbekend 5 6 3
Totaal 100 100 100
Bij 85 procent van de leerlingen uit het speciaal onderwijs en bij 73 procent van de leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs zijn volgens de schoolleiders uitstroombestemming en uitstroomniveau na twee jaar gelijk gebleven (Tabel 3.4.6). Bij een gewijzigde uitstroombestemming kunnen leerlingen op een hoger of op een lager niveau zijn terechtgekomen.
Tabel 3.4.5 Niveau van uitstroom naar ontwikkelingsperspectief bij uitstroom van leerling 2015-2016 (in percentages)
Onder niveau van OPP
Op niveau van OPP
Boven niveau van OPP
Niveau OPP onbekend
Aantal scholen
so 8 79 6 7 292
vso 12 74 8 5 311
Tabel 3.4.6 Mate van bestendiging in het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs in 2014-2016 (in percentages, n 2016 so=7.549; n 2016 vso=10.542)
2014 2015 2016
Speciaal onderwijs
Bestendigd 86 86 85
Niet bestendigd 8 9 8
Onbekende bestendiging 6 5 7
Voortgezet speciaal onderwijs
Bestendigd 69 70 73
Niet bestendigd 16 17 15
Onbekende bestendiging 15 13 12
In het speciaal onderwijs nam het percentage onbekende bestemmingen in 2016 weer enigszins toe.
4 Uitstroomprofiel vervolgonderwijs
4.1 Uitstroomprofiel vervolgonderwijs
In schooljaar 2016/2017 heeft de inspectie themaonderzoek uitgevoerd naar leerlingen en scholen in het voortgezet speciaal onderwijs met het uitstroomproefiel vervolgonderwijs. Hiervoor zijn, naast reeds beschikbare informatie, vragenlijsten uitgezet en scholen bezocht, waar ook gesprekken zijn gevoerd met leerlingen en medewerkers (directie, docenten en leden van de commissie van begeleiding). In dit hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten van deze verschillende bronnen en analyses opgenomen.
De meeste scholen voor voortgezet speciaal onderwijs met het uitstroomprofiel vervolgonderwijs bieden meer dan één onderwijssoort aan (Tabel 4.1.1 en Tabel 4.1.2), maar slechts enkele scholen kunnen alle onderwijssoorten aanbieden. Een leerling met extra ondersteuningsbehoeften die op vmbo-niveau functioneert, heeft de meeste kans om een vso-school te vinden die past bij zijn niveau. Weinig vso- scholen bieden onderwijs op havo- en vwo-niveau.
Onderstaand resultaten van de vragenlijst die uitgezet is onder de scholen die bezocht werden in het kader van het themaonderzoek.
Tabel 4.1.1 Aanbod onderwijsniveau’s van onderzochte scholen binnen themaonderzoek (meerdere antwoorden mogelijk, n = 24).
Nee Ja
Vwo 23 95,8% 1 4,2%
Havo 19 79,2% 5 20,8%
vmbo-t 5 20,8% 19 79,2%
vmbo-gt 21 87,5% 3 12,5%
vmbo-kb 6 25,0% 18 75,0%
vmbo-bb 4 16,7% 20 83,3%
entree-opleiding 18 75,0% 6 25,0%
geen specifiek niveau 23 95,8% 1 4,2%
Bij een deel van de onderzochte scholen voor voortgezet speciaal onderwijs met het uitstroomprofiel vervolgonderwijs kunnen de leerlingen een entreeopleiding volgen.
Een mbo-instelling neemt dan op de vso-locatie het entree-examen af.
Tabel 4.1.2 Verdeling van het aantal schooltypen dat aangeboden wordt van onderzochte scholen binnen themaonderzoek (meerdere antwoorden mogelijk, n = 24).
Aantal percentage
1 3 12,5
2 4 16,7
3 8 33,3
4 8 33,3
6 1 4,2
Totaal 24 100,0
Scholen hebben verschillende mogelijkheden om hun leerlingen examen te laten doen en hierdoor een diploma te laten halen. De manieren waarop scholen binnen het themaonderzoek dit hebben gedaan zijn weergegeven in tabel Tabel 4.1.3.
Tabel 4.1.3 Manier van examen voor leerlingen met uitstroom vervolgonderwijs vervolgonderwijs van onderzochte scholen binnen themaonderzoek (meerdere antwoorden mogelijk, n = 24).
Nee Ja
Aantal Percentage Aantal Percentage
examen van de eigen vso-school 21 100,0% 3 100,0%
staatsexamen 6 100,0% 18 100,0%
als extraneus het examen van een vo-school /vso-
school met licentie 13 100,0% 11 100,0%
combinatie staatsexamen en examen als extraneus 23 100,0% 1 100,0%
entree-examen van een roc 16 100,0% 8 100,0%
(nog) geen examens 24 100,0% 0 0,0%
Scholen kunnen op verschillende locaties examens af(laten)nemen. De meeste doen dit op de eigen vso-school. Een derde op een vo-school en een kwart op een andere vso-school.
Tabel 4.1.4 Examenlocatie van de school van onderzochte scholen binnen themaonderzoek (meerdere antwoorden mogelijk, n = 24).
Nee Ja
Aantal Percentage Aantal Percentage
vo-school 16 66,7% 8 33,3%
een andere vso-school 18 75,0% 6 25,0%
de eigen vso-school 11 45,8% 13 54,2%
niet van toepassing 22 91,7% 2 8,3%
Binnen het themaonderzoek zijn scholen ook beoordeeld op de standaarden. De resultaten hiervan zijn weergegeven in tabel Tabel 4.1.5
Tabel 4.1.5 Beoordeling van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs met het profiel vervolgonderwijs in 2016/2017 (in aantallen, n=26)
Onderwijsresultaten
Vervolgsucces Onvoldoende 11
Voldoende 12
Goed 3
Onderwijsproces
Aanbod Onvoldoende 4
Voldoende 20
Goed 2
Zicht op ontwikkeling en
begeleiding Onvoldoende 10
Voldoende 15
Goed 1
Didactisch handelen Onvoldoende 6
Voldoende 18
Goed 2
Toetsing en afsluiting Onvoldoende 4
Voldoende 20
Goed 2
Kwaliteitszorg en ambitie
Kwaliteitszorg Onvoldoende 12
Voldoende 12
Goed 2
Scholen en besturen moeten sturen op de kwaliteit van het onderwijs dat ze aanbieden. Over deze sturing worden in dit hoofdstuk gegevens gepresenteerd. In het tabellenboek zijn nog aanvullende gegevens en voor sommige indicatoren nog meer uitsplitsingen te vinden.
5 Onderwijsproces in het voortgezet speciaal onderwijs
5.1 Onderwijsproces
Op vrijwel alle scholen voor voortgezet speciaal onderwijs die in 2016/2017 werden onderzocht, voldoet het onderwijsaanbod minimaal aan de wet (zie Tabel 5.1.1).
Ook de lessen worden in de meeste gevallen voldoende beoordeeld op het aanbod en het didactisch handelen (Tabel 5.1.2). Ruim een kwart wordt zelfs als goed beoordeeld.
Tabel 5.1.1 Beoordeling van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs in 2016/2017 (in aantallen, n=19)
Onderwijsproces
Aanbod Onvoldoende 1
Voldoende 15
Goed 3
Zicht op ontwikkeling en
begeleiding Onvoldoende 1
Voldoende 17
Goed 1
Didactisch handelen Onvoldoende 0
Voldoende 15
Goed 4
Onderwijstijd Onvoldoende 1
Voldoende 17
Goed 1
Samenwerking Onvoldoende 0
Voldoende 8
Goed 11
Praktijkvorming/stage Onvoldoende 1
Voldoende 11
Goed 6
Toetsing en afsluiting Onvoldoende 0
Voldoende 17
Goed 1
Tabel 5.1.2 Resultaten lesobservaties vso 2016-2017 (n lessen = 94)
Onv/kan beter Voldoende Goed
Aantal Percentage Aantal Percentage Aantal Percentage Het aanbod bereidt
de leerlingen voor op hun vervolgbestemming en de samenleving
1 1,1 66 71,7 25 27,2
Het didactisch handelen van de leraren stelt de leerlingen in staat tot leren en ontwikkelen
10 10,6 57 60,6 27 28,7
6 Schoolklimaat
6.1 schoolklimaat
Bij vrijwel alle onderzochte scholen voor voortgezet speciaal onderwijs voldoet het schoolklimaat aan de wet (Tabel 6.1.1). Bij alle bezochte scholen was de veiligheid en het pedagogisch klimaat minimaal voldoende.
Tabel 6.1.1 Beoordeling van scholen voor voortgezet speciaal onderwijs in 2016/2017 (in aantallen, n=19)
Schoolklimaat
Pedagogisch klimaat Onvoldoende 0
Voldoende 8
Goed 11
Veiligheid Onvoldoende 0
Voldoende 18
Goed 1
In 2016/2017 kwamen bij de vertrouwensinspecteurs 176 nieuwe meldingen binnen over ernstige kwesties van grensoverschrijdend gedrag in het (voortgezet) speciaal onderwijs (Tabel 6.1.2). De meeste meldingen betreffen psychisch of fysiek geweld. Een op de tien meldingen van psychisch geweld gaat over leerlingen die zich genegeerd en verlaten voelen. Vaak gaat het bij fysiek geweld om grove en ernstige mishandeling. Daarnaast krijg de inspectie soms meldingen binnen over seksueel grensoverschrijdend gedrag. Gedragscodes kunnen ertoe bijdragen dit gedrag te voorkomen.
Tabel 6.1.2 Aantal meldingen vertrouwensinspecteurs voor het (voortgezet) speciaal onderwijs in 2016/2017
Meldinge n schooljaa r
Seksue el misbrui
k
Seksuele intimidat
ie
Psychisc h geweld
Fysie k gewel
d
Discriminat ie
Radicaliseri ng
Overi g
Totaal
2016/20 17
18 21 64 63 0 1 9 176
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2018
7 Sturing op kwaliteit
7.1 Kwaliteit van de instellingen
In 2017 hebben zich negen nieuwe scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs aangemeld voor een juryonderzoek om het predicaat ‘Excellente School’ te verwerven. Twee van deze scholen hebben in januari 2018 voor drie jaar dit predicaat gekregen. In totaal zijn nu 24 scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs excellent bevonden
Op 1 september 2017 hadden 621 van de 643 scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs basiskwaliteit (Tabel 7.1.1). Hieronder vallen ook de negentien scholen met residentiële leerlingen. Dit betreft acht vso-scholen verbonden aan een gesloten jeugdzorginstelling en zeven vso-scholen met leerlingen in een justitiële
jeugdinrichting. Daarnaast zijn er vier so-scholen met uitsluitend kinderen in behandeling bij een medisch kinderdagverblijf. Het percentage (zeer) zwakke scholen blijft dalen. Op 1 september 2017 zaten ruim 1.700 leerlingen op 19 zwakke en 3 zeer zwakke scholen. Van de 22 (zeer) zwakke scholen gaat het om 15 scholen voor voortgezet speciaal onderwijs.
Tabel 7.1.1 Toezichtarrangementen scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs op 1 september 2013, 2014, 2015, 2016, 2017 (in percentages, n 2017*= 643)**
2013 2014 2015 2016 2017
Basis 91,0 95,3 94,2 96,1 96,6
Zwak 8,1 4,1 4,7 3,4 3,0
Zeer zwak 0,9 0,6 1,1 0,5 0,5
Totaal 100 100 100 100 100
* in 2017 zijn ook scholen met residentiële leerlingen meegeteld
** scholen zijn hier vestigingen met een eigen toezichtarrangement
Tabel 7.1.2 Arrangementen op 1 september 2017 naar onderwijssoort (n = 648)
So vso
Aantal Percentage Aantal Percentage
Basis 298 97,7 323 95,6
Zwak 5 1,6 14 4,1
Zeer zwak 2 0,7 1 0,3
Totaal 305 100,0 338 100,0
Tabel 7.1.3 Arrangementen op 1 september 2017 naar onderwijssoort en MKD, JJI en GJI
Basis Zwak Zeer zwak
MKD (so) 4
GJI (vso) 7 1
JJI (vso) 7
Tabel 7.1.4 Arrangementen op 1 september naar regio (n 2017 = 643)
Basis Zwak Zeer zwak n
2016 2017 2016 2017 2016 2017 2016 2017
Noord 100,0 100,0 0,0 0,0 0,0 0,0 59 63
Oost 95,6 97,0 3,7 3,0 0,7 0,0 135 130
Midden 97,8 96,5 1,8 2,4 0,4 1,0 278 277
Zuid 92,2 95,0 7,1 5,0 0,6 0,0 154 161
Totaal 96,1 96,6 3,4 3,0 0,5 0,5
Tabel 7.1.5 Arrangementen op 1 september naar mate van verstedelijking (n 2017 = 643)
Basis Zwak Zeer zwak n
2016 2017 2016 2017 2016 2017 2016 2017 Zeer sterk
stedelijk 98,2 98,3 1,2 1,1 0,6 0,6 171 176
Sterk stedelijk 95,5 95,1 4,1 4,5 0,4 0,4 243 247
Matig stedelijk 96,4 95,6 3,6 3,3 0,0 1,1 84 90
Weinig
stedelijk 95,6 98,2 3,5 1,8 0,9 0,0 113 111
Niet stedelijk 86,7 94,7 13,3 5,3 0,0 0,0 15 19
Totaal 96,1 96,6 3,4 3,0 0,5 0,5
8 Passend onderwijs
8.1 Passend onderwijs
Bij de start van schooljaar 2017/2018 zitten meer leerlingen in het speciaal onderwijs dan in eerdere jaren. In deelnamepercentages verandert er niet veel, omdat verreweg de meeste leerlingen in de basisschoolleeftijd naar het regulier onderwijs gaan. Leerlingen uit het speciaal onderwijs gaan minder vaak terug naar het regulier onderwijs. Van de leerlingen, exclusief schoolverlaters, die in 2016/2017 al in het speciaal onderwijs zaten, zit bijna 95 procent daar het volgend schooljaar weer. Dit percentage stijgt (Tabel 8.1.1). Anderzijds zien we dat scholen voor speciaal onderwijs ook meer leerlingen binnenkrijgen uit het regulier en het speciaal basisonderwijs. Ongeveer 17 procent van de leerlingen, ruim een op de zes, die in 2017/2018 in het speciaal onderwijs zitten, zat in 2016/2017 nog in een andere onderwijssoort. Met name de instroom vanuit regulier onderwijs is de afgelopen jaren gestegen (Tabel 8.1.2).
Tabel 8.1.1 Onderwijspositie van so- en vso-leerlingen in jaar t en hun positie een jaar later (nog in (v)so of naar regulier) in de periode 2015-2017 (in percentages, n so 2017=23.467; n vso 2017=28.602 )
Onderwijspositie leerlingen speciaal onderwijs een jaar later*
Onderwijspositie leerlingen voortgezet speciaal onderwijs een
jaar later*
So-/vso- leerlingen in:
Basisonder wijs
Speciaal basisonder
wijs
Speciaal onderwijs
Voortgezet onderwijs
Praktijkon derwijs
Voortgezet speciaal onderwijs
2014/2015 3,1 3,4 93,5 3,4 0,8 95,8
2015/2016 3,2 3,6 93,2 3,1 0,8 96,1
2016/2017 2,3 2,9 94,8 3,3 0,8 95,9
* voorlopige cijfers 1 oktober 2017
Tabel 8.1.2 Onderwijspositie van so- en vso-leerlingen in jaar t en hun positie een jaar eerder (in (v)so of in regulier) in de periode 2015/2016-2017/2018 (in percentages, n so 2017/2018=26.939; n vso 2017/2018=31.328 )
Onderwijspositie leerlingen speciaal onderwijs een jaar eerder
Onderwijspositie leerlingen voortgezet speciaal onderwijs een
jaar eerder So-/vso-
leerlingen in:
Basisonder wijs
Speciaal basisonder
wijs
Speciaal onderwijs
Voortgezet onderwijs
Praktijkon derwijs
Voortgezet speciaal onderwijs
2015/2016 10,6 2,7 86,7 9,3 1,2 89,5
2016/2017 12,8 3,4 83,9 11,3 1,3 87,3
2017/2018* 14,6 3,3 82,6 11,2 1,2 87,5
* voorlopige cijfers 1 oktober 2017
Mobiliteit in vso In het voortgezet speciaal onderwijs daalt het aantal leerlingen in 2017/2018, terwijl het regulier voortgezet onderwijs nog in omvang groeit. Er is wel sprake van mobiliteit. De uitstroom en doorstroom naar vervolgonderwijs is de laatste jaren toegenomen. Vso-scholen krijgen relatief meer leerlingen binnen vanuit het speciaal onderwijs. Van de leerlingen, exclusief schoolverlaters, die in
2016/2017 al in het voortgezet speciaal onderwijs zaten, zit bijna 96 procent in 2017/2018 daar weer. Toch nam de relatieve instroom vanuit regulier voortgezet
onderwijs in 2016/2017 al iets toe en een jaar later neemt ook de terugstroom vanuit voortgezet speciaal onderwijs naar regulier onderwijs enigszins toe.
Regionale verschillen De omvang en ontwikkeling van het (voortgezet) speciaal onderwijs verschilt tussen regio’s. Gemiddeld hebben samenwerkingsverbanden primair onderwijs 1,5 procent van hun leerlingen in het speciaal onderwijs (exclusief cluster 1 en 2) (Tabel 8.1.3). Ten opzichte van 2015/2016 is het aantal leerlingen in het speciaal onderwijs bij de helft van de samenwerkingsverbanden gestegen. Bij de andere helft nam de omvang af en in enkele gevallen halveerde het aantal zelfs (Figuur 8.1.1 en Figuur 8.1.2).
Figuur 8.1.1 Groei van so binnen regio 2017 tov peiljaar 2015 (=100)
Figuur 8.1.2 Groei van vso binnen regio 2017 tov peiljaar 2015 (=100)
Scholen in het (voortgezet) speciaal onderwijs hebben gemiddeld met vier
samenwerkingsverbanden te maken. Het aantal samenwerkingsverbanden waarmee scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs te maken hebben verschilt.
Tabel 7.1.3 Aantal scholen naar aantal samenwerkingsverbanden in schooljaar 2016/2017 (exclusief cluster 1 en 2, n scholen=603)
Aantal scholen Aantal samenwerkingsverbanden
49 1
55 2
76 3
93 4
84 5
66 6
62 7
23 8
27 9
17 10
10 11
15 12
7 13
9 14
6 15
3 16
1 22