• No results found

TECHNISCH RAPPORT HOOFDSTUK PRIMAIR ONDERWIJS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "TECHNISCH RAPPORT HOOFDSTUK PRIMAIR ONDERWIJS"

Copied!
87
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

TECHNISCH RAPPORT HOOFDSTUK PRIMAIR ONDERWIJS

STAAT VAN HET ONDERWIJS 2019

April 2019

(2)

INHOUD

Inleiding 4

1 Bronnen en definities 5

1.1.1 Leerlinggegevens (DUO-BRON) 5

1.1.2 CBS 5

1.1.3 Onderzoeken 5

1.1.4 Schoolleidersvragenlijst 5 1.1.5 Oordelen scholen 6 1.1.6 Vertrouwensinspectie 6 1.1.7 Financiën 6

1.1.8 Excellente Scholen 6 1.2 Definities 6

1.2.1 Algemeen 7

1.2.2 Achtergrondgegevens leerling 7 1.2.3 Gegevens scholen 8

2 Participatie 9

2.1 Leerlingenpopulatie 9

2.2 Instroom 10

3 Prestaties 12

3.1 Eindtoetsen 12

3.2 Vertraging en versnelling 18 3.3 Advisering 19

4 Schoolloopbaan cohorten leerlingen 28

4.1 Totale schoolloopbaan 28

4.2 Schoolloopbaan naar geslacht 30

4.3 Schoolloopbaan naar geslacht en etniciteit 32 4.4 Survivalplots, uitsplitsing naar opleiding ouders 33 4.5 Cohorten leerjaren 1 t/m 8 36

5 Onderwijsproces 37

5.1 Oordelen onderwijsproces 37 5.2 Didactisch handelen 37

6 Sociaal klimaat 41

6.1 Inspectieoordeel veiligheid 41 6.2 Meldingen vertrouwensinspecteur 41

7 Sturing op kwaliteit 43

7.1 Schoolgrootte 43

7.2 Oordelen 45

7.3 Kwaliteitszorg 47 7.4 Excellente scholen 49

7.5 Sturing op bestuursniveau 51 7.6 Schorsingen 53

8 Speciaal Basisonderwijs 55

(3)

8.1 Leerlingenpopulatie 55

8.2 Instroom 57

8.3 Prestaties 57

8.4 Onderwijsleerproces 61 8.5 Sturing op kwaliteit 62

8.6 Oordelen 63

8.7 Excellente scholen 64

9 Passend Onderwijs 66

9.1 Leerlingstromen 66

9.2 Verschillen tussen samenwerkingsverbanden 67

10 Nieuwkomers 69

10.1 Aantal nieuwkomers 69 10.2 Prestaties 70

10.3 Nieuwkomersvoorzieningen 73

11 Voor- en vroegschoolse educatie 75

11.1 Gemeentelijk vve-beleid 75

12 Schoolleidersvragenlijst 77

12.1 Sociale cohesie en veiligheid 77

12.2 Inspanningen van scholen rondom kwetsbare groepen en ouders 82 12.3 Ouderbijdrage en vacatures 84

13 Bijlagen 86

(4)

Inleiding

Dit is het technische rapport dat ten grondslag ligt aan het hoofdstuk primair onderwijs van De Staat van het Onderwijs 2019. In dit rapport vindt u de verantwoording van onderzoeksgegevens die zijn gebruikt bij analyses voor het basisonderwijs en het speciaal basisonderwijs. Er wordt gebruik gemaakt van zowel informatie die verzameld is door inspecteurs als van informatie uit secundaire databronnen.

Dit rapport volgt zoveel mogelijk de paragraafindeling van het hoofdstuk uit De

Staat van het Onderwijs.

(5)

1 Bronnen en definities

In deze paragraaf worden de bestanden en definities beschreven die gebruikt zijn voor de analyses.

1.1.1 Leerlinggegevens (DUO-BRON)

Vanuit DUO krijgt de Inspectie van het Onderwijs inschrijvingsbestanden (BRON) met leerlingaantallen en achtergrondkenmerken. Dit betreft de inschrijving van leerlingen op peildatum 1 oktober van het betreffende schooljaar. Voor de analyses worden altijd alleen de hoofdinschrijvingen meegenomen.

1.1.2 CBS

Om de leerlinggegevens te verrijken zijn de BRON-data op individueel niveau gekoppeld aan CBS-gegevens. Hierdoor kan gebruikt gemaakt worden van het opleidingsniveau van de ouders van leerlingen. In sectie 1.2 komen de gebruikte definities aan bod.

1.1.3 Onderzoeken

In het schooljaar 2017/2018 is een aselecte steekproef van besturen bezocht. In dit onderzoek is het kwaliteitsgebied kwaliteitszorg en ambitie onderzocht. De

onderzochte besturen verschillen niet significant van de besturenpopulatie op wel of geen multisectoraal bestuur, regio, denominatie, bestuursgrootte op basis van aantal vestigingen, bestuursgrootte op basis van leerlingaantal, wel of geen vrijwilligersbestuur. In het kader van de toezichtactiviteiten van de Inspectie van het Onderwijs zijn ook gegevens op schoolniveau verzameld. Deze scholen kunnen om allerlei verschillende redenen bezocht zijn. Dit betreft dus geen aselecte steekproef. Om deze reden moeten conclusies op basis van deze gegevens met enige voorzichtigheid getrokken worden.

Waarderingskader

Tijdens de onderzoeken op de scholen en opleidingen vinden meerdere activiteiten plaats. In elke sector geven inspecteurs oordelen op standaarden uit het

waarderingskader, zoals kwaliteitszorg en didactisch handelen. De inspecteurs baseren zich hierbij op meerdere gegevensbronnen: schooldocumenten, leerresultaten, zorgplannen, lesobservaties, gesprekken, etc. Standaarden omvatten deugdelijkheidseisen en eigen aspecten van kwaliteit. Of een standaard als voldoende of onvoldoende wordt beoordeeld, is alleen gebaseerd op de vraag of het bestuur/de school voldoet aan de deugdelijkheidseisen. Voor de waardering

‘goed’ worden de eigen aspecten van kwaliteit

7

als volgt bij de oordeelsvorming betrokken. Meer informatie en een overzicht van alle standaarden en de wijze van waardering vindt u op www.onderwijsinspectie.nl/onderwerpen/onderzoekskaders.

1.1.4 Schoolleidersvragenlijst

Een aselecte steekproef van scholen heeft een digitale vragenlijst ontvangen van de inspectie. Hierin kunnen allerlei thema’s aan de orde komen. Een aantal vragen komt jaarlijks terug, een aantal komt slechts eenmalig aan de orde. De scholen die dit schooljaar de vragenlijst ingevuld hebben verschillen niet significant van de scholenpopulatie. In de bijlage is te vinden op welke kenmerken de

representativiteit van de schoolleidersvragenlijst gecontroleerd is.

(6)

1.1.5 Oordelen scholen

Inspecteurs geven oordelen over de kwaliteit van scholen. Scholen kunnen de waardering goed, het oordeel voldoende (basiskwaliteit), onvoldoende of zeer zwak krijgen. De waardering ‘goed’ op het niveau van de school spreken we uit als het bestuur een verzoek heeft ingediend voor een onderzoek bij een school die volgens het bestuur de waardering ‘goed’ verdient. Op de website van de Inspectie van het Onderwijs vindt u een aantal keer per jaar een update van het vervolgtoezicht per school of bestuur.

1.1.6 Vertrouwensinspectie

Bij de vertrouwensinspecteurs komen meldingen binnen over seksuele intimidatie en seksueel misbruik, psychisch en fysiek geweld, discriminatie en radicalisering.

Iedereen kan een dergelijke melding doen. Meldingen die binnen deze bovengenoemde categorieën vallen, kunnen voorgelegd worden aan de

vertrouwensinspecteur. De vertrouwensinspecteur kan adviseren in het traject naar het indienen van een formele klacht of het doen van aangifte. In De Staat van het Onderwijs doet de inspectie voor de verschillende sectoren verslag van het aantal aangemaakte dossiers.

1.1.7 Financiën

De inspectie rapporteert over het aantal besturen onder aangepast financieel toezicht en over de waarde van de indicatoren solvabiliteit (de mate waarin besturen op langere termijn aan de verplichtingen kunnen voldoen), liquiditeit (de mate waarin besturen op kortere termijn aan hun verplichtingen kunnen voldoen) en rentabiliteit (het evenwicht tussen baten en lasten en de ontwikkeling van het eigen vermogen). Een bestuur komt onder aangepast financieel toezicht als het teveel risico neemt op het gebied van financiële continuïteit, rechtmatigheid of doelmatigheid. In De Staat van het Onderwijs wordt het aantal besturen

gerapporteerd dat op 1 augustus 2018 onder aangepast financieel toezicht stond.

Voor meer informatie, zie ons rapport De Financiële Staat van het Onderwijs 2017.

1.1.8 Excellente Scholen

Sinds Excellente Scholen 2015 is de organisatie van het traject Excellente Scholen in handen van de Inspectie van het Onderwijs. De toekenning van het predicaat Excellente School betekent dat een school (of schoolsoort) onderwijs biedt van goede kwaliteit en zich daarnaast onderscheidt van andere goede scholen door te excelleren met een specifiek profiel. Een onafhankelijke jury beoordeelt het

excellentieprofiel. De juryleden voeren de werkzaamheden voor de beoordeling van de kandidaat-Excellente scholen onafhankelijk van de inspectie uit. Hierbij focust de jury zich volledig op het excellentieprofiel terwijl de inspectie in een eerder stadium onderzoekt of de scholen voldoen aan de waardering goed, voorwaardelijk voor deelname aan het traject Excellente Scholen. Voor meer informatie,

zie www.excellentescholen.nl.

1.2 Definities

In deze paragraaf wordt een aantal definities beschreven die gebruikt zijn in de

analyses.

(7)

1.2.1 Algemeen Inschrijvingsjaar

Het kalenderjaar waarin op teldatum 1 oktober unieke (hoofd)inschrijvingen worden geteld.

1.2.2 Achtergrondgegevens leerling Geslacht

Het geslacht van de leerling is weergegeven als jongen of meisje.

Hoogst behaalde opleiding ouders

Vastgesteld is wie de (juridische) ouders zijn van de leerling en het hoogst behaalde opleidingsniveau onder beide ouders in het inschrijfjaar. Als een leerling één ouder heeft dan geldt het opleidingsniveau van deze ouder. Als het opleidingsniveau van ouders niet bekend was in het inschrijvingsjaar, wordt het hoogst behaalde

opleidingsniveau van de ouders in het laatst beschikbare jaar gebruikt. Als het gaat om de verdeling van het opleidingsniveau ouders van leerlingen in de populatie, wordt de statistiek gewogen om rekening te houden met de kans op het niet- bekend zijn van het opleidingsniveau ouders.

Migratieachtergrond

De migratieachtergrond van de leerling wordt bepaald op basis van zijn/haar geboorteland en het geboorteland van zijn/haar juridische ouders. Leerlingen worden in vier categorieën ingedeeld: leerlingen zonder migratieachtergrond, leerlingen met een westerse migratieachtergrond, leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond van de tweede generatie, leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond van de eerste generatie.

Nieuwkomer

Een leerling wordt als nieuwkomer gerekend als de leerling zelf en de beide

juridische ouders niet in Nederland geboren zijn. Deze groep wordt verder ingedeeld in nieuwkomers die korter dan vier jaar in Nederland zijn, en nieuwkomers die vier jaar of langer in Nederland zijn. Hierbij wordt uitgegaan van de peildatum 1 oktober.

Schooladvies voortgezet: initieel

Dit is het schooladvies dat basisschoolleerlingen krijgen, voordat de uitslag van de eindtoets bekend is.

Schooladvies voortgezet: definitief

Dit is het schooladvies van basisschoolleerlingen na een eventuele herziening. Het is dus het advies waarmee leerlingen het voortgezet onderwijs instromen.

Toetsadvies

Leerlingen maken aan het einde van de basisschoolperiode een eindtoets. Aan elke eindtoetsscore is door de toetsaanbieders een schooladvies voor het voortgezet onderwijs gekoppeld.

In aanmerking voor herziening

(8)

Wanneer het toetsadvies hoger is dan het initiële schooladvies, heeft een leerling recht op heroverweging van dit advies. In de tabellen wordt onderscheid gemaakt tussen heroverweging op basis van een half niveau of minstens een heel niveau.

Het onderscheid tussen een half niveau of minstens een heel niveau verschil geeft een indicatie van de mate waarin het initiële advies afweek van het toetsadvies.

Bijstelling advies

Wanneer in de BRON-bestanden een herzien advies geregistreerd staat, wordt dit geteld als een leerling met een herzien advies.

Vertraagd/versneld

Een leerling doet gemiddeld acht jaar over de basisschool. Een leerling wordt als vertraagd beschouwd als deze op 1 oktober in groep 8 aangekomen, 12 jaar of ouder is. In dat geval zal een leerling ruim meer dan 8 jaar over de basisschool doen. Een leerling is versneld als deze op 1 oktober in groep 8 10 jaar of jonger is, Deze leerling zal (hoogstwaarschijnlijk) uitstromen op het moment dat hij of zij 11 jaar of jonger is.

1.2.3 Gegevens scholen Denominatie

Het bekostigingsgegeven denominatie is afkomstig van DUO. In een aantal analyses maken we gebruik van een beknopte indeling. De indeling van denominatie in zeven categorieën bestaat uit: openbaar, rooms-katholiek, protestants-christelijk,

gereformeerd vrijgemaakt, reformatorisch, islamitisch, overig bijzonder. De ingekorte indeling van denominatie in vier categorieën ziet er als volgt uit:

openbaar, rooms-katholiek, protestants-christelijk, overig bijzonder.

Eindtoetsscore basisschool

De meeste leerlingen maken aan het einde van de basisschool een eindtoets. In schooljaar 2017/2018 waren er vijf verschillende eindtoetsen toegestaan. Alleen leerlingen die ingeschreven staan voor groep 8 worden meegenomen wanneer resultaten op de eindtoetsen beschreven worden.

Regio op basis van provincie

De scholen kunnen ingedeeld worden in verschillende regio. Deze regio’s worden gemaakt op basis van provincie. Drenthe, Groningen en Friesland behoren tot regio Noord. Flevoland, Gelderland en Overijssel behoren tot regio Oost. Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland behoren tot de regio midden. Zeeland, Limburg en Noord- Brabant behoren tot de regio zuid.

Stedelijkheid

Stedelijkheid is bepaald op basis van de omgevingsadressendichtheid (oad) van de postcode waar een vestiging zich bevindt. Voor deze variabele worden vijf

verschillende categorieën onderscheiden: zeer sterk stedelijk (2500 of meer

adressen per km2), sterk stedelijk (1500 tot 2500 adressen per km2), matig

stedelijk (1000 tot 1500 adressen per km2), weinig stedelijk (500 tot 1000

adressen per km2), niet-stedelijk (minder dan 500 adressen per km2). Dit is de

indeling die ook het CBS hanteert.

(9)

2 Participatie

In paragraaf 2.1 van het sectorhoofdstuk primair onderwijs (po) wordt ingegaan op de leerlingenpopulatie van het basisonderwijs. Hieronder staan de tabellen

weergegeven waarnaar in de tekst wordt verwezen. Meer uitsplitsingen zijn te vinden in het tabellenboek.

2.1 Leerlingenpopulatie

Hieronder wordt het aantal ingeschreven leerlingen in het regulier basisonderwijs (bao) weergegeven.

Tabel 2.1.1 Leerlingenpopulatie regulier bao, totaal* (n 2018=1.405.626)

2013 2014 2015 2016 2017 2018*

n n n n n n

1.476.548 1.457.378 1.443.072 1.427.515 1.414.281 1.405.626 Bron: CBS, DUO en OCW, 2018 (onderwijsincijfers.nl)

* Voorlopige gegevens 2018, gebaseerd op eigen berekeningen Inspectie van het Onderwijs

Onderstaande tabel toont hoe deze leerlingen verdeeld waren over de vier grote gemeenten voor de laatste drie jaren. Het overgrote gedeelte van de leerlingen gaat buiten de G4 naar school.

Tabel 2.1.2 Leerlingenpopulatie regulier bao uitgesplitst naar G4 (n 2018=1.405.446)

2016 2017 2018*

% n % n % n

Geen G4 86,7 1.237.09 6

86,5 1.223.64 0

86,4 1.214.24 5

Amsterdam 4,4 62.494 4,4 62.188 4,4 62.055

Rotterdam 3,6 51.674 3,7 51.755 3,7 52.166

Den Haag 3,2 46.307 3,3 46.501 3,3 46.735

Utrecht 2,1 29.908 2,1 30.092 2,2 30.245

* Gegevens 2018 voorlopig

Het aandeel inschrijvingen is in de afgelopen jaren vooral afgenomen in de minder stedelijke gebieden.

Tabel 2.1.3 Leerlingenpopulatie bao, uitgesplitst naar stedelijkheid (n 2018=1.405.446)

2013 2014 2015 2016 2017 2018*

% % % % % %

Zeer sterk stedelijk

21,7 22,1 22,6 22,9 23,1 23,3

Sterk

stedelijk 30,6 30,7 30,8 30,8 30,9 30,9

Matig stedelijk

16,9 16,9 16,8 16,8 16,8 16,8

Weinig stedelijk

22,4 22,2 21,9 21,7 21,5 21,4

Niet-

stedelijk 8,3 8,1 8,0 7,8 7,7 7,7

(10)

Totale n 1.476.558 1.457.404 1.443.054 1.427.479 1.414.176 1.405.446

* Gegevens 2018 voorlopig

Hieronder wordt de leerlingenpopulatie uitgesplitst naar een aantal

leerlingkenmerken. Bij uitspraken over het opleidingsniveau van ouders, moet in gedachten gehouden worden dat van een gedeelte van de leerlingen het

opleidingsniveau van beide ouders onbekend is. De onderstaande tabel toont om deze reden de gewogen aandelen opleidingsniveau ouders van de

leerlingenpopulatie.

Tabel 2.1.4 Leerlingenpopulatie bao uitgesplitst naar opleidingsniveau ouders (ongewogen n 2017=1.227.733)

2015 2016 2017*

% % %

Hoogst behaalde opleiding ouders

Max. mbo 2 19,1 19,2 18,4

Mbo 3-4 36,5 35,1 34,7

Hbo ad/ba 25,4 25,8 26,3

Wo ba/ma & hbo

ma 18,9 19,8 20,6

NB: Cellen met minder dan 10 observaties en cellen die leiden tot groepsonthulling zijn leeggemaakt.

NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

* Gegevens 2017 voorlopig

Onderstaande tabel toont de verhouding leerlingen met een bepaalde migratieachtergrond.

Tabel 2.1.5 Leerlingenpopulatie bao, uitgesplitst naar migratieachtergrond (n 2018=1.399.564)

2016 2017 2018*

% n % n % n

Geen

migratieachtergrond

74,7 1.061.585 74,1 1.043.762 73,6 1.030.659 Westerse

migratieachtergrond

7,7 109.845 7,9 111.464 8,2 114.221 Niet-westerse

migratieachtergrond, tweede generatie

15,4 218.786 15,2 214.648 15,1 211.796

Niet-westerse migratieachtergrond, eerste generatie

2,1 30.535 2,7 38.066 3,1 42.888

* Gegevens 2018 voorlopig

2.2 Instroom

Hieronder wordt weergegeven hoeveel leerlingen er in de afgelopen zes jaren voor het eerst ingeschreven stonden op een reguliere basisschool.

Tabel 2.2.1 Leerlingenpopulatie regulier po, instroom* (n 2018=186.256)

2013 2014 2015 2016 2017 2018*

n n n n n n

(11)

189.699 189.507 191.944 187.623 185.465 186.256

* Gegevens 2018 voorlopig

De volgende tabel toont hoeveel procent van de leerlingen die instromen een migratieachtergrond heeft.

Tabel 2.2.2 Instromende leerlingenpopulatie bao uitgesplitst naar etniciteit* (n 2018=183.232)

2013 2014 2015 2016 2017 2018*

% % % % % %

Geen

migratieachtergrond 74,1 73,3 72,3 70,6 69,5 69,9 Westerse

migratieachtergrond

8,5 8,7 8,8 9,2 9,3 9,8

Niet-westerse migratieachtergrond, tweede generatie

15,4 15,5 15,2 15,1 14,4 14,7

Niet-westerse migratieachtergrond, eerste generatie

2,0 2,5 3,7 5,1 6,8 5,6

Totale n 186.442 185.529 187.630 184.425 182.617 183.232

* Gegevens 2018 voorlopig

Hieronder staat het gemiddelde aandeel leerlingen met extra ondersteuning weergegeven. Hiermee wordt bedoeld: leerlingen die onvoldoende hebben aan de basisondersteuning die de leraar kan bieden, waarvan de school heeft vastgesteld dat zij extra ondersteuning behoeven en waarvoor de school (in beginsel) een ontwikkelperspectief opstelt. Deze gegevens komen uit vragenlijst onderzoek onder schoolleiders.

Tabel 2.2.3 Leerlingen met extra ondersteuning* (n 2018/2019=194)

% n

2017-2018* 8,1 193

2018-2019* 8,7 194

* Gegevens voorlopig

(12)

3 Prestaties

In paragraaf 2.2 in de Staat van het Onderwijs 2019 wordt ingegaan op de prestaties van basisschoolleerlingen. Er zijn meerdere manieren waarop de prestaties van leerlingen in het basisonderwijs in kaart kunnen worden gebracht.

3.1 Eindtoetsen

Niet alle leerlingen maken dezelfde eindtoets. In schooljaar 2017/2018 zijn er vijf verschillende eindtoetsen gemaakt door leerlingen.

Leerlingniveau

Onderstaande tabel geeft weer hoeveel procent van de leerlingen een bepaalde eindtoets maakt. Het percentage leerlingen dat de Centrale Eindtoets (CET) maakt, is de afgelopen jaren sterk afgenomen en de deelname aan andere eindtoetsen neemt toe.

Tabel 3.1.1 Deelname aan verschillende eindtoetsen, op leerlingniveau naar toetsjaar (n 2018=171.870)

2016 2017 2018

% n % n % n

CET 77,0 140.131 66,4 116.775 58,8 101.099

R8 6,5 11.865 8,9 15.583 11,7 20.152

IEP 16,4 29.920 24,1 42.471 27,4 47.063

Dia 0,2 391 1,4 2.390

Cesan 0,1 144

Amn 0,3 531 0,7 1.166

Er zijn verschillen in de leerlingenpopulatie die een bepaalde toets maakt. In de tabel hieronder wordt getoond welk percentage van de leerlingen met een bepaalde achtergrond deel heeft genomen aan welke eindtoets in de afgelopen drie jaren.

Hierbij zijn alleen de drie grootste eindtoetsen meegenomen (CET, ROUTE8 en IEP).

Tabel 3.1.2 Populatie deelnemers CET naar opleiding ouders, gewogen aantallen* (n 2018=108.038)

2016 2017 2018*

% % %

Max. mbo 2 18,7 19,1 18,5

Mbo 3-4 38,3 36,6 34,7

Hbo ad/ba 25,0 25,0 25,8

Wo ba/ma & hbo ma 17,9 19,3 21,0

NB: Cellen met minder dan 10 observaties en cellen die leiden tot groepsonthulling zijn leeggemaakt NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet- openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek

* Gegevens 2018 voorlopig

Tabel 3.1.3 Populatie deelnemers ROUTE8 naar opleiding ouders, gewogen aantallen* (n 2018=22.147)

2016 2017 2018*

% % %

(13)

2016 2017 2018*

Max. mbo 2 18,2 19,9 18,6

Mbo 3-4 39,5 39,5 37,0

Hbo ad/ba 25,8 24,7 26,7

Wo ba/ma & hbo ma 16,5 15,9 17,7

NB: Cellen met minder dan 10 observaties en cellen die leiden tot groepsonthulling zijn leeggemaakt NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet- openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek

* Gegevens 2018 voorlopig

Tabel 3.1.4 Populatie deelnemers IEP naar opleiding ouders, gewogen aantallen* (n 2018=50.631)

2016 2017 2018*

% % %

Max. mbo 2 19,2 19,3 19,9

Mbo 3-4 38,5 36,5 36,4

Hbo ad/ba 25,9 25,9 26,2

Wo ba/ma & hbo ma 16,5 18,3 17,5

NB: Cellen met minder dan 10 observaties en cellen die leiden tot groepsonthulling zijn leeggemaakt NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet- openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek

* Gegevens 2018 voorlopig

Schoolniveau

In de onderstaande tabel staat weergegeven hoeveel scholen een bepaalde

eindtoets afnamen in de afgelopen drie jaren. Daar waar het gebruik van ROUTE 8, IEP, Dia en Amn toetsen vorig jaar toenam, daalde het aantal scholen dat de CET afnam opnieuw in 2018. Hiermee wordt duidelijk dat in het afgelopen jaar opnieuw veel scholen overstapten van de CET naar andere eindtoetsen. Het percentage scholen dat de CET gebruikt daalde hierdoor verder tot 55,9 procent.

Tabel 3.1.5 Aantal en percentage scholen dat een bepaalde eindtoets afneemt* (n 2018=6.653)

2016 2017 2018*

% n % n % n

Centrale eindtoets (CET) 75,6 5.067 63,8 4.231 55,9 3.72 1

ROUTE 8 7,5 505 10,3 680 14,0 932

ICE Eindevaluatie Primair Onderwijs (IEP) 16,9 1.133 24,9 1.650 27,9 1.85 4

Dia 0,3 18 1,3 86

Cesan 0,1 9

Amn 0,6 39 0,9 60

Totale n 6.705 6.627 6.653

* Gegevens 2018 voorlopig

Als we een onderscheid maken tussen de scholen naar stedelijkheidsgraad valt op

dat scholen in niet-stedelijke gebieden minder vaak voor de CET kiezen dan scholen

(14)

in stedelijke gebieden. In hogere mate kiezen scholen in niet-stedelijke gebieden voor de IEP dan in stedelijke gebieden.

Tabel 3.1.6 Toetsdeelname CET, R8 en IEP op schoolniveau naar stedelijkheid* (n 2018=6.506)

2016 2017 2018*

% n % n % n

Zeer sterk stedelijk

Centrale eindtoets (CET) 77,9 804 69,7 721 63,1 673

ROUTE 8 5,9 61 7,6 79 9,2 98

ICE Eindevaluatie Primair

Onderwijs (IEP) 16,2 167 22,7 235 27,7 295 Sterk stedelijk Centrale eindtoets (CET) 73,0 1.244 60,8 1.025 56,2 964

ROUTE 8 6,3 107 11,2 189 14,6 251

ICE Eindevaluatie Primair Onderwijs (IEP)

20,8 354 28,0 473 29,1 499

Matig stedelijk Centrale eindtoets (CET) 77,4 943 67,9 811 58,2 663

ROUTE 8 6,9 84 9,4 112 15,0 171

ICE Eindevaluatie Primair Onderwijs (IEP)

15,8 192 22,7 271 26,8 306 Weinig

stedelijk

Centrale eindtoets (CET) 74,7 1.369 63,2 1.107 55,0 949

ROUTE 8 10,0 183 12,4 217 18,1 312

ICE Eindevaluatie Primair Onderwijs (IEP)

15,3 281 24,4 427 26,9 463

Niet stedelijk Centrale eindtoets (CET) 77,2 707 63,4 567 54,6 471

ROUTE 8 7,6 70 9,3 83 11,6 100

ICE Eindevaluatie Primair

Onderwijs (IEP) 15,2 139 27,3 244 33,8 291 Totaal Centrale eindtoets (CET) 75,6 5.067 64,5 4.231 57,2 3.7

20

ROUTE 8 7,5 505 10,4 680 14,3 932

ICE Eindevaluatie Primair

Onderwijs (IEP) 16,9 1.133 25,1 1.650 28,5 1.8 54

* Gegevens 2018 voorlopig

De CET wordt relatief het minst vaak gebruikt op de kleinste scholen en het vaakst op de grootste scholen.

Tabel 3.1.7 Toetsdeelname CET, R8 en IEP op schoolniveau naar aantal leerlingen op school*

(n 2018=6.506)

2016 2017 2018*

% n % n % n

1-100 Centrale eindtoets (CET) 71,8 913 59,1 724 50,6 599

ROUTE 8 9,1 116 12,0 147 15,8 187

ICE Eindevaluatie Primair Onderwijs (IEP)

19,1 243 28,9 354 33,6 397

101-200 Centrale eindtoets (CET) 76,1 1.764 64,2 1.453 55,5 1.274

ROUTE 8 7,2 166 10,6 239 15,5 355

ICE Eindevaluatie Primair Onderwijs (IEP)

16,7 387 25,3 573 29,0 665 201-300 Centrale eindtoets (CET) 76,1 1.338 66,1 1.143 60,7 1.033

(15)

ROUTE 8 7,9 139 9,7 168 12,9 219 ICE Eindevaluatie Primair Onderwijs

(IEP)

16,0 281 24,1 417 26,5 451

301-400 Centrale eindtoets (CET) 75,1 592 67,0 535 58,6 452

ROUTE 8 7,2 57 9,8 78 14,5 112

ICE Eindevaluatie Primair Onderwijs (IEP)

17,6 139 23,3 186 26,8 207 401-

meer Centrale eindtoets (CET) 80,7 460 69,1 375 65,4 363

ROUTE 8 4,7 27 8,8 48 10,6 59

ICE Eindevaluatie Primair Onderwijs (IEP)

14,6 83 22,1 120 24,0 133

Totaal Centrale eindtoets (CET) 75,6 5.067 64,5 4.230 57,2 3.721

ROUTE 8 7,5 505 10,4 680 14,3 932

ICE Eindevaluatie Primair Onderwijs (IEP)

16,9 1.133 25,2 1.650 28,5 1.853

* Gegevens 2018 voorlopig

De toetsen waarvan op dit moment een meerjarentrend kan worden weergegeven, zijn de CET, ROUTE8 en IEP. De IEP-toets is ook sinds 2015 toegestaan, maar voor toetsjaar 2017 beschikt de inspectie niet over correcte toetsgegevens. In

onderstaande tabel wordt de gemiddelde toetsscore op schoolniveau weergegeven voor de verschillende toetsen.

Tabel 3.1.8 Gemiddelde score eindtoetsen op schoolniveau* (n 2018=5.414)

2016 2017 2018*

Gem.

score

n Gem.

score

n Gem.

score

n

Centrale eindtoets (CET) 534,5 4.400 535,2 3.706 535,3 3.185

ROUTE 8 204,2 391 205,6 515 205,3 673

ICE Eindevaluatie Primair Onderwijs (IEP)

79,9 958 81,3 1.556

* Gegevens 2018 voorlopig

Scholen die tussen 2017 en 2018 overstapten van de Centrale Eindtoets op een andere toets, behaalden in 2017 een lagere gemiddelde score (534,0) dan scholen die niet overstapten (535,3).

Tabel 3.1.9 Gemiddelde score op de Centrale eindtoets 2017, naar toetsgebruik 2018 (n=4.096)

Toets in 2018 CET-score in 2017 n

CET 535,3 3.503

Andere toets 534,0 546

Totaal 535,1 4.096

Zoals in de onderstaande tabellen te zien is, stapten vooral in de noordelijke en

zuidelijke provincies relatief veel scholen over van de CET naar een andere

eindtoets tussen 2017 en 2018. Scholen in minder stedelijke gebieden stapten

relatief vaker over naar een andere eindtoets vergeleken met meer stedelijke

gebieden.

(16)

Tabel 3.1.10 Afname CET in 2018 t.o.v. scholen die CET afnamen in 2017, naar regio (n=4.049)

Niet van CET veranderd

Van CET naar andere toets

% n % n

Regio op basis van provincie Noord 81 379 19 91

Oost 91 894 9 88

Midden 89 1.519 11 189

Zuid 80 711 20 178

Totaal 87 3.503 13 546

Tabel 3.1.11 Afname CET in 2018 t.o.v. scholen die CET afnamen in 2017, naar provincie (n=4.049)

Niet van CET

veranderd Van CET naar andere toets

% n % n

Provincie Drenthe 82 103 18 22

Flevoland 83 87 17 18

Friesland 73 134 27 49

Gelderland 92 594 8 55

Groningen 88 142 12 20

Limburg 72 167 28 66

Noord-Brabant 83 462 17 96

Noord-Holland 88 460 12 63

Overijssel 90 300 10 33

Utrecht 91 329 9 34

Zeeland 84 82 16 16

Zuid-Holland 90 643 10 74

Totaal 87 3.503 13 546

Tabel 3.1.12 Afname CET in 2018 t.o.v. scholen die CET afnamen in 2017, naar stedelijkheid (n=4.049)

Niet van CET veranderd Van CET naar andere toets

% n % n

Stedelijkheid Zeer sterk stedelijk 91 625 9 64

Sterk stedelijk 89 874 11 112

Matig stedelijk 84 658 16 126

Weinig stedelijk 84 888 16 163

Niet stedelijk 85 458 15 81

Totaal 87 3.503 13 546

Onderstaande tabel geeft de gemiddeld behaalde eindtoetsscores per toets over de

afgelopen drie jaren weer, uitgesplitst naar het opleidingsniveau van ouders. Hieruit

is af te lezen dat het verschil in gemiddelde eindtoetsscores van leerlingen met hbo

master/wo opgeleide ouders en leerlingen met max. mbo 2 opgeleide ouders is

(17)

verminderd in 2018 t.o.v. 2016. Dit afgenomen verschil is zichtbaar bij alle eindtoetsen. Deze verandering komt voornamelijk doordat leerlingen wiens ouders max. mbo 2 opgeleid zijn, hogere scores op de eindtoetsen hebben gehaald. De eindtoetsen zijn onderling echter niet vergelijkbaar.

Tabel 3.1.13 Gemiddelde van verschillende eindtoetsen, toetsjaar 2016-2018 naar opleiding ouders, ongewogen aantallen (n 2018=168.175)

2016 2017 2018*

Gemiddelde eindtoetsscore,

opgeschoond (cito, iep, r8)

Gemiddelde eindtoetsscore,

opgeschoond (cito, iep, r8)

Gemiddelde eindtoetsscore,

opgeschoond (cito, iep, r8) Cito/Cet hoogst behaalde

opleidingsniveau ouders

Opleiding

onbekend 533,34 533,94 534,03

Max. mbo 2

529,48 530,12 530,48

Mbo 3-4 533,18 533,69 533,80

Hbo ad/ba 537,17 537,68 537,54

Wo ba/ma

& hbo ma

540,42 540,87 540,57

Totaal 534,77 535,46 535,60

R8 hoogst behaalde opleidingsniveau ouders

Opleiding onbekend

202,05 203,06 201,95

Max. mbo

2 191,46 193,42 193,62

Mbo 3-4 201,79 202,50 201,60

Hbo ad/ba 211,37 213,08 211,76

Wo ba/ma

& hbo ma

218,98 220,59 220,27

Totaal 205,12 206,33 206,07

IEP hoogst behaalde opleidingsniveau ouders

Opleiding onbekend

78,38 79,49

Max. mbo 2

73,97 76,27

Mbo 3-4 77,82 79,63

Hbo ad/ba 82,89 83,83

Wo ba/ma

& hbo ma 86,76 87,18

Totaal 79,95 81,38

NB: Cellen met minder dan 10 observaties en cellen die leiden tot groepsonthulling zijn leeggemaakt NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet- openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek

* Gegevens 2018 voorlopig

Er is gekeken of veranderingen in schoolkenmerken invloed hebben op de kans dat

een school overstapt van toets. Hiervoor is gebruik gemaakt van het relatieve risico,

een maat waarmee de sterkte van het verband tussen een voorspeller en een

uitkomst wordt uitgedrukt. Voor scholen die overstappen van CET naar een andere

toets zijn de relatieve risico’s voor zowel een als twee negatieve oordelen significant

voor p<0.01. Meer specifiek: De kans dat een school na een negatief oordeel

overstapt ligt ongeveer 1,5 keer zo hoog dan de kans dat een school met een

positief oordeel overstapt. Voor scholen die twee opeenvolgende negatieve oordelen

hebben gekregen ligt de kans op overstappen zelfs bijna twee keer zo hoog.

(18)

Tabel 3.1.14 Relative risk ratios van de kans op overstappen na het ontvangen van 1, 2 en 3 opeenvolgende negatieve risico-oordelen

Risico-oordeel CET naar anders anders naar CET anders naar anders 1x een negatief risico-oordeel 1.656*** 1.207 1.151

(0.111) (0.436) (0.433)

2x een negatief risico-oordeel 2.032*** 2.066 0.299

(0.208) -1.229 (0.265)

3x een negatief risico-oordeel 1.275 1.18e-05*** 8.90e-06***

(0.461) (3.73e-06) (2.68e-06)

NB: Gebaseerd op multinomiale logistische regressies & gecontroleerd voor één lag van CITO- scores.

3.2 Vertraging en versnelling

Hieronder wordt weergegeven welk aandeel van de leerlingen het basisonderwijs onvertraagd, vertraagd of versneld verliet, gebaseerd op de leeftijd van leerlingen aan het begin (peildatum 1 oktober) van groep 8. Van leerlingen die de basisschol nominaal doorlopen, verwachten we dat ze op peildatum 1 oktober van groep 8 elf jaar zijn. Leerlingen die op dit peilmoment jonger zijn dan elf jaar, beschouwen we als versnelde leerlingen zijn. Leerlingen die op dit peilmoment ouder zijn dan elf jaar, tellen als vertraagde leerlingen. Leerlingen verlaten het primair onderwijs steeds vaker versneld, terwijl het percentage vertraagde leerlingen in de afgelopen zes jaren is afgenomen.

Tabel 3.2.1 Aantal en percentage vertraagde/versnelde leerlingen leerjaar 8* (n 2018=172.798)

2013 2014 2015 2016 2017 2018*

% % % % % %

Onvertraagd 75,8 76,1 75,7 75,5 74,9 75,0

Vertraagd 16,4 15,1 14,5 13,8 13,4 13,1

Versneld 7,9 8,8 9,8 10,7 11,7 11,9

Totale n 189.856 188.087 183.398 178.545 174.489 172.798

* Gegevens 2018 voorlopig

Er is een aantal leerlingkenmerken die samenhangen met vertraging en versnelling.

Hieronder worden de verschillen weergegeven tussen leerlingen met max. mbo 2- of hbo/wo-opgeleide ouders. Van de leerlingen met max. mbo 2-opgeleide ouders, versnelt slechts een klein gedeelte. Dit aandeel ligt veel hoger bij leerlingen van wie de ouders hoger opgeleid zijn. Het omgekeerde patroon is zichtbaar wat betreft vertraging.

Tabel 3.2.2 Percentage vertraagde/versnelde leerlingen leerjaar 8, naar relatieve leeftijd, (n 2017=60.291)

2014 2015 2016 2017*

% % % %

Hoogst behaalde Max. Onvertraagd 68,8 69,2 69,1 69,4

(19)

2014 2015 2016 2017*

% % % %

opleidingsniveau ouders

mbo 2 Vertraagd 25,9 25,1 24,5 23,4

Versneld 5,3 5,8 6,4 7,2

Wo ba/ma

& hbo ma

Onvertraagd 78,6 78,1 77,3 76,6

Vertraagd 7,3 7,0 6,7 6,5

Versneld 14,1 14,9 16,0 16,9

NB: Cellen met minder dan 10 observaties en cellen die leiden tot groepsonthulling zijn leeggemaakt NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet- openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek

* Gegevens 2017 voorlopig

3.3 Advisering

Sinds een paar jaar is het schooladvies leidend voor plaatsing in het voortgezet onderwijs. In eerste instantie krijgen leerlingen een advies gebaseerd op de inschatting van school, waarna de eindtoets ook nog een indicatie geeft van het niveau dat leerlingen in het voortgezet onderwijs aan kunnen. Als dit toetsadvies hoger is dan het initiële advies, komt een leerling in aanmerking voor

heroverweging. Vanwege de verandering in het proces van advisering en dat bijstelling steeds vaker voorkomt, moet voorzichtig worden omgegaan met een eventuele trend. Onderstaande tabel geeft voor elk jaar de daadwerkelijke situatie weer: de adviezen waarmee de leerlingen uiteindelijk uitgestroomd zijn naar het voortgezet onderwijs. Uit onderstaande tabel valt daarnaast af te leiden dat het percentage meervoudige adviezen opnieuw toeneemt (van 19,6 procent in 2016 naar 26,1 procent in 2018). De numerieke gemiddelde advieshoogte in 2018 was 7,0, wat gelijk is aan de advieshoogte in 2017.

Tabel 3.3.1 Afgegeven definitieve adviezen (n 2018=172.920)

2016 2017 2018

% n % n % n

VSO 0,1 180 0,1 194 0,1 171

Pro 0,8 1.485 0,8 1.429 0,9 1.544

Vmbo-b 6,8 12.448 6,1 10.764 5,9 10.192

Vmbo-b/k 2,8 5.137 3,4 6.037 3,5 6.094

Vmbo-k 10,6 19.305 9,2 16.371 9,2 15.938

Vmbo-k/gt 2,5 4.464 3,3 5.912 3,6 6.214

Vmbo-gt 20,8 37.893 18,4 32.555 17,8 30.839

Vmbo-gt/havo 6,7 12.126 8,5 15.044 8,8 15.297

Havo 20,6 37.424 18,8 33.359 18,7 32.409

Havo/vwo 7,6 13.864 9,8 17.432 10,1 17.483

Vwo 20,6 37.503 21,4 37.971 21,2 36.739

Totaal 100,0 181.829 100,0 177.068 100,0 172.920

Tabel 3.3.2 Gemiddeld numeriek definitief schooladvies 2013-2018 (n 2018=172.920)

Toetsjaar Gemiddeld advies

2013 6,87

(20)

Toetsjaar Gemiddeld advies

2014 6,83

2015 6,80

2016 6,89

2017 7,00

2018 7,00

In de volgende tabel worden de initiële adviezen weergegeven.

Tabel 3.3.3 Afgegeven initiële adviezen (n 2018=172.920)

2016 2017 2018

% n % n % n

VSO 0,1 183 0,1 198 0,1 175

Pro 0,9 1.548 0,8 1.505 0,9 1.632

Vmbo-b 7,3 13.323 6,5 11.562 6,3 10.972

Vmbo-b/k 2,9 5.299 3,5 6.280 3,7 6.327

Vmbo-k 11,5 20.967 10,1 17.831 9,9 17.196

Vmbo-k/gt 2,5 4.525 3,6 6.304 3,8 6.620

Vmbo-gt 21,2 38.592 18,8 33.222 18,4 31.803

Vmbo-gt/havo 6,5 11.748 8,5 15.038 8,8 15.142

Havo 20,3 36.887 18,4 32.509 18,2 31.441

Havo/vwo 7,1 12.999 9,4 16.613 9,6 16.640

Vwo 19,7 35.758 20,3 36.006 20,2 34.972

Totaal 100,0 181.829 100,0 177.068 100,0 172.920

Het advies dat leerlingen krijgen hangt in sterke mate samen met het

opleidingsniveau van de ouders. In onderstaande tabel zijn leerlingen waarvan de ouders maximaal een mbo 2-diploma hebben behaald vergeleken met leerlingen waarvan de ouders een hbo-master of wo-opleiding hebben afgerond.

Tabel 3.3.4 Definitieve schooladviezen, uitgesplitst naar opleidingsniveau ouders (max. mbo 2 en hbo-master of wo-opleiding) in 2018* (n 2018=60.513)

Max. mbo 2 Wo ba/ma & hbo ma

% %

Voortgezet speciaal onderwijs 0,2 0,1

Praktijkonderwijs 3,2 0,1

Basisberoepsgerichte leerweg vmbo 14,1 0,9

Basisberoepsgerichte leerweg vmbo –

kaderberoepsgerichte leerweg vmbo 7,0 0,8

Kaderberoepsgerichte leerweg vmbo 15,1 2,5

Kaderberoepsgerichte leerweg vmbo – gemengde/theoretische leerweg vmbo

5,1 1,2

Gemengde/theoretische leerweg vmbo 20,5 9,2

Gemengde/theoretische leerweg vmbo – havo

8,6 6,6

Havo 12,9 19,5

Havo/vwo 6,0 14,3

(21)

Max. mbo 2 Wo ba/ma & hbo ma

% %

Vwo 7,3 44,8

Totale n 28.029 32.484

NB: Cellen met minder dan 10 observaties en cellen die leiden tot groepsonthulling zijn leeggemaakt NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet- openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

* Gegevens 2018 voorlopig

Kinderen van hoger opgeleide ouders krijgen hogere schooladviezen dan leerlingen met lager opgeleide ouders, ook als gecorrigeerd wordt voor persoonskenmerken, waaronder de eindtoetsscore op de CET. Het verschil liep van 2009 tot en met 2014 op. Het lijkt erop dat dit verschil zich nu stabiliseert.

Tabel 3.3.5 Effect opleidingsniveau ouders* op de advieshoogte** in de periode 2009/2010- 2013/2014***

2009 2010 2011 2012 2013 Max. bo -0,104 -0,114 -0,124 -0,108 -0,109 Max. mbo1 -0,094 -0,104 -0,105 -0,106 -0,097 Max. mbo2 -0,086 -0,096 -0,108 -0,112 -0,109 Max. mbo3 -0,041 -0,045 -0,040 -0,031 -0,040 Max. ho ba 0,063 0,075 0,079 0,090 0,096 Max. ho ma 0,130 0,140 0,150 0,166 0,183 Max. phd 0,165 0,162 0,176 0,199 0,210 Onbekend -0,022 -0,021 -0,026 -0,019 -0,025

Tabel 3.3.6 Effect opleidingsniveau ouders* op de advieshoogte** in de periode 2014/2015- 2017/2018***

2014 2015 2016 2017 Max. bo -0,143 -0,124 -0,139 -0,156 Max. mbo1 -0,133 -0,133 -0,126 -0,121 Max. mbo2 -0,135 -0,138 -0,147 -0,150 Max. mbo3 -0,047 -0,046 -0,064 -0,046 Max. ho ba 0,125 0,127 0,127 0,131 Max. ho ma 0,244 0,256 0,253 0,258

Max. phd 0,279 0,288 0,282 0,286

Onbekend -0,028 -0,025 -0,045 -0,057

* ten opzichte van leerlingen met ouders met een mbo 4 diploma (0-lijn)

** gecorrigeerd voor geslacht, etniciteit, leeftijd, hoogste opleiding ouders, eindtoetsscore

***y-as: 1 punt=1 schoolsoort verschil

Bron: Resultaten eigen berekeningen IvhO op basis van niet-openbare microdata CBS, Inspectie van het Onderwijs, 2019

Zoals al eerder vermeld, kan het zo zijn dat leerlingen op basis van hun eindtoets in aanmerking komen voor heroverweging. Onderstaande tabel laat zien welk

percentage van de leerlingen een lager of hoger advies heeft gekregen dan zou worden verwacht op basis van de toets (resp. onder- en overadvisering). Dit is uitgesplitst naar het toetsniveau dat leerlingen behaald hebben.

Tabel 3.3.7 Onder- en overadvisering, uitgesplitst naar verwacht advies o.b.v. toets (n 2018=160.306)

(22)

2016 2017 2018

% n % n % n

Vmbo-b Gelijk 56,8 5.790 53,9 4.369 45,9 2.273

Overadvisering, half niveau 12,5 1.269 16,2 1.315 18,0 893 Overadvisering, min. heel

niveau 30,7 3.128 29,9 2.423 36,1 1.790

Vmbo-b/k Onderadvisering, half niveau 25,0 4.743 18,4 2.455 20,6 2.772

Gelijk 10,4 1.973 13,3 1.778 15,1 2.035

Overadvisering, half niveau 34,1 6.482 32,4 4.324 34,2 4.607 Overadvisering, min. heel

niveau

30,5 5.801 35,9 4.790 30,2 4.072 Vmbo-k Onderadvisering, min. heel

niveau

7,7 1.016 7,3 620 8,5 983 Onderadvisering, half niveau 5,7 745 7,0 587 8,6 996

Gelijk 29,4 3.867 27,1 2.290 30,1 3.500

Overadvisering, half niveau 6,2 811 9,6 814 10,0 1.166 Overadvisering, min. heel

niveau

51,1 6.726 48,9 4.126 42,8 4.967 Vmbo-

k/gt

Onderadvisering, min. heel niveau

20,7 627 10,2 151 10,8 396 Onderadvisering, half niveau 32,3 975 24,7 365 24,0 881

Gelijk 6,6 198 8,7 128 10,4 380

Overadvisering, half niveau 31,2 944 37,1 548 37,1 1.358 Overadvisering, min. heel

niveau

9,2 278 19,2 284 17,7 650 Vmbo-gt Onderadvisering, min. heel

niveau

23,5 5.489 23,4 3.587 22,4 4.451 Onderadvisering, half niveau 5,2 1.222 8,1 1.246 8,8 1.755

Gelijk 44,2 10.351 40,9 6.265 40,4 8.044

Overadvisering, half niveau 9,9 2.328 13,0 1.993 13,4 2.659 Overadvisering, min. heel

niveau

17,1 4.007 14,6 2.242 15,0 2.994 Vmbo-

gt/havo

Onderadvisering , min. heel niveau

13,2 3.075 13,3 2.454 12,9 2.866 Onderadvisering, half niveau 37,9 8.820 34,1 6.274 34,7 7.722

Gelijk 13,5 3.134 18,1 3.335 18,2 4.038

Overadvisering, half niveau 28,1 6.528 25,8 4.735 24,9 5.535 Overadvisering, min. heel

niveau

7,3 1.688 8,6 1.587 9,3 2.076 Havo Onderadvisering, min. heel

niveau

26,9 6.502 25,6 3.551 23,9 5.639 Onderadvisering, half niveau 11,5 2.789 16,0 2.210 16,0 3.789

Gelijk 39,7 9.615 37,5 5.190 36,6 8.657

Overadvisering, half niveau 10,5 2.550 13,0 1.803 13,5 3.196 Overadvisering, min. heel

niveau 11,4 2.752 7,9 1.098 9,9 2.350

Havo/vwo Onderadvisering, min. heel niveau

16,1 4.581 17,1 4.121 16,2 4.535 Onderadvisering, half niveau 39,8 11.301 36,2 8.749 32,8 9.186

Gelijk 17,0 4.834 22,1 5.328 22,1 6.175

Overadvisering, half niveau 27,1 7.709 24,7 5.965 28,9 8.089 Vwo Onderadvisering, min. heel

niveau 17,0 5.763 13,9 3.845 15,3 5.034

Onderadvisering, half niveau 11,6 3.937 14,5 3.994 15,0 4.926

Gelijk 71,4 24.249 71,6 19.769 69,7 22.871

Totaal Onderadvisering, min. heel niveau

15,1 27.053 14,0 18.329 14,9 23.904

(23)

2016 2017 2018

% n % n % n

Onderadvisering, half niveau 19,3 34.532 19,8 25.880 20,0 32.027

Gelijk 35,8 64.011 37,1 48.452 36,2 57.973

Overadvisering, half niveau 16,0 28.621 16,4 21.497 17,2 27.503 Overadvisering, min. heel

niveau

13,7 24.380 12,7 16.550 11,8 18.899

Bijna 60 procent van de leerlingen die het toetsadvies vmbo-b, vmbo-b/k of vmbo-k krijgt, heeft een hoger initieel schooladvies gekregen. In veel gevallen is er sprake van overadvisering met minstens een heel niveau. Echter valt op dat het

voornamelijk leerlingen met hbo master/wo opgeleide ouders zijn die

overgeadviseerd worden. Van deze groep heeft 76 procent een hoger advies dan de toetsuitslag. Leerlingen met max. mbo 2-opgeleide ouders worden mindere vaak overgeadviseerd, nl. bij 48 procent van deze leerlingen.

Tabel 3.3.8 In aanmerking voor herziening naar opleiding ouders bij toetsadviezen vmbo-b, vmbo-b/k en vmbo-k, ongewogen aantallen, in 2018 (n=30.211)

Onder- advisering,

min. heel niveau

Onder- advisering, half niveau

Gelijk Over- advisering, half niveau

Over- advisering,

min. heel niveau

% % % % %

vmbo-b Opleiding onbekend

46,5 18,7 34,8

Max. mbo 2 54,5 17,6 27,8

Mbo 3-4 45,0 18,4 36,6

Hbo ad/ba 32,2 17,2 50,5

Wo ba/ma &

hbo ma 27,2 18,3 54,5

Totaal 45,8 18,1 36,1

vmbo-

b/k Opleiding

onbekend 20,4 16,9 35,9 26,8

Max. mbo 2 28,3 16,8 32,6 22,3

Mbo 3-4 19,7 15,3 36,7 28,2

Hbo ad/ba 12,8 11,4 33,0 42,7

Wo ba/ma &

hbo ma

12,1 10,3 26,7 50,9

Totaal 20,6 15,1 34,2 30,2

vmbo-k Opleiding onbekend

8,7 9,8 32,4 11,6 37,6

Max. mbo 2 13,2 12,1 34,5 8,5 31,6

Mbo 3-4 8,7 8,5 32,0 10,2 40,6

Hbo ad/ba 5,1 5,3 24,3 11,5 53,8

Wo ba/ma &

hbo ma

2,3 3,5 18,9 6,9 68,3

Totaal 8,5 8,5 30,1 10,0 42,8

Totaal Opleiding onbekend

3,3 12,8 27,8 23,7 32,3

Max. mbo 2 4,5 17,3 30,1 21,5 26,5

Mbo 3-4 3,3 12,1 26,7 23,5 34,3

Hbo ad/ba 2,2 7,8 19,8 21,5 48,6

Wo ba/ma &

hbo ma

1,1 6,8 16,1 16,4 59,6

Totaal 3,3 12,5 25,9 22,2 36,0

(24)

NB: Cellen met minder dan 10 observaties en cellen die leiden tot groepsonthulling zijn leeggemaakt NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet- openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek

* Gegevens 2018 voorlopig

Het percentage leerlingen dat in overweging komt voor heroverweging hangt samen met bepaalde leerling- en schoolkenmerken. Op rooms-katholieke of protestants- christelijke scholen komt onderadvisering relatief iets vaker voor dan op openbare en overig bijzondere scholen. Op openbare en overig bijzondere scholen worden relatief meer leerlingen overgeadviseerd.

Tabel 3.3.9 In aanmerking voor herziening naar denominatie school in 2018 (n=160.306) Denom

inatie

Onder- advisering,

min. heel niveau

Onder- advisering, half niveau

Gelijk Over-

advisering, half niveau

Over- advisering,

min. heel niveau

% n % n % n % n % n

Openb aar

14,1 6.850 19,2 9.313 36,0 17.489 18,0 8.726 12,7 6.146 Rooms

- katholi ek

15,6 8.400 21,2 11.40 5

36,1 19.425 16,4 8.846 10,7 5.755

Protest ants- christel ijk

16,3 7.201 20,6 9.077 35,9 15.859 16,3 7.214 10,9 4.800

Overig bijzond er

10,5 1.453 16,2 2.232 37,7 5.200 19,7 2.717 15,9 2.198

Op scholen in minder - of niet-stedelijke gebieden komen leerlingen vaker in aanmerking voor een herziening van het advies dan op scholen in de stedelijke gebieden.

Tabel 3.3.10 In aanmerking voor herziening naar stedelijkheid school in 2018 (n=160.306) Stedelijkheid Onder-

advisering, min. heel

niveau

Onder- advisering, half niveau

Gelijk Over- advisering, half niveau

Over- advisering,

min. heel niveau

% n % n % n % n % n

Zeer sterk stedelijk

11,8 3.972 17,8 5.983 37,2 12.499 19,4 6.520 13,8 4.626 Sterk stedelijk 13,6 6.740 19,5 9.693 36,5 18.175 17,8 8.875 12,6 6.256 Matig stedelijk 14,3 3.938 20,1 5.553 37,0 10.220 17,0 4.696 11,5 3.180 Weinig stedelijk 17,7 6.466 21,6 7.877 34,9 12.724 15,4 5.618 10,3 3.755 Niet stedelijk 21,5 2.783 22,6 2.916 33,7 4.351 13,9 1.794 8,4 1.082

Hieronder wordt weergegeven welk percentage van de leerlingen die in aanmerking

komen voor herziening, een bijgesteld advies krijgt.

(25)

Tabel 3.3.11 Percentage leerlingen met een bijgesteld advies, ten opzichte van alle leerlingen die hiervoor in aanmerking kwamen (n 2018=55.931)

2016 2017 2018

% % %

Heroverweging i.v.m.

minstens een heel niveau verschil

31,2 35,1 34,8

Heroverweging i.v.m. half niveau verschil

10,8 14,1 15,1

Totaal 19,7 22,8 23,5

Totale n 61.585 44.209 55.931

Onderstaande tabel geeft weer welk aandeel van de leerlingen wel of geen bijstelling kreeg als het hiervoor in aanmerking kwam, uitgesplitst naar het opleidingsniveau van de ouders. Eerst worden deze gegevens voor alle leerlingen getoond en eronder enkel voor leerlingen zonder migratieachtergrond.

In tabel 3.3.10 wordt duidelijk dat voornamelijk kinderen van ouders die of max.

mbo 2-opgeleid of hbo master/wo-opgeleid zijn een bijgesteld advies krijgen t.o.v.

alle leerlingen die hiervoor in aanmerking komen.

Tabel 3.3.12 Bijstelling van leerlingen naar opleiding ouders, ongewogen aantallen t.o.v.

leerlingen die in aanmerking komen voor heroverweging* (n 2018=56.186)

2016 2017 2018*

Niet

herzien Wel

herzien Niet

herzien Wel

herzien Niet

herzien Wel herzien

% % % % % %

Heroverweging i.v.m. minstens een heel niveau verschil

Opleiding onbekend

71,9 28,1 70,7 29,3 70,8 29,2

Max. mbo 2

66,8 33,2 62,4 37,6 61,2 38,8

Mbo 3-4 69,5 30,5 65,3 34,7 64,9 35,1

Hbo ad/ba 68,7 31,3 63,5 36,5 66,8 33,2 Wo ba/ma

& hbo ma

64,1 35,9 58,7 41,3 59,4 40,6

Totaal 68,8 31,2 64,9 35,1 65,3 34,7

Heroverweging i.v.m. half niveau verschil

Opleiding onbekend

91,8 8,2 88,7 11,3 87,8 12,2

Max. mbo 2

88,7 11,3 85,3 14,7 83,5 16,5

Mbo 3-4 89,5 10,5 87,0 13,0 85,5 14,5

Hbo ad/ba 89,3 10,7 85,8 14,2 85,5 14,5 Wo ba/ma

& hbo ma

85,1 14,9 81,4 18,6 80,7 19,3

Totaal 89,2 10,8 85,9 14,1 84,9 15,1

Totaal Opleiding onbekend

82,7 17,3 80,7 19,3 80,1 19,9

Max. mbo

2 78,1 21,9 74,5 25,5 72,9 27,1

Mbo 3-4 80,3 19,7 77,4 22,6 76,1 23,9

Hbo ad/ba 81,0 19,0 77,4 22,6 78,2 21,8

(26)

2016 2017 2018*

Niet herzien

Wel herzien

Niet herzien

Wel herzien

Niet herzien

Wel herzien

% % % % % %

Wo ba/ma

& hbo ma 77,8 22,2 74,4 25,6 74,0 26,0

Totaal 80,3 19,7 77,2 22,8 76,5 23,5

NB: Cellen met minder dan 10 observaties en cellen die leiden tot groepsonthulling zijn leeggemaakt NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet- openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek

* Gegevens 2018 voorlopig

Als we deze uitsplitsing binnen de groep leerlingen zonder migratieachtergrond maken zien we echter dat kinderen van max. mbo 2 opgeleide ouders relatief het minst vaak een bijgesteld advies krijgen. Het verschil tussen leerlingen met hbo master/wo opgeleide ouders en leerlingen met max. mbo 2 opgeleide ouders is groter wanneer er sprake is van een heroverweging i.v.m. minstens een heel niveau verschil dan wanneer er sprake is van een heroverweging i.v.m. een half niveau verschil.

Tabel 3.3.13 Bijstelling van leerlingen zonder migratieachtergrond naar opleiding ouders, ongewogen aantallen t.o.v. leerlingen die in aanmerking komen voor heroverweging* (n 2018=42.360)

2016 2017 2018*

Niet herzien

Wel herzien

Niet herzien

Wel herzien

Niet herzien

Wel herzien

% % % % % %

Heroverweging i.v.m. minstens een heel niveau verschil

Opleiding

onbekend 74,2 25,8 73,0 27,0 74,1 25,9 Max. mbo

2 74,6 25,4 70,7 29,3 72,6 27,4

Mbo 3-4 72,5 27,5 68,7 31,3 69,5 30,5

Hbo ad/ba 70,8 29,2 64,7 35,3 69,0 31,0 Wo ba/ma

& hbo ma 66,4 33,6 61,1 38,9 62,1 37,9

Totaal 72,3 27,7 68,4 31,6 70,2 29,8

Heroverweging i.v.m. half niveau verschil

Opleiding onbekend

92,5 7,5 90,8 9,2 90,0 10,0

Max. mbo 2

92,9 7,1 89,7 10,3 90,0 10,0

Mbo 3-4 91,3 8,7 89,1 10,9 88,2 11,8

Hbo ad/ba 90,5 9,5 86,8 13,2 86,8 13,2 Wo ba/ma

& hbo ma

86,3 13,7 82,8 17,2 82,3 17,7

Totaal 90,9 9,1 87,9 12,1 87,5 12,5

Totaal Opleiding

onbekend

84,1 15,9 82,8 17,2 82,8 17,2 Max. mbo

2

83,8 16,2 80,6 19,4 81,5 18,5

Mbo 3-4 82,6 17,4 80,1 19,9 79,7 20,3

Hbo ad/ba 82,6 17,4 78,6 21,4 79,9 20,1

(27)

2016 2017 2018*

Niet herzien

Wel herzien

Niet herzien

Wel herzien

Niet herzien

Wel herzien

% % % % % %

Wo ba/ma

& hbo ma 79,5 20,5 76,3 23,7 76,0 24,0

Totaal 82,8 17,2 79,9 20,1 80,2 19,8

NB: Cellen met minder dan 10 observaties en cellen die leiden tot groepsonthulling zijn leeggemaakt NB: Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet- openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek

* Gegevens 2018 voorlopig

In totaal kreeg 8 procent van alle leerlingen in leerjaar 8 een bijgesteld schooladvies.

Tabel 3.3.14 Bijstelling van het schooladvies (n 2018=173.481) 2016 2017 2018

% % %

Bijstelling 6,9 7,9 8,0

Geen bijstelling 93,1 92,1 92,0

Totale n 182.222 177.665 173.481

(28)

4 Schoolloopbaan cohorten leerlingen

In de onderstaande grafieken wordt weergegeven welk aandeel van de leerlingen in een cohort nominaal of versneld de schoolloopbaan in het reguliere bao doorloopt en welk aandeel van de leerlingen blijft zitten of een verwijzing naar het speciaal basisonderwijs (sbo) krijgt. Een cohort bestaat uit alle leerlingen die in een bepaald jaar voor het eerst staan ingeschreven in leerjaar 3 in het regulier basisonderwijs.

Leerlingen in leerjaren 1 en 2 worden dus buiten beschouwing gelaten. Er worden drie complete cohorten (2010 t/m 2012) en een gedeeltelijk cohort (2013) weergegeven.

Na vijf jaar kan worden afgelezen in de tabellen welk aandeel van een cohort nominaal of versneld het basisonderwijs verlaat, welk aandeel naar het sbo wordt verwezen en welk aandeel blijft zitten.

4.1 Totale schoolloopbaan

Bij de cohorten zien we dat de grootste percentuele daling nominale leerlingen in het eerste jaar na leerjaar 3 plaatsvindt. Ongeveer 6-7 procent van de leerlingen uit het cohort staat één jaar na het startjaar niet ingeschreven in leerjaar 4 van het reguliere bao. Een deel van de leerlingen blijft zitten en herhaalt leerjaar 3 en een ander deel (gemiddeld 0,6 procent over alle cohorten) van deze leerlingen wordt naar het sbo verwezen.

Vanaf leerjaar 5 neemt de daling van de nominale groep leerlingen geleidelijk af.

Deze daling komt voornamelijk doordat er vanaf leerjaar 5 minder leerlingen blijven zitten dan in het voorgaande leerjaar. Bij verwijzing naar het sbo zien we niet dezelfde daling; het aandeel leerlingen dat naar het sbo wordt verwezen stijgt nog geleidelijk verder door tot na het vijfde leerjaar.

Van cohort 2012 rondde 82,6 procent van de leerlingen in schooljaar 2017/2018 nominaal of versneld de schoolloopbaan in het bao af. Dit aandeel is hoger dan in eerdere cohorten. Dit komt doordat minder leerlingen bleven zitten. Er werden niet minder leerlingen doorverwezen naar het sbo.

Tabel 4.1.1 Aandeel leerlingen met een nominale schoolloopbaan bao (n cohort 2013=

176.097)

Leerjaar

3 Leerjaar 4 Leerjaar 5 Leerjaar 6 Leerjaar 7 Leerjaar 8

Cohort 2010 100,0% 92,8% 88,3% 85,8% 83,4% 81,5%

Cohort 2011 100,0% 93,6% 89,2% 85,9% 83,9% 82,3%

Cohort 2012 100,0% 94,1% 88,6% 85,8% 84,1% 82,6%

Cohort 2013 100,0% 92,7% 87,8% 85,3% 83,7%

Tabel 4.1.2 Aandeel zittenblijvers in het bao (n cohort 2013=176.097)

Leerjaar 3 Leerjaar 4 Leerjaar 5 Leerjaar 6 Leerjaar 7 Leerjaar 8

Cohort 2010 0,0% 5,9% 9,3% 10,9% 12,5% 13,7%

(29)

Leerjaar 3 Leerjaar 4 Leerjaar 5 Leerjaar 6 Leerjaar 7 Leerjaar 8

Cohort 2011 0,0% 5,0% 8,1% 10,2% 11,4% 12,1%

Cohort 2012 0,0% 4,6% 8,8% 10,6% 11,3% 11,8%

Cohort 2013 0,0% 6,0% 9,6% 10,9% 11,4%

Tabel 4.1.3 Aandeel verwijzingen naar sbo in het bao (n cohort 2013=176.097)

Leerjaar 3 Leerjaar 4 Leerjaar 5 Leerjaar 6 Leerjaar 7 Leerjaar 8

Cohort 2010 0,0% 0,6% 1,1% 1,6% 1,8% 1,9%

Cohort 2011 0,0% 0,6% 1,3% 2,0% 2,4% 2,6%

Cohort 2012 0,0% 0,6% 1,3% 1,9% 2,3% 2,6%

Cohort 2013 0,0% 0,6% 1,2% 1,9% 2,4%

Totale schoolloopbaan naar schoolgrootte

Er treden verschillen op in de schoolloopbanen van leerlingen als er een onderscheid naar schoolgrootte wordt gemaakt. Leerlingen op grote scholen doorlopen relatief vaker nominaal het reguliere bao en blijven dus minder vaak zitten of worden minder vaak doorverwezen naar het sbo dan leerlingen op kleinere scholen. Het aandeel nominale schoolloopbanen is het hoogste en de aandelen zittenblijven en sbo-verwijzingen zijn het laagste voor scholen met 301-400 of meer dan 401 leerlingen. Het aandeel nominale schoolloopbanen is het laagste en het aandeel zittenblijven het hoogste op kleine scholen (1-100 leerlingen). De nominale schoolloopbanen, zittenblijven en sbo-verwijzingen worden apart in de onderstaande grafieken weergegeven.

Tabel 4.1.4 Schoolloopbaan nominaal cohort 2012, naar schoolgrootte (n=177.997)

Leerjaar 3 Leerjaar 4 Leerjaar 5 Leerjaar 6 Leerjaar 7 Leerjaar 8

1-100 100,0% 93,0% 85,6% 82,3% 80,3% 78,7%

101-200 100,0% 93,2% 87,1% 84,0% 82,3% 80,8%

201-300 100,0% 94,1% 88,8% 86,1% 84,4% 83,0%

301-400 100,0% 94,3% 89,7% 86,9% 85,3% 83,8%

401-meer 100,0% 95,0% 89,8% 86,9% 85,2% 83,6%

Tabel 4.1.5 Schoolloopbaan zittenblijven cohort 2012, naar schoolgrootte (n=177.997) Leerjaar 3 Leerjaar 4 Leerjaar 5 Leerjaar 6 Leerjaar 7 Leerjaar 8

1-100 0,0% 5,5% 11,3% 13,5% 14,7% 15,4%

101-200 0,0% 5,3% 10,0% 11,9% 12,6% 13,1%

201-300 0,0% 4,6% 8,6% 10,2% 10,8% 11,3%

301-400 0,0% 4,4% 7,9% 9,8% 10,4% 11,0%

401-meer 0,0% 3,8% 7,9% 9,7% 10,4% 10,9%

Tabel 4.1.6 Schoolloopbaan sbo cohort 2012, naar schoolgrootte (n=177.997)

Leerjaar 3 Leerjaar 4 Leerjaar 5 Leerjaar 6 Leerjaar 7 Leerjaar 8

1-100 0,0% 0,6% 1,6% 2,2% 2,6% 2,9%

(30)

Leerjaar 3 Leerjaar 4 Leerjaar 5 Leerjaar 6 Leerjaar 7 Leerjaar 8

101-200 0,0% 0,7% 1,5% 2,2% 2,7% 3,0%

201-300 0,0% 0,6% 1,3% 1,9% 2,4% 2,7%

301-400 0,0% 0,6% 1,2% 1,7% 2,2% 2,4%

401-meer 0,0% 0,5% 1,1% 1,6% 2,0% 2,2%

4.2 Schoolloopbaan naar geslacht

Iets meer meisjes dan jongens rondden nominaal of versneld hun schoolloopbaan in het reguliere bao af. Van het cohort 2012 rondden 81,3 procent van de jongens en 83,8 procent van de meisjes nominaal het basisonderwijs af.

Tabel 4.2.1 Aandeel jongens met een nominale schoolloopbaan bao (n cohort 2013=88.762) Leerjaar 3 Leerjaar 4 Leerjaar 5 Leerjaar 6 Leerjaar 7 Leerjaar 8

Cohort 2010 100,0% 92,2% 87,5% 84,9% 82,2% 80,2%

Cohort 2011 100,0% 93,0% 88,3% 84,9% 82,8% 81,1%

Cohort 2012 100,0% 93,6% 87,9% 84,9% 83,1% 81,3%

Cohort 2013 100,0% 92,1% 87,1% 84,5% 82,6%

Tabel 4.2.2 Aandeel meisjes met een nominale schoolloopbaan bao (n cohort 2013= 87.335) Leerjaar 3 Leerjaar 4 Leerjaar 5 Leerjaar 6 Leerjaar 7 Leerjaar 8

Cohort 2010 100,0% 93,5% 89,1% 86,8% 84,6% 82,8%

Cohort 2011 100,0% 94,3% 90,1% 86,9% 85,0% 83,6%

Cohort 2012 100,0% 94,6% 89,4% 86,6% 85,1% 83,8%

Cohort 2013 100,0% 93,2% 88,6% 86,2% 84,7%

Als we de verschillen gedurende de schoolloopbaan bekijken valt op dat jongens vaker in de onderbouw bleven zitten dan meisjes. In de bovenbouw blijft een groter aandeel van de meisjes zitten, waardoor de verschillen in zittenblijven aan het einde van de schoolloopbaan minimaal zijn.

Tabel 4.2.3 Aandeel jongens dat blijft zitten (n cohort 2013=88.762)

Leerjaar 3 Leerjaar 4 Leerjaar 5 Leerjaar 6 Leerjaar 7 Leerjaar 8

Cohort 2010 0,0% 6,2% 9,5% 11,0% 12,6% 13,8%

Cohort 2011 0,0% 5,4% 8,4% 10,3% 11,4% 12,1%

Cohort 2012 0,0% 4,9% 8,9% 10,5% 11,2% 11,7%

Cohort 2013 0,0% 6,2% 9,7% 10,8% 11,2%

Tabel 4.2.4 Aandeel meisjes dat blijft zitten (n cohort 2013= 87.335)

Leerjaar 3 Leerjaar 4 Leerjaar 5 Leerjaar 6 Leerjaar 7 Leerjaar 8

Cohort 2010 0,0% 5,6% 9,1% 10,8% 12,4% 13,6%

Cohort 2011 0,0% 4,6% 7,8% 10,1% 11,4% 12,1%

Cohort 2012 0,0% 4,3% 8,6% 10,6% 11,4% 11,9%

Cohort 2013 0,0% 5,7% 9,4% 10,9% 11,5%

(31)

Over de gehele periode heen zien we dat jongens vaker en eerder in de schoolloopbaan een sbo-verwijzing krijgen dan meisjes.

Tabel 4.2.5 Aandeel jongens met een sbo-verwijzing (n cohort 2013=88.762)

Leerjaar 3 Leerjaar 4 Leerjaar 5 Leerjaar 6 Leerjaar 7 Leerjaar 8

Cohort 2010 0,0% 0,8% 1,5% 2,0% 2,4% 2,5%

Cohort 2011 0,0% 0,8% 1,7% 2,6% 3,1% 3,4%

Cohort 2012 0,0% 0,8% 1,7% 2,4% 3,0% 3,3%

Cohort 2013 0,0% 0,8% 1,6% 2,5% 3,2%

Tabel 4.2.6 Aandeel meisjes met een sbo verwijzing (n cohort 2013= 87.335)

Leerjaar 3 Leerjaar 4 Leerjaar 5 Leerjaar 6 Leerjaar 7 Leerjaar 8

Cohort 2010 0,0% 0,4% 0,8% 1,1% 1,3% 1,3%

Cohort 2011 0,0% 0,4% 0,9% 1,5% 1,8% 1,9%

Cohort 2012 0,0% 0,4% 1,0% 1,3% 1,7% 1,9%

Cohort 2013 0,0% 0,4% 0,8% 1,3% 1,7%

Totale schoolloopbaan naar etniciteit

Er treden ook verschillen in schoolloopbaan op als we de cohorten uitsplitsen naar etniciteit. Leerlingen zonder migratieachtergrond ronden in meerdere mate hun schoolloopbaan nominaal af dan leerlingen met een migratieachtergrond.

We zien dat eerste generatie niet-westerse leerlingen in veel mindere mate

nominaal hun bao schoolloopbaan doorlopen dan andere leerlingen. Een groot deel van deze verschillen treedt op in de onderbouw.

Wel is te zien leerlingen van cohort 2012 in 2017/2018 in meerdere mate nominaal het bao afrondden dan eerdere cohorten. Op basis van het percentage nominale leerlingen in leerjaar 7 van cohort 2013 is de verwachting dat deze trend niet direct doorzet, maar dat het aandeel nominale leerlingen wellicht ook hoger is dan in de eerdere cohorten.

De positieve trend in cohort 2012 gold voor alle groepen leerlingen.

Tabel 4.3.7 Aandeel leerlingen zonder migratieachtergrond met een nominale schoolloopbaan bao (n cohort 2013=132.618)

Leerjaar 3 Leerjaar 4 Leerjaar 5 Leerjaar 6 Leerjaar 7 Leerjaar 8

Cohort 2010 100,0% 93,6% 89,5% 87,2% 84,9% 83,2%

Cohort 2011 100,0% 94,4% 90,4% 87,2% 85,4% 84,0%

Cohort 2012 100,0% 94,7% 89,5% 87,0% 85,5% 84,2%

Cohort 2013 100,0% 93,2% 88,8% 86,5% 85,1%

(32)

Tabel 4.3.8 Aandeel leerlingen met een westerse migratieachtergrond met een nominale schoolloopbaan bao (n cohort 2013=12.939)

Leerjaar 3 Leerjaar 4 Leerjaar 5 Leerjaar 6 Leerjaar 7 Leerjaar 8

Cohort 2010 100,0% 91,4% 86,3% 83,1% 80,3% 77,3%

Cohort 2011 100,0% 92,6% 87,4% 83,6% 81,4% 78,8%

Cohort 2012 100,0% 92,9% 87,1% 83,6% 81,0% 78,4%

Cohort 2013 100,0% 91,8% 86,3% 83,3% 81,0%

Tabel 4.3.9 Aandeel leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond 2e generatie met een nominale schoolloopbaan bao (n cohort 2013=27.639)

Leerjaar 3 Leerjaar 4 Leerjaar 5 Leerjaar 6 Leerjaar 7 Leerjaar 8

Cohort 2010 100,0% 91,0% 85,1% 81,9% 79,0% 76,8%

Cohort 2011 100,0% 91,9% 86,3% 82,4% 79,9% 78,0%

Cohort 2012 100,0% 92,8% 86,5% 82,7% 80,7% 79,0%

Cohort 2013 100,0% 91,7% 85,9% 82,8% 80,5%

Tabel 4.3.10 Aandeel leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond 1e generatie met een nominale schoolloopbaan bao (n cohort 2013=2.314)

Leerjaar 3 Leerjaar 4 Leerjaar 5 Leerjaar 6 Leerjaar 7 Leerjaar 8

Cohort 2010 100,0% 84,2% 75,5% 70,5% 66,4% 61,6%

Cohort 2011 100,0% 84,4% 75,7% 69,2% 65,6% 61,1%

Cohort 2012 100,0% 86,7% 78,2% 72,3% 67,8% 63,0%

Cohort 2013 100,0% 84,9% 75,3% 70,8% 66,9%

4.3 Schoolloopbaan naar geslacht en etniciteit

Als we een onderscheid maken tussen leerlingen in het reguliere bao op basis van geslacht en etniciteit zien we opnieuw grotere verschillen tussen

migratieachtergronden dan tussen de geslachten bij cohort 2012. Zowel jongens als meisjes zonder migratieachtergrond ronden in grotere mate nominaal hun

schoolloopbaan af dan jongens of meisjes met een migratieachtergrond. 60,3 procent van de jongens en 65,6 procent van de meisjes met een eerste generatie niet-westerse migratieachtergrond rondden in schooljaar 2017/2018 nominaal de basisschool af.

Tabel 4.4.1 Aandeel jongens met een nominale schoolloopbaan bao, naar migratieachtergrond - cohort 2012 (n=89.819)

Leerjaar

3

Leerjaar 4

Leerjaar 5

Leerjaar 6

Leerjaar 7

Leerjaar 8 Geen

migratieachtergron d

100,0% 94,1% 88,7% 86,0% 84,5% 82,9%

Westerse

migratieachtergron d

100,0% 92,8% 86,9% 83,3% 80,5% 77,6%

(33)

Leerjaar 3

Leerjaar 4

Leerjaar 5

Leerjaar 6

Leerjaar 7

Leerjaar 8 Niet-westerse

migratieachtergron d 2e generatie

100,0% 92,4% 86,0% 82,2% 80,0% 78,1%

Niet-westerse migratieachtergron d 1e generatie

100,0% 86,2% 77,6% 70,8% 65,3% 60,3%

Tabel 4.4.2 Aandeel meisjes met een nominale schoolloopbaan bao, naar migratieachtergrond - cohort 2012 (n=87.659)

Leerjaar

3 Leerjaar

4 Leerjaar

5 Leerjaar

6 Leerjaar

7 Leerjaar 8 Geen

migratieachtergrond

100,0% 95,3% 90,4% 87,9% 86,6% 85,6%

Westerse

migratieachtergrond

100,0% 92,9% 87,2% 83,9% 81,5% 79,3%

Niet-westerse

migratieachtergrond 2e generatie

100,0% 93,3% 87,0% 83,3% 81,3% 80,0%

Niet-westerse

migratieachtergrond 1e generatie

100,0% 87,3% 78,8% 73,8% 70,3% 65,6%

4.4 Survivalplots, uitsplitsing naar opleiding ouders

Als we onderscheid maken tussen leerlingen in het reguliere bao op basis van het opleidingsniveau van ouders zien we verschillen tussen leerlingen. Kinderen van hbo- of wo-opgeleide ouders rondden in schooljaar 2017/2018 in grotere mate nominaal hun schoolloopbaan af dan leerlingen met mbo-opgeleide ouders. Ze blijven minder vaak zitten en krijgen minder vaak een sbo-verwijzing.

Tabel 4.5.1 Cohort 2012 naar opleidingsniveau ouders, nominaal (n=177.542)

Leerjaar

3

Leerjaar 4

Leerjaar 5

Leerjaar 6

Leerjaar 7

Leerjaar 8 Opleiding onbekend 100,0% 93,0% 86,8% 83,9% 82,2% 80,8%

Max. mbo 2 100,0% 90,4% 82,7% 78,5% 76,1% 74,4%

Mbo3-4 100,0% 93,7% 87,8% 84,9% 83,2% 81,8%

Hbo ad/ba 100,0% 96,2% 92,1% 89,8% 88,6% 87,2%

Wo ba/ma en hbo ma

100,0% 97,4% 94,2% 92,3% 90,9% 89,2%

Bron: resultaten gebaseerd op eigen berekeningen IvhO op basis van niet-openbare microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek

Tabel 4.5.2 Cohort 2012 naar opleidingsniveau ouders, zittenblijven (n=177.542)

Leerjaar

3

Leerjaar 4

Leerjaar 5

Leerjaar 6

Leerjaar 7

Leerjaar 8 Opleiding onbekend 0,0% 5,1% 9,8% 11,5% 12,0% 12,2%

Max. mbo 2 0,0% 7,2% 12,4% 14,6% 15,3% 15,8%

Mbo3-4 0,0% 5,1% 9,8% 11,7% 12,5% 13,0%

Hbo ad/ba 0,0% 3,2% 6,8% 8,5% 9,2% 9,8%

Wo ba/ma en hbo ma

0,0% 2,1% 4,7% 6,1% 6,9% 7,5%

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Omdat de referentieniveaus momenteel nog niet vergelijkbaar zijn tussen de toetsen, worden in onderstaande tabel alleen de gegevens weergegeven die betrekking hebben op de

• Postcode op 17-jarige leeftijd: er van uitgaande dat vrijwel alle studenten op deze leeftijd nog thuis wonen, geeft dit het beste beeld van de wijk waar een student is

Onderstaande tabel 19 toont de initiële adviezen aan leerlingen in het speciaal basisonderwijs. Het aandeel leerlingen met een vso/pro-advies is in vergelijking met

Mannelijke studenten maken minder vaak gebruik van aanvullend onderwijs dan vrouwelijke studenten, en studenten die aangeven dat hun ouders veel meer te besteden hebben dan

Leerlingen met een westerse migratieachtergrond staan vaker ingeschreven voor praktijkonderwijs en vmbo-b, maar volgen ook vaker vwo dan leerlingen zonder migratieachtergrond.. In

Aantal unieke hoofdinschrijvingen van een opleiding (isat) dat op 1 oktober van jaar t de eerste maal in bronHO voorkomt (domein ho) en op 1 oktober van jaar t+1 aan een

Hieronder wordt weergegeven welk deel van de so-uitstromers naar speciaal basisonderwijs 2 en 4 jaar na uitstroom zich nog in sbo (of in het regulier onderwijs) bevindt. Na 2 jaar

onderwijsniveau binnen een dubbel advies geldt dat leerlingen die het hoogste niveau behalen vaak ondergeadviseerd zijn (ongeveer de helft), terwijl leerlingen die het laagste