• No results found

2. Literatuuronderzoek

2.2 Earnings management en ethiek

2.2.2 Ethische kwestie

Één ding die de wetgever en ontwerpers van professionele gedragscodes voor accountants en controllers gemeen hebben is hun behoefte om onderscheid te maken tussen acceptabele en onacceptabele vormen van gedrag. Soms is dit onderscheid eenvoudig te maken, bijvoorbeeld, de conclusie dat diefstal van activa (voorraden of bedrijfsmiddelen) onacceptabel is. Maar in vele andere gevallen is het soort gedrag controversieel, zo ook in het kader van earnings management (Merchant en Rockness, 1994).

Armstrong (1993) betoogt begin jaren negentig dat earnings management één van de belangrijkste ethische kwesties inzake financiële rapportering is en benadrukt dat accountants dagelijks met deze praktijken worden geconfronteerd. In opvolgend onderzoek wordt er veel aandacht besteedt aan de ethische aanvaardbaarheid van earnings management (Bruns en Merchant, 1990; Merchant en Rockness, 1994; Fischer en Rosenzweig, 1995). Voormalig SEC voorzitter Richard Breeden betitelt het manipuleren van winsten als fraude (Stern, 2003). Mintz (1997) ziet het toepassen van earnings management als pogingen om met opzet de financiële gemeenschap te misleiden. Andere onderzoekers zien earnings management in het licht van de typische structuur van de beslissingen en verantwoordelijkheden van de financiële verslaggeving. Barboza (2002) merkt op dat business managers zich vaak realiseren dat zij zich bezighouden met het manipuleren van winsten, maar zich verschuilen achter andere terminologieën.

Merchant en Van der Stede (2007) geven een viertal redenen waarom earnings management als onethisch kan worden bestempeld. Ten eerste, de praktijken van earnings management zijn niet duidelijk voor interne of externe gebruikers van de jaarrekening. Ten tweede, de managers en accountants hebben de plicht om betrouwbare informatie op te leveren. Ten derde, de praktijken van earnings management kunnen worden geïnterpreteerd als zijnde niet consistent met de verplichting van managers en accountants om integer te handelen in termen van oprechtheid, eerlijkheid en waarheidsgetrouw. Tot slot, beloningen verdiend aan praktijken van earnings management zijn niet eerlijk als de gerapporteerde prestaties niet echt zijn.

9

2.2.3 Ethische besluitvorming

In de literatuur van beschrijvende ethiek hebben eind vorige eeuw een aantal onderzoekers (Rest, 1986; Treviňo, 1986; Jones, 1991) raamwerken ontwikkeld over het maken van ethische beslissingen. Hiervan is het raamwerk van Rest (1986) de meest geciteerde en toonaangevende publicatie (O’Fallon en Butterfield, 2005). In zijn raamwerk onderscheidt Rest een viertal stappen bij het tot stand komen van een ethische handeling. Dit zijn:

1 Het identificeren van de morele aard van een situatie; 2 Het vellen van een moreel oordeel over een situatie;

3 Het ontwikkelen van een intentie met betrekking tot het moreel handelen; 4 Het daadwerkelijk moreel handelen.

Wanneer een persoon erkent dat een ethische kwestie aanwezig is, zal de persoon de relatieve voor- en nadelen van de kwestie afwegen en een oordeel vormen, om vervolgens een intentie te ontwikkelen om op een bepaalde manier te handelen. Duncan en Knoblett (2000) vonden dat morele oordeelvorming belangrijk is voor het vaststellen van de perceptie van earnings management.

Schepers (2003) schrijft dat het vellen van een moreel oordeel (stap 2) kan worden onderzocht met behulp van een driedimensionaal model. De drie dimensies zijn morele gelijkheid, relativisme en contractualisme. De dimensie morele gelijkheid onderzoekt fundamentele vraagstukken van goed en kwaad, zoals eerlijkheid, rechtvaardigheid, en moreel goed of fout. Wat als rechtvaardig of eerlijk wordt beoordeeld door een persoon kan worden gezien als minder rechtvaardig of minder eerlijk door een ander persoon. De tweede dimensie, relativisme, verwijst naar de sociale en culturele waarnemingen van ethiek. Deze waarnemingen zouden typisch het product kunnen zijn van latere ontwikkeling, als de persoon steeds meer vertrouwd raakt met tradities en zijn sociale omgeving. Dit betekent dat personen uit verschillende culturen dezelfde gebeurtenis als min of meer aanvaardbaar kunnen oordelen. Ten slotte de dimensie contractdualisme. Hierin worden individuele percepties ten aanzien van de stilzwijgende afspraken tussen individuen of tussen het individu en de samenleving onderzocht. Personen van dezelfde of verschillende culturen kunnen verschillende opvattingen hebben over het impliciete sociale contract (Schepers, 2003).

Uit bovenstaande kan worden geconcludeerd dat een ethisch oordeel kan verschillen tussen individuen en groepen. Het is belangrijk om te begrijpen dat personen verschillende oordelen kunnen hebben over de te onderscheiden praktijken van earnings management.

10

2.3 Earnings management en contextfactoren van ethische perceptie

2.3.1 Wat is ethische perceptie

Volgens de Nederlandse woorden van de Taal5 betekent perceptie ‘de wijze waarop iemand iets ervaart en beoordeelt’. In deze scriptie wordt onder de perceptie van earnings management verstaan de mate waarin earnings management praktijken als (on)ethisch wordt ervaren en beoordeeld (Geiger en Van der Laan Smith, 2010).

2.3.2 De ethische perceptie van earnings management

Als een van de eerste onderzoekers belichten Merchant en Rockness de perceptie van earnings management in 1994 in hun artikel “the ethics of earnings management”. Aan de hand van een door Merchant (1989) ontwikkelde vragenlijst, waarbij de respondenten een dertiental earnings management scenario’s wordt voorgelegd, onderzochten zij de ethische aanvaardbaarheid van verschillende vormen van earnings management onder operationele managers, accountants en controllers. Uit de resultaten bleek dat accounting manipulaties als onethischer werden beoordeeld dan de productie manipulaties. Fischer en Rosenzweig (1995) onderzochten de vragenlijst van Merchant en stelden vast dat de vragenlijst een duidelijk onderscheid maakt in productie en accounting manipulaties. In navolging van Merchant en Rockness (1994) kwamen zij tot de conclusie dat onder accountants en accountancystudenten de productie manipulaties als milder worden beoordeeld dan de accountingmanipulaties.

2.3.3 Contextfactoren van ethische perceptie

Het onderzoek naar de ethische perceptie van earnings management heeft begin 20e eeuw meerdere onderzoekers in de accounting professie geïntrigeerd. Na het faillissement van Enron en accountantskantoor Arthur Andersen, heeft er opvolgend onderzoek plaatsgevonden naar factoren die gerelateerd zijn aan de ethische perceptie van earnings management onder accountants en controllers.

Zo onderzocht Elias (2002) onder 763 accountancy studenten en praktijkaccountants de relatie tussen enkele individuele factoren en de perceptie van earnings management. Hij testte de houding ten aanzien van ethiek, de sociale verantwoordelijkheid en de persoonlijke moraal in relatie tot de perceptie van earnings management. De persoonlijke moraal wordt gedefinieerd als de mate waarin individuen relativisme6 en/of idealisme7 nastreven. De resultaten veronderstellen een positieve relatie voor sociale verantwoordelijkheid, focus op lange termijn doelen, idealisme en een negatieve relatie voor de focus op korte termijn doelen en relativisme.

5

www.woorden.org

6

Relativisme is de mate waarin een individu algemene regels en principes naleeft (Elias, 2002)

7 Idealisme beschrijft iemands houding ten aanzien van de consequenties van een actie, en hoe deze consequenties iemands welvaart beïnvloeden (Elias, 2002)

11

In 2004 testte Elias de relatie tussen ethische waarden van bedrijven en de perceptie van earnings management onder 583 RA’s die werkzaam zijn in de publieke sector, industriesector en/of op universiteiten. De resultaten gaven aan dat RA’s werkzaam in organisaties met hoge ethische standaarden earnings management activiteiten zien als meer onethisch dan RA’s werkzaam in organisaties met lage ethische standaarden. Binnen de onderzoeksgroep vond hij duidelijke verschillen van de perceptie ten aanzien van ethische waarden van bedrijven tussen leeftijdsgroepen, geslacht, functie en andere demografische factoren. De resultaten waren alarmerend voor met name RA’s die werkzaam waren in de industrie. Zij rapporteerden een lagere perceptie van hun ethische waarden.

Geiger et al. (2006) deden onderzoek naar de nationale cultuur in relatie tot de perceptie van earnings management. Zij deden dit onderzoek onder respondenten uit 8 verschillende landen en gebruikten hiervoor de vragenlijst van Merchant en Rockness (1994). De uitkomsten demonstreren aanzienlijke variatie in perceptie van de scenario’s tussen de landen en geven sterk bewijs dat de praktijken van earnings management niet als hetzelfde worden waargenomen. Geiger et al. (2006) gebruikte Hofstede’s cultuurdimensies in hun onderzoek en vonden dat de verschillende percepties niet gerelateerd zijn aan de cultuurdimensies van Hofstede. Wel vonden ze dat de percepties van earnings management en de timing van productie manipulaties geassocieerd zijn met de machtsafstandindex8 en de masculiniteitindex9.

In 2007 bevestigde Geiger et al. de relatie tussen nationale culturen en de perceptie van earnings management. De belangrijkste uitkomst van deze studie is dat, hoewel het grotendeels erkend is dat de Verenigde Staten en Mexico zeer verschillende nationale culturen hebben, deze verschillen ook duidelijk aanwezig zijn in de perceptie van earnings management. De resultaten van de studie tonen aan dat Amerikaanse studenten accounting manipulaties als onethischer beoordelen dan de Mexicaanse studenten.

Een opvolgende studie van Geiger en Van der Laan Smith (2010) behandelt de effecten van institutionele en culturele factoren op de perceptie van earnings management. In het onderzoek onder 1363 publieke accountants, accountancy studenten en accountants in business uit 13 verschillende landen wordt onderscheid gemaakt tussen landen met een stakeholders gerichte oriëntatie en landen met een shareholders gerichte oriëntatie. De bevindingen suggereren dat deelnemers uit alle landen in het algemeen accounting earnings management praktijken minder aanvaardbaar vinden dan productie gerelateerde earnings management praktijken, en dat de deelnemers uit stakeholder georiënteerde landen minder tolerant zijn ten opzichte van earnings management praktijken dan deelnemers van shareholder georiënteerde landen. De bevindingen leveren het bewijs dat de verschillen in de perceptie van earnings management tussen landen significant geassocieerd is met de corporate governance oriëntatie van het land en het niveau van de culturele geheimhouding. Geiger en Van der Laan Smith

8

Machtafstandsindex = De mate waarin individuen accepteren en verwachten dat de macht binnen organisaties, instellingen en de maatschappij ongelijk verdeeld is. Samenlevingen met een hoge machtafstandsindex hebben minder behoefte aan individuele onafhankelijkheid en hebben een grotere conformiteit.

9Masculiniteitindex = De mate waarin een cultuur “mannelijke'' waarden als prestaties en succes belangrijker vinden dan ''vrouwelijke'' waarden als kwaliteit van het leven en persoonlijke relaties.

12

(2010) stellen ook de noodzaak van verder onderzoek naar het verband tussen de perceptie van earnings management en de afkomst van accountants, maar ook de institutionele en de markt factoren die verantwoordelijk kunnen zijn voor deze verschillen.

De eerste onderzoekers die zich in China richten op de perceptie van earnings management zijn Shafer en Wang (2010). Zij stellen dat de rol van de onafhankelijke accountant tegen misleidende financiële verslaggeving zijn weerklank heeft op de perceptie van earnings management en onderzochten de ethische context en machiavellisme10 in relatie tot de perceptie van earnings management bij industrie accountants op het vasteland van China. De resultaten geven aan dat een organisatie met een kosmopolitisch klimaat11 de perceptie van earnings management van accountants significant beïnvloedt. In tegenstelling tot de perceptie van earnings management van accountants in de VS, beoordeelden de accountants in China accounting earnings management soepeler dan de productie gerelateerde earnings management praktijken. Daarnaast is de perceptie van earnings management onder accountants met een hoge mate van machiavellianisme soepeler dan lage machiavellians.

Jooste (2011) onderzocht onder accountancy studenten in Zuid Afrika in hoeverre de perceptie van earnings management anno 2011 is gewijzigd ten opzichte van de perceptie voor financiële debacles als dat van Enron. Gebruikmakend van de earnings management scenario’s van Merchant (1989) vond hij dat er onder 259 studenten en 59 managers geen sprake is van een substantiële verandering in het oordeel over earnings management praktijken. Volgens Jooste geeft deze uitkomst aan dat universiteiten, business scholen en praktijkopleiders het belang van deze ethische kwestie in de professie van accountants en controllers continu onder de aandacht moeten houden.

Naar aanleiding van de literatuurstudie in deze paragraaf kan er gesteld worden dat een groot scala aan contextfactoren in verband is gebracht met de perceptie van earnings management. De factoren behelzen enerzijds persoonlijke contextfactoren, anderzijds organisatorische contextfactoren.

2.4 Earnings management en accountants & controllers

Ondanks dat er veel overeenkomsten zijn tussen het werk van de accountant en de controller, zijn er enkele belangrijke verschillen. Accountants zijn financiële experts die los staan van een bedrijf of organisatie. Ze zijn in dienst bij een onafhankelijk accountantskantoor en komen als ‘externen’ bij een bedrijf of organisatie binnen om de jaarrekening te controleren, om advies te geven over financiële vraagstukken of om bestuurlijke informatiesystemen op te zetten. Een controller is in dienst van een bedrijf of organisatie en ziet toe op het financiële reilen en zeilen van een bedrijf of organisatie. Ook denkt laatstgenoemde na over nieuwe beheerssystemen die de effectiviteit van een bedrijf of organisatie verder kunnen verbeteren. Kort gezegd: de controller stelt jaarrapporten op, die de accountant controleert (RUG opleidingsbrochure A&C, 2010).

10

Machiavellisme is een meeteenheid van de algemene neiging tot manipulatie of misleidend gedrag (Christie en Geis, 1970)

11 Kosmopolitische organisatie is een organisatie die sterk de nadruk legt op het bedienen van het algemeen belang (Victor en Cullen, 1987)

13

Controllers hebben een dubbelrol in een organisatie (Merchant en Van der Stede, 2007). Enerzijds hebben zij een adviserende functie voor het management. In deze rol helpen controllers lijnmanagers en directie in hun besluitvormingsvormingsproces en beheersfuncties om waarde voor de eigenaren te creëren. Op deze manier zijn ze onder andere betrokken bij het voorbereiden van plannen en budgetten, uitdagende plannen en acties van inkoop-, operatie- en verkoopmanagers, participeren ze in een breed pallet van managementbesluiten, bepalen ze (kost)prijzen, regels ten aanzien van betalingstermijnen en praten ze mee over (des)investeringen (Hrisak, 1996). De andere rol van de controller is de toezichthoudende rol. In deze rol zorgt een controller er voor dat de acties van alle medewerkers, en in het bijzonder die van de managers, legaal en ethisch gezien, in het belang zijn van de organisatie en haar eigenaren. Vanuit deze rol stelt de controller onder andere de (financiële) jaarrekening op en maakt hij verplichte rapportages ten behoeve van externe stakeholders als de belastingdienst en overheden. Op deze manier is de controller de onafhankelijke interne accountant en is het zijn taak om er voor te zorgen dat de informatie die wordt opgeleverd betrouwbaar en juist is.

De dubbelrol van controllers is volgens Merchant en Van der Stede (2007) conflicterend. Enerzijds zijn controllers geneigd zich te identificeren met de belangen van hun organisatie en het management, anderzijds dienen ze de belangen van eigenaren en stakeholders. Dit wordt ook wel entiteitidentificatie genoemd. Hoewel van een controller wordt verwacht dat deze een ethisch moreel oordeel vormt, een gevoel voor ethische integriteit heeft en goed in staat wordt geacht om effectief te handelen in situaties waarbij ze de dubbelrol vertolkt, is er het gevaar dat controllers gemotiveerd raken om de rapportering van de financiële cijfers, die ze vanuit hun functie moeten opstellen, te manipuleren (Blais, 2000).

2.5 Earnings management en marktsector

Omdat het openbaar vervoer voor een belangrijk deel uit collectieve middelen wordt gefinancierd, wordt de sector openbaar vervoer door het Sociaal Plan Bureau tot de quartaire sector gerekend. Dit betekent dat de diensten van een openbaar vervoersorganisatie vooral gericht zijn op het welzijn van de burger, en daarmee in de economische sector zonder winstoogmerk valt. Andere voorbeelden van organisaties die tot de quartaire sector worden gerekend zijn ziekenhuizen, waterschappen of onderwijsinstellingen. Merchant en Van der Stede (2007) onderscheiden twee type organisaties. Profit en Non-profit. Non-profit organisaties hebben geen winstoogmerk en dienen veelal een publiek doel. Profit organisaties daarentegen hebben een winstoogmerk.

In tegenstelling tot de eindeloze onderzoeken naar earnings management in de profit sector, zijn de studies naar earnings management praktijken in de non-profit sector schaars. Het bewijs dat publieke organisaties earnings management praktijken toepassen is daarmee beperkt (Verbruggen en Christiaens, 2010). Onderzoekers dragen verschillende verklaringen aan waarom non-profit organisaties earnings management toepassen: het verbeteren van de efficiency ratio's (Jones en Roberts, 2006; Keating et al., 2008; Khumawala et al., 2005; Krishnan et al., 2006;), het vermijden van belastingen (Hofmann, 2007; Omer en Yetman, 2003, 2007) en het vermijden van kleine verliezen (Ballantine et al., 2007; Leone en Van Horn, 2002).

14

Om overheidsfinanciering te handhaven kunnen zwaar gesubsidieerde organisaties geneigd zijn om winsten te manipuleren. Bouwens et al. (2004) tonen aan dat sommige Nederlandse non-profit ziekenhuizen voorafgaand aan het jaar waarin de financiering wordt ontvangen, financiële schulden presenteren. Door deze vorm van earnings management toe te passen pogen ze aanspraak te maken op nieuwe of aanvullende financiering in de toekomst.

2.6 Verantwoording model

Deze paragraaf bespreekt de grafische weergave van het theoretisch model. In bijlage I is het model opgenomen. Hierin staat de grijs gearceerde cirkel ‘de perceptie van earnings management’ (paragraaf 2.3.2) centraal. Dit vormt dan ook de afhankelijke variabele. Het model is een samenstelling van elementen uit de literatuur van earnings management en het door Rest (1979) ontwikkelde ethische besluitvormingsproces.

Het model kan worden beschouwd als een procesmodel dat leidt tot de handeling ‘toepassen van verschillende vormen van earnings management’. Wanneer een persoon erkent dat een ethische kwestie aanwezig is (paragraaf 2.2.2), zal die persoon de relatieve voor- en nadelen van de kwestie afwegen en een oordeel vormen (paragraaf 2.2.3), om vervolgens een intentie te ontwikkelen (paragraaf 2.1.3) om op een bepaalde manier te handelen (paragraaf 2.1.1 en 2.1.2). De perceptie is hoe iemand iets ervaart en beoordeelt (paragraaf 2.3.1) en dat staat in bovenstaand model gelijk aan de eerste twee stappen van uit het model van Rest (1979). Contextfactoren van deze perceptie zijn te categoriseren naar persoonlijke- en organisatiekenmerken (paragraaf 2.3.3). In deze scriptie worden de functie van controller (paragraaf 2.4) en de marktsector (paragraaf 2.5) belicht, en zodoende zijn dit de onafhankelijke variabelen. Als afgeleide van het theoretisch model zijn de volgende deelvragen geformuleerd:

1. Wat is een perceptie van earnings management ?

2. Hoe wordt een perceptie van earnings management gevormd ?

3. Welke contextfactoren spelen een rol bij de perceptie van earnings management van controllers in Nederland ?

4. In hoeverre verschilt de perceptie van earnings management van controllers van de perceptie van earnings management van accountants ?

5. In hoeverre verschilt de perceptie van earnings management van controllers in de quartaire sector van de perceptie van earnings management van controllers in andere sectoren ?

15

3 Onderzoeksopzet

Dit hoofdstuk zet uiteen hoe het onderzoek is opgebouwd. In de eerste paragraaf staat het type van het onderzoek centraal. De tweede paragraaf behandelt de onderzoeksvormen, vervolgens wordt de selectie van de controllers besproken en de paragraaf dataverzameling completeert dit hoofdstuk.

3.1 Onderzoekstype

In deze scriptie wordt middels kwalitatief onderzoek een antwoord gegeven op de hoofdvraag. Doorgaans is het doel van kwalitatief onderzoek om een probleem of thematiek in concrete, alledaagse omstandigheden te beschrijven en te interpreteren, of om de beleving of betekenisgeving van de betrokkenen te achterhalen. Yin (2003) formuleert dat kwalitatief onderzoek geschikt is om antwoord te geven op de vragen “hoe” en “waarom”. Dit sluit aan bij de hoofd- en deelvragen die in termen van “hoe & in hoeverre” zijn geformuleerd. Bij het uitvoeren van kwalitatief onderzoek wordt veelal een holistische aanpak gekozen. Dit betekent dat de onderzoekseenheid, in deze scriptie de perceptie van earnings management, in de omgeving als geheel wordt onderzocht. Daardoor staat de beleving van de onderzoeker centraal en is kwalitatief onderzoek veelal interpretatief.

Het onderzoekstype dat in dit onderzoek wordt gebruikt is tweeledig. Exploratief en descriptief. Het doel van exploratief onderzoek is het krijgen van ideeën over mogelijke relaties, veelal door het ontwikkelen van een hypothese of theorie. Door een theoretisch model te verkrijgen over het ontstaan van de perceptie van earnings management van controllers in Nederland en de daaraan verwante contextfactoren, kan dit onderzoek als exploratief worden bestempeld. Het is verkennend van aard en presenteert relaties die tot op heden zijdelings zijn belicht. Descriptief onderzoek daarentegen is beschrijvend van aard. Kenmerkend voor dit type onderzoek is dat de onderzoeker beschrijft hoe de werkelijkheid is, er wordt niet gezocht naar een verklaring waarom de werkelijkheid zich als zodanig voordoet. Descriptief onderzoek is inventariserend van aard. Dit geldt voor de hoofdvraag van deze scriptie: het doel is om op beschrijvende wijze inzicht te verschaffen in de perceptie van

GERELATEERDE DOCUMENTEN