• No results found

“De perceptie van earnings management van controllers in Nederland”

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "“De perceptie van earnings management van controllers in Nederland”"

Copied!
85
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“De perceptie van earnings management van

controllers in Nederland”

Auteur: Mark Postma

Rabenhauptstraat 36a, 9725 CE Groningen markpostma@concordia-design.nl

Studentnummer: 1910507

Opleiding: Master Accountancy & Controlling, variant Controlling Faculteit: Faculteit der Economie en Bedrijfskunde

Onderwijsinstelling: Rijksuniversiteit Groningen

Plaats: Groningen

1e Begeleider: Drs. M.M. Bergervoet 2e Begeleider: Prof. Dr. D.M. Swagerman

Plaats: Groningen

(2)

1

Samenvatting

Tegen de achtergrond van nieuwsberichten over Vestia topman E. Staal en andere mededelingen over personen of organisaties die onjuist handelen op het gebied van financiële verslaggeving woedt binnen controllerland een discussie over de aanvaardbaarheid van earnings management. Het doel van dit onderzoek is het verschaffen van inzicht in de perceptie van earnings management van controllers in Nederland. Dit op basis van achtereenvolgens een literatuurstudie, een vragenlijst en interviews met 8 controllers uit de praktijk. De perceptie van earnings management is het beste te definiëren als “de mate waarin earnings management praktijken als (on)ethisch wordt ervaren en beoordeeld”. Het tot stand komen van de perceptie van earnings management vindt plaats in een unieke context, en die oefent daarmee invloed uit op de perceptie. Uit de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat controllers in Nederland zich bewust zijn van de ethische verantwoordelijkheid die ze dragen voor earnings management praktijken in hun organisatie.

(3)

2

Voorwoord

Beste lezer,

Voor u ligt mijn scriptie ter afronding van de Master Controlling aan de Rijksuniversiteit Groningen. Na een jaar werkzaam te zijn geweest in de voedingsmiddelenindustrie besloot ik in 2009 om mijn toenmalige baan als assistent controller op te zeggen en een voltijd masteropleiding te gaan volgen aan de universiteit. Een weloverwogen keuze. Een beslissing waar ik geen moment spijt van heb gehad. In de afgelopen jaren heb ik mijn kennis kunnen verbreden, heb ik andere inzichten over controlling gekregen en bovenal, gebruik ik de verworven vaardigheiden in mijn dagelijkse werkzaamheden als controller in de praktijk.

Tijdens de colleges van Organizational and Management Control ben ik voor de eerste maal in aanraking gekomen met het onderwerp earnings management. In de functie van regiocontroller bij een vervoersorganisatie is dit onderwerp ook in de praktijk tastbaar geworden en heeft zodoende mijn interesse gewekt. In het kader van deze scriptie heb ik gekozen om de perceptie van earnings management van controllers in Nederland te onderzoeken.

Voor de totstandkoming van deze scriptie wil ik een dankwoord richten aan enkele personen die mij behulpzaam zijn geweest. Ten eerste wil ik de controllers bedanken die bereidwillig waren om mee te werken aan deze scriptie. Zonder hun medewerking zou ik dit onderzoek niet hebben kunnen volbrengen. In het bijzonder wil ik de heer Bergervoet bedanken voor zijn begeleiding. Tijdens de voortgangsgesprekken heeft hij mij steeds voorzien van duidelijke feedback en gerichte adviezen. Hij was altijd bereikbaar voor vragen en zijn snelle respons sprak mij zeer aan. De contactmomenten met de heer Bergervoet heb ik als zeer leerzaam ervaren. Daarnaast wil ik me richten tot de heer Swagerman. Hij heeft de rol van tweede begeleider op zich genomen, waarvoor ik hem eveneens wil bedanken.

Tot slot ben ik mijn dank verschuldigd aan mijn vriendin Anne, ouders en schoonouders, familieleden en vrienden. Zij hebben onophoudelijk interesse getoond in de voortgang van de scriptie, maar ook de nakijksessies en verfrissende blikken die ze over mijn werk hebben geschenen waardeer ik zeer.

Ik wens u veel leesplezier.

Mark Postma Groningen, Juli 2012

(4)

3

Inhoudsopgave

1. Inleiding 4 1.1 Aanleiding 4 1.2 Doel en probleemstelling 5 1.3 Structuur 5 2. Literatuuronderzoek 6 2.1 Earnings management 6

2.1.1 Wat is earnings management 6

2.1.2 Vormen van earnings management 7

2.1.3 Motieven voor earnings management 7

2.2 Earnings management en ethiek 8

2.2.1 Wat is ethiek 8

2.2.2 Ethische kwestie 8

2.2.3 Ethische besluitvorming 9

2.3 Earnings management en ethische perceptie 10

2.3.1 Wat is ethische perceptie 10

2.3.2 De ethische perceptie van earnings management 10

2.3.3 Contextfactoren van ethische perceptie 10

2.4 Earnings management en accountants & controllers 12

2.5 Earnings management en marktsector 13

2.6 Verantwoording model 14 3. Onderzoeksopzet 15 3.1 Onderzoekstype 15 3.2 Onderzoeksmethoden 15 3.3 Selectie controllers 16 3.4 Dataverzameling, -verwerking 16 3.4.1 Literatuuronderzoek 16 3.4.2 Vragenlijst 17 3.4.3 Interviews 17 3.5 Data-analyse 18 4. Onderzoeksresultaten 19 4.1 Resultaten vragenlijst 19 4.2 Resultaten interviews 22 4.2.1 De perceptie in de praktijk 22 4.2.2 De perceptie en de functie 24 4.3 De perceptie en de betekenis 26 5. Conclusie 28 5.1 Beantwoording hoofdvraag 28

5.2 Conclusies over het onderzoek 29

5.3 Vervolgonderzoek 31

Referentielijst 32

Bijlagen: 36 Bijlage I: Theoretisch model

Bijlage II: Overzicht geselecteerde controllers Bijlage III: Interview vragenlijst

Bijlage IV: Earnings management scenario’s Bijlage V: Verantwoording relaties variabelen Bijlage VI: Uitwerking interviews

Bijlage VII: Individuele scores controllers

(5)

4

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

“Ethisch handelen of kiezen voor je eigen hachje?”, kopte het Controllersmagazine 13 juli 20111. In controllerland is er in toenemende mate aandacht voor de ethische kwestie van earnings management. Het toepassen van earnings management maskeert de werkelijke financiële situatie van een organisatie en laat relevante informatie voor bijvoorbeeld investeerders achterwege (Loomis, 1999). Dat earnings management in de praktijk voorkomt is wetenschappelijk wijdverspreid geconcludeerd (Elias, 2004). Er gaat bijna geen maand voorbij met mededelingen dat bepaalde personen of bepaalde organisaties onjuist handelen op het gebied van financiële verslaggeving (Geiger et al, 2007). In Nederland is internetprovider World Online een voorbeeld van een misleidende weergave van de werkelijkheid. Kort na haar beursgang in 2000 denderde de koers van het aandeel van deze organisatie met tientallen procenten naar beneden. World Online had bij haar beursgang een te rooskleurig beeld geschetst voor potentiële beleggers. Een recenter voorbeeld is dat van Vestia. Oud topman E. Staal verzweeg een derivatendebacle voor de Raad van Commissarissen, waardoor de woningcorporatie begin 2012 in zwaar weer is terecht gekomen2.

Het onderwerp dat in deze thesis centraal staat is de perceptie van earnings management van controllers in Nederland. Op Linkedin zijn er discussiegroepen actief waar controllers hun mening geven. Daarnaast komen in de vakbladen gedragsregels aan bod en tijdens seminars is earnings management onderwerp van gesprek. Jan Bouwens, hoogleraar Accounting aan de Universiteit van Tilburg, presenteerde eind 2009 in de onderzoeksresultaten van het jaarlijkse Salary Survey van het Controllers Instituut dat bijna een derde van de controllers in Nederland wel eens boekhoudtrucs toepast om de bedrijfsresultaten te beïnvloeden. Destijds meldde hij: "Ik wist niet dat dit in deze mate speelde. Deze vorm van boekhouden lijkt niet netjes, het is niet de taak van de controller winst bij te stellen.”3 Een jaar later, november 2010, stond het onderwerp wederom op de agenda. De focus lag deze keer niet zozeer op de controller als individu, maar op de omgeving waarin hij zich bevindt. Bouwens schreef: “Als er sprake is van onethisch gedrag bij RA's en RC's, is dat doorgaans niet gebaseerd op

persoonskenmerken, maar wel op kenmerken van de organisatie waarin of waarvoor ze werken. Vormen van earnings management (uitstellen van betalingen, naar voren halen van omzet, balansposten creëren en omboekingen) komen wel voor, maar staan los van de individuele medewerker en het voor hem of haar geldende bonussysteem.”4

Hoewel Merchant (1989), Bruns en Merchant (1990), Merchant en Rockness (1994) en Fischer en Rosenzweig (1995) in de jaren negentig de ethische aanvaardbaarheid van earnings management in de wetenschappelijke literatuur hebben geïntroduceerd, heeft onder meer het faillissement van Enron begin deze eeuw, en in het bijzonder de rol van accountant Arthur Andersen, er toe geleid dat het onderzoek naar de (on)ethische aanvaardbaarheid en perceptie van earnings management onder accountants de aandacht trok.

1 http://www.controllersmagazine.nl/weblog/4751/ethisch-handelen-of-kiezen-voor-je-eigen-hachje.html 2 http://www.nrc.nl/nieuws/2012/01/30/miljardentekort-bij-grootste-woningcorporatie-van-nederland/ 3 http://www.accountant.nl/Accountant/Nieuws/Onderzoek+creatief+boekhouden+is+controller+niet+v.aspx 4 http://www.accountant.nl/Accountant/Nieuws/Onethisch+gedrag+RAs+en+RCs+door+cultuur+organi.aspx

(6)

5

Een van de eerste onderzoeken in de 20e eeuw naar de perceptie van earnings management in de accounting professie is een studie van Elias (2002). Onder accountancy studenten en interne accountants onderzocht hij de sociale verantwoordelijkheid en de persoonlijke moraal in relatie tot de perceptie van earnings management. In 2004 volgde een onderzoek van Elias waarin de relatie tussen ethische waarden van bedrijven en de perceptie van earnings management onder Register Accountants (hierna RA) werd onderzocht. De resultaten gaven aan dat RA’s werkzaam in organisaties met hoge ethische standaarden earnings management activiteiten zien als meer onethisch dan RA’s werkzaam in organisaties met lage etische standaarden. Binnen de onderzoeksgroep vond hij duidelijke verschillen van de perceptie van earnings management tussen leeftijdsgroepen, geslacht, functie en andere demografische factoren. De uitkomsten van bovengenoemde onderzoeken was een voedingsbodem voor de hedendaagse discussie over ethische waarden, gedragsregels en het dilemma van earnings management.

De perceptie van earnings management van de controller is in de accounting literatuur zijdelings belicht. Merchant en Rockness (1994), Rosenzweig en Fisher (1994), Fisher en Rosenzweig (1995), Elias (2002) en Elias (2004) hebben in hun onderzoek controllers opgenomen, maar deze vertegenwoordigen maar een fractie van de deelnemers aan de steekproef. Geiger en Van der Laan Smith (2010) stellen de noodzaak van verder onderzoek naar het verband tussen de perceptie van earnings management en de afkomst van accountants en controllers, maar ook de marktfactoren die verantwoordelijk kunnen zijn voor verschillen in percepties.

1.2 Doel en probleemstelling

Het centrale doel binnen deze scriptie is het verschaffen van inzicht in de perceptie van earnings management van controllers in Nederland. Teneinde dit doel te realiseren presenteert deze scriptie een model dat het ethische besluitvormingsproces van earnings management weergeeft, contextfactoren bundelt en integreert, en onderzoekt hoe de perceptie van earnings management is van controllers in Nederland.

De scriptie kan als basis dienen voor verder onderzoek naar de perceptie van earnings management van controllers in Nederland, en kan tevens als handleiding dienen voor het management van organisaties om de perceptie van earnings management en de daaraan verwante contextfactoren inzichtelijk te maken. Om dit doel te bereiken is een hoofdvraag geformuleerd die in de conclusie zal worden beantwoord. Deze luidt als volgt:

Wat is de perceptie van earnings management van controllers in Nederland en hoe ontstaat deze ?

1.3 Structuur

In het eerstvolgende hoofdstuk komt de literatuurstudie aan bod. Tevens zal hierin het theoretische model worden gepresenteerd. In het derde hoofdstuk wordt het onderzoeksontwerp besproken. Hierin staat de onderzoeksmethodiek centraal. In hoofdstuk vier worden de onderzoeksresultaten getoond. Hier worden de uitkomsten van het onderzoek belicht. Het laatste hoofdstuk 5 wordt gebruikt om antwoord te geven op de hoofdvraag. Hiervoor worden conclusies getrokken, waarbij gebruik wordt gemaakt van de literatuur en het gedane praktijkonderzoek. Tot slot wordt de lezer gewezen op de kwaliteit van het onderzoek en de mogelijkheden tot vervolgonderzoek.

(7)

6

2. Literatuuronderzoek

In dit hoofdstuk wordt het theoretisch model gepresenteerd. In het model staat de perceptie van earnings management centraal. Daarnaast is het de bedoeling dat het model contextfactoren bundelt en integreert, en dat het dient als basis voor dit onderzoek. In paragraaf één wordt het begrip earnings management nader gedefinieerd. Vervolgens staat paragraaf twee in het teken van earnings management in relatie tot ethiek, waarna in paragraaf drie de verschillende contextfactoren van de perceptie van earnings management worden geïdentificeerd en besproken. Paragraaf vier behandelt de functie van controller in dit verband en in paragraaf vijf komt de marktsector aan de orde. Tot slot behelst paragraaf zes de verantwoording van het theoretische model. Hierin worden de verbanden in het model belicht.

2.1 Earnings management

2.1.1 Wat is earnings management

In de wetenschappelijke literatuur is er veel onderzoek gedaan naar earnings management. Dit heeft geresulteerd in een groot aantal verschillende definities. Het doel van deze paragraaf is om inzichtelijk te maken wat earnings management inhoudt en welke definities in de literatuur worden gebruikt.

De definities die in de accounting literatuur worden gebruikt variëren. Schipper (1989) merkt op dat ‘earnings management’ kan worden gelijkgesteld met 'onthulling management'. Oftewel, een doelgerichte interventie in de financiële verslaggeving'. Loomis (1999) stelt dat earnings management de werkelijke financiële situatie van een organisatie maskeert en relevante informatie voor bijvoorbeeld investeerders achterwege laat.

In tegenstelling tot Schipper (1989) en Loomis (1999) die earnings management als een breed financieel fenomeen zien, maakt Merchant (1989) onderscheid tussen twee vormen van earnings management: productie en accounting. De eerste heeft betrekking op beslissingen in de productie om kasstromen en netto inkomsten te stimuleren en de tweede heeft betrekking op de opties die beschikbaar zijn in de boekhoudkundige regels en de toepassing van deze regels voor het aanpassen van winsten. Barnea et al (1976) en Merchant en Rockness (1994) sluiten zich bij de accountingdefinitie aan. Zij spitsen earnings management toe op de rapportage van winsten. Barnea et al (1976) formuleert earnings management als ‘het opzettelijk niet rapporteren van fluctuaties over een bepaald deel van de winst.’ Merchant en Rockness (1994) daarentegen, definiëren earnings management als ‘elke actie van de kant van het management, die gerapporteerde winsten beïnvloedt en die op de lange termijn geen werkelijk economisch voordeel voor de organisatie biedt’.

Tot slot de definitie van Geiger et al. (2006). In zijn onderzoek naar de effecten van de nationale cultuur op de perceptie van earnings management bundelde hij bovengenoemde definities. Hij stelde dat het manipuleren of “managen” van winsten in verschillende vormen voorkomt en inhoudt dat er selectief schattingen en momenten van bedrijfs- en / of investeringsbeslissingen worden gekozen teneinde gerapporteerde winsten positief dan wel

(8)

7

negatief te beïnvloeden (Schipper, 1989; Merchant en Rockness, 1994; Healy en Wahlen, 2000). Omdat deze definities maar een schim zijn van alle in de literatuur aan gerefereerde definities van earnings management, is er in deze scriptie voor gekozen om een eigen definitie te gebruiken.

Naar aanleiding van bovenstaande definities kan worden gesteld dat er bij earnings management “opzettelijk” of “doelgericht” een “aanpassing”, “wijziging”, “manipulatie” van financiële gegevens plaatsvindt, waardoor een “organisatie”, “investeerder”, “stakeholder” schade wordt toegebracht. In deze scriptie worden deze begrippen gebundeld en wordt onder earnings management verstaan dat er “opzettelijk een, door boekhoudkundige keuzes, schattingen en door de boekhoudkundige regelgeving toegestane andere praktijken, transformatie van financiële gegevens plaatsvindt, waardoor de werkelijke financiële status van de organisatie wordt gemaskeerd.”

2.1.2 Vormen van earnings management

Teneinde de definiëring van earnings management te concretiseren, besteedt deze paragraaf aandacht aan verschijningsvormen van earnings management. Een groot scala aan anekdotisch en empirisch bewijs geven aan dat bedrijven meerdere vormen van earnings management toepassen (Burgstahler en Dichev, 1997; Burgstahler en Eames, 1998; Healy en Wahlen, 2000; Brown, 2001). Merchant (1989) maakt onderscheid tussen twee vormen van earnings management: productie en accounting. De eerste heeft betrekking op beslissingen in de productie om kasstromen en netto inkomsten te stimuleren terwijl de tweede betrekking heeft op het aanpassen van winsten. Concrete voorbeelden van het toepassen van earnings management zijn onder meer het uitstellen van de erkenning van de kosten om te voorkomen dat liquiditeitsposities worden overtreden (De Fond en Jiambalvo, 1994), of het opzettelijk uitstellen van de ondertekening van een winstgevend contract om bij de presentatie van kwartaalcijfers patronen glad te strijken (Cahan, 1992).

2.1.3 Motieven voor earnings management

Verschillende motieven zijn aangereikt voor earnings management. Duncan (2001) maakte onderscheid tussen externe en persoonlijke factoren. Hij noemde de druk van het voldoen aan de verwachtingen van analisten, en contractuele verplichtingen als voorbeelden van externe factoren. Empirisch onderzoek wekt de indruk deze beweringen te ondersteunen. Kasznick (1999) vond dat bedrijven die winstverwachtingen missen dalende aandelenkoersen ervaren. Duncan (2001) heeft de druk om bonussen en promoties als potentiële persoonlijke factoren met earnings management in verband gebracht. Empirisch onderzoek lijkt deze beweringen ook te ondersteunen. Zo vond Healy (1985) dat het maximaliseren van bonuscompensatie een motief voor earnings management kan zijn, en is Merchant (1989) tot de conclusie gekomen dat managers earnings management gebruiken om de begroting te halen.

(9)

8

2.2 Earnings management en ethiek

2.2.1 Wat is ethiek

De normatieve ethiek is de wetenschap waarbij wordt geprobeerd om moreel acceptabel gedrag voor te schrijven. Het verstrekt methodes om bepaald gedrag als goed of fout te kwalificeren en om systematisch regels vast te stellen die voorschrijven hoe een individu of groep van individuen zich zouden moeten gedragen (Merchant en Van der Stede, 2007). Descriptieve ethiek daarentegen gaat over de werkelijke situatie, dat is de situatie zoals die was, is en zal zijn (O’Fallon en Butterfield, 2005).

2.2.2 Ethische kwestie

Één ding die de wetgever en ontwerpers van professionele gedragscodes voor accountants en controllers gemeen hebben is hun behoefte om onderscheid te maken tussen acceptabele en onacceptabele vormen van gedrag. Soms is dit onderscheid eenvoudig te maken, bijvoorbeeld, de conclusie dat diefstal van activa (voorraden of bedrijfsmiddelen) onacceptabel is. Maar in vele andere gevallen is het soort gedrag controversieel, zo ook in het kader van earnings management (Merchant en Rockness, 1994).

Armstrong (1993) betoogt begin jaren negentig dat earnings management één van de belangrijkste ethische kwesties inzake financiële rapportering is en benadrukt dat accountants dagelijks met deze praktijken worden geconfronteerd. In opvolgend onderzoek wordt er veel aandacht besteedt aan de ethische aanvaardbaarheid van earnings management (Bruns en Merchant, 1990; Merchant en Rockness, 1994; Fischer en Rosenzweig, 1995). Voormalig SEC voorzitter Richard Breeden betitelt het manipuleren van winsten als fraude (Stern, 2003). Mintz (1997) ziet het toepassen van earnings management als pogingen om met opzet de financiële gemeenschap te misleiden. Andere onderzoekers zien earnings management in het licht van de typische structuur van de beslissingen en verantwoordelijkheden van de financiële verslaggeving. Barboza (2002) merkt op dat business managers zich vaak realiseren dat zij zich bezighouden met het manipuleren van winsten, maar zich verschuilen achter andere terminologieën.

Merchant en Van der Stede (2007) geven een viertal redenen waarom earnings management als onethisch kan worden bestempeld. Ten eerste, de praktijken van earnings management zijn niet duidelijk voor interne of externe gebruikers van de jaarrekening. Ten tweede, de managers en accountants hebben de plicht om betrouwbare informatie op te leveren. Ten derde, de praktijken van earnings management kunnen worden geïnterpreteerd als zijnde niet consistent met de verplichting van managers en accountants om integer te handelen in termen van oprechtheid, eerlijkheid en waarheidsgetrouw. Tot slot, beloningen verdiend aan praktijken van earnings management zijn niet eerlijk als de gerapporteerde prestaties niet echt zijn.

(10)

9

2.2.3 Ethische besluitvorming

In de literatuur van beschrijvende ethiek hebben eind vorige eeuw een aantal onderzoekers (Rest, 1986; Treviňo, 1986; Jones, 1991) raamwerken ontwikkeld over het maken van ethische beslissingen. Hiervan is het raamwerk van Rest (1986) de meest geciteerde en toonaangevende publicatie (O’Fallon en Butterfield, 2005). In zijn raamwerk onderscheidt Rest een viertal stappen bij het tot stand komen van een ethische handeling. Dit zijn:

1 Het identificeren van de morele aard van een situatie; 2 Het vellen van een moreel oordeel over een situatie;

3 Het ontwikkelen van een intentie met betrekking tot het moreel handelen; 4 Het daadwerkelijk moreel handelen.

Wanneer een persoon erkent dat een ethische kwestie aanwezig is, zal de persoon de relatieve voor- en nadelen van de kwestie afwegen en een oordeel vormen, om vervolgens een intentie te ontwikkelen om op een bepaalde manier te handelen. Duncan en Knoblett (2000) vonden dat morele oordeelvorming belangrijk is voor het vaststellen van de perceptie van earnings management.

Schepers (2003) schrijft dat het vellen van een moreel oordeel (stap 2) kan worden onderzocht met behulp van een driedimensionaal model. De drie dimensies zijn morele gelijkheid, relativisme en contractualisme. De dimensie morele gelijkheid onderzoekt fundamentele vraagstukken van goed en kwaad, zoals eerlijkheid, rechtvaardigheid, en moreel goed of fout. Wat als rechtvaardig of eerlijk wordt beoordeeld door een persoon kan worden gezien als minder rechtvaardig of minder eerlijk door een ander persoon. De tweede dimensie, relativisme, verwijst naar de sociale en culturele waarnemingen van ethiek. Deze waarnemingen zouden typisch het product kunnen zijn van latere ontwikkeling, als de persoon steeds meer vertrouwd raakt met tradities en zijn sociale omgeving. Dit betekent dat personen uit verschillende culturen dezelfde gebeurtenis als min of meer aanvaardbaar kunnen oordelen. Ten slotte de dimensie contractdualisme. Hierin worden individuele percepties ten aanzien van de stilzwijgende afspraken tussen individuen of tussen het individu en de samenleving onderzocht. Personen van dezelfde of verschillende culturen kunnen verschillende opvattingen hebben over het impliciete sociale contract (Schepers, 2003).

Uit bovenstaande kan worden geconcludeerd dat een ethisch oordeel kan verschillen tussen individuen en groepen. Het is belangrijk om te begrijpen dat personen verschillende oordelen kunnen hebben over de te onderscheiden praktijken van earnings management.

(11)

10

2.3 Earnings management en contextfactoren van ethische perceptie

2.3.1 Wat is ethische perceptie

Volgens de Nederlandse woorden van de Taal5 betekent perceptie ‘de wijze waarop iemand iets ervaart en beoordeelt’. In deze scriptie wordt onder de perceptie van earnings management verstaan de mate waarin earnings management praktijken als (on)ethisch wordt ervaren en beoordeeld (Geiger en Van der Laan Smith, 2010).

2.3.2 De ethische perceptie van earnings management

Als een van de eerste onderzoekers belichten Merchant en Rockness de perceptie van earnings management in 1994 in hun artikel “the ethics of earnings management”. Aan de hand van een door Merchant (1989) ontwikkelde vragenlijst, waarbij de respondenten een dertiental earnings management scenario’s wordt voorgelegd, onderzochten zij de ethische aanvaardbaarheid van verschillende vormen van earnings management onder operationele managers, accountants en controllers. Uit de resultaten bleek dat accounting manipulaties als onethischer werden beoordeeld dan de productie manipulaties. Fischer en Rosenzweig (1995) onderzochten de vragenlijst van Merchant en stelden vast dat de vragenlijst een duidelijk onderscheid maakt in productie en accounting manipulaties. In navolging van Merchant en Rockness (1994) kwamen zij tot de conclusie dat onder accountants en accountancystudenten de productie manipulaties als milder worden beoordeeld dan de accountingmanipulaties.

2.3.3 Contextfactoren van ethische perceptie

Het onderzoek naar de ethische perceptie van earnings management heeft begin 20e eeuw meerdere onderzoekers in de accounting professie geïntrigeerd. Na het faillissement van Enron en accountantskantoor Arthur Andersen, heeft er opvolgend onderzoek plaatsgevonden naar factoren die gerelateerd zijn aan de ethische perceptie van earnings management onder accountants en controllers.

Zo onderzocht Elias (2002) onder 763 accountancy studenten en praktijkaccountants de relatie tussen enkele individuele factoren en de perceptie van earnings management. Hij testte de houding ten aanzien van ethiek, de sociale verantwoordelijkheid en de persoonlijke moraal in relatie tot de perceptie van earnings management. De persoonlijke moraal wordt gedefinieerd als de mate waarin individuen relativisme6 en/of idealisme7 nastreven. De resultaten veronderstellen een positieve relatie voor sociale verantwoordelijkheid, focus op lange termijn doelen, idealisme en een negatieve relatie voor de focus op korte termijn doelen en relativisme.

5

www.woorden.org

6

Relativisme is de mate waarin een individu algemene regels en principes naleeft (Elias, 2002)

7 Idealisme beschrijft iemands houding ten aanzien van de consequenties van een actie, en hoe deze consequenties iemands welvaart

(12)

11

In 2004 testte Elias de relatie tussen ethische waarden van bedrijven en de perceptie van earnings management onder 583 RA’s die werkzaam zijn in de publieke sector, industriesector en/of op universiteiten. De resultaten gaven aan dat RA’s werkzaam in organisaties met hoge ethische standaarden earnings management activiteiten zien als meer onethisch dan RA’s werkzaam in organisaties met lage ethische standaarden. Binnen de onderzoeksgroep vond hij duidelijke verschillen van de perceptie ten aanzien van ethische waarden van bedrijven tussen leeftijdsgroepen, geslacht, functie en andere demografische factoren. De resultaten waren alarmerend voor met name RA’s die werkzaam waren in de industrie. Zij rapporteerden een lagere perceptie van hun ethische waarden.

Geiger et al. (2006) deden onderzoek naar de nationale cultuur in relatie tot de perceptie van earnings management. Zij deden dit onderzoek onder respondenten uit 8 verschillende landen en gebruikten hiervoor de vragenlijst van Merchant en Rockness (1994). De uitkomsten demonstreren aanzienlijke variatie in perceptie van de scenario’s tussen de landen en geven sterk bewijs dat de praktijken van earnings management niet als hetzelfde worden waargenomen. Geiger et al. (2006) gebruikte Hofstede’s cultuurdimensies in hun onderzoek en vonden dat de verschillende percepties niet gerelateerd zijn aan de cultuurdimensies van Hofstede. Wel vonden ze dat de percepties van earnings management en de timing van productie manipulaties geassocieerd zijn met de machtsafstandindex8 en de masculiniteitindex9.

In 2007 bevestigde Geiger et al. de relatie tussen nationale culturen en de perceptie van earnings management. De belangrijkste uitkomst van deze studie is dat, hoewel het grotendeels erkend is dat de Verenigde Staten en Mexico zeer verschillende nationale culturen hebben, deze verschillen ook duidelijk aanwezig zijn in de perceptie van earnings management. De resultaten van de studie tonen aan dat Amerikaanse studenten accounting manipulaties als onethischer beoordelen dan de Mexicaanse studenten.

Een opvolgende studie van Geiger en Van der Laan Smith (2010) behandelt de effecten van institutionele en culturele factoren op de perceptie van earnings management. In het onderzoek onder 1363 publieke accountants, accountancy studenten en accountants in business uit 13 verschillende landen wordt onderscheid gemaakt tussen landen met een stakeholders gerichte oriëntatie en landen met een shareholders gerichte oriëntatie. De bevindingen suggereren dat deelnemers uit alle landen in het algemeen accounting earnings management praktijken minder aanvaardbaar vinden dan productie gerelateerde earnings management praktijken, en dat de deelnemers uit stakeholder georiënteerde landen minder tolerant zijn ten opzichte van earnings management praktijken dan deelnemers van shareholder georiënteerde landen. De bevindingen leveren het bewijs dat de verschillen in de perceptie van earnings management tussen landen significant geassocieerd is met de corporate governance oriëntatie van het land en het niveau van de culturele geheimhouding. Geiger en Van der Laan Smith

8

Machtafstandsindex = De mate waarin individuen accepteren en verwachten dat de macht binnen organisaties, instellingen en de maatschappij ongelijk verdeeld is. Samenlevingen met een hoge machtafstandsindex hebben minder behoefte aan individuele onafhankelijkheid en hebben een grotere conformiteit.

9Masculiniteitindex = De mate waarin een cultuur “mannelijke'' waarden als prestaties en succes belangrijker vinden dan ''vrouwelijke''

(13)

12

(2010) stellen ook de noodzaak van verder onderzoek naar het verband tussen de perceptie van earnings management en de afkomst van accountants, maar ook de institutionele en de markt factoren die verantwoordelijk kunnen zijn voor deze verschillen.

De eerste onderzoekers die zich in China richten op de perceptie van earnings management zijn Shafer en Wang (2010). Zij stellen dat de rol van de onafhankelijke accountant tegen misleidende financiële verslaggeving zijn weerklank heeft op de perceptie van earnings management en onderzochten de ethische context en machiavellisme10 in relatie tot de perceptie van earnings management bij industrie accountants op het vasteland van China. De resultaten geven aan dat een organisatie met een kosmopolitisch klimaat11 de perceptie van earnings management van accountants significant beïnvloedt. In tegenstelling tot de perceptie van earnings management van accountants in de VS, beoordeelden de accountants in China accounting earnings management soepeler dan de productie gerelateerde earnings management praktijken. Daarnaast is de perceptie van earnings management onder accountants met een hoge mate van machiavellianisme soepeler dan lage machiavellians.

Jooste (2011) onderzocht onder accountancy studenten in Zuid Afrika in hoeverre de perceptie van earnings management anno 2011 is gewijzigd ten opzichte van de perceptie voor financiële debacles als dat van Enron. Gebruikmakend van de earnings management scenario’s van Merchant (1989) vond hij dat er onder 259 studenten en 59 managers geen sprake is van een substantiële verandering in het oordeel over earnings management praktijken. Volgens Jooste geeft deze uitkomst aan dat universiteiten, business scholen en praktijkopleiders het belang van deze ethische kwestie in de professie van accountants en controllers continu onder de aandacht moeten houden.

Naar aanleiding van de literatuurstudie in deze paragraaf kan er gesteld worden dat een groot scala aan contextfactoren in verband is gebracht met de perceptie van earnings management. De factoren behelzen enerzijds persoonlijke contextfactoren, anderzijds organisatorische contextfactoren.

2.4 Earnings management en accountants & controllers

Ondanks dat er veel overeenkomsten zijn tussen het werk van de accountant en de controller, zijn er enkele belangrijke verschillen. Accountants zijn financiële experts die los staan van een bedrijf of organisatie. Ze zijn in dienst bij een onafhankelijk accountantskantoor en komen als ‘externen’ bij een bedrijf of organisatie binnen om de jaarrekening te controleren, om advies te geven over financiële vraagstukken of om bestuurlijke informatiesystemen op te zetten. Een controller is in dienst van een bedrijf of organisatie en ziet toe op het financiële reilen en zeilen van een bedrijf of organisatie. Ook denkt laatstgenoemde na over nieuwe beheerssystemen die de effectiviteit van een bedrijf of organisatie verder kunnen verbeteren. Kort gezegd: de controller stelt jaarrapporten op, die de accountant controleert (RUG opleidingsbrochure A&C, 2010).

10

Machiavellisme is een meeteenheid van de algemene neiging tot manipulatie of misleidend gedrag (Christie en Geis, 1970)

11 Kosmopolitische organisatie is een organisatie die sterk de nadruk legt op het bedienen van het algemeen belang (Victor en Cullen,

(14)

13

Controllers hebben een dubbelrol in een organisatie (Merchant en Van der Stede, 2007). Enerzijds hebben zij een adviserende functie voor het management. In deze rol helpen controllers lijnmanagers en directie in hun besluitvormingsvormingsproces en beheersfuncties om waarde voor de eigenaren te creëren. Op deze manier zijn ze onder andere betrokken bij het voorbereiden van plannen en budgetten, uitdagende plannen en acties van inkoop-, operatie- en verkoopmanagers, participeren ze in een breed pallet van managementbesluiten, bepalen ze (kost)prijzen, regels ten aanzien van betalingstermijnen en praten ze mee over (des)investeringen (Hrisak, 1996). De andere rol van de controller is de toezichthoudende rol. In deze rol zorgt een controller er voor dat de acties van alle medewerkers, en in het bijzonder die van de managers, legaal en ethisch gezien, in het belang zijn van de organisatie en haar eigenaren. Vanuit deze rol stelt de controller onder andere de (financiële) jaarrekening op en maakt hij verplichte rapportages ten behoeve van externe stakeholders als de belastingdienst en overheden. Op deze manier is de controller de onafhankelijke interne accountant en is het zijn taak om er voor te zorgen dat de informatie die wordt opgeleverd betrouwbaar en juist is.

De dubbelrol van controllers is volgens Merchant en Van der Stede (2007) conflicterend. Enerzijds zijn controllers geneigd zich te identificeren met de belangen van hun organisatie en het management, anderzijds dienen ze de belangen van eigenaren en stakeholders. Dit wordt ook wel entiteitidentificatie genoemd. Hoewel van een controller wordt verwacht dat deze een ethisch moreel oordeel vormt, een gevoel voor ethische integriteit heeft en goed in staat wordt geacht om effectief te handelen in situaties waarbij ze de dubbelrol vertolkt, is er het gevaar dat controllers gemotiveerd raken om de rapportering van de financiële cijfers, die ze vanuit hun functie moeten opstellen, te manipuleren (Blais, 2000).

2.5 Earnings management en marktsector

Omdat het openbaar vervoer voor een belangrijk deel uit collectieve middelen wordt gefinancierd, wordt de sector openbaar vervoer door het Sociaal Plan Bureau tot de quartaire sector gerekend. Dit betekent dat de diensten van een openbaar vervoersorganisatie vooral gericht zijn op het welzijn van de burger, en daarmee in de economische sector zonder winstoogmerk valt. Andere voorbeelden van organisaties die tot de quartaire sector worden gerekend zijn ziekenhuizen, waterschappen of onderwijsinstellingen. Merchant en Van der Stede (2007) onderscheiden twee type organisaties. Profit en Non-profit. Non-profit organisaties hebben geen winstoogmerk en dienen veelal een publiek doel. Profit organisaties daarentegen hebben een winstoogmerk.

In tegenstelling tot de eindeloze onderzoeken naar earnings management in de profit sector, zijn de studies naar earnings management praktijken in de non-profit sector schaars. Het bewijs dat publieke organisaties earnings management praktijken toepassen is daarmee beperkt (Verbruggen en Christiaens, 2010). Onderzoekers dragen verschillende verklaringen aan waarom non-profit organisaties earnings management toepassen: het verbeteren van de efficiency ratio's (Jones en Roberts, 2006; Keating et al., 2008; Khumawala et al., 2005; Krishnan et al., 2006;), het vermijden van belastingen (Hofmann, 2007; Omer en Yetman, 2003, 2007) en het vermijden van kleine verliezen (Ballantine et al., 2007; Leone en Van Horn, 2002).

(15)

14

Om overheidsfinanciering te handhaven kunnen zwaar gesubsidieerde organisaties geneigd zijn om winsten te manipuleren. Bouwens et al. (2004) tonen aan dat sommige Nederlandse non-profit ziekenhuizen voorafgaand aan het jaar waarin de financiering wordt ontvangen, financiële schulden presenteren. Door deze vorm van earnings management toe te passen pogen ze aanspraak te maken op nieuwe of aanvullende financiering in de toekomst.

2.6 Verantwoording model

Deze paragraaf bespreekt de grafische weergave van het theoretisch model. In bijlage I is het model opgenomen. Hierin staat de grijs gearceerde cirkel ‘de perceptie van earnings management’ (paragraaf 2.3.2) centraal. Dit vormt dan ook de afhankelijke variabele. Het model is een samenstelling van elementen uit de literatuur van earnings management en het door Rest (1979) ontwikkelde ethische besluitvormingsproces.

Het model kan worden beschouwd als een procesmodel dat leidt tot de handeling ‘toepassen van verschillende vormen van earnings management’. Wanneer een persoon erkent dat een ethische kwestie aanwezig is (paragraaf 2.2.2), zal die persoon de relatieve voor- en nadelen van de kwestie afwegen en een oordeel vormen (paragraaf 2.2.3), om vervolgens een intentie te ontwikkelen (paragraaf 2.1.3) om op een bepaalde manier te handelen (paragraaf 2.1.1 en 2.1.2). De perceptie is hoe iemand iets ervaart en beoordeelt (paragraaf 2.3.1) en dat staat in bovenstaand model gelijk aan de eerste twee stappen van uit het model van Rest (1979). Contextfactoren van deze perceptie zijn te categoriseren naar persoonlijke- en organisatiekenmerken (paragraaf 2.3.3). In deze scriptie worden de functie van controller (paragraaf 2.4) en de marktsector (paragraaf 2.5) belicht, en zodoende zijn dit de onafhankelijke variabelen. Als afgeleide van het theoretisch model zijn de volgende deelvragen geformuleerd:

1. Wat is een perceptie van earnings management ?

2. Hoe wordt een perceptie van earnings management gevormd ?

3. Welke contextfactoren spelen een rol bij de perceptie van earnings management van controllers in Nederland ?

4. In hoeverre verschilt de perceptie van earnings management van controllers van de perceptie van earnings management van accountants ?

5. In hoeverre verschilt de perceptie van earnings management van controllers in de quartaire sector van de perceptie van earnings management van controllers in andere sectoren ?

(16)

15

3 Onderzoeksopzet

Dit hoofdstuk zet uiteen hoe het onderzoek is opgebouwd. In de eerste paragraaf staat het type van het onderzoek centraal. De tweede paragraaf behandelt de onderzoeksvormen, vervolgens wordt de selectie van de controllers besproken en de paragraaf dataverzameling completeert dit hoofdstuk.

3.1 Onderzoekstype

In deze scriptie wordt middels kwalitatief onderzoek een antwoord gegeven op de hoofdvraag. Doorgaans is het doel van kwalitatief onderzoek om een probleem of thematiek in concrete, alledaagse omstandigheden te beschrijven en te interpreteren, of om de beleving of betekenisgeving van de betrokkenen te achterhalen. Yin (2003) formuleert dat kwalitatief onderzoek geschikt is om antwoord te geven op de vragen “hoe” en “waarom”. Dit sluit aan bij de hoofd- en deelvragen die in termen van “hoe & in hoeverre” zijn geformuleerd. Bij het uitvoeren van kwalitatief onderzoek wordt veelal een holistische aanpak gekozen. Dit betekent dat de onderzoekseenheid, in deze scriptie de perceptie van earnings management, in de omgeving als geheel wordt onderzocht. Daardoor staat de beleving van de onderzoeker centraal en is kwalitatief onderzoek veelal interpretatief.

Het onderzoekstype dat in dit onderzoek wordt gebruikt is tweeledig. Exploratief en descriptief. Het doel van exploratief onderzoek is het krijgen van ideeën over mogelijke relaties, veelal door het ontwikkelen van een hypothese of theorie. Door een theoretisch model te verkrijgen over het ontstaan van de perceptie van earnings management van controllers in Nederland en de daaraan verwante contextfactoren, kan dit onderzoek als exploratief worden bestempeld. Het is verkennend van aard en presenteert relaties die tot op heden zijdelings zijn belicht. Descriptief onderzoek daarentegen is beschrijvend van aard. Kenmerkend voor dit type onderzoek is dat de onderzoeker beschrijft hoe de werkelijkheid is, er wordt niet gezocht naar een verklaring waarom de werkelijkheid zich als zodanig voordoet. Descriptief onderzoek is inventariserend van aard. Dit geldt voor de hoofdvraag van deze scriptie: het doel is om op beschrijvende wijze inzicht te verschaffen in de perceptie van earnings management van controllers in Nederland. Hiervoor worden de percepties van earnings mangement van controllers in Nederland geïnventariseerd en op beschrijvende wijze gepresenteerd. De verklaring hiervan wordt overgelaten aan de lezer, maar zal ook een basis vormen voor vervolgonderzoek.

3.2 Onderzoeksmethoden

Om antwoord te krijgen op de hoofd- en deelvragen is er in dit onderzoek voor gekozen om een combinatie van onderzoeksvormen te gebruiken. De onderzoeksvormen die in dit onderzoek worden gebruikt zijn literatuuronderzoek, interviews en een vragenlijst. Over het algemeen kan gesteld worden dat de validiteit van het onderzoek toeneemt naarmate er verschillende onderzoeksvormen zijn opgenomen in het onderzoek.

Het doel van het literatuuronderzoek is om een betrouwbaar en volledig overzicht te krijgen van de literatuur die over de perceptie van earnings management is gepubliceerd. De tweede onderzoeksvorm behelst een vragenlijst.

(17)

16

Een vragenlijst is uitermate geschikt om opinies, houdingen, kennis of meningen van mensen te onderzoeken. Het doel van de vragenlijst is om aan de hand van beoordelingen van earnings management scenario’s inzicht te krijgen in de perceptie van earnings management van controllers. De derde en laatste onderzoeksvorm die in dit onderzoek wordt gebruikt is het interview. Om nader in te gaan op de perceptie van earnings management van de controllers, is het doel van het interview het verzamelen van aanvullende informatie uit mededelingen van de ondervraagde controller.

Voor het beantwoorden van deelvraag een, twee en drie wordt hoofdzakelijk de literatuurstudie gebruikt. Voor het beantwoorden van deelvraag drie worden ook de uitkomsten van de interviews geraadpleegd. Deelvraag vier kan hoofdzakelijk worden beantwoord door de uitkomsten van de vragenlijst, de interviews en de literatuurstudie. Om een antwoord te kunnen geven op de vijfde deelvraag worden de resultaten van de vragenlijst en de interviews geanalyseerd.

3.3 Selectie controllers

De validiteit en generaliseerbaarheid van het onderzoek wordt bepaald door het aantal geselecteerde controllers, waarbij kan worden aangenomen dat de generaliseerbaarheid toeneemt naarmate er meer controllers zijn opgenomen in het onderzoek. Gezien de gevoeligheid van het onderwerp is er voor gekozen om fictieve namen van controllers te gebruiken.

Teneinde de generaliseerbaarheid van het onderzoek te verhogen is er bij de selectie van de controllers gepoogd zo veel mogelijk diversiteit van deelnemers aan te brengen. Voor dit onderzoek zijn 8 controllers geselecteerd. De deelname was vrijwillig en de controllers zijn persoonlijk benaderd door de onderzoeker. De leeftijd van de controllers varieert van 27 tot en met 45. Van de 8 controllers zijn er 4 een man en 4 een vrouw. De controllers zijn werkzaam in verschillende marktsectoren, waarvan 3 controllers bij organisaties met een winstoogmerk (profit) en 5 controllers bij een organisatie zonder winstoogmerk (non-profit). Voor een overzicht van de geselecteerde controllers wordt verwezen naar bijlage II. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in mei/juni 2012.

3.4 Dataverzameling en -verwerking

3.4.1 Literatuuronderzoek

Om antwoord te geven op de eerste, tweede, derde en vierde deelvraag wordt er gebruik gemaakt van een literatuurstudie. Voor de literatuurstudie is er een scala aan wetenschappelijk artikelen, toonaangevende vakbladen en boeken geraadpleegd. De volledige literatuurlijst is te vinden op pagina 29. Door elementen uit de literatuur van de perceptie van earnings management op een overzichtelijke manier te ordenen kan er antwoord gegeven worden op de vraag wat earnings management inhoudt, en welke contextfactoren een rol spelen bij het ontstaan van de perceptie van earnings management. Tevens helpt de literatuurstudie om deelvraag vier te beantwoorden. Resultaten van percepties van accountants uit voorgaand onderzoek (Jooste, 2011) worden vergeleken met de uitkomsten van de percepties van controllers in Nederland in dit onderzoek.

(18)

17

3.4.2 Vragenlijst

Voor het beantwoorden van deelvraag vier en vijf is een vragenlijst met 19 earnings management scenario’s aan de controllers voorgelegd. Deze is persoonlijk toegelicht en voorafgaand aan het interview door de controllers ingevuld. De vragenlijst is gebaseerd op de vragenlijst in het artikel van Merchant (1994) en Fischer en Rosenzweig (1995). De oorspronkelijk door Merchant (1989) ontwikkelde vragenlijst is veelvuldig gebruikt in onderzoek naar de perceptie van earnings management (Cilkeman et al, 2001; Elias, 2002; Elias, 2004; Geiger et al., 2006; Geiger en Van der Laan Smith, 2010; Jooste, 2011) en is tevens een geschikte manier om de perceptie van earnings management van controllers in Nederland meetbaar te maken. De originele vragenlijst van Fischer en Rosenzweig (1995) is te vinden in Journal of Business Ethics 14, 1995, pp.441-442. Deze vragenlijst bestaat uit 13 vragen. Volgens Merchant (1994) behelst deze vragenlijst earnings management scenario’s waarbij onderscheid wordt gemaakt in zes verschillende variabelen. Dit zijn:

1. Aard van de actie (accounting versus productie) 2. Samenhang met GAAP/IFRS (niet inbegrepen) 3. Het effect op het resultaat (winst versus verlies) 4. De materialiteit

5. De tijdsperiode

6. Het doel (bedrijfsintentie versus individuele intentie)

De vragenlijst voor dit onderzoek is aangevuld met de variabele marktsector. Hiervoor zijn er zes vragen toegevoegd aan de originele vragenlijst. In bijlage IV is de vragenlijst opgenomen en in bijlage V is uiteengezet hoe de verschillende variabelen zijn gekoppeld aan de 19 scenario’s. De controllers is gevraagd om elk earnings management scenario op een 5-punts Likert schaal te beoordelen. De ethische perceptie van earnings management praktijken wordt zodoende beoordeeld op een schaal van 1 tot 5. De betekenis van de schaal is te volgen als; 1 = ethisch, 2 = twijfelachtig, 3 = kleine overtreding, 4 = ernstige inbreuk, 5 = totaal onethisch.

3.4.3 Interviews

Om deelvraag drie, vier en vijf te kunnen beantwoorden is er voor gekozen om een-op-een interviews af te nemen. In tegenstelling tot een gestructureerd interview liggen bij een semigestructureerd interview de vragen en antwoorden niet van tevoren vast. Vanwege de inventariserende aard van dit onderzoek is voor deze methode gekozen. Semigestructureerde interviews bieden de gelegenheid om open vragen te stellen, en door te vragen waar mogelijk. Tevens biedt het de controllers kans om antwoorden nader uit te leggen. De mogelijkheid om de betekenis van antwoorden nader te onderzoeken zal significantie en diepte aan de gegevens toevoegen. Het interview is opgedeeld in een drietal fasen. Te weten; inleiding, middenstuk, slot.

De interviewvragenlijst is in bijlage III opgenomen. Het interview start met een aantal informatieve vragen over de controller en de organisatie waarvoor deze werkt. Om overeenstemming te krijgen over het begrip earnings management en de relatie met ethiek wordt de Vestia-zaak geïntroduceerd. Het middenstuk vormt de kern van

(19)

18

het interview. Hierin staan de onafhankelijke variabelen (controller en markt), als ook de contextfactoren centraal. Ter afsluiting wordt de ingevulde vragenlijst nagelopen. Teneinde de juistheid en betrouwbaarheid van de gegevens te waarborgen zijn de interviewverslagen direct na afloop opgemaakt en ter goedkeuring aan de controllers voorgelegd. De interviews zijn tevens opgenomen met een spraakrecorder. Dit biedt de onderzoeker de gelegenheid om het afgenomen interview te raadplegen tijdens de transcriptie hiervan. De interviewverslagen zijn opgenomen in bijlage VI.

3.5 Data-analyse

Bij de analyse van de vragenlijst wordt gebruik gemaakt van de gemiddelde score. Dit betekent dat de scores van de scenario’s worden opgeteld en vervolgens gedeeld door het totale aantal scenario’s. De keuze voor deze methode is tweeledig. De eerste is dat op deze manier eenvoudig betekenis (ethisch – onethisch) kan worden gegeven aan het totaaloordeel van 8 controllers in Nederland over diverse earnings management praktijken. De tweede reden is dat een gemiddelde score het vergelijken van percepties van controllers met accountants, of controllers werkzaam in de profit sector met controllers werkzaam in de non-profit sector, vereenvoudigt. Ook in voorgaande onderzoeken is de gemiddelde score van de vragenlijst gebruikt om de perceptie van earnings management tussen groepen respondenten met elkaar te vergelijken (Giacomino et al., 2006; Jooste, 2011). In kwantitatieve onderzoeken wordt een gemiddelde vaak gebruikt om iets te zeggen over een populatie. Door gebruik te maken van een grootschalige steekproef probeert de onderzoeker het steekproefgemiddelde te gebruiken om iets te kunnen zeggen over een populatiegemiddelde. Omdat in dit onderzoek slechts 8 respondenten zijn opgenomen (steekproef), is terughoudendheid geboden bij het trekken van conclusies over de controllers in Nederland (populatie) naar aanleiding van de gemiddelde score.

Om de interviewverslagen te analyseren is gebruik gemaakt van het zogeheten ‘coderen’ (H.Boeije, 2005). Het doel hiervan is om structuur aan te brengen in de onderzoeksgegevens door coderingen te geven aan fragmenten uit de interviews. Straus en Corbin onderscheiden in dit proces open, axiaal en selectief coderen. Hierbij vormt open coderen de eerste stap is. Vervolgens worden deze coderingen gegroepeerd, eventueel verfijnt in subcodes en tot slot worden de geselecteerde fragmenten met elkaar vergeleken. Op deze manier krijgt de onderzoeker zicht op de gegevens die zijn verzameld en het ‘verhaal’ dat erover valt te vertellen. In dit onderzoek is er voor gekozen om de coderingen niet in de computer vast te leggen, maar zijn de coderingen op de uitgeprinte interviewverslagen aangebracht. De geselecteerde fragmenten zijn vervolgens gebruikt in de presentatie van de onderzoeksresultaten (zie hiervoor hoofdstuk 4; in het bijzonder paragraaf 4.2).

(20)

19

4. Onderzoeksresultaten

Dit hoofdstuk bespreekt de uitkomsten van het onderzoek. In de eerste paragraaf komen de uitkomsten van de vragenlijst aan bod. Paragraaf twee gaat in op de resultaten van de afgenomen interviews.

4.1 Resultaten vragenlijst

De informatie in tabel 1 geeft de perceptie van earnings management van 8 controllers in Nederland weer. De tabel geeft de gemiddelde score per earnings management scenario weer. De score kent een minimum van 1 (ethisch) en een maximum van 5 (totaal onethisch).

Tabel 1. Gemiddelde score perceptie earnings management

Nr. Earnings management scenario Totaal Profit Non-profit

1 Onderhoud achter op schema 3,00 3,33 2,80

2 Uitstellen uitgaven om kwartaaldoelstellingen te halen 2,75 4,00 2,00

3 Uitstellen uitgaven om jaardoelstellingen te halen 4,25 5,00 3,80

4 Uitstellen registratie inkoopfactuur 3,13 2,67 3,40

5* Niet gerealiseerde uren boeken op subsidieproject 4,63 4,67 4,60

6* Creditfactuur voor subsidiabel project 4,88 4,67 5,00

7 Aanpassen betalingstermijn 1,75 2,00 1,60

8 Extra overwerken 1,25 1,67 1,00

9 Verkopen overbodige activa 1,38 1,33 1,40

10 Vooruitbetaalde uitgaven als kosten nemen 4,25 4,33 4,20

11 Afwaarderen voorraad om verlies te genereren 4,38 4,33 4,40

12 Herwaarderen om winstdoelstellingen te halen 4,00 4,67 3,60

13 Herwaarderen om productiestop tegen te gaan 3,38 4,00 3,00

14 Uitstellen kosten € 20.000 3,63 4,33 3,20

15 Uitstellen kosten € 750.000 4,38 5,00 4,00

16* Gerealiseerde projecturen overboeken op andere activiteit 4,00 4,33 3,80

17* Creditnota voor project 4,63 4,33 4,80

18* Earnings management in non-profit organisatie 4,13 4,67 3,80

19* Earnings management in profit organisatie 3,50 4,00 3,20

Totaalscore excl. scenario’s 5, 6, 16, 17, 18, 19* 3,19 3,59 2,95

Uit de gegevens van tabel 1 kunnen we opmaken dat de beoordeling van de 1312 earnings management scenario’s gemiddeld 3,19 bedraagt. Dit betekent dat de onderzochte controllers in Nederland earnings management praktijken als een ‘kleine overtreding’ beoordelen. Opgemerkt dient te worden dat de scenario’s 7, 8 en 9, die productie gerelateerde earnings management praktijken bevatten, als zeer ethisch worden beoordeeld. Een constatering die ook in het onderzoek van Jooste (2011) is gedaan13. Indien deze drie scenario’s worden uitgesloten van de gemiddelde score, kan de perceptie van earnings management van controllers in Nederland als ‘een ernstige inbreuk’ worden gekwalificeerd.

12

Voor een juiste scorevergelijking met voorgaand onderzoek zijn de 6 toegevoegde scenario’s weggelaten uitgesloten van de gemiddelde score.

13

(21)

20

Naast het totale beeld is er een splitsing gemaakt tussen controllers werkzaam bij een organisatie met een winstoogmerk (profit) en controllers werkzaam bij organisaties zonder winstoogmerk (non-profit). Controllers werkzaam bij een profit organisatie beoordelen de scenario’s als onethischer (3,59) dan controllers werkzaam in de non-profit sector (2,95). Deze uitkomst sluit aan bij onderstaande opmerking van controller VIII die heeft ervaren dat de wijze van financiering van een organisatie van invloed kan zijn op haar bewustzijn van earnings management praktijken: “Ik ervaar het bewustzijn van earnings management praktijken in de profit strakker dan bij non-profit. Dit omdat je bij een publieke organisatie geen rechtstreeks contact hebt met de financiers. Bij de non-profit stuur je de dossiers op en dan hoor je er veelal niets meer van. Bij profit heb je middels de aandeelhoudersvergadering rechtstreeks contact met de financiers van de organisatie waardoor er meer bewustzijn voor dergelijke praktijken is”.

Desalniettemin is voorzichtigheid geboden bij het interpreteren van de gemiddelde scores. De gemiddelde score van de controllers werkzaam bij non-profit organisaties wordt aanzienlijk beïnvloed door 1 controller die de scenario’s als twijfelachtig (=score tussen 1,5 en 2,5) beoordeelt. Daarnaast staan deze uitkomsten haaks op de resultaten van Shafer en Wang (2010), die vonden dat accountants werkzaam in organisaties die sterk de nadruk leggen op het bedienen van het algemeen belang, een hogere perceptie van earnings management tonen. Voor de individuele scores per controller wordt verwezen naar bijlage VII.

Aanvullend op de score per scenario en de totaalscore van de vragenlijst, is in de onderstaande grafiek 1 weergegeven hoe de variabelen aard van de actie, resultaateffect, materialiteit, tijdsperiode, doel en marktsector zijn beoordeeld.

Overeenkomstig de resultaten van Merchant (1989), Merchant en Rockness (1994), Rosenzweig en Fisher (1994), Fisher en Rosenzweig (1995), Clikeman et al (2001) en Jooste (2011) beoordelen Nederlandse controllers productie gerelateerde earnings management praktijken als ethischer dan accounting praktijken. Controller VII vult dit in de volgende woorden aan: “Productie gerelateerde praktijken liggen gevoelsmatig dichter bij de toegestane invloedsfeer, bij accountinggerelateerde praktijken wordt er een eigen draai aan accountingregels en/of – principes gegeven.”

(22)

21

Ook de hoogte van het bedrag wordt gezien als bepalende factor voor de (on)ethische beoordeling (Jooste, 2011). Hoe hoger het bedrag, hoe onethischer controller II het vindt. “Het begint vaak met iets kleins en dan rekt men

de grenzen.” Daarentegen is controller VI van mening: “Qua grootte van het bedrag vind ik de context van de

materialiteit belangrijk en vraag ik me vaak af of het besluiten van stakeholders zou beïnvloeden. Wat dat betreft kijk ik zeker naar de hoogte van het bedrag, maar een absoluut bedrag van € 20.000 of € 750.000 zegt mij niet zoveel.”

Indien earnings management praktijken worden toegepast binnen een verslaggevingjaar, hebben controllers in Nederland daar minder moeite mee dan wanneer het jaaroverschrijdend is. Uit de grafiek blijkt dat er een delta van 1,5 punt bestaat voor deze twee scenario’s. Deze bevinding is in overeenstemming met de vergelijkende resultaten van voorgaande studies (Jooste, 2011) en wordt ondersteund door controller II: “Op commercie werd er gezegd dat er in de tweede helft van december niet meer mocht worden gefactureerd. Kijk, als het ergens midden in het jaar plaatsvindt, maar dit is puur omzet verschuiven naar een volgend jaar.”

Wanneer het doel van earnings management praktijken individualistisch van aard is, wordt dit als onethischer ervaren dan organisatorische motieven. Op de vraag wanneer earnings management praktijken absoluut onaanvaardbaar zijn gaf controller II als antwoord: “In het algemeen vind ik het heel erg wanneer het belang van een

individu boven het belang van de organisatie gaat. Op die manier stellen ze zichzelf boven de regels.” Controller V vult dit aan met andere woorden: “Vaak denk ik ook wel aan de gevolgen van de handeling. Als iemand het doet om er beter van te worden, zou ik het erger vinden. Het heeft dus ook te maken met oorzaak-gevolg relatie waarbij de motivatie of intentie van bepaalde individuen (on)ethisch te noemen is. Dan komt het gevoel van rechtvaardigheid boven drijven.”

Uit onderzoek van Gundlach et al. (2003) naar motieven van klokkenluiders bleek dat personen eerder geneigd zijn te klokkenluiden wanneer ze een persoon expliciet verantwoordelijk houden voor bepaalde praktijken. Ook wanneer potentiële klokkenluiders emoties als angst of rancune voelen jegens de fraudeurs zijn ze eerder geneigd om te gaan klokkenluiden. De onderstaande commentaren van Nederlandse controllers, die motieven van individuele macht en drang om te profileren van individuen als onethisch ervaren, sluiten daar bij aan: “Het ergste vind ik de op macht beluste individuen of personen die misbruik maken van de zelfstandigheid om earnings management praktijken toe te passen” (Controller VI); “Een motief welke ik heb opgemerkt is het profileren van individuen. Sommigen zijn in staat om het resultaat zo te willen tonen dat ze altijd het beste jongetje van de klas zijn. Wat opvalt is dat met name carrièregerichte personen zich daarmee bezig houden. Persoonlijk houd ik helemaal niet van “politieke” spelletjes, maar ik heb wel gemerkt dat dát voor sommige financiële mensen een reden kan zijn om earnings management praktijken toe te passen.” (Controller II).

Tot slot de variabele marktsector. Uit grafiek 1 blijkt dat praktijken van earnings management in de non-profit sector als onethischer worden ervaren dan wanneer deze in de profit sector plaatsvinden. Controller I verwoordt dit als volgt: “Ik vind dat een organisatie die gefinancierd wordt door gemeenschapsgeld heel open en transparant moet

zijn in de publicatie van cijfers. Ze moeten gewoon een stukje verantwoording afleggen. Bij profit heb ik daar wat minder moeite mee.”(Controller I). In een studie van Elias (2002) werd de sociale verantwoordelijkheid van individuen in relatie gebracht met de ethische perceptie van earnings management. De citaten van controller V en controller

(23)

22

VII impliceren dat de sociale verantwoordelijkheid van organisaties voor controllers in Nederland ook gerelateerd is aan de perceptie van earnings management. “Omdat het geld van ons allemaal is vind ik het erger bij organisaties met een publiek doeleinde.” (Controller V); “Het is overheidsgeld dat niet op die manier wordt besteed waarvoor het is bedoeld.” (Controller VII). Toch zijn er ook 3 van de 8 controllers die praktijken van earnings management in de non-profit sector als even (on)ethisch beoordelen als praktijken van earnings management in de profit sector. “Mij maakt het niet uit of het een profit of non-profit organisatie is. Mensen moeten zich gewoon aan de regels houden. Ook bij profit organisaties worden er stakeholders de dupe van dergelijke praktijken.”(Controller II); “Voor zowel profit als non-profit zou mijn oordeel hetzelfde zijn.” (Controller IV).

4.2 Resultaten interviews

Zoals in paragraaf 3.4.3 beschreven, zijn in de interviews diverse onderwerpen aan de orde gekomen. Door het coderen en groeperen van fragmenten uit de interviews (zie paragraaf 3.5) is gepoogd om betekenis te geven aan de onderzoeksdata van de interviews. Deze paragraaf heeft tot doel om deze betekenis te presenteren aan de lezer. Door gebruik te maken van citaten van fragmenten uit de interviews, constateringen van de onderzoeker en de koppeling te leggen met de literatuurstudie, wordt op beschrijvende wijze een beeld geschetst van de interviewresultaten.

4.2.1 De perceptie in de praktijk

“De term earnings management zelf kende ik niet. Toen ik de scenario’s doorlas en de definitie onder ogen kreeg werd het wel praktisch. Persoonlijk vind ik de praktijken bij een Vestia of een Ahold in het verleden, veel erger dan de scenario’s die hier worden geschetst. De praktijken die worden geschetst komen hier ook voor.” (Controller IV); “De term earnings management is nieuw voor mij. Wel ben ik bekend met window dressing of creative accounting, maar dat valt hieronder begrijp ik.” (Controller VIII).

Hoewel de terminologie van earnings management nieuw is, stellen Nederlandse controllers unaniem vast dat ze in de uitvoering van hun (voormalige) functie zijn geconfronteerd met het verschuiven van resultaat, het verschuiven van kosten en/of opbrengsten in de winst- en verliesrekening en het creëren van potjes op de balans. Nederlandse controllers zijn zich bewust van de ethische kwestie van earnings management. Earnings management wordt door de onderzochte controllers in verband gebracht met termen als eerlijkheid, integriteit en rechtvaardigheid. De normatieve ethiek verstrekt methodes om bepaald gedrag als goed of fout te kwalificeren en om systematisch regels vast te stellen die voorschrijven hoe een individu of groep van individuen zich zouden moeten gedragen (Merchant en Van der Stede, 2007). Maar wat als rechtvaardig of eerlijk wordt beoordeeld door een persoon, kan worden gezien als minder rechtvaardig of minder eerlijk door een ander persoon (Schepers 2003). Deze ethische beleving wordt aangestipt in de commentaren van controller V en controller II: “Earnings management is ethisch verantwoord als je jezelf in de spiegel kunt aankijken en dat heeft te maken met eerlijkheid naar je zelf toe en de stakeholders van de organisatie. Ik vind het belangrijk om stakeholders recht in de ogen te kunnen kijken. Het is niet zozeer goed of fout, want voor ieder individu zal dat anders zijn” (Controller V); Earnings management zie ik als een ethische kwestie omdat er bepaald gedrag wordt verlangd. Dit voorgeschreven gedrag is

(24)

23

gedefinieerd in ons Internal Control Framework. Soms kun je de regels op meerdere manieren interpreteren, maar in mijn opinie moet je het getoonde gedrag altijd zelf kunnen rechtvaardigen.” (Controller II).

Merchant en Van der Stede (2007) zien de verplichting van de controller om eerlijk te zijn naar de stakeholders van de organisatie en om integer te handelen in termen van oprechtheid, eerlijkheid en waarheidsgetrouw. In bovenstaand citaat van controller V en onderstaande opmerking van controller VI worden de stakeholders van de organisatie centraal gesteld. “Ethiek is in mijn opinie datgene doen wat het beste is voor de organisatie en alle belanghebbenden, de stakeholders. Dit is heel grijs, want wat is het beste voor alle stakeholders” (Controller VI).

Het is wetenschappelijk wijdverspreid geconcludeerd dat earnings management in de praktijk voorkomt (Elias, 2004), ook de resultaten van dit onderzoek geven hier aanwijzingen voor. “Als controller kom je er vroeg of laat mee

in aanraking” (Controller I); “Dat is in principe bijna een dagelijkse gang van zaken” (Controller IV). De voorbeelden

die zijn benoemd behelzen zowel accounting gerelateerde praktijken als operatiegerelateerde praktijken van earnings management. “In de tweede helft van december zou niet meer worden gefactureerd. Dat is puur omzet verschuiven omdat het om grote bedragen ging. Andere voorbeelden hebben te maken met het herwaarderen (afwaarderen) van een verouderde voorraad.” (Controller II); Onlangs hadden we nog een reservering opgenomen, maar deze is geschrapt toen bleek dat de overheadkosten in de betreffende maand fors overschreden waren. Het ging daarbij om een reservering van een project, waarvan we nog enkele nagekomen facturen verwachten”. (Controller II); “Het ging om subsidieprojecten waarbij urenstaatjes niet helemaal waterdicht waren, of budgetten die hoe dan ook gehaald moesten worden.” (Controller III).

Op de vraag hoe de controllers reageren indien ze worden geconfronteerd met earnings management praktijken, zijn de reacties uiteenlopend. Controller VII liet weten: “Hoewel het niet goed is, is het ingebakend in de cultuur en wordt het dus als gewoon gezien”. Deze opmerking sluit aan bij een onderzoek van Schippers (2003), die stelt dat waarnemingen typisch het product kunnen zijn van latere ontwikkeling, als de persoon steeds meer vertrouwd raakt met tradities en zijn sociale omgeving. Dit betekent dat personen uit verschillende culturen dezelfde gebeurtenis als min of meer aanvaardbaar kunnen oordelen. 7 van de 8 controllers pretenderen openheid en transparantie in situaties waarbij ze worden geconfronteerd met earnings management praktijken en zoeken ruggespraak bij andere leden in de organisatie. “Wanneer ik zou worden geconfronteerd met earnings management praktijken zou ik het te allen tijde bespreken met mijn leidinggevende. Daarnaast zou ik het zelf verder uitzoeken en dan een dossier opbouwen. Vervolgens zou ik het terugkoppelen naar de persoon in kwestie.” (Controller VI).

Controller II heeft al eens op het punt gestaan om klokkenluider te worden: “Gelukkig was het niet nodig, maar toen heb ik wel even aan de klokkenluidersregeling gedacht.”(Controller II). In een omgeving die hij als oneerlijk beleefde, werd het gevoel van eerlijkheid sterker. Deze beleving sluit aan bij rechtvaardigheidstheorieën die stellen dat percepties van onrechtvaardigheid werknemers motiveert om acties te ondernemen die deze situaties doorbreken (Gundlach et al., 2003).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Ontslagregeling bevat een uitzondering op dit artikel in zoverre dat de toestemming om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op te zeggen op grond van artikel 7:669 lid

First, as we have seen in Diffuse rhythmic delta activity it is suggested that the phase-coherence and phase-angle between the spikes and delta oscillations increase and

Company’s reaction to positive eWOM and its effect on brand attitude and virality, mediated by skepticism, trust in the brand and brand warmth.. Elisabeth Carolina van

When the Bosnian Serb forces attacked the UN protected enclave in Srebrenica in July 1995, most women, children and elderly fled to the UN compound to seek shelter.. However,

Wanneer niet aangetoond kan worden dat Earnings Management en belastingtransparantie verband met elkaar houden door Earnings Management te meten via Book-Tax verschillen zou

Uit de resultaten in tabel 3 blijkt geen significante relatie tussen de aanwezigheid van financiële achtergrond of achtergrond in de industrie en de mate waarin real

Daarnaast had Barton (2001) in zijn onderzoek de discretionaire accruals absoluut gemaakt. Uit Vergelijking 1 blijkt dat de controle variabele Big4 een negatieve

Om bovenstaande hoofdvraag te kunnen beantwoorden is er gebruik gemaakt van de volgende hypothese: Ondernemingen die gebruik maken van een combinatie van NFPM en FPM waarop de