TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK (VOORTGEZET) SPECIAAL ONDERWIJS De Staat van het Onderwijs 2015/2016
April 2017
Inleiding 3
Sectorspread (voortgezet) speciaal onderwijs 4
1 Arrangementenverdeling 6
1.1 Arrangementen op schoolniveau 6
2 Resultaten onderzoeken 2015/2016 8
2.1 Onderzoeksresultaten steekproefscholen 8
2.2 Onderzoeksresultaten themaonderzoek uitstroom naar arbeid 10
3 Lesobservaties 12
3.1 Inleiding 12
3.2 Resultaten lesobservaties steekproef 2015-2016 12
3.3 Resultaten lesobservaties themaonderzoek Arbeid 13
4 Stromen in het (voortgezet) speciaal onderwijs 15
4.1 Uitstroom vanuit het speciaal onderwijs 15
4.2 Uitstroom vanuit het voortgezet speciaal onderwijs 15
4.3 Bestendiging na het (voortgezet) speciaal onderwijs 15
4.4 Uitstroomprofielen in het voortgezet speciaal onderwijs 16
4.5 Instroom in het speciaal onderwijs 16
4.6 Instroom in het voortgezet speciaal onderwijs 17
5 Examens in het voortgezet speciaal onderwijs 19
5.1 Inleiding 19
5.2 Resultaten Examens vso-leerlingen als extraneus in het reguliere vo 19 5.3 Resultaten van vso leerlingen als kandidaat staatsexamen 21
Bijlage 1 Antwoorden vragenlijst schoolleiders 25
Bijlage 2 Antwoorden vragenlijst professionalisering leraren 30
Inleiding
Dit is het technisch rapport dat ten grondslag ligt aan het sectorhoofdstuk (voortgezet) speciaal onderwijs van De Staat van het Onderwijs 2015/2016. In het rapport vindt u de verantwoording van onderzoeksgegevens.
Sectorspread (voortgezet) speciaal onderwijs
Opnieuw meer eindexamenkandidaten
In het vso doen elk jaar meer leerlingen eindexamen. In 2016 namen in ruim 4.500 leerlingen eraan deel als extraneus of via een staatsexamen. Slaagpercentages en examencijfers laten een positief beeld zien.
Tabel 1 Ontwikkeling aantal examenkandidaten extraneus en staatsexamen in de periode 2013- 2016
2013 2014 2015 2016
Extraneus 756 821 961 1.017
Staatsexamen 2.357 3.067 3.440 3.541
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Meeste leerlingen volgen profiel vervolgonderwijs
Sinds augustus 2014 plaatsen de scholen voor voortgezet speciaal onderwijs hun leerlingen in een uitstroomprofiel dat hen begeleidt naar dagbesteding, de arbeidsmarkt of het
vervolgonderwijs.
Tabel 2 Percentage leerlingen naar uitstroomprofiel binnen het vso
2014 2015 2016
Dagbesteding 28,1 28,0 27,4
Arbeidsmarkt 27,1 26,2 25,7
Vervolgonderwijs 44,8 45,8 46,9
Totaal 100 100 100
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Kansen bieden
Een ambitieus ontwikkelingsperspectief moet leerlingen kansen bieden op vervolgonderwijs, werk en deelname aan de samenleving.
Voorbereiding op de arbeidsmarkt
We zien veel goede voorbeelden van beroepspraktijkvorming binnen het arbeidsmarktgerichte profiel.
Record aantal scholen van voldoende kwaliteit
Steeds meer scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs hebben voldoende kwaliteit en sommige laten goede of zelfs excellente kwaliteit zien. Met ruim 1.500 leerlingen op zwakke of zeer zwakke scholen blijft de zorg voor basiskwaliteit aandacht vragen.
Tabel 3 Toezichtarrangementen voor (voortgezet) speciaal onderwijs op 1 september 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016 (in percentages)
2012 2013 2014 2015 2016
Basis 81,3 91 95,3 94,2 96,1
Zwak 17,8 8,1 4,1 4,7 3,4
Zeer zwak 0,9 0,9 0,6 1,1 0,5
Totaal 100 100 100 100 100
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Groei (v)so gestopt
Na tientallen jaren van groei lijkt de toename van het aantal leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs gestopt. In het speciaal onderwijs daalt het aantal leerlingen al langere tijd.
(Voortgezet) speciaal onderwijs 2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 Aantal leerlingen in het speciaal
onderwijs x 1.000 34,2 34,2 33,3 31,8 31,1 29,7
Aantal leerlingen in het (voortgezet)
speciaal onderwijs x 1.000 34,6 35,9 37,1 39,4 39,9 38,6
Bron: CBS Statline, 2016
Aantal vestigingen 2015/2016
Speciaal onderwijs 300
Voortgezet speciaal onderwijs 326
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
1 Arrangementenverdeling
Dit hoofdstuk bevat een beknopte beschrijving van de verdeling van toezichtsarrangementen in de sector (voortgezet)speciaal onderwijs over verschillende kenmerken.
De analyses hebben betrekking op alle scholen voor speciaal onderwijs (so) en voortgezet speciaal onderwijs (vso) met een arrangement. Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI’s),
Jeugdzorgplusinstellingen (GJI’s) en medisch kinderdagverblijven (MKD’s) zijn bij deze analyses buiten beschouwing gelaten, ook als ze wel een arrangement hebben op 1 september 2016.
Op 1 september 2016 zijn er in totaal 626 arrangementen. Daarnaast zijn er nog elf scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs die nog geen arrangement hebben ontvangen. Het betreffen hier nieuwe scholen.
1.1 Arrangementen op schoolniveau
Tabel 1.1a Toezichtarrangementen scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs op 1 september 2012-2016 (in percentages, n 2016=626)*
2012 2013 2014 2015 2016 n 2016
Basis 81,3 91,0 95,3 94,2 96,1 602
Zwak 17,8 8,1 4,1 4,7 3,4 21
Zeer zwak 0,9 0,9 0,6 1,1 0,5 3
Totaal 100 100 100 100 100,0 626
*scholen zijn hier vestigingen met een eigen toezichtarrangement Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Ten opzichte van eerdere jaren zijn er op 1 september 2016 de minste scholen met een aangepast arrangement zwak. Het kleine ‘dipje’ in 2015, door het ‘uitgroeien’ van de
normindicatoren (Staat van het Onderwijs 2014/2015), heeft zich niet doorgezet in 2016. Twee van de drie zeer zwakke scholen hadden het jaar ervoor ook al een zwak arrangement.
Wanneer we kijken naar het verschil tussen de onderwijssoorten, zien we dat het verschil tussen so en vso kleiner is geworden. Waarbij in voorgaande jaren er bij het vso sprake was van relatief meer (zeer) zwakke scholen, is dat nu niet meer het geval.
Tabel 1.1b Toezichtarrangementen op 1 september 2016 naar onderwijssoort (n 2016=626) Speciaal onderwijs Voortgezet speciaal
onderwijs
n Percentage n Percentage
Basis 290 96,6 312 95,7
Zwak 8 2,7 13 4,0
Zeer zwak 2 0,7 1 0,3
Totaal 300 100,0 326 100,0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
In onderstaande tabellen worden arrangementenverdelingen weergegeven naar verschillende kenmerken. Tevens is de vergelijking met vorig jaar gemaakt.
Tabel 1.1c Toezichtarrangementen op 1 september 2015 en 2016 naar provincie (in percentages, n 2016=626)
Basis Zwak Zeer zwak n
2015 2016 2015 2016 2015 2016 2015 2016
Groningen 96,0 100,0 4,0 0,0 0,0 0,0 25 24
Friesland 100,0 100,0 0,0 0,0 0,0 0,0 22 21
Drenthe 100,0 100,0 0,0 0,0 0,0 0,0 14 14
Overijssel 100,0 100,0 0,0 0,0 0,0 0,0 54 51
Flevoland 87,4 100,0 6,3 0,0 6,3 0,0 16 16
Gelderland 86,0 92,9 9,3 6,0 4,7 1,2 86 84
Utrecht 95,8 100,0 4,2 0,0 0,0 0,0 48 46
Noord-Holland 96,7 100,0 2,2 0,0 1,1 0,0 90 86
Zuid-Holland 97,7 95,4 1,5 3,8 0,8 0,8 132 130
Zeeland 95,0 90,5 5,0 9,5 0,0 0,0 20 21
Noord-Brabant 88,9 94,3 11,1 4,6 0,0 1,1 90 87
Limburg 93,2 89,1 6,8 10,9 0,0 0,0 44 46
Totaal 94,2 96,1 4,7 3,4 1,1 0,5
n 604 602 30 21 4 3 641 626
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 1.1d Toezichtarrangementen op 1 september 2015 en 2016 naar regio (in percentages, n 2016=626)
Basis Zwak Zeer zwak n
2015 2016 2015 2016 2015 2016 2015 2016
Noord 98,4 100,0 1,6 0,0 0,0 0,0 61 59
Oost 91,4 95,6 5,7 3,7 2,9 0,7 140 135
Midden 96,5 97,8 2,5 1,8 1,0 0,4 286 278
Zuid 90,9 92,2 9,1 7,1 0,0 0,6 154 154
Totaal 94,2 96,1 4,7 3,4 1,1 0,5
n 604 602 30 10 7 3 641 626
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Gekeken naar de regio’s heeft overal verbetering plaatsgevonden.
Tabel 1.1e Toezichtarrangementen op 1 september naar mate van verstedelijking (in percentages, n 2016=626)
Basis Zwak Zeer zwak n
2015 2016 2015 2016 2015 2016 2015 2016
Zeer sterk
stedelijk 98,2 98,2 1,8 1,2 0,0 0,6 169 171
Sterk stedelijk 91,3 95,5 6,3 4,1 2,4 0,4 254 243
Matig stedelijk 96,7 96,4 3,3 3,6 0,0 0,0 90 84
Weinig stedelijk 92,0 95,6 7,1 3,5 0,9 0,9 112 113
Niet stedelijk 100,0 86,7 0,0 13,3 0,0 0,0 16 15
Totaal 94,2 96,1 4,7 3,4 1,1 0,5
n 604 602 30 21 7 3 641 626
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Alleen in de niet-stedelijke gebieden is het aandeel basisarrangementen afgenomen. Van de vier grote steden heeft alleen Den Haag nog scholen met een aangepast arrangement; één zwak en één zeer zwak.
Tabel 1.1d Toezichtarrangementen op 1 september naar denominatie (n 2016=626)
Basis Zwak Zeer zwak n
2015 2016 2015 2016 2015 2016 2015 2016
Openbaar 97,7 99,2 0,8 0,8 1,5 0,0 129 120
Rooms-katholiek 92,3 93,7 7,7 4,9 0,0 1,4 143 143
Protestants-
christelijk 92,7 94,6 5,2 4,3 2,1 1,1 96 92
Overig bijzonder 94,1 96,7 4,8 3,3 1,1 0,0 273 271
Totaal 94,2 96,1 4,7 3,4 1,1 0,5
n 604 602 30 21 4 3 641 626
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
1.2 Excellente scholen
In 2015 hebben dertien scholen voor speciaal en zes scholen voor voortgezet speciaal onderwijs voor een periode van drie schooljaren het predicaat ‘Excellente School’ verworven. Dit schooljaar waren er zes nieuwe aanmeldingen, waarvan drie scholen excellent bevonden zijn.
Tabel 1.2a Verdeling in speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs predicaat Excellente School 2015-2017
Speciaal onderwijs 13
Voortgezet speciaal onderwijs 6
Totaal 19
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel1.2b Verdeling in speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs predicaat Excellente School 2016-2018
Speciaal onderwijs 2
Voortgezet speciaal onderwijs 1
Totaal 3
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
2 Resultaten onderzoeken 2015/2016
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de stelselonderzoeken in het schooljaar 2015/2016 gepresenteerd. Het betreft de scores op de verschillende indicatoren die tijdens de onderzoeken op scholen zijn gescoord.
Hierbij zijn twee groepen scholen uitgelicht.
1) 31 onderzoeken bij een steekproef van scholen (paragraaf 2.1);
2) 29 onderzoeken binnen het themaonderzoek ‘uitstroom naar arbeid’ (paragraaf 2.2).
Waar mogelijk is een vergelijking gemaakt met de andere onderzoeken uit het schooljaar 2015/2016 en eerdere jaren.
2.1 Onderzoeksresultaten steekproefscholen
In deze paragraaf zijn de resultaten van de onderzoeken van de steekproef uit het schooljaar 2015/2016 weergegeven. Deze steekproef bestaat uit een representatieve groep scholen, bij wie de onderzoeken zijn uitgevoerd met het waarderingskader 2012.
In tabel 2.1a wordt het percentage scholen (onderzoeken) weergegeven dat een voldoende scoort op de indicatoren.
Tabel 2.1a Percentage scholen met een voldoende op de indicatoren in steekproef 2015/2016 (n=31)
De school stelt bij plaatsing voor iedere leerling binnen zes weken een %
ontwikkelingsperspectief vast. 100
De school gebruikt een samenhangend systeem van (waar mogelijk
genormeerde) instrumenten en procedures voor het volgen van de prestaties en
de ontwikkeling van de leerlingen. 90
De school stelt vast of de leerlingen zich ontwikkelen conform het
ontwikkelingsperspectief en maakt naar aanleiding hiervan beredeneerde
keuzes. 39
De school voert het onderwijs en de ondersteuning planmatig uit. 68 De school kent structurele samenwerking met ketenpartners waar noodzakelijke interventies op leerlingenniveau haar eigen kerntaak overschrijden. 97 Bij de aangeboden leerinhouden op het gebied van Nederlandse taal en
rekenen/wiskunde biedt de school de kerndoelen als te bereiken doelstellingen (so) De school hanteert een leerstofaanbod voor de kernvakken van het uitstroomprofiel (vso)
100 Bij de aangeboden leerinhouden op de leergebied overstijgende
vormingsgebieden biedt de school de kerndoelen als te bereiken doelstellingen. 81 Het leerstofaanbod van de leerroute sluit aan op de uitstroombestemming. 81
De leerinhouden voorzien in een doorgaande lijn. 90
De school maakt per leerroute een beredeneerde keuze voor de inzet van de
beschikbare onderwijstijd. 90
De leraren zetten de geplande onderwijstijd doelgericht in. 97
De leraren maken efficiënt gebruik van de geplande onderwijstijd. 90 De ouders tonen zich betrokken bij de school door de activiteiten die de school
daartoe onderneemt. 100
De school heeft een veilige leer- en werksituatie voor zowel de leerlingen als
het personeel. 94
De leerlingen gaan op een respectvolle manier met elkaar en anderen om. 97 De leraren gaan op een respectvolle manier om met de leerlingen. 100 De inrichting van het gebouw en de lesruimten getuigen van een veilige en
inspirerende leer- en werkomgeving. 81
De leraren geven duidelijke uitleg van de leerstof. 90 De leraren realiseren een taakgerichte werksfeer. 97 De leerlingen zijn actief betrokken bij de onderwijsactiviteiten. 87 De leraren stemmen binnen de leerroute de aangeboden leerinhouden af op de
onderwijsbehoeften van leerlingen. 81
De leraren stemmen de instructie af op verschillen in instructiebehoeften van
leerlingen. 68
De leraren stemmen de verwerkingsopdrachten af op de verschillen in
verwerkingsbehoeften van leerlingen. 61
De leraren stemmen de onderwijstijd af op verschillen in behoefte aan leertijd
van leerlingen. 45
De leraren stemmen hun (ortho)pedagogisch handelen af op (problematisch)
gedrag van leerlingen. 97
De school heeft inzicht in de onderwijsbehoeften van haar leerlingenpopulatie. 87 De school evalueert jaarlijks de leerresultaten van de leerlingen. 39 De school evalueert jaarlijks de resultaten van de leerlingen op de
leergebiedoverstijgende ontwikkelingsgebieden. 16
De school evalueert regelmatig het onderwijsleerproces. 77 De school evalueert regelmatig de onderwijsondersteuning. 68 De school werkt planmatig aan verbeteractiviteiten. 97 De school borgt de kwaliteit van het onderwijsleerproces. 68 De school verantwoordt zich aan belanghebbenden over de gerealiseerde
onderwijskwaliteit. 68
De school draagt zorg voor de kwaliteit van het onderwijs gericht op
bevordering van actief burgerschap en sociale integratie, met inbegrip van het overdragen van kennis over en kennismaking met de diversiteit van de
samenleving.
61 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
In tabel 2.1b worden de scores op de indicatoren vergeleken met de resultaten van de steekproef 2013-2014. In dit jaar is ook het vso in de steekproef opgenomen.
Tabel 2.1b Resultaten steekproeven 2015/2016 met 2013/2014 (n2015/2016 = 31).*
1516
(n=31) 1314 (n=54) De school stelt bij plaatsing voor iedere leerling binnen zes weken een
ontwikkelingsperspectief vast. 100 81
De school gebruikt een samenhangend systeem van (waar mogelijk genormeerde) instrumenten en procedures voor het volgen van de
prestaties en de ontwikkeling van de leerlingen. 90 81
De school stelt vast of de leerlingen zich ontwikkelen conform het ontwikkelingsperspectief en maakt naar aanleiding hiervan
beredeneerde keuzes. 39 26
De school voert het onderwijs en de ondersteuning planmatig uit. 68 61 De school kent structurele samenwerking met ketenpartners waar
noodzakelijke interventies op leerlingenniveau haar eigen kerntaak
overschrijden. 97 80
Bij de aangeboden leerinhouden op het gebied van Nederlandse taal en rekenen/wiskunde biedt de school de kerndoelen als te bereiken doelstellingen (so) De school hanteert een leerstofaanbod voor de kernvakken van het uitstroomprofiel (vso)
100 96
Bij de aangeboden leerinhouden op de leergebied overstijgende 81 67
vormingsgebieden biedt de school de kerndoelen als te bereiken doelstellingen.
Het leerstofaanbod van de leerroute sluit aan op de
uitstroombestemming. 81 83
De leerinhouden voorzien in een doorgaande lijn. 90 81
De school maakt per leerroute een beredeneerde keuze voor de inzet
van de beschikbare onderwijstijd. 90 59
De leraren zetten de geplande onderwijstijd doelgericht in. 97 87 De leraren maken efficiënt gebruik van de geplande onderwijstijd. 90 69 De ouders tonen zich betrokken bij de school door de activiteiten die de
school daartoe onderneemt. 100 96
De school heeft een veilige leer- en werksituatie voor zowel de
leerlingen als het personeel. 94 93
De leerlingen gaan op een respectvolle manier met elkaar en anderen
om. 97 89
De leraren gaan op een respectvolle manier om met de leerlingen. 100 98 De inrichting van het gebouw en de lesruimten getuigen van een veilige
en inspirerende leer- en werkomgeving. 81 80
De leraren geven duidelijke uitleg van de leerstof. 90 74
De leraren realiseren een taakgerichte werksfeer. 97 93
De leerlingen zijn actief betrokken bij de onderwijsactiviteiten. 87 83 De leraren stemmen binnen de leerroute de aangeboden leerinhouden
af op de onderwijsbehoeften van leerlingen. 81 61
De leraren stemmen de instructie af op verschillen in
instructiebehoeften van leerlingen. 68 52
De leraren stemmen de verwerkingsopdrachten af op de verschillen in
verwerkingsbehoeften van leerlingen. 61 56
De leraren stemmen de onderwijstijd af op verschillen in behoefte aan
leertijd van leerlingen. 45 20
De leraren stemmen hun (ortho)pedagogisch handelen af op
(problematisch) gedrag van leerlingen. 97 87
De school heeft inzicht in de onderwijsbehoeften van haar
leerlingenpopulatie. 87 85
De school evalueert jaarlijks de leerresultaten van de leerlingen. 39 44 De school evalueert jaarlijks de resultaten van de leerlingen op de
leergebiedoverstijgende ontwikkelingsgebieden. 16 26
De school evalueert regelmatig het onderwijsleerproces. 77 61 De school evalueert regelmatig de onderwijsondersteuning. 68 43
De school werkt planmatig aan verbeteractiviteiten. 97 85
De school borgt de kwaliteit van het onderwijsleerproces. 68 52 De school verantwoordt zich aan belanghebbenden over de
gerealiseerde onderwijskwaliteit. 68 67
De school draagt zorg voor de kwaliteit van het onderwijs gericht op bevordering van actief burgerschap en sociale integratie, met inbegrip van het overdragen van kennis over en kennismaking met de diversiteit van de samenleving.
61 100
*Significante resultaten zijn vetgedrukt.
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
In de meeste gevallen scoren scholen in 2015-2016 vaker een voldoende dan twee jaar eerder.
Enkel de indicator over bevordering van actief burgerschap is afgelopen jaar (significant) minder vaak met een voldoende beoordeeld dan twee jaar ervoor.
2.2 Onderzoeksresultaten themaonderzoek uitstroom naar arbeid
In deze paragraaf worden de resultaten van de onderzoeken binnen het thema ‘uitstroom naar arbeid’ weergegeven. In het kader van dit themaonderzoek zijn 29 scholen bezocht met een aangepast kader. Op deze scholen is enkel gekeken naar het onderwijs binnen het
uitstroomprofiel arbeid. Er is geen sprake van overlap met de steekproef 2015-2016.
Tabel 2.2a Percentage voldoende op de indicatoren themaonderzoek uitstroom naar arbeid (n=
29)
Indicator Voldoende Aantal
De school stelt vast of de leerlingen zich ontwikkelen conform het ontwikkelingsperspectief (in het bijzonder de arbeidscompetenties) en
maakt naar aanleiding hiervan beredeneerde keuzes. 34 29
Voor het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel biedt de school de
kerndoelen aan als te bereiken doelstellingen. 79 29
Het leerstofaanbod van de leerroute sluit aan op de uitstroombestemming. 76 29 De voorbereiding op en de uitvoering en begeleiding van de praktijkvorming
zijn doeltreffend. 90 29
De school heeft een veilige leer- en werksituatie voor zowel de leerlingen als
het personeel. 100 28
De inrichting van het gebouw en de lesruimten getuigen van een veilige en
inspirerende leer- en werkomgeving. 96 28
De onderwijsactiviteit heeft een doelgerichte opbouw. 89 28
De leraren geven duidelijke uitleg van de leerstof. 88 26
De leraren realiseren een taakgerichte werksfeer. 100 27
De leerlingen zijn actief betrokken bij de onderwijsactiviteiten. 93 27 De leerlingen krijgen effectieve feedback op hun leerproces. 89 27 De leraren stemmen binnen de leerroute de aangeboden leerinhouden af op
de onderwijsbehoeften van leerlingen. 61 28
De leraren stemmen de instructie af op verschillen in instructiebehoeften
van leerlingen. 86 28
De school evalueert regelmatig de kwaliteit van het onderwijsleerproces van
het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel. 66 29
De school evalueert jaarlijks de resultaten van de leerlingen in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel (waaronder de bereikte
arbeidscompetenties). 10 29
De school heeft een beeld van de competenties en functies die zij nodig acht
voor het verzorgen van het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel. 96 28 De school heeft zicht op de ontwikkelbehoeften van het personeel. 96 28 De school heeft een professionaliseringsbeleid gericht op het (verder)
ontwikkelen van de kwaliteit van het personeel dat het arbeidsmarktgerichte
uitstroomprofiel verzorgt. 86 28
De leraren die het onderwijs verzorgen, zijn daartoe bevoegd (WEC, art. 3). 65 26 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
3 Lesobservaties
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft de resultaten van lesobservaties in het speciaal onderwijs uit 2015/2016. De lesobservaties vallen uiteen in de volgende categorieën:
1) Lessen die bezocht zijn binnen de steekproef 2015/2016;
2) Lessen die bezocht zijn in het kader van het thema-onderzoek ‘Arbeid’;
In tabel 3.1a worden de beschrijvende statistieken weergegeven van de lessen in de genoemde categorieën, als ook het aantal scholen waar deze lessen bezocht zijn.
Tabel 3.1a Aantal scholen en lessen naar steekproef en jaar (n 2015-2016 = 701)
N Scholen Min Max Gemiddelde Totaal
Steekproef 2015-2016 21 2 16 6,19 130
Arbeid 26 2 9 4,73 123
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
De analyses en de daarbij horende resultaten worden verdeeld over paragraaf 2 tot en met paragraaf 5. In paragraaf 2 worden de resultaten weergegeven van de steekproef 2015/2016. In de derde paragraaf worden de resultaten gegeven van de lessen binnen het themaonderzoek arbeid. Paragraaf 4 gaat in op de vergelijking tussen de steekproef 2015/2016 en het
themaonderzoek Arbeid. In paragraaf 5 vergelijken we de steekproef 2014/2015 en met die van 2015/2016.
Alle lessen worden uitgesplist naar de beoordeelde indicatoren en score op de indicatoren, vertaald in voldoende, onvoldoende en nvt. Er is sprake van een voldoende wanneer een les met een score 3 of 4 is beoordeeld. Deze worden afgezet tegen de met een onvoldoende beoordeelde lessen (score 1 en 2) en niet van toepassing (nvt, score 5).
3.2 Resultaten lesobservaties steekproef 2015-2016
In deze paragraaf worden de resultaten van de steekproef 2015-2016 weergegeven. Deze steekproef is representatief ten opzichte van de vso populatie op de kenmerken: arrangement, regio, mate van stedelijkheid en denominatie.
In tabel 3.2a worden de oordelen van de lessen naar indicator weergegeven. Hierbij is uitgesplitst naar voldoende, onvoldoende en nvt.
Tabel 3.2a Aandeel lessen naar voldoende, onvoldoende en nvt op de indicatoren gegeven tijdens de lessen (n = 130)
Voldoende Onvoldoende Nvt
n % n % n %
2.4* De school voert het onderwijs en
de ondersteuning planmatig uit. 7 5,9% 112 94,1% 0 0,0%
4.2* De leraren zetten de geplande
onderwijstijd doelgericht in. 9 7,0% 120 93,0% 0 0,0%
4.3 De leraren maken efficiënt gebruik
van de geplande onderwijstijd. 12 9,2% 118 90,8% 0 0,0%
5.2* De school heeft een veilige leer- en werksituatie voor zowel de leerlingen als
het personeel. 3 2,3% 127 97,7% 0 0,0%
5.3 De leerlingen gaan op een
respectvolle manier met elkaar en 4 3,1% 125 96,9% 0 0,0%
anderen om.
5.4 De leraren gaan op een respectvolle
wijze om met de leerlingen. 5 3,8% 125 96,2% 0 0,0%
5.5 De inrichting van het gebouw en de lesruimten getuigen van een veilige en
inspirerende leer- en werkomgeving. 23 17,7% 107 82,3% 0 0,0%
6.1* De leraren geven duidelijke uitleg
van de leerstof. 14 12,0% 103 88,0% 0 0,0%
6.2* De leraren realiseren een
taakgerichte werksfeer. 9 7,1% 117 92,9% 0 0,0%
6.3* De leerlingen zijn actief betrokken
bij de onderwijsactiviteiten. 18 14,3% 108 85,7% 0 0,0%
7.1 De leraren stemmen binnen de leerroute de aangeboden leerinhouden af op de onderwijsbehoeften van leerlingen.
36 33,6% 71 66,4% 0 0,0%
7.2 De leraren stemmen de instructie af op verschillen in instructiebehoeften van
leerlingen 37 33,9% 72 66,1% 0 0,0%
7.3 De leraren stemmen de verwerkingsopdrachten af op de
verschillen in verwerkingsbehoeften van leerlingen.
55 50,5% 54 49,5% 0 0,0%
7.4 De leraren stemmen de onderwijstijd af op verschillen in
behoefte aan leertijd van leerlingen. 78 80,4% 19 19,6% 0 0,0%
7.5* De leraren stemmen hun (ortho-) pedagogisch handelen af op
(problematisch) gedrag van leerlingen. 5 4,1% 116 95,9% 0 0,0%
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
3.3 Resultaten lesobservaties themaonderzoek Arbeid
In deze paragraaf gaan we in op de lessen die bezocht zijn in het kader van het themaonderzoek arbeid.
De groep scholen binnen het themaonderzoek arbeid zijn representatief verdeeld over de
kenmerken: regio, mate van stedelijkheid en denominatie. In tabel 3.3a worden de oordelen van de lessen naar indicator weergegeven. Het betreft het percentage voldoende gescoorde lessen.
Tabel 3.3a Aandeel lessen naar voldoende, onvoldoende en nvt op de indicatoren gegeven in de lessen (n = 120)
Voldoende Onvoldoende Nvt
n % n % n %
3.1 De school heeft een veilige leer- en werksituatie voor zowel de leerlingen als
het personeel 3 2,5% 117 97,5% 0 0,0%
3.2 De inrichting van het gebouw en de lesruimten getuigen van een veilige en
inspirerende leer- en werkomgeving. 6 5,0% 114 95,0% 0 0,0%
3.3 De onderwijsactiviteit heeft een
doelgerichte opbouw. 15 12,9% 101 87,1% 0 0,0%
3.4 De leraren geven duidelijke uitleg
van de leerstof. 12 10,9% 98 89,1% 0 0,0%
3.5 De leraren realiseren een
taakgerichte werksfeer. 6 5,0% 113 95,0% 0 0,0%
3.6 De leerlingen zijn actief betrokken
bij de onderwijsactiviteiten. 11 9,2% 109 90,8% 0 0,0%
3.7 De leerlingen krijgen effectieve
feedback op hun leerproces. 13 11,2% 103 88,8% 0 0,0%
3.8 De leraren stemmen binnen de leerroute de aangeboden leerinhouden af op de onderwijsbehoeften van leerlingen.
26 26,3% 73 73,7% 0 0,0%
3.9 De leraren stemmen de instructie af op verschillen in instructiebehoeften van
leerlingen. 19 17,4% 89 81,7% 1 0,9%
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
4 Stromen in het (voortgezet) speciaal onderwijs
Dit hoofdstuk gaat in op de uitstroom van leerlingen uit het (voortgezet) speciaal onderwijs. De cijfers zijn verkregen middels een vragenlijst die is uitgezet onder alle scholen (onderwijskundige eenheden (OKE)) voor (voortgezet) speciaal onderwijs. Scholen met enkel leerlingen die
kortdurend op een OKE verblijven omdat zij een combinatie van zorg en onderwijs ontvangen (residentiële leerlingen) zijn buiten beschouwing gelaten.
4.1 Uitstroom vanuit het speciaal onderwijs
Tabel 4.1a Trend uitstroom so 2011/2012 t/m 2014/2015 (in percentages, n 2015/2016 = 5406)
2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015
Vso 70 72 72 69
Praktijkonderwijs 7 6 6 6
Vmbo b/k 11 11 11 12
Vmbo g/t 5 4 4 5
Havo(a) 2 1 2 2
Vwo(b) 0 1 0 1
Overig/Onbekend 5 5 5 6
Totaal 100 100 100,00 100
Aantal leerlingen 4358 4605 5496 5406
Aantal scholen 291 259 293
a) incl brugklas vmbo/havo; b) incl brugklas havo/vwo Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
4.2 Uitstroom vanuit het voortgezet speciaal onderwijs
Tabel 4.2b Uitstroom vanuit het voortgezet speciaal onderwijs 2012/2015 (in percentages)
2012-2013 2013-2014 2014-2015
Mbo 35 40 41
Hbo/universiteit 3 3 3
Reguliere arbeidsplaats 11 12 11
Sociale werkvoorziening 5 4 3
Arbeid trainingscentrum 1 1 1
Dagbesteding 31 25 25
Overig/onbekend 14 16 17
Totaal 100 100 100
Aantal leerlingen 299 4049 8089
Aantal scholen 5070 136 309
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
4.3 Bestendiging na het (voortgezet) speciaal onderwijs
Bij de bestendiging van leerlingen wordt gekeken naar de positie (niveau) van de leerling één tot twee jaar na uitstroom ten opzichte van de positie (niveau) bij uitstroom vanuit het (voortgezet) speciaal onderwijs. In tabel 4.3a en 4.3b is de bestendiging weergegeven van de uitstroom uit respectievelijk het speciaal en het voortgezet speciaal onderwijs. Het jaar in de tabel betreft de status op het peilmoment 1 oktober na uitstroom van het cohort in het schooljaar van twee jaar ervoor. Zo gaat het jaar 2015 over het cohort 2013/2014.
Uit de tabellen blijkt dat de bestendiging over de jaren niet veel verschilt.
Tabel 4.3a trend bestendiging so 2012-2015, positie op 1 oktober van het jaar
2013 2014 2015
Bestendigd 86,4 86,6 86
Niet bestendigd 6,4 7,8 9
Onbekende bestendiging 7,2 5,6 5
N scholen 291 305 295
N leerlingen 5719 7547 7807
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 4.3b trend bestendiging vso 2012-2015 , positie op 1 oktober van het jaar
2013 2014 2015
Bestendigd 72,3 68,5 70
Niet bestendigd 15,8 16,3 17
Onbekende bestendiging 11,9 15,2 13
N scholen 292 310 311
N leerlingen 6479 9366 10745
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
4.4 Uitstroomprofielen in het voortgezet speciaal onderwijs
Sinds 1 oktober 2014 worden voor vso-leerlingen de uitstroomprofielen geregistreerd. Scholen dienen de leerlingen in te delen naar de uitstroomprofielen dagbesteding, arbeidsmarkt en vervolgonderwijs. Bijna de helft van de leerlingen volgt het uitstroomprofiel vervolgonderwijs (tabel 4.4a), ruim een vierde het uitstroomprofiel arbeidsmarkt. De verhouding lijkt over de jaren iets te verschuiven. Het aandeel vervolgonderwijs lijkt iets te groeien ‘ten koste van’ beide andere profielen.
Tabel 4.4a Geregistreerd aandeel leerlingen naar uitstroomprofiel vso op 1 okt 2014 en 2015
2014 2015 2016*
Aantal percentage Aantal percentage Aantal percentage
dagbesteding 10949 28,2 10786 28,0 10.387 27,4
arbeidsmarkt 10523 27,1 10069 26,2 9.739 25,7
vervolgonderwijs 17414 44,8 17623 45,8 17.746 46,9
Totaal 38886 100,0 38478 100,0 37.872 100,0
*) voorlopige cijfers
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
4.5 Instroom in het speciaal onderwijs
Tussen 2011 en 2015 daalde de instroom in het speciaal onderwijs jaarlijks. In 2016 lijkt de instroom weer te stijgen (figuur 4.5a). De grootste instroom blijft de groep vierjarigen, gevolgd door vijfjarigen (figuur 4.5b).
Figuur 4.5a Instroom in het speciaal onderwijs 2011-2016* (n 2016 = 6875)
*2016: voorlopige cijfers
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Figuur 4.5b Instroom in het speciaal onderwijs 2011-2016*, naar leeftijd (n 2016 = 6875)
*2016: voorlopige cijfers
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
4.6 Instroom in het voortgezet speciaal onderwijs
Figuur 4.6a Instroom in het voortgezet speciaal onderwijs 2011-2016* (n 2016 = 10012) 6.000
6.200 6.400 6.600 6.800 7.000 7.200 7.400 7.600 7.800 8.000
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Instroom so
Totaal
0 200 400 600 800 1.000 1.200 1.400 1.600 1.800
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Instroom so naar leeftijd
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Figuur 4.6b Instroom in het voortgezet speciaal onderwijs 2011-2016*, naar leeftijd (n 2016 = 10012)
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016 8.000
8.500 9.000 9.500 10.000 10.500 11.000 11.500
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Instroom vso
Totaal
0 500 1.000 1.500 2.000 2.500 3.000 3.500
2011 2012 2013 2014 2015 2016
Instroom vso naar leeftijd
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
5 Examens in het voortgezet speciaal onderwijs
5.1 Inleiding
Leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs hebben de mogelijkheid om examen te doen om certificaten te halen of een vo-diploma. Voor leerlingen in het uitstroomprofiel vervolgonderwijs (zie paragraaf 4.4) is het sinds 2014 verplicht om de mogelijkheid te krijgen een volledig examen te doen, en zo een diploma te halen.
Scholen kunnen op verschillende manieren examens aanbieden: door een licentie te verkrijgen, door hun leerlingen als extraneus bij een vo-school examen te laten doen of via staatsexamens.
In dit hoofdstuk wordt de groep extraneus- (5.2) en staatsexamenkandidaten (5.3) beschreven.
Hierbij wordt ingegaan op de trend (2013-2016) van deelname en resultaten.
5.2 Resultaten Examens vso-leerlingen als extraneus in het reguliere vo
Een aantal leerlingen binnen het voortgezet speciaal onderwijs doet als extraneus een examen in het regulier voortgezet onderwijs. Het aantal leerlingen dat op deze manier een examen doet stijgt elk jaar. In 2013 waren er 756 leerlingen met een inschrijving vso1; en in 2016 waren dit er 10172.
De meeste leerlingen doen examen in de verschillende leerwegen binnen het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) (tabel 5.2a). Een klein aantal leerlingen doet examen op havoniveau en een enkele leerling op vwo-niveau.
Examenkandidaten extraneus
Tabel 5.2a Aantal examenkandidaten vso als extraneus in het vo, naar afdeling 2013-2016 (n 2015 = 1017)
2013 2014 2015 2016
n % n % n % n %
vmbo_b (+lwt) 278 36,8% 309 37,6% 420 43,7% 420 41,3%
vmbo_k 250 33,1% 255 31,1% 283 29,4% 349 34,3%
vmbo_gt 192 25,4% 208 25,3% 205 21,3% 210 20,6%
Havo 36 4,8% 49 6,0% 52 5,4% 38 3,7%
Vwoa 0 0,0% 0 0,0% 1 0,1% 0 0,0%
Totaal 756 100,0% 821 100,0% 961 100,0% 1017 100,0%
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Examenresultaten van de extraneus kandidaten
Veruit het grootste deel van de leerlingen behaalt een diploma. Tussen 2013 en 2015 blijft het slagingspercentage redelijk stabiel (tabel 5.2b). De slagingspercentages binnen de verschillende schoolsoorten verschillen per jaar (tabel 5.2c).
Tabel 5.2b Uitslag van vso-leerlingen als extraneus in het vo, 2013-2016 (n 2016 = 1017)
2013 2014 2015 2016
n % n % n % n %
Geslaagd 678 89,7% 766 93,3% 877 91,3% 943 92,7%
Gezakt 78 10,3% 55 6,7% 84 8,7% 74 7,3%
Totaal 756 100,0% 821 100,0% 961 100,0% 1017 100,0%
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
1 Op peildatum 1 oktober voor het examenjaar
22016 zijn voorlopige cijfers
Tabel 5.2c Uitslag van vso-leerlingen als extraneus in het vo, naar schoolsoort, 2013-2016 (n 2016 = 1017)
2013 2014 2015 2016
geslaagd gezakt geslaagd gezakt geslaagd gezakt geslaagd gezakt vmbo_b (+lwt) 90,6% 9,4% 97,4% 2,6% 93,1% 6,9% 94,8% 5,2%
vmbo_k 94,8% 5,2% 89,4% 10,6% 88,0% 12,0% 91,7% 8,3%
vmbo_gt 81,8% 18,2% 90,9% 9,1% 91,7% 8,3% 90,5% 9,5%
Havo 88,9% 11,1% 98,0% 2,0% 92,3% 7,7% 92,1% 7,9%
Vwoa - - - -
a) het aantal vwo leerlingen is klein
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
De gemiddelde cijfers van leerlingen (schoolexamen en centraal examen) liggen tussen de 6,23 en 6,98 (Tabel 5.2d). Deze cijfers verschillen tussen de afdelingen en de jaren.
Tabel 5.2d Gemiddeld cijfer schoolexamen (SE) en centraal examen (CE) 2013-2016 (n 2016 = 1017)
2013 2014 2015 2016
SE CE SE CE SE CE SE CE
vmbo_b
(+lwt) 6,81 6,73 6,73 6,83 6,81 6,84 6,80 6,77
vmbo_k 6,84 6,46 6,74 6,37 6,63 6,40 6,81 6,58
vmbo_gt 6,87 6,23 6,90 6,53 6,80 6,58 6,92 6,53
havo 6,69 6,63 6,69 6,56 6,85 6,98 6,60 6,53
Vwoa - - - -
Totaal 6,83 6,51 6,77 6,60 6,76 6,66 6,82 6,65
a) het aantal vwo leerlingen is klein
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Resultaten extraneus op schoolniveau (BRIN)
Om te onderzoeken of er sprake is van verschillen in examenresultaten tussen scholen zijn de resultaten van leerlingen op geaggregeerd op schoolniveau (BRIN). Het aantal BRIN ligt in de periode 2013-2016 rond de zestig. Sommige scholen hebben één leerling die als extraneus examen doet in het voortgezet onderwijs, terwijl andere tot 91 leerlingen deze mogelijkheid bieden. Gemiddeld neemt het aantal leerlingen per school over de jaren toe.
Tabel 5.2e Gemiddeld aantal leerlingen op schoolniveau (BRIN), 2013-2016 (n 2016 = 54).
Jaar n Minimum Maximum Gemiddeld Standaard deviatie
2013 59 1 84 12,81 14,889
2014 57 1 78 14,40 16,598
2015 63 1 72 15,25 16,330
2016 54 1 91 18,83 22,874
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Scholen behalen verschillende resultaten met hun leerlingen. Zo zijn er scholen waarbij alle leerlingen geslaagd zijn, maar er zijn ook scholen waarbij geen enkele leerling geslaagd is (tabel 5.2f). Gemiddeld lijkt het slagingspercentage tot en met 2015 toe te nemen.
Tabel 5.2f Gemiddeld slagingspercentage op schoolniveau (BRIN), 2013-2016 (n 2016 = 54).
Jaar n Minimum Maximum Gemiddeld Standaard deviatie
2013 59 0 100 87,62 21,6567
2014 57 0 100 92,05 16,0967
2015 63 0 100 92,28 18,1891
2016 54 0 100 90,28 23,6809
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 5.2g Aandeel scholen naar slagingspercentage op schoolniveau (BRIN) in categorieën, 2013-2016 (n 2016 = 54).
2013 2014 2015 2016
n % n % n % n %
0-10% 2 3,4% 1 1,8% 2 3,2% 3 5,6%
10-20% 0 0,0% 0 0,0% 0 0,0% 0 0,0%
20-30% 0 0,0% 0 0,0% 0 0,0% 0 0,0%
30-40% 0 0,0% 0 0,0% 0 0,0% 0 0,0%
40-50% 1 1,7% 0 0,0% 0 0,0% 0 0,0%
50-60% 2 3,4% 1 1,8% 0 0,0% 1 1,9%
60-70% 3 5,1% 2 3,5% 0 0,0% 0 0,0%
70-80% 3 5,1% 1 1,8% 2 3,2% 1 1,9%
80-90% 9 15,3% 8 14,0% 12 19,0% 6 11,1%
90-100% 39 66,1% 44 77,2% 47 74,6% 43 79,6%
Totaal 59 100,0% 57 100,0% 63 100,0% 54 100,0%
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
5.3 Resultaten van vso leerlingen als kandidaat staatsexamen
Ieder jaar doen een paar duizend vso=leerlingen staatsexamen. Hierna worden de aantallen en resultaten beschreven van deze leerlingen.
Omdat het in de data voorkomt dat leerlingen opgegeven zijn als vso-leerling, maar deze geen geldige vso-inschrijving in het betreffende examenjaar gevonden kon worden, zijn alleen de leerlingen meegenomen waarvan wel een geldige inschrijving in het examenjaar gevonden is3. Omdat het voor kan komen dat leerlingen zich opgegeven voor het staatsexamen maar geen examen doen, worden enkel leerlingen meegenomen die minimaal een mondeling of centraal examen hebben gedaan.
Staatsexamenkandidaten
Voor leerlingen is het mogelijk om in hetzelfde jaar op verschillende niveaus (afdelingen) examen te doen. Hierna steeds gesproken van kandidaten. Hierbij geldt dat kandidaten die staatsexamen binnen verschillende afdelingen in hetzelfde examenjaar doen bij elke afdeling waarbinnen zij examen doen meegeteld worden. Daardoor zijn er meer examenkandidaten geteld dan dat er leerlingen zijn. In tabel 5.3awordt het aantal kandidaten weergegeven naar afdeling. In tabel 5.3b worden het aantal leerlingen weergegeven naar niveau en combinatie(s) van niveau.
Tabel 5.3a aantal staatsexamenkandidaten in het vso, naar afdeling, 2013 – 2016 (n 2016 = 3671)
2013 2014 2015 2016
n % n % n %
vmbo b 159 6,7% 236 7,5% 310 8,8% 400 10,9%
vmbo k 110 4,6% 242 7,7% 241 6,8% 283 7,7%
vmbo t 1482 62,1% 1788 57,1% 2.015 57,1% 1.992 54,3%
havo 520 21,8% 736 23,5% 854 24,2% 861 23,5%
vwo 114 4,8% 129 4,1% 110 3,1% 135 3,7%
Totaal 2385 100,0% 3131 100,0% 3.530 100,0% 3.671 100,0%
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
In de periode 2013-2016 is het aantal vso-kandidaten dat staatsexamen deed elk jaar gestegen.
3 De eerste inschrijving vso in het examenjaar is leidend voor de bepaling van de vso-school.
Tabel 5.3b aantal leerlingen naar (combinatie van) afdeling, 2013 – 2016 (n 2016 = 3541)
2013 2014 2015 2016
n % n % n %
vmboB 148 6,3% 221 7,2% 280 8,1% 358 10,1%
vmboK 96 4,1% 222 7,2% 207 6,0% 242 6,8%
vmboT 1477 62,6% 1752 57,2% 1.954 56,8% 1.912 54,0%
Havo 506 21,5% 694 22,6% 807 23,5% 780 22,0%
Vwo 102 4,3% 116 3,8% 105 3,1% 124 3,5%
vmboB, vmboK 11 0,5% 13 0,4% 19 0,6% 26 0,7%
vmboB, vmboT 0 0,0% 0 0,0% 8 0,2% 9 0,3%
vmboB, havo 0 0,0% 0 0,0% 1 0,0% 3 0,1%
vmboK, vmboT 3 0,1% 5 0,2% 11 0,3% 6 0,2%
vmboK, havo 0 0,0% 0 0,0% 1 0,0% 4 0,1%
vmboT, havo 2 0,1% 29 0,9% 39 1,1% 61 1,7%
havo, vwo 12 0,5% 13 0,4% 5 0,1% 11 0,3%
vmboB, vmboK,
vmboT 0 0,0% 2 0,1% 2 0,1% 3 0,1%
vmboK, vmboT,
havo 0 0,0% 0 0,0% 1 0,0% 1 0,0%
Totaal 2357 100,0% 3067 100,0% 3.440 100,0% 3.541 100,0%
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Veruit de meeste leerlingen doen examen binnen een afdeling (niveau) in hetzelfde jaar. Een aantal leerlingen doen examen binnen twee afdelingen. Hierbij komen de combinaties vmbo- b/vmbo-k, vmbo-k/vmbo-T en vmbo-t/havo het meest voor. Een enkele leerling doet in één jaar binnen drie afdelingen examen. Hierbij komen enkel de combinaties vmbo-b/vmbo-k/vmbo-t en vmbo-k/vmbo-t/havo voor.
Examenresultaten van de staatsexamenkandidaten
In tegenstelling tot examenkandidaten die als extraneus opgaan, hoeven
staatsexamenkandidaten geen volledig examen af te leggen. Zij kunnen er voor kiezen in één of enkele vakken examen te doen. In dat geval doen de leerlingen deelexamen. Wanneer zij een vak met een voldoende afsluiten (gebaseerd op het mondeling en het centraal examen) ontvangen zij een certificaat. Daarnaast bestaat de mogelijkheid voor leerlingen om alleen mondeling examen te doen óf om alleen op te gaan voor het schriftelijk examen. In dat geval krijgt de leerling een cijfer op de cijferlijst voor het betreffende vak. In tabel 5.3c staan de uitslagen van de kandidaten per jaar weergegeven. In tabel 5.3d zijn de slagingspercentages uitgesplitst naar schoolsoort.
Tabel 5.3c Uitslag van staatsexamenkandidaten, enkel volledige examens, 2013-2016 (n 2015
=3530)
2013 2014 2015 2016
n % n % n % n %
Geslaagd 814 34,1% 951 30,4% 996 28,2% 981 26,7%
Afgewezen 194 8,1% 203 6,5% 199 5,6% 222 6,0%
Deelexamen 1320 55,3% 1947 62,2% 2.335 66,1% 2.468 67,2%
Geen enkel vak met
cijfer cijferlijst 57 2,4% 30 1,0% 0 0,0% 0 0,0%
Totaal 2385 100,0% 3131 100,0% 3.530 100,0% 3.671 100,0%
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Kandidaten doen in de meeste gevallen deelexamen. Hun aandeel stijgt elk jaar.
Tabel 5.3d Uitslag van staatsexamenkandidaten, naar schoolsoort, 2013-2016 n 2016 = 3671)
2013 2014
Geslaagd Afgewezen Deelexamen
Geen enkel vak met
cijfer
cijferlijst Geslaagd Afgewezen Deelexamen
Geen enkel vak met
cijfer cijferlijst
vmbo b 6,9% 0,0% 89,3% 3,8% 2,5% 0,0% 97,5% 0,0%
vmbo k 1,8% 0,0% 94,5% 3,6% 2,1% 0,8% 94,6% 2,5%
vmbo t 42,6% 10,7% 44,2% 2,5% 39,7% 7,8% 51,3% 1,2%
Havo 26,2% 6,0% 66,0% 1,9% 26,5% 7,9% 65,2% 0,4%
Vwo 29,8% 3,5% 66,7% 0,0% 27,1% 2,3% 70,5% 0,0%
Totaal 34,1% 8,1% 55,3% 2,4% 30,4% 6,5% 62,2% 1,0%
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
2015 2016
Geslaagd Afgewezen Deelexamen
Geen enkel vak met
cijfer
cijferlijst Geslaagd Afgewezen Deelexamen
Geen enkel vak met
cijfer cijferlijst
vmbo b 2,3% 0,0% 97,7% 0,0% 5,0% 1,3% 93,8% 0,0%
vmbo k 2,1% 0,0% 97,9% 0,0% 6,4% 3,2% 90,5% 0,0%
vmbo t 35,9% 7,0% 57,1% 0,0% 34,8% 7,7% 57,5% 0,0%
Havo 27,4% 6,3% 66,3% 0,0% 26,7% 5,7% 67,6% 0,0%
Vwo 24,5% 3,6% 71,8% 0,0% 14,8% 4,4% 80,7% 0,0%
Totaal 28,2% 5,6% 66,1% 0,0% 26,7% 6,0% 67,2% 0,0%
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Resultaten staatexamenkandidaten op schoolniveau (BRIN)
Om te onderzoeken of er sprake is van verschillen in examenresultaten tussen scholen zijn de resultaten van leerlingen geaggregeerd op schoolniveau (BRIN). Het aantal BRIN ligt in de periode 2013-2016 rond de tachtig. Sommige scholen hebben één leerling die als extraneus examen doet in het voortgezet onderwijs, terwijl andere meer dan 250 leerlingen deze mogelijkheid bieden. Gemiddeld neemt het aantal leerlingen per school over de jaren toe.
Tabel 5.3e Gemiddeld aantal leerlingen op schoolniveau (BRIN), 2013-2016 (n 2016 = 81).
n Minimum Maximum Gemiddeld Standaard deviatie
2013 82 1 185 29,09 38,911
2014 82 1 247 38,18 53,304
2015 78 1 272 45,26 58,939
2016 81 1 316 45,32 58,967
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Scholen behalen verschillende resultaten met hun leerlingen. Zo zijn er scholen waarbij alle leerlingen geslaagd zijn, maar er zijn ook scholen waarbij geen enkele leerling geslaagd is (tabel 5.3f).
Tabel 5.3f Gemiddeld slagingspercentage op schoolniveau (BRIN), 2013-2016 (n 2016 = 69).
examenjaar N Minimum Maximum Gemiddelde Standaard
deviatie
2013 67 ,00 100,00 76,2334 24,67110
2014 66 22,22 100,00 81,9211 18,60290
2015 66 ,00 100,00 81,2671 22,95295
2016 69 ,00 100,00 81,6455 21,62203
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 5.3g Aandeel scholen naar slagingspercentage op schoolniveau (BRIN) in categorieën, 2013-2016 (n 2016 = 69).
2013 2014 2015 2016
n % n % n % n %
0-10% 3 4,5% 0 0,0% 3 4,5% 2 2,9%
10-20% 0 0,0% 0 0,0% 0 0,0% 0 0,0%
20-30% 1 1,5% 2 3,0% 0 0,0% 1 1,4%
30-40% 1 1,5% 0 0,0% 0 0,0% 1 1,4%
40-50% 3 4,5% 0 0,0% 1 1,5% 0 0,0%
50-60% 4 6,0% 6 9,1% 3 4,5% 3 4,3%
60-70% 6 9,0% 6 9,1% 6 9,1% 7 10,1%
70-80% 10 14,9% 11 16,7% 9 13,6% 9 13,0%
80-90% 18 26,9% 15 22,7% 18 27,3% 19 27,5%
90-100% 21 31,3% 26 39,4% 26 39,4% 27 39,1%
Totaal 67 100,0% 66 100,0% 66 100,0% 69 100,0%
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Bijlage 1 Antwoorden vragenlijst schoolleiders
In juli 2016 hebben in totaal 28 schoolleiders een vragenlijst ingevuld. Dit waren schoolleiders van dezelfde scholen die bezocht zijn in het kader van het themaonderzoek ‘uitstroom naar arbeid’. Onderstaand de antwoorden op de vragen uit deze vragenlijst.
Professionalisering van personeel
Vraag 1 t/m 4 professionaliseringsbeleid en opleidingsplan
Nee Ja totaal
Vraag 1 . Is er een professionaliseringsbeleid opgesteld voor de professionele ontwikkeling van de leraren van
uw school? 0,0% 100,0% 28
Vraag 2 . Bevat het professionaliseringsbeleid ook activiteiten gericht op de professionele ontwikkeling
van de overige medewerkers van uw school? 0,0% 100,0% 28
Vraag 3 . Is er een opleidingsplan opgesteld voor de professionele ontwikkeling van de leraren van uw
school? 25,0% 75,0% 28
Vraag 4 . Bevat het opleidingsplan ook activiteiten gericht op de professionele ontwikkeling van de
overige medewerkers van uw school? 0,0% 100,0% 21
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Alle schoolleiders geven aan dat zij een professionaliseringsbeleid hebben voor zowel leraren als overige medewerkers van hun school. Niet alle schoolleiders geven aan dat er een opleidingsplan is opgesteld voor de professionele ontwikkeling van de leraren. De schoolleiders die aangeven zo’n plan wel te hebben, melden dat hierin ook activiteiten staan opgenomen die gericht zijn op de ontwikkeling van de overige medewerkers.
Vraag 5 . Hoe vaak stelt u een nieuw professionaliseringbeleid vast of actualiseert u het professionaliseringsbeleid? (n=28)
1 keer per jaar 64,3%
1 keer per 2 jaar 10,7%
1 keer per 3 jaar 3,6%
1 keer per 4 jaar 3,6%
Anders, namelijk 17,9%
Totaal 100,0%
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Vraag 6 . Hoe vaak stelt u een nieuw opleidingsplan vast of actualiseert u het opleidingsplan?
(n=21)
1 keer per jaar 90,5%
1 keer per 2 jaar 4,8%
1 keer per 3 jaar 4,8%
1 keer per 4 jaar 0,0%
Anders, namelijk 0,0%
Totaal 100,0%
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Vraag 7 . Welke van onderstaande stellingen over de ambities voor professionalisering van leraren en overige medewerkers past het beste bij uw school? (n=28)
Er zijn (nog) geen ambities geformuleerd over de gebieden waarop we willen
professionaliseren. 0,0%
De ambities zijn vooral tot stand gekomen op initiatief van de leraren(teams). 10,7%
De ambities zijn vooral tot stand gekomen op initiatief van de overige medewerkers. 0,0%
De leraren en/of medewerkers hebben eerst de gelegenheid gekregen om hun
meningen te geven, waarna het bestuur/de school 28,6%
Het bestuur/de schoolleiding heeft de opleidingsambities opgesteld, en de leraren en
medewerkers hebben daarna de gelegenheid gekregen 42,9%
De leraren en medewerkers zijn geïnformeerd door het bestuur/de schoolleiding over
de opleiding van docenten. 7,1%
Anders, namelijk... 10,7%
Totaal 100,0%
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Vraag 8. Criteria keuze nieuwe professionaliseringsactiviteit
Nee Ja totaal
De uitkomsten van lesobservaties 17,9% 82,1% 28
De feedback van leerlingen 64,3% 35,7% 28
De feedback van ouders/verzorgers 64,3% 35,7% 28
De feedback van leraren 14,3% 85,7% 28
De feedback van overige medewerkers 17,9% 82,1% 28
De leeropbrengsten 35,7% 64,3% 28
De ambitie van een individuele leraar om zichzelf te ontwikkelen 10,7% 89,3% 28 Het initiatief van een leraar/medewerker (of een groepje
leraren/medewerkers) om een vernieuwings-/verbeteringsproject
op school te starten 39,3% 60,7% 28
Beschikbaarheid van het scholings-/professionaliseringsbudget 42,9% 57,1% 28 De invoering van een nieuw onderwijsconcept 46,4% 53,6% 28
Het bestuursbeleid 42,9% 57,1% 28
Anders, namelijk... 89,3% 10,7% 28
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Vraag 8A t/m L aantal keer ‘Ja’.
Aantal percentage
3 1 3,6
4 1 3,6
5 2 7,1
6 8 28,6
7 3 10,7
8 6 21,4
9 5 17,9
10 1 3,6
11 1 3,6
Totaal 28 100,0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Vraag 9 Evalueren professionaliseringsactiviteiten
Nee Ja Totaal Vraag 9 . Worden de professionaliseringsactiviteiten op uw school
geëvalueerd op hun effectiviteit? 21,4% 78,6% 28
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Vraag 10 Hoe worden professionaliseringsactiviteiten geëvalueerd? (ja op vraag 9)
Nee Ja totaal Door de tevredenheid over de activiteit te peilen 22,7% 77,3% 22
Anders, namelijk door 40,9% 59,1% 22
Vraag 11 Functiemix en loopbaanontwikkeling
Nee Ja totaal Vraag 11 . Biedt de functiemix op uw school mogelijkheden voor
loopbaanontwikkeling? 75,0% 25,0% 28
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Vraag 12 specifieke aandacht voor beginnende leraren
Aantal percentage
Ja 19 67,9
Nee, de beginnende leraren nemen deel aan de reguliere
scholings- en professionaliseringsactiviteiten. 6 21,4
Nee, er werken geen beginnende leraren op de school. 3 10,7
Totaal 28 100,0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Vraag 13 op welke manier specifieke aandacht voor beginnende leraren (met ‘ja’ bij vraag 12) Nee Ja totaal Door werkdrukvermindering. Bijvoorbeeld nog vooral ingezet voor
lesgevende taken en vrijgesteld van andere taken. 31,6% 68,4% 19 Door begeleiding in de les. Bijvoorbeeld begeleiding door een
mentor/collega bij de voorbereiding en evaluatie van de lessen. 15,8% 84,2% 19 Door aandacht voor de professionele ontwikkeling. Bijvoorbeeld
door het vastleggen van persoonlijke ontwikkeldoelen en
reflectiemomenten. 15,8% 84,2% 19
Door het ‘meten’ van de bekwaamheid en de ontwikkeling van de competenties. Bijvoorbeeld door feedback door de toepassing van
een gestandaardiseerd observatie-instrument. 26,3% 73,7% 19 Door informatie over de school en cultuur. Bijvoorbeeld door een
formele kennismaking met de school en collega’s, waarbij huisregels, cultuur en gebruiken op de school en ICT-zaken zijn besproken.
31,6% 68,4% 19
Anders, namelijk door 68,4% 31,6% 19
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Vraag 13A t/m F aantal keer ‘Ja’ (exclusief alles ‘nee’).
Aantal percentage
0 9 32,1
1 1 3,6
2 1 3,6
3 3 10,7
4 4 14,3
5 10 35,7
Totaal 28 100,0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Vraag 14 . Heeft u de ontwikkelbehoefte van uw leraren in beeld?
Aantal percentage
Ja, volledig 14 50,0
Ja, gedeeltelijk 14 50,0
Totaal 28 100,0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Vraag 15 Hoe heeft u de ontwikkelbehoefte van leraren in beeld gebracht?
Nee Ja totaal
Door informele contacten 32,1% 67,9% 28
Door een formele gesprekscyclus 7,1% 92,9% 28
Door te bespreken in team-/bouwoverleg 42,9% 57,1% 28
Door een inventarisatie van wensen 28,6% 71,4% 28
Door observaties van het functioneren (in de klas of binnen de
school) 14,3% 85,7% 28
Op een andere manier, namelijk 78,6% 21,4% 28
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016 Vraag 15A t/m F aantal keer ‘Ja’.
Aantal percentage
2 5 17,9
3 3 10,7
4 9 32,1
5 10 35,7
6 1 3,6
Totaal 28 100,0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Vraag 16 wijze van sturing op professionele ontwikkeling leraren
Nee Ja totaal Bespreken in functionerings- en beoordelingsgesprekken 3,6% 96,4% 28 Informatie beschikbaar stellen over (na-)scholingsmogelijkheden 71,4% 28,6% 28 Stimuleren van het aanvragen van een lerarenbeurs 85,7% 14,3% 28 Verplicht stellen van professionaliseringsactiviteiten 50,0% 50,0% 28 Bevorderen van loopbaanmogelijkheden, bv LB-functie 92,9% 7,1% 28 Scholingsdeelname is een voorwaarde voor het krijgen van een
extra periodiek 100,0% 0,0% 28
Interne mobiliteit 100,0% 0,0% 28
Anders, namelijk 100,0% 0,0% 28
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016 Vraag 16A t/m H aantal keer ‘Ja’.
Aantal percentage
1 1 3,6
2 27 96,4
Totaal 28 100,0
*maximaal 2 antwoorden mogelijk. M.u.v.1 gedaan door alle schoolleiders Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Vraag 17 Wijze van faciliteren van de professionele ontwikkeling van leraren
Nee Ja totaal
Regelen van vervanging 75,0% 25,0% 28
Meenemen in het taakbeleid 60,7% 39,3% 28
Organiseren van scholingsdagen 39,3% 60,7% 28
Organiseren inhoudelijke overlegmomenten 82,1% 17,9% 28
Ondersteuning bij aanvragen lerarenbeurs/scholing 92,9% 7,1% 28
Scholing wordt (deels) betaald 53,6% 46,4% 28
Anders, namelijk 96,4% 3,6% 28
Niet van toepassing 100,0% 0,0% 28
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Vraag 17A t/m H aantal keer ‘Ja’.
Aantal percentage
2 28 100,0
*maximaal 2 antwoorden mogelijk. Gedaan door alle schoolleiders Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Vraag 18 . Houdt u voor de leraren en medewerkers actuele dossiers bij waarin hun
bekwaamheden/competenties worden bijgehouden (bijvoorbeeld een bekwaamheidsdossier)?
Aantal percentage
Nee 2 7,1
Ja, maar dit is in ontwikkeling 14 50,0
Ja 12 42,9
Totaal 28 100,0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Vraag 19 onderdelen opgenomen in actuele bekwaamheidsdossier (met ‘ja’ op vraag 18) (n=26) Niet, of hooguit
van enkele leraren/
medewerkers
Ja, van meerdere leraren/medewerk
ers
Ja, van alle leraren/medewerk
ers
Diploma's en getuigschriften 3,8% 7,7% 88,5%
Curriculum Vitae 11,5% 26,9% 61,5%
Competentieprofiel 46,2% 23,1% 30,8%
Beschrijving van de schoolloopbaan 53,8% 19,2% 26,9%
Persoonlijk ontwikkelplan (POP) 23,1% 23,1% 53,8%
Verslagen van functionerings-, voortgangs- en
beoordelingsgesprekken 0,0% 7,7% 92,3%
Prestatieafspraken 96,2% 0,0% 3,8%
Uitkomsten van lesobservaties 65,4% 26,9% 7,7%
Verslag van het feedbackgesprek
n.a.v. lesobservatie 73,1% 26,9% 0,0%
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Vraag 21. Lerarenregister in aantallen. Hoeveel leraren…
n Min Max Gemiddel
de SD
...uit het gehele team staan ingeschreven in het
lerarenregister? 21 0 6 1,00 1,643
...uit het gehele team staan niet ingeschreven in het
lerarenregister? 17 0 36 14,29 13,448
...die het arbeidsmarktgerichte profiel verzorgen staan
ingeschreven in het lerarenregister? 19 0 3 ,42 ,902
...die het arbeidsmarktgerichte profiel verzorgen staan
niet ingeschreven in het lerarenregister? 17 0 35 9,65 10,277 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Vraag 21. Lerarenregister in percentage. Hoeveel leraren…
n Min Max Gemiddel
de SD
...uit het gehele team staan ingeschreven in het
lerarenregister? 13 0 100 16,17 27,353
...die het arbeidsmarktgerichte profiel verzorgen staan
ingeschreven in het lerarenregister? 11 0 25 6,36 9,627
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Bijlage 2 Antwoorden vragenlijst professionalisering leraren
Eind juni 2016 zijn 109 leraren begonnen met het invullen van de vragenlijst. 101 leraren hebben de vragenlijst ook afgerond. Een leraar heeft alleen de eerste drie vragen beantwoord.
De leraren zijn afkomstig van 24 scholen die bezocht zijn in het kader van het themaonderzoek
‘uitstroom naar arbeid’. Van één school heeft slechts één leraar de vragenlijst ingevuld. Van andere scholen hebben meer leraren de vragenlijst ingevuld, tot een maximum van tien leraren (tabel 1).
Persoonlijke gegevens
Tabel 1 beschrijvende statistieken van het aantal leraren dat de vragenlijst heeft ingevuld per school (n scholen= 24)
Min Max Gemiddeld SD
Aantal leraren 1 10 4,46 2,570
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016 Tabel 2 geslacht van de leraren (n = 107)
Vrouw Man Totaal
geslacht 55,1% 44,9% 107
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016 Tabel 3 Leeftijd (n = 107)
Min Max Gemiddeld SD
Leeftijd 24 65 43,14 11,838
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016 Tabel 4 aantal jaren in het onderwijs (n = 107)
Aantal percentage
Minder dan 1 jaar 2 1,9
1 tot en met 3 jaar 7 6,5
4 tot en met 9 jaar 31 29,0
10 tot en met 19 jaar 43 40,2
20 tot en met 29 jaar 10 9,3
30 jaar of langer 14 13,1
Totaal 107 100,0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016 Tabel 5 Functie (n = 107)
Aantal percentage
Groepsleraar 55 51,4
Vakleraar 28 26,2
Onderwijsondersteuner 2 1,9
Leraarondersteuner 4 3,7
Anders, namelijk* 18 16,8
Totaal 107 100,0
Hier wordt o.a. genoemd: stagecoördinator, technisch assistent of een combinatie van functies Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 6 aanstelling (n = 107)
Aantal percentage
Vast contract 95 88,8
Tijdelijk contract 8 7,5
Invalkracht 3 2,8
Anders, namelijk* 1 ,9
Totaal 107 100,0
*combinatie van vast en tijdelijk
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 7 aanstellingsomvang in fte (n = 107)
Min Max Gemiddeld SD
aanstellingsomvang ,60 1,00 ,8978 ,14631
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 8 opleiding (n = 107)
Nee Ja totaal
Pabo (en voorgangers) 32,7% 67,3% 107
Academische pabo (pabo+onderwijskunde) 98,1% 1,9% 107
In opleiding als LIO, zij-instromer, onderwijstrainee 97,2% 2,8% 107
HBO lerarenopleiding, 2 e graad 81,3% 18,7% 107
HBO lerarenopleiding, 1 e graad 98,1% 1,9% 107
WO lerarenopleiding, 1 e graad 100,0% 0,0% 107
MBO, onderwijsondersteuner 94,4% 5,6% 107
MBO, leraarondersteuner 95,3% 4,7% 107
Anders, namelijk* 58,9% 41,1% 107
*o.a. genoemd: master SEN, SPW, SPH en andere mbo en hbo opleidingen Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 9 Bevoegd (n = 83)
Ja
(Nog) geen bevoegdheid, wel in opleiding
Geen bevoegdheid,
niet in opleiding Totaal
Bevoegd 91,6% 7,2% 1,2% 83
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Lerarenregister
Tabel 10 Functieschaal (n = 83)
Aantal percentage
LA 1 1,2
LB 74 89,2
LC 5 6,0
LD 1 1,2
Anders, namelijk* 2 2,4
Totaal 83 100,0
*leerkrachtondersteuner
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 11 Ingeschreven in het leraarregister (n = 83)
Aantal percentage
Ja 20 24,1
Nee, ik ben dit wel van plan 39 47,0
Nee, ik heb dit nog in overweging 21 25,3
Nee, ik ben dit niet van plan 3 3,6
Totaal 83 100,0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 12 laatste functioneringsgesprek (n = 102)
Min Max Gemiddeld
datum 01-JAN-2008 25-MAY-2016 15-APR-2015
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 13 lerarenregister gestimuleerd tijdens functioneringsgesprek (n = 81)
Aantal percentage
Ja 9 11,1
Nee, was geen gespreksonderwerp 61 75,3
Niet van toepassing, ik was al ingeschreven 4 4,9
Weet ik niet meer 7 8,6
Totaal 81 100,0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Het lerarenregister wordt meestal niet tijdens het functioneringsgesprek genoemd. Wel geeft een groot deel van de leraren aan dat het op een andere manier onder de aandacht gebracht wordt.
Hierbij worden de volgende voorbeelden vaker genoemd: vergadering, door directeur genoemd, studiedagen en documenten (in mail).
Professionalisering
Tabel 14 Functiemix als mogelijkheid voor loopbaanontwikkeling (n = 80).
Aantal percentage
Ja, namelijk* 35 43,8
Nee 11 13,8
Weet ik niet 34 42,5
Totaal 80 100,0
* o.a. door studies, cursussen of doorgroeimogelijkheid LC Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 15 Competenties waarvoor ontwikkelbehoefte bestaat (n = 103)
Nee Ja totaal Pedagogische competentie : zorgen voor een veilige leeromgeving en
bevorderen van persoonlijke, sociale en morele ontwikkeling van de
leerlingen 70,9% 29,1% 103
Vakinhoudelijke en didactische competentie : zorgen voor een
krachtige leeromgeving en bevorderen van het leren 59,2% 40,8% 103 Organisatorische competentie : zorgen voor een overzichtelijke,
ordelijke en taakgerichte sfeer en structuur in de leeromgeving 84,5% 15,5% 103 Competent in het samenwerken in het team : zorgen dat het werk
afgestemd is op dat van collega’s; bijdrage aan het goed
functioneren van de schoolorganisatie 78,6% 21,4% 103
Competent in samenwerken met de omgeving : in het belang van de leerlingen een relatie onderhouden met ouders, buurt, bedrijven en
instellingen 88,3% 11,7% 103
Competent in samenwerken met de omgeving : in het belang van de leerlingen een relatie onderhouden met ouders, buurt, bedrijven en
instellingen 88,3% 11,7% 103
Competent in reflectie en ontwikkeling : zorgen voor de eigen professionele ontwikkeling en professionele kwaliteit van de
beroepsuitoefening 80,6% 19,4% 103
Interpersoonlijke competentie : leiding geven en zorgen voor een
goede sfeer van omgaan met en samenwerking tussen leerlingen 87,4% 12,6% 103
Anders, namelijk 85,4% 14,6% 103
Geen ontwikkelbehoefte 95,1% 4,9% 103
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 16 Aantal antwoorden uit tabel 15 met ‘ja’ beantwoord (n = 98).
Aantal Percentage
1 47 48,0
2 39 39,8
3 7 7,1
4 3 3,1
6 2 2,0
Totaal 98 100,0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 17 Schoolleiding heeft zicht op de ontwikkelbehoefte (n = 103)
Aantal Percentage
Ja, volledig 48 46,6
Ja, gedeeltelijk 36 35,0
Nee 11 10,7
Weet ik niet 8 7,8
Total 103 100,0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 18 Ontwikkelbehoefte veranderd na invoering passend onderwijs
Aantal Percentage
Ja 26 25,2
Nee 77 74,8
Total 103 100,0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 19 Gebieden van ontwikkeling voor een goede vormgeving van het arbeidsmarktgerichte profiel (n = 103)
Aantal Percentage
Cognitie / leren 16 15,5
Gedrag / sociaal-emotioneel 41 39,8
Stagebegeleiding 19 18,4
Anders, namelijk 14 13,6
Geen ontwikkelbehoefte 13 12,6
Total 103 100,0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 20 Huidige en geplande scholingsactiviteiten komen tegemoet aan ontwikkelbehoefte in het kader van goede vormgeving arbeidsmarktgerichte profiel (n = 89)
Aantal Percentage
Ja, volledig 37 41,6
Ja, gedeeltelijk 38 42,7
Nee 14 15,7
Total 89 100,0
*voor toelichting: zie bijlage
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2016
Tabel 21 Frequentie van professionaliseringsactiviteiten (n = 102) Eén tot
enkele keren per week
Eén tot enkele keren per maand
Eén tot enkele keren per kwartaal
Eén tot enkele keren per jaar
Minder dan één keer per
jaar Nooit Lezen van vakliteratuur 33,3% 33,3% 18,6% 9,8% 1,0% 3,9%
Ontwikkelwerk met collega’s 26,5% 46,1% 16,7% 4,9% 3,9% 2,0%