• No results found

Vrouwen in de media onder vuur

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vrouwen in de media onder vuur"

Copied!
176
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Research en redactie voor audiovisuele media Universiteit van Amsterdam (UvA)

28 februari 2019

DE IMPACT VAN BEDREIGINGEN, INTIMIDATIES EN GEWELD OP DE WERKWIJZE VAN VROUWEN WERKZAAM IN DE MEDIA

Auteur

Laura Das

Studentnummer: 10640630

Begeleider UvA & eerste beoordelaar Tweede beoordelaar

Dr. Mirjam Prenger Prof. Dr. Mark Deuze

Praktijkbegeleider

Dr. Marjolein Odekerken

VROUWEN IN DE MEDIA

ONDER VUUR

(2)
(3)

VROUWEN IN DE MEDIA

ONDER VUUR

(4)

INLEIDING p. 1

1 THEORETISCH KADER p. 7

1.1 Context p. 7

1.1.1 Journalistiek wereldwijd onder vuur

1.1.2 Toename bedreigingen in democratische landen 1.1.3 Dreigend klimaat voor journalisten in Nederland 1.1.4 Vrouwen in de media steeds vaker bedreigd

1.2 Bedreigingen, intimidaties en geweld p. 16 1.2.1 Fysieke bedreigingen veranderen

1.2.2 Juridische procedures

1.2.3 Steeds meer online bedreigingen 1.2.4 Seksuele connotatie

1.2.5 Gevoelige onderwerpen 1.2.6 Daders en motieven

1.3 Gevolgen voor werkwijze p. 26 1.3.1 Journalistieke waarden

1.3.2 Zelfcensuur brengt persvrijheid in gevaar 1.3.3 Maatregelen 1.4 Hypotheses samenvatting p. 33 2 METHODE p. 35 2.1 Verzamelmethode p. 35 2.1.1 Materialen 2.1.2 Procedure 2.1.3 Respondenten

2.2 Totstandkoming enquête en operationaliseren concepten p. 45 2.2.1 Vrouwen werkzaam in de media

2.2.2 Bedreigingen, intimidaties en geweld 2.2.3 Fysieke, online en juridische bedreigingen 2.2.4 Melden van bedreigingen

2.2.5 Aanleidingen

2.2.6 Daders en motieven 2.2.7 Zelfcensuur

2.2.8 Persvrijheid 2.2.9 Maatregelen

(5)

2.3.2 Meten en analyseren

3 RESULTATEN p. 57

3.1 Bedreigingen, intimidaties en geweld p. 57 3.1.1 Fysieke bedreigingen

3.1.2 Online bedreigingen 3.1.3 Online platformen 3.1.4 Juridische bedreigingen 3.1.5 Andere soorten bedreigingen

3.2 Aanleidingen p. 74 3.2.1 Factoren 3.2.2 Onderwerpen 3.3 Daders en motieven p. 80 3.4 Impact op werkwijze p. 86 3.3.1 Opgelopen schade

3.3.2 Toepassen van zelfcensuur

3.5 Gevaar voor persvrijheid p. 100 3.6 Maatregelen p. 102

3.6.1 Melden van bedreigingen, intimidaties en geweld 3.6.2 Redenen om niet te melden

3.6.3 Meer maatregelen CONCLUSIE p. 113 Belangrijkste bevindingen p. 113 Discussie p. 122 Aanbevelingen p. 123 LITERATUURLIJST p. 125 BIJLAGEN p. 131 Bijlage II Enquête p. 131 Bijlage II Nieuwsberichten bij enquête p. 169

Totaal aantal woorden: 23.324

(6)

Journalisten de mond snoeren, dat zou in Nederland niet zo maar moeten kunnen: Volgens de Grondwet art. 7 mag iedereen zeggen en schrijven wat hij wil. Zolang dit niet in strijd is met de wet. Toch krijgen steeds meer journalisten te maken met bedreigingen in de context van hun werk, ook in Nederland (Bovenkerk et al., 2005; Bovenkerk & Odekerken, 2009; Odekerken & Brenninkmeijer, 2017). Niet alleen het ontzeggen van toegang en fysiek geweld, maar vooral (online) beledigingen en het verspreiden van haat en discriminatie zijn voor een groeiend aantal journalisten realiteit. En dat terwijl ‘belediging, smaad en aanzetten tot haat en discriminatie’ in Nederland bij wet verboden zijn (Grondwet art. 7).

Dit kan de werkwijze van de journalisten beïnvloeden. Enerzijds door het van buitenaf opleggen van restricties voor het vertellen van een verhaal en anderzijds doordat journalisten zichzelf, bewust of onbewust, zelfcensuur opleggen om zichzelf te beschermen tegen bedreigingen. Journalisten worden bijvoorbeeld voorzichtiger in het kiezen van hun journalistieke onderwerpen en zijn terughoudender in hoe ze hun nieuws naar buiten brengen. Gevolg is dat journalisten worden beperkt in hun autonome rol als hoeders van de waarheid. Met andere woorden, de persvrijheid in Nederland staat op het spel.

Bovendien blijkt dat de bedreigingen niet willekeurig zijn, maar gericht op bepaalde journalisten. Veel vrouwen werkzaam in de media krijgen te maken met bedreigingen, intimidaties en geweld (Chen et al., 2018a; Ferrier, 2018; International Federation of Journalists, 2018). Recentelijk stopte Trouw-columniste Saeda Nourhussen met haar column: ‘Die haat gaat zelden over de inhoud van mijn werk, maar is meestal gericht op mijn bestaan als zwarte vrouw’ (Nourhussen, 2018).

(7)

Dat er behoefte is aan specifieke aanbevelingen over hoe om te gaan met bedreigingen, haatzaaiingen, intimidatie en geweld tegen vrouwen, en in het bijzonder zwarte vrouwen, blijkt wel uit de stelling die Trouw wegliet uit de verklaring voor Nourhussen’s vertrek bij Trouw: ‘Ook voelde Nourhussen te weinig bewustzijn vanuit de redactie van Trouw voor haar kwetsbare positie als zwarte, vrouwelijke opiniemaker’ (Nourhussen, 2018). Dit deel raakte volgens Nourhussen nu juist de kern van waar het volgens haar op veel redacties structureel misgaat. Het doel van het huidige onderzoek is tweeledig. Enerzijds is het bedoeld om inzicht te geven over de stand van zaken rondom bedreigingen van vrouwen werkzaam in de media en wat dit voor impact heeft op hun werkwijze. Anderzijds heeft dit onderzoek als doel aanbevelingen te presenteren voor de beroepsgroep en belangenverenigingen van (vrouwelijke) journalisten. Beide doelen hangen sterk met elkaar samen. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt:

Wat is de impact van bedreigingen, intimidaties en geweld op vrouwen werkzaam in de media?

Om deze hoofdvraag zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden, zijn een aantal deelvragen opgesteld, waaraan in het theoretisch kader hypotheses verbonden zullen worden:

1. Hoeveel vrouwen werkzaam in de media krijgen te maken met bedreigingen, intimidaties of geweld in de context van hun werk?

2. Met wat voor soort bedreigingen, intimidaties of geweld krijgen vrouwen werkzaam in de media te maken in de context van hun werk?

3. Welke factoren dragen volgens vrouwen in de media bij aan bedreigingen, intimidaties of geweld in de context van hun werk?

(8)

4. Welke onderwerpen dragen volgens vrouwen in de media bij aan bedreigingen, intimidaties of geweld in de context van hun werk?

5. Wat veranderen vrouwen werkzaam in de media aan hun journalistieke werkwijze naar aanleiding van bedreigingen, intimidaties of geweld in de context van hun werk?

De deelvragen die met name van belang zijn voor de aanbevelingen voor de beroepsgroep en belangenverenigingen voor (vrouwelijke) journalisten luiden als volgt:

6. Uit welke hoek zijn de bedreigingen, intimidaties of het geweld afkomstig? 7. Wat zijn de motieven van de daders?

8. Zien vrouwen werkzaam in de media een verandering in de terughoudendheid of voorzichtigheid binnen het werk van vrouwelijke journalisten?

9. Achten vrouwen werkzaam in de media de bedreigingen, intimidaties of het geweld als een reëel en actueel gevaar voor de persvrijheid?

10. Achten vrouwen werkzaam in de media de huidige maatregelen tegen bedreigingen, intimidaties of geweld afdoende?

11. Welke maatregelen achten vrouwen werkzaam in de media als zinvol tegen bedreigingen, intimidaties of geweld?

Dat bedreigingen, intimidaties en geweld tegen journalisten in Nederland de laatste jaren vaker voorkomen, blijkt uit het rapport Een dreigend klimaat, dat Odekerken en Brenninkmeijer (2017) vorig jaar in opdracht van de NVJ publiceerden. Hieruit bleek dat de persvrijheid van Nederlandse journalisten – mannen en vrouwen – onder druk is komen te staan door bedreigingen, intimidaties en geweld in context van hun werk. Uit recente internationale onderzoeken naar bedreigingen,

(9)

intimidaties en geweld tegen journalisten bleek dat met name vrouwen hier relatief vaak mee te maken krijgen en dat er bovendien sprake is van vrouwspecifieke bedreigingen (Barton & Storm, 2014; Chen et al., 2018a; Ferrier, 2018; International Federation of Journalists, 2018; Löfgren Nilsson & Örnebring, 2016). Gericht onderzoek naar de bedreigingen, intimidaties en geweld tegen vrouwelijke journalisten in Nederland ontbreekt nog.

Het huidige onderzoek dient daarom als het eerste deel van een vervolgonderzoek op het onderzoek van Brenninkmeijer en Odekerken (2017) waarbij specifiek de vrouwelijke ervaring met bedreigingen, intimidaties en geweld wordt uitgelicht. Hoewel dit soort onderzoeken op internationaal niveau recentelijk al zijn uitgevoerd, is nog nooit eerder specifiek in Nederland onderzoek gedaan naar de ervaringen met bedreigingen, intimidaties en geweld gericht tegen vrouwen werkzaam in de media. Hierdoor kan inzicht worden verkregen in de omvang en gevolgen van dit probleem in Nederland onder vrouwelijke journalisten en gezocht worden naar maatregelen die de bedreigingen, intimidaties en geweld in de toekomst kunnen beperken en hoe vrouwelijke journalisten zich hier beter tegen kunnen wapenen. Om antwoorden te vinden op de onderzoeksvraag is in samenwerking met de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), Stichting Vrouw en Media, de Vereniging van Onderzoeksjournalisten (VVOJ) en het Genootschap van Hoofdredacteuren een enquête uitgezet onder vrouwen werkzaam in de media. In deze enquête beantwoordden ze anoniem vragen over hun ervaringen met bedreigingen, intimidaties of geweld in context van hun werk. Gezien de gevoeligheid van het onderwerp is enerzijds geprobeerd gestandaardiseerde antwoorden te vinden op de deelvragen, maar anderzijds ook zoveel mogelijk ruimte gelaten voor het beschrijven van persoonlijke (unieke) ervaringen. Deze keuze is mede gemaakt met het oog op het tweede deel van het onderzoek dat dr.

(10)

Marjolein Odekerken zal uitvoeren, waarbij zij voortbouwt op de resultaten van deze masterscriptie (deel één van het onderzoek). In deel twee van het onderzoek zal zij interviews houden met vrouwen die te maken hebben gehad met bedreigingen, intimidaties of geweld in de context van hun werk in de media (meer hierover in het hoofdstuk van over de methode). De resultaten van het gehele onderzoek (deel één en twee) zullen worden gepresenteerd op de Dag van de Persvrijheid 2019.

In het eerstvolgende hoofdstuk zal het theoretisch kader inzicht geven in de concepten en verbanden die van belang zijn voor het beantwoorden van de hoofdvraag en de deelvragen en wordt het huidige onderzoek ingebed in de bestaande literatuur. Hieruit vloeien vervolgens ook de hypotheses van het onderzoek voort. Vervolgens zal in het hoofdstuk over de methode bondig doch kritisch worden beschreven hoe dit onderzoek is uitgevoerd en welke analysemethoden gebruikt zijn. In het derde hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek uiteengezet, waarbij uitgevoerde analyses zullen worden beschreven en hypotheses zullen worden getoetst. Ten slotte zal in de conclusie worden samengevat wat de belangrijkste resultaten zijn van het onderzoek, waaruit aanbevelingen zullen volgen voor de beroepsgroep en belangenverenigingen voor (vrouwelijke) journalisten. Uiteraard zullen in het laatste hoofdstuk ook de beperkingen van dit onderzoek kritisch worden besproken.

(11)
(12)

Op basis van een uitgebreid literatuuronderzoek wordt in dit hoofdstuk beargumenteerd waarom het van belang is onderzoek te doen naar bedreigingen, intimidaties en geweld onder vrouwelijke journalisten in Nederland.

1.1 Context

In de eerste paragraaf wordt het huidige medialandschap geschetst: een werkklimaat dat voor met name vrouwelijke journalisten wereldwijd dreigend is geworden, ook in democratische landen als Nederland.

1.1.1 Journalistiek wereldwijd onder vuur

Op internationaal niveau brengen een aantal organisaties – Committee to Protect Journalists (CPJ), International News Safety Institute (INSI), Reporters Without Borders (RSF) en International Federation of Journalist (IFJ) – jaarlijks rapporten uit over het aantal bedreigingen en moorden onder journalisten. Uit al deze rapporten blijkt dat het aantal bedreigingen tegen journalisten wereldwijd het afgelopen jaar is toegenomen (Beiser, 2018; International News Safety Institute, 2018; Reporters without Borders for Freedom of Information, 2018a). Ook het aantal gerichte moorden op journalisten neemt toe (International Federation of Journalists, 2019). Het zijn voornamelijk conflict- en oorlogsgebieden waar journalisten te maken krijgen met ernstige en dodelijke bedreigingen in de context van hun werk. Want buiten dat het verslag doen van nieuws in oorlogsgebieden directe risico’s van fysieke veiligheid met zich meebrengt, worden journalisten door autoritaire of corrupte regimes vaak ingeperkt in wat ze mogen publiceren. Bekende voorbeelden zijn de recente moord op Washington Post columnist Jamal Khashoggi, in het Saoedi-Arabische consulaat van Turkije en de veroordeling van de twee journalisten

(13)

van het persbureau Reuters in Myanmar. Zij werden door de staat de mond gesnoerd, vanwege het publiceren van staatgeheimen of journalistieke verhalen waar de regering het niet mee eens was. Persvrijheid wordt in deze landen of gebieden niet gegarandeerd, maar vaak juist bedreigd door de regering (Cottle, Sambrook, & Mosdell, 2016).

Hoewel democratie geen voorwaarde is voor (de veiligheid van) journalistiek (Josephi, 2013), worden in de meeste democratische landen vrijheden zoals de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid wel door de wet beschermd. Een journalist krijgt binnen democratische samenlevingen dan ook overwegend het stempel waakhond van de democratie opgedrukt (Cohen, 1963; Janowitz, 1975; Kovach & Rosensteil, 2001; Weaver & Willnat, 2012). Dit is een rol waarbij de journalist wordt gezien als iemand die met name de politiek controleert en hiermee de burger geïnformeerd houdt. Idealiter wordt zo een goedwerkende democratie in stand gehouden, omdat burgers een weloverwogen keuze kunnen maken als zij naar de stembus gaan. De journalistiek als beroepsgroep is in deze landen bovendien vaak meer geprofessionaliseerd en aan journalisten wordt daarom een bepaalde status toegekend. Daarmee hebben journalisten een bepaalde autoriteit in deze samenlevingen, wat bijdraagt bij aan hun veiligheid. Geweld en bedreigingen tegen journalisten komen daarom over het algemeen minder voor in landen waar democratie goed ontwikkeld is (Nerone, 2012).

1.1.2 Toename bedreigingen in democratische landen

De bedreigingen van journalisten in oorlogsgebieden zijn de meest zichtbare, de meest extreme en vaak de meest urgente gevallen van intimidatie van journalisten (Carlson, 2006; Feinstein, 2006; Greenberg, Thomas, Murphy, & Dandeker, 2007; Tumber, 2006). Veel onderzoek naar intimidatie en bedreigingen van journalisten heeft zich om die redenen in het verleden terecht vooral gefocust op

(14)

niet-democratische samenlevingen. Toch komen ook in democratische samenlevingen bedreigingen tegen journalisten voor (Chalaby, 2000; Nerone, 1990). Omdat journalisten een fundamentele rol vervullen in de democratie zijn bedreigingen van journalisten niet enkel een gevaar voor de persvrijheid, maar ook voor de democratie als geheel:

‘Journalists enable public debate, act as public watchdogs, inform on matters of public interest and consequently hold those high in the power structures to account, thus ensuring citizens’ access to the process of governance. In order for journalists to be able to fulfil these functions, they must be able to exercise their task of examining the power structures in society without being interfered with or intimidated, and without fearing violence, being threatened, being detained without due reason and being imprisoned. In short, without safeguards for the safety of journalists there is no free media.’ (Clark & Grech, 2017, p. 15)

Het aantal bedreigingen en intimidaties van journalisten is de afgelopen jaren toegenomen – ook in samenlevingen waar geen conflicten of (burger)oorlogen gaande zijn – blijkt uit cijfers van internationale belangenorganisaties voor de veiligheid van journalisten (Costa-Kostritsky, Gallagher, Ginsberg, Hyvarinen, & Kennedy, 2018; Reporters without Borders for Freedom of Information, 2017, 2018b, 2018c). In 2017 werd al gesproken over de erosie van de vrije media in Europese landen:

‘Once taken for granted, media freedom is proving to be increasingly fragile in democracies as well. In sickening statements, draconian laws, conflicts of interest, and even the use of physical violence, democratic governments are trampling on a freedom that should, in principle, be one of their leading performance indicators.’ (Reporters without Borders for Freedom of Information, 2017)

(15)

Hoewel Europa de regio is waar de garantie van persvrijheid het hoogst is, blijkt de persvrijheid in Europa in 2018 relatief zelfs het meest verslechterd (Reporters without Borders for Freedom of Information, 2018b, 2018c).

Dit heeft te maken met een groeiend aantal politieke leiders die journalistiek vaak niet meer zien als een essentieel fundament van de democratie (de waakhond van de democratie), maar als een vijand waaraan zij publiekelijk hun afkeer duidelijk maken (Costa-Kostritsky et al., 2018). Een van de belangrijkste voorbeelden van een democratisch land waar de pers wordt zwartgemaakt door de leider van het land, is de Verenigde Staten. President Donald Trump steekt niet onder stoelen of banken dat hij de media ziet als ‘leugenaars’, ‘vijand van het volk’ en ‘verspreider van nep-nieuws’. RSF-secretaris-generaal Christophe Deloire waarschuwt voor de gevolgen van deze ontwikkeling:

‘The unleashing of hatred towards journalists is one of the worst threats to democracies, […]. Political leaders who fuel loathing for reporters bear heavy responsibility because they undermine the concept of public debate based on facts instead of propaganda. To dispute the legitimacy of journalism today is to play with extremely dangerous political fire’ (Reporters without Borders for Freedom of Information, 2018b)

Een onderzoek op nationaal niveau onder Zweedse journalisten van Löfgren Nilsson en Örnebring (2016) kaartte dit probleem een aantal jaar geleden al aan. Een online enquête onder bijna tweeduizend journalisten (76 procent participatiegraad) wijst uit dat een derde van de journalisten wel eens te maken heeft gehad met bedreigingen met betrekking tot hun werk. De overgrote meerderheid heeft ervaring met beledigende en aanstootgevende opmerkingen.

Vervolging en intimidaties worden in autoritaire samenlevingen vaak al gezien als belangrijke externe factoren die de autonomie van journalisten inperken (Mellor,

(16)

2009). Löfgren Nilsson en Örnebring (2016) betogen dat het hoog tijd is intimidatie en bedreigingen als belangrijke externe beperkingen van journalistieke autonomie ook in Westerse context mee te nemen.

1.1.3 Dreigend klimaat voor journalisten in Nederland

Vorig jaar is Nederland van de vijfde plek opgeklommen naar de derde plek op de wereldranglijst voor de persvrijheid (Reporters without Borders, 2018). Hoewel dit op zich goed nieuws is, blijkt het afgelopen decennium het aantal bedreigingen tegen journalisten in Nederland toegenomen, waardoor de persvrijheid ook in Nederland gevaar loopt (Van Exter, 2017).

Ruim tien jaar geleden deden Bovenkerk et al. (2005) al onderzoek naar bedreigingen van Nederlandse journalisten en de gevolgen hiervan. Uit een enquête onder 483 journalisten kwam naar voren dat zeker 200 journalisten (ruim 40 procent) ooit bedreigd zijn binnen hun werk. Hoewel de journalisten aangaven dat de aard en ernst van de bedreigingen de afgelopen jaren was toegenomen, classificeren ze de bedreigingen veelal als ‘iets dat nu eenmaal bij het vak hoort’ (Bovenkerk et al., 2005, p. 167). Ze vonden de bedreigingen waarmee zij te maken kregen vervelend, maar voelden zich niet gehinderd in hun werk.

Bovenkerk en Odekerken (2009) deden een aantal jaren later opnieuw onderzoek naar de bedreigingen van journalisten in Nederland. Dit keer onder journalisten die in onder andere wijken als Graafsewijk (Den Bosch), Slotervaart (Amsterdam) en Kanaleneiland (Utrecht) op weerstand stuitten van jongeren en buurtbewoners. Van de 691 journalisten die de vragenlijst van dit onderzoek invulden, hebben 374 journalisten (ruim 50 procent van alle respondenten) te maken gehad met fysieke agressie in wijken. Hoewel deze bedreigingen voor 134 journalisten (ongeveer 35 procent van de journalisten die ervaring had met fysieke agressie in wijken)

(17)

aanleiding is om bepaalde wijken voortaan te vermijden, concluderen Bovenkerk en Odekerken (2009) dat de weerstand die de journalisten ervaren als gevaar voor de persvrijheid niet overdreven moet worden. Wel geven de onderzoekers aan dat het niet ondenkbaar is dat de agressie tegen journalisten de komende jaren zal toenemen.

Deze laatste voorspelling bleek juist te zijn. Onderzoek van Odekerken en Brenninkmeijer (2017) wijst op een zorgelijke ontwikkeling voor de persvrijheid in Nederland: het klimaat waarbinnen Nederlandse journalisten werken, is dreigend geworden. Het aantal bedreigingen in verschillende vormen – fysiek, online en juridisch – is toegenomen. Ruim 60 procent van de 638 ondervraagde journalisten heeft de afgelopen jaren wel eens te maken gehad met bedreigingen. Dat is een stijging van ongeveer 20 procent in ruim tien jaar tijd (van ruim 40 procent in Bovenkerk et al. (2005) naar ruim 60 procent in Odekerken & Brenninkmeijer, 2017). Uit dit onderzoek blijkt bovendien dat 79 procent van de zowel mannelijke als vrouwelijke journalisten die meededen aan het onderzoek, bedreigingen, intimidaties en geweld tegen journalisten als een reëel en actueel gevaar voor de persvrijheid beschouwen. 41 procent van de journalisten in het onderzoek dacht dat de bedreigingen de afgelopen jaren waren toegenomen.

Professor dr. Alex Brenninkmeijer geeft bovendien aan dat deze ontwikkeling in Nederland een consequentie is van de houding van politici tegenover journalisten, die is overgewaaid vanuit de Verenigde Staten en Engeland. Volgens hem is de toon van politici steeds strenger geworden:

‘This is a consequence of the attitude of politicians towards journalists. You see this in the US and the UK, and it’s spilled over to the Netherlands,” he said. “The tone used by politicians has become increasingly harsh. These are the people who should lead by example.’ (Costa-Kostritsky et al., 2018, p. 13).

(18)

1.1.4 Vrouwen in de media steeds vaker bedreigd

In totaal kent Nederland zo’n 18.000 journalisten, blijkt uit het meest recente onderzoek hiernaar van VillaMedia (Kivits, 2015). Het aantal vrouwelijke journalisten in Nederland neemt toe. Waar het aandeel in 1899 nog slechts 3 procent was, lag dit in 2010 op 35 procent (Hermans, Vergeer, & Pleijter, 2011). Echter concluderen Tameling en Deuze (2017) in een opinieartikel op VillaMedia dat er nog steeds een glazen plafond is, een loonkloof, seksisme op werkvloer en het draaideur effect (als vrouwen in hoge functies snel weer ontslag nemen of ontslagen worden (Jacobs, 1989). Ondanks de toename aan vrouwelijke journalisten worden zij dus nog wel anders behandeld dan hun mannelijke collega’s.

Al een aantal jaren is duidelijk dat het vooral vrouwelijke journalisten zijn die te maken krijgen met bedreigingen, intimidaties en geweld. Hun mannelijke collega’s krijgen beduidend minder te maken met bedreigingen en deze zijn bovendien anders van aard (meer hierover in de volgende paragraaf). Onderzoek van Barton en Storm (2014) onder 921 vrouwen werkzaam in de media over de hele wereld, wees uit dat bijna twee derde hiermee te maken heeft gehad in context van hun werk. Recentelijk is op internationaal niveau onderzoek gedaan naar bedreigingen, intimidaties en geweld gericht op vrouwen werkzaam in de media. Ferrier (2018) deed een vervolgonderzoek op dat van Barton en Storm (2014) naar bedreigingen van vrouwen die werken in de mediasector. Uit een online enquête onder 597 vrouwelijke journalisten over de hele wereld (Nederlandse journalisten konden ook deelnemen) bleek dat ruim 75 procent wel eens te maken heeft gehad met bedreigingen, intimidaties of geweld in relatie tot hun werk. Dat is een stijging van ongeveer 10 procent ten opzichte van 2014. Deze studies geven een beeld van bedreigingen van vrouwen in de media wereldwijd en nemen dus bedreigingen van journalisten in zowel democratische als niet-democratische landen mee. Hierdoor

(19)

kan uit de resultaten van deze onderzoeken niet zomaar een voorspelling over bedreigingen onder Nederlandse vrouwelijke journalisten volgen. Het geeft echter wel aan dat wereldwijd een ontwikkeling gaande is waarbij een groeiend aantal vrouwelijke journalisten onder vuur ligt.

Uit het onderzoek van Odekerken en Brenninkmeijer (2017) blijkt dat in Nederland bedreigingen soms specifiek tegen vrouwen gericht zijn. Buiten dit onderzoek is over Nederlandse vrouwen die werkzaam zijn in de media nog weinig bekend wat betreft de omvang en de gevolgen van de bedreigingen, intimidaties en gewelddadige acties.

Tameling en Deuze (2017) maken nog een belangrijke kanttekening bij het toenemend aantal vrouwen dat werkzaam is als journalist:

‘In de eerste plaats doet de vervrouwelijking van de journalistiek zich vooral voor onder nieuwkomers: in 1999 was de m/v verhouding onder jongere journalisten (<35 jaar) precies gelijk; in 2010 was het aandeel vrouwen in deze leeftijdscategorie 62 procent. Van de afgestudeerden van de opleidingen journalistiek (zowel HBO als Master) is volgens cijfers van het CBS en enquêtes onder studenten bijna twee derde vrouw. In de serie jaarlijkse surveys van onderzoeksbureau Pyrrhula onder zelfstandigen blijkt dat een vergelijkbare meerderheid van de freelancers jonger dan 35 jaar vrouw is.’ (Tameling & Deuze, 2017)

Tegelijkertijd is het journalistieke werkklimaat drastisch veranderd:

‘Verreweg de meeste nieuwkomers gaan freelance of in allerlei impermanente constructies (zoals werkervaringsplaatsen, verlengde stages, invalbeurten en op projectbasis) aan de slag. Het beeld van nieuwkomers in de journalistiek als jong, vrouw, hoog opgeleid en zelfstandig werkend sluit aan bij internationaal vergelijkend onderzoek onder journalisten. Vrouwen die in het verleden in de journalistiek – meer dan mannen – kozen (of gedwongen werden te kiezen) voor tijdelijke of anderszins flexibele dienstverbanden zijn nu overwegend werkzaam

(20)

Zoals uit onderzoek van Odekerken en Brenninkmeijer (2017) blijkt, zijn freelancers en ZZP-ers extra kwetsbaar voor bedreigingen, omdat hun persoonlijke gegevens vaak gemakkelijk te vinden zijn via de Kamer van Koophandel. Omdat veel vrouwelijke journalisten als freelancer of ZZP-er gaan werken (Tameling & Deuze, 2017), lijkt de kans op bedreigingen groter. Bovendien kunnen de gevolgen van de bedreigingen voor freelancers groter zijn, omdat zij niet verbonden zijn aan een redactie en ze de financiële lasten dus zelf moeten dragen (Odekerken en Brenninkmeijer, 2017).

Het huidige onderzoek richt zich om bovenstaande redenen specifiek op de vrouwelijke ervaring met bedreigingen, intimidaties en geweld in relatie met hun journalistieke werk. In brede zin kan dit onderzoek daarom bijdragen aan het inzicht in de bedreigingen, intimidaties en geweld tegen vrouwelijke journalisten in een democratisch land als Nederland. In praktische zin kan het de omvang en gevolgen van dit probleem onder vrouwelijke journalisten belichten en gezocht worden naar maatregelen die de bedreigingen, intimidaties en geweld in de toekomst kunnen inperken en hoe vrouwelijke journalisten zich hier in de toekomst beter tegen kunnen wapenen.

Op basis van bevindingen van bovengenoemde onderzoeken wordt verwacht dat in het huidige onderzoek ten minste 60 procent van de vrouwen werkzaam in de media wel eens te maken heeft gehad met bedreigingen, intimidaties of geweld in context van hun werk. (hypothese 1).

(21)

1.2 Bedreigingen, intimidaties & geweld

Hieronder wordt ingegaan op de verschillende vormen van de bedreigingen, intimidaties en geweld tegen vrouwen werkzaam in de media. Op wat voor manier worden zij bedreigd en hoe zijn de bedreigingen in de afgelopen jaren veranderd? Wat zijn de aanleidingen van bedreigingen, intimidaties en het geweld tegen vrouwelijke journalisten? Tevens wordt aandacht besteed aan de daders en hun motieven.

1.2.1 Fysieke bedreigingen veranderen

Het aantal vrouwen werkzaam in de media dat wereldwijd te maken krijgt met fysiek geweld of bedreigingen is de afgelopen jaren ongeveer gelijk gebleven. In 2014 was dit nog zo’n 21 procent, bleek uit het onderzoek van Barton en Storm (2014). Vier jaar later vindt Ferrier (2018) dat 26 procent van de vrouwen werkzaam in de media fysiek bedreigd is, een lichte stijging ten opzichte van 2014. In het onderzoek van Ferrier (2018) is ook nog afzonderlijk gekeken hoeveel vrouwelijke journalisten in levende lijve te maken kregen met bedreigingen. 58 procent van de vrouwen gaf aan hiermee te maken te hebben gehad.

Het soort fysieke geweld waarmee vrouwelijke journalisten te maken kregen in het onderzoek van Barton en Storm (2014) zijn vooral duwen (N=77, 25,16 procent), stoten (N=52, 16,99 procent) en aanvallen of bedreigingen met een wapen of object (beiden N=21, 6,86 procent). De resultaten van het onderzoek van Ferrier (2018) wezen uit dat vooral het afluisteren van telefoongesprekken of het opnemen van oproepen (12 procent), doodsbedreigingen, het namaken van sociale media-accounts en fysiek bedreigende berichten krijgen op een telefoonnummer (allen 10 procent) veel voorkomen. Echter, doordat binnen het onderzoek van Ferrier (2018) de fysieke en online bedreigingen in één enkele vraag gesteld zijn, is niet te achterhalen of bijvoorbeeld doodsbedreigingen vooral online voorkwamen of dat

(22)

Opvallend is wel dat het aantal fysieke bedreigingen onder vrouwelijke journalisten in de Verenigde Staten relatief laag is: ‘Those working abroad are more likely to have experienced a physical attack than U.S.-based women journalists’ (Ferrier, 2018, p. 23).

Als specifiek gekeken wordt naar Europa dan is te zien dat fysieke bedreigingen recentelijk met name voorkomen tijdens protesten (Costa-Kostritsky et al., 2018). Of dit meer voorkomt bij vrouwen dan bij mannen, is niet bekend.

1.2.2 Juridische procedures

Het onderzoeksrapport van Costa-Kostritsky et al. (2018) dat Europese landen onder de loep neemt op het gebied van bedreigingen tegen journalisten, noemt als een van de meest opvallende ontwikkelingen de toename in inzet van juridische procedures:

‘In 39 cases, reporters have been targeted for prosecution for publishing embarrassing leaked information that governments have asserted was not meant for public discussion.’ (Costa-Kostritsky et al., 2018, p. 4)

Ook in het boek van Van Exter (2017) wordt benadrukt: ‘De juridische strijd die […] vooraf gaat [aan gerechtelijke uitspraken], kan wel heel ongelijk zijn. Je teweerstellen kost niet alleen geld en tijd, het kan ook een aanslag zijn op je gemoedsrust.’ (Van Exter, 2017, p. 22). Over het verschil in juridische bedreigingen – qua inhoud en frequentie – tussen mannen en vrouwen is tot nu nog niets bekend. Bedreigingen in het algemeen, en het dreigen met juridische procedures in het bijzonder (McGonagle, 2013; Prenger, 2007), kunnen een zogenoemd chilling effect hebben op journalisten:

(23)

‘Wie dat meemaakt weet een volgende keer wat hem te wachten staat. Dan kijk je al gauw ‘beter’ uit. Voor je het weet wordt een journalist voorzichtig, worden risico’s vooral gemeden en wordt er eerder halt gehouden. In het mediarecht heet dat het ‘chilling effect’ – de moed die vanzelf in de schoenen zakt bij de gedachte binnenkort voor de rechter te moeten verschijnen. Dat is dus niet goed voor een democratische rechtsstaat.’ (Van Exter, 2017, p. 5)

1.2.3 Steeds meer online bedreigingen

De zichtbaarheid van journalisten is de afgelopen jaren toegenomen doordat interactiviteit met het publiek meer als een kernwaarde in de hedendaagse media-industrie wordt gezien (Gillmor, 2006; Hedman & Djerf-Pierre, 2013; Usher, 2014). Met name in de online context is deze interactiviteit van het publiek en journalisten zichtbaar. Door sociale media kunnen journalisten informatie gemakkelijker en sneller delen en kunnen zij op een publieke en intieme manier met hun publiek communiceren (Nielsen, 2012).

Deze ontwikkeling brengt een participatie van burgers op gang die de waarden van een goedwerkende democratie – een samenleving met betrokken burgers – onderstreept. Het creëert een nieuwe rol voor de journalist: interacteren met burgers en zo als het ware samen met hen het nieuws te maken (Kovach & Rosenstiel, 2001).

Dat het online interacteren met het publiek voor veel journalisten norm is geworden, blijkt ook uit onderzoek van Chen en Pain (2017) waarbij ze 34 journalisten interviewden:

‘Our findings clearly show that journalists are adapting to and embracing at least tentatively reciprocal journalism and attempting to foster more deliberative discussions online. At the same time, reading and responding to comments is becoming normalized, while journalists have translated their gatekeeping role in many ways to the comment streams, seeing it as their job to keep the space civil and interesting.’ (Chen & Pain, 2017, p. 889)

(24)

Enerzijds kan dit mensen werkzaam in de media helpen bij hun journalistieke onderzoeken en biedt het mogelijkheid tot constructieve discussies over actuele gebeurtenissen. De kwaliteit van de informatie voor burgers kan zo worden verbeterd (Costa-Kostritsky et al., 2018). Anderzijds geeft dit het publiek ongekende mogelijkheden om (anoniem) allerlei gevoelens te uiten tegen journalisten, met name in de online context. Hoewel een hogere participatie van burgers de democratie dus in principe ten goede kan komen, kunnen door deze drempelverlaging om te reageren ook onvruchtbare discussies ontstaan die enkel leiden tot haatzaaiing:

‘This takes many forms, from tweets of sexual harassment to death threats made via Facebook. This is a widespread and pernicious issue that journalists across the continent [Europe] confront on a daily basis, and is fomented by the widely reported remarks of some politicians from member states. Women are most frequently the target of such attacks.’ (Costa-Kostritsky et al., 2018, p. 4)

Online bedreigingen kunnen niet alleen individuele gevolgen hebben. Door een vijandig klimaat online te normaliseren, kan ook offline deze trend doorzetten. De interacties die op het internet plaatsvinden, zijn namelijk zo belangrijk geworden dat ze geïntegreerd zijn in ons huidige bestaan. Online bedreigingen en intimidaties kunnen uiteindelijk worden gezien als bedreigend voor de realisatie van brede idealen zoals menselijke beschaving, sociale inclusiviteit en democratische participatie (Jane, 2014).

Ook in Nederland is deze trend zichtbaar. NVJ secretaris Thomas Bruning zegt hierover: ‘And because of social media, the threshold is lower than it used to be for the public to react, often anonymously. And the chance of being caught is lower, so people are getting away with it.’ (Costa-Kostritsky et al., 2018, p. 13).

(25)

Een van de journalisten die de enquête van het onderzoek van Odekerken en Brenninkmeijer (2017) invulde, verklaarde: ‘Wat ik vooral hoor en zie is dat kritische vrouwelijke journalisten veel nare reacties krijgen op Twitter waaronder bedreigingen met seksueel geweld.’ (p. 12). Uit een onderzoek gepubliceerd in De Volkskrant (Linneman & Melchior, 2017) bleek bovendien dat twee derde van de vrouwelijke opiniemakers last heeft van online beledigingen als: 'Jij zou eens moeten worden verkracht' of 'Ik weet waar je woont, hoer'. Geenstijl, een online platform waar – in hun eigen woorden – ‘nieuwsfeiten, schandelijke onthullingen en journalistiek onderzoek elkaar afwisselen met luchtige onderwerpen en prettig gestoorde onzin’ (GeenStijl, 2019), speelde hier volgens veel ondervraagde journalisten een aanjagende rol in. Dit blijkt ook uit het incident van online seksuele intimidatie in mei 2017 waarbij een oproep op de website van GeenStijl geplaatst werd om seksistisch commentaar te geven op een foto van Volkskrant-journaliste Loes Reijmer.

De zichtbaarheid van columnisten en opiniemakers is wellicht groter dan andere vrouwen werkzaam in de media, waardoor zij vaker te maken krijgen met bedreigingen. Uit het onderzoek van Barton en Storm (2014) bleek dat vrouwelijke journalisten minder te maken kregen met online bedreigingen dan met geschreven, verbale en fysieke bedreigingen. Inmiddels is echter duidelijk dat online bedreigingen de meest voorkomende vorm van bedreiging is voor vrouwelijke journalisten, ook voor vrouwelijke journalisten die geen columnist zijn. Recent onderzoek wees uit dat bijna twee derde van de vrouwelijke journalisten ten minste één keer te maken heeft gehad met online bedreigingen of intimidaties (Ferrier, 2018). Costa-Kostritsky et al. (2018) concludeerden eveneens naar aanleiding van het aantal gemelde incidenten van online bedreigingen van journalisten in Europa dat vrouwen het vaakst het doelwit zijn van dit soort aanvallen.

(26)

De verwachting voor het huidige onderzoek is daarom dat vrouwen werkzaam in de media het meeste te maken krijgen met online bedreigingen (hypothese 2a).

1.2.4 Seksuele connotatie

Welke factoren dragen bij aan de bedreigingen, intimidaties en geweld tegen vrouwen in de media en zijn bepalend voor de uiteindelijke inhoud van de bedreigingen?

In de resultaten van het onderzoek onder Zweedse journalisten vonden de onderzoekers sterke aanwijzingen voor het bestaan van een discours van vrouwenhaat (Löfgren Nilsson & Örnebring, 2016, pp. 885–886). Een derde van de vrouwelijke journalisten kreeg vaak te maken met seksistische opmerkingen, waarvan ‘bitch’, ‘slet’ en ‘hoer’ de meest voorkomende scheldwoorden waren. 15 procent van de vrouwen is bedreigd met verkrachting, afsnijden van genitaliën of andere vormen van seksueel geweld. Respectievelijk 3 procent en 5 procent van de mannelijke journalisten kregen te maken met dit soort bedreigingen.

Recentelijk onderzoek door Chen, Pain, Chen, et al. (2018a, 2018b), waarbij de onderzoekers 75 vrouwelijke journalisten uit Duitsland, Inda, Taiwan, Engeland en de Verenigde Staten interviewden, bevestigt dat deze trend zich voortzet in online bedreigingen. Hieruit blijkt namelijk dat de kritiek die vrouwen in de media krijgen bijna altijd gericht is op hun persoon, geslacht of seksualiteit en zelden tot nooit betrekking heeft op hun werk. De geïnterviewde vrouwen geven aan dat zij te maken krijgen met seksuele opmerkingen waarmee hun mannelijke collega’s nooit te maken zullen krijgen.

Kort geleden bracht de International Federation of Journalists (IFJ) de voorlopige resultaten naar buiten van hun onderzoek naar online intimidatie en bedreigingen van vrouwelijke journalisten (International Federation of Journalists, 2018). Hieruit

(27)

komt naar voren dat 66 procent van de vrouwen werkzaam in de media te maken heeft gehad met een online bedreiging of intimidatie op basis van hun geslacht. Hierbij kan je denken aan seksuele beledigingen, vernedering op basis van uiterlijke kenmerken en dreigen met verkrachting. De online bedreigingen en intimidatie waarmee mannen te maken krijgen is niet van deze aard. Onder hoeveel journalisten dit onderzoek is gehouden is nog niet bekend, omdat het gaat om voorlopige resultaten. Wel is duidelijk dat de vrouwelijke journalisten in vergelijkbare landen als Nederland worden getroffen door de online bedreigingen. Een Belgische freelance journalist vertelde de IFJ in de context van het onderzoek: ‘[I] received thousands of insults and rape threats and hundreds of death threats. All of them, always, had a sexual connotation’ (International Federation of Journalists, 2018).

In het huidige onderzoek wordt daarom verwacht dat de inhoud van de bedreigingen en intimidaties met name seksistisch en racistisch zullen zijn (hypothese 2b). Daarnaast is de verwachting dat vrouwen werkzaam in de media zullen aangeven dat met name geslacht, seksualiteit en uiterlijke kenmerken factoren zijn die bijdragen aan bedreigingen, intimidaties of geweld in context van hun werk (hypothese 3).

1.2.5 Gevoelige onderwerpen

De aanleiding voor bedreigingen, intimidaties of geweld tegen journalisten kan tevens liggen in het soort onderwerpen. Löfgren Nilsson en Örnebring (2016) concluderen dat feministische of vrouwenkwesties aanzetten tot bedreigingen van journalisten. Ook Chen, Pain, Chen, et al. (2018a, 2018b) vonden dat onderwerpen waarover in de samenleving veel discussie is, zoals immigratie, ras, feminisme of politiek, meer bedreigingen leken te veroorzaken. Het idee achter de bedreigingen is in die gevallen vaak het voorkomen dat onderwerpen belanden in het publieke debat. Daarnaast vonden Chen, Pain, Chen, et al. (2018a, 2018b) dat de bedreigingen tegen vrouwelijke journalisten online het meest kwaadaardig waren als

(28)

de journalisten verslag deden van onderwerpen die normaal gesproken worden geassocieerd met mannen. Voorbeelden hiervan zijn onderwerpen als auto’s en videospellen.

De hypothese voor het huidige onderzoek die hieruit voortvloeit luidt daarom dat vrouwen werkzaam in de media zullen aangeven dat met name onderwerpen m.b.t. feminisme, gender(on)gelijkheid, ras en immigratie bijdragen aan bedreigingen, intimidaties of geweld in context van hun werk (hypothese 4).

1.2.6 Daders en motieven

De daders van de bedreigingen kunnen meer duidelijkheid geven over de maatschappelijke context waarbinnen journalisten met bedreigingen te maken krijgen. Daarbij kan het motief of doel waarmee ze de bedreigingen uitvoeren, verhelderen of sprake is van een trend waarbij wordt geprobeerd vrouwelijke journalisten opzettelijk een zwijgen op te leggen.

Er bestaan individuele daders, mensen die alleen opereren, en daders die opereren in een groep (Bovenkerk et al., 2005). De eenlingen die achter bedreigingen zitten, worden veelal gelabeld als psychisch niet in orde. Deze gevallen zijn relatief zeldzaam. Wel kan er ook kopieergedrag ontstaan als individuen elkaars gedrag na gaan doen. Hierdoor kan ook een golf van bedreigingen ontstaan. Bedreigingen die komen van bepaalde groeperingen kunnen voortkomen uit extreme ideologische overtuigingen. Hier gaat het dus niet om individuele frustratie, maar om (politiek) geweld en bedreigingen toepassen om bepaalde ideologische doelen te bereiken. Daarnaast bestaat de georganiseerde misdaad, waarbij zakelijke belangen behartigd worden, bijvoorbeeld van illegale drugshandel, mensenhandel of wapenhandel. Een opmerkelijke uitkomst uit het onderzoek van Odekerken en Brenninkmeijer (2017) is dat bedreigingen vaak komen van mensen met een bestuurlijke functie

(29)

binnen de overheid en de politiek. Dit is ook een trend die Costa-Kostritsky et al. (2018) observeren over de bedreigingen tegen journalisten in verschillende landen in Europa:

‘The first is direct interference in the operations of media outlets, either by politicians requesting editors or others involved in the production of news to alter or halt a story, or by replacing journalists critical of a particular political party or policy with ones more favourable to those in power. The second form of interference is potentially more insidious: attempts to discredit media outlets by smearing journalists, news outlets, and in some cases an entire industry in order to sow doubt about the veracity of their reporting. This is having a damaging effect, particularly on the safety of journalists, who increasingly are seen as “fair game” by the broader public and subjected to both verbal and physical threats.’ (Costa-Kostritsky et al., 2018, p. 4)

Daders handelen veelal uit frustratie en met het doel journalisten de mond te snoeren of om te voorkomen dat bepaalde (nieuwe) feiten aan het licht komen, blijkt uit onderzoek van Odekerken en Brenninkmeijer (2017). Binnen dat onderzoek vertelt een nieuwsverslaggever dat voornamelijk vrouwen de mond gesnoerd wordt:

‘Ik heb het gevoel, in Nederlandse media meer nog dan in Amerikaanse media, dat je harder wordt aangevallen als je als vrouw een sterke mening hebt. Die indruk heb ik heel sterk. Sterke vrouwen in de media krijgen echt wel veel narigheid over zich heen. Vrouwen in Amerika hebben tegen mij daar weinig over gezegd, maar ik weet het wel heel duidelijk van Nederlandse vrouwelijke collega’s, dat dat echt niet goed is. Ik heb het gevoel dat Nederland vrij ouderwets is in dat opzicht. Het hangt ook een beetje vanaf van de manier waarop: als ze zich in de ogen van de publieke opinie te dominant of te mannelijk opstellen, dan wordt dat afgekeurd.’ (Odekerken & Brenninkmeijer, 2017, p. 12)

De bedreigingen, intimidaties en het geweld komen naar verwachting vooral van politiek/overheid en anonieme daders (hypothese 6). Daarnaast wordt verwacht dat vrouwen werkzaam in de media die bedreigd, geïntimideerd of gewelddadig

(30)

benaderd zijn, de motieven van de daders vooral inschatten als instrumenten om vrouwelijke journalisten de mond te snoeren (hypothese 7).

(31)

1.3 Gevolgen voor werkwijze

Tot slot worden de mogelijke consequenties van de bedreigingen, intimidaties en het geweld op de werkwijze van vrouwelijke journalisten besproken en wordt nagegaan wat bekend is over de maatregelen die hiertegen genomen kunnen worden.

1.3.1 Journalistieke waarden

Zoals in de eerste paragraaf van dit hoofdstuk al besproken is, heeft de journalistiek binnen een democratie een fundamentele rol (Nerone, 1990). Klassieke (westerse) journalistieke waarden, zoals objectiviteit, feitelijkheid en betrouwbaarheid liggen hieraan ten grondslag (Kovach & Rosenstiel, 2001). Ook autonomie en onafhankelijkheid zijn waarden die bij journalisten van groot belang zijn (Deuze, 2005). Deze professionele waarden zorgen ervoor dat de journalistiek zichzelf kan reguleren, door onder andere de Code van Bordeaux en de Raad voor de Journalistiek. Het vermogen van individuele journalisten om onafhankelijk van interne en externe factoren te werken en te handelen wordt algemeen beschouwd als een noodzakelijke voorwaarde voor journalistiek om zijn democratische functies te vervullen (Reich & Hanitzsch, 2013).

Maar wat als externe factoren zoals bedreigingen, intimidaties of geweld het uitoefenen van het journalistieke werk in de weg staan? Volgens Reich en Hanitzsch (2013) zijn bedreigingen gericht tegen journalisten een democratisch probleem, omdat het de journalistieke autonomie aantast. Kan een journalist dan nog handelen naar de waarden die de journalistiek eigen zijn? Of beschermt hij of zij zichzelf tegen de bedreigingen, intimidaties of geweld ten koste van de journalistieke waarden?

1.3.2 Zelfcensuur brengt persvrijheid in gevaar

Censuur kan over het algemeen worden gedefinieerd als het proberen te beperken van publieke vormen van communicatie door overheidsinstanties (Ahmed, 2008). De

(32)

overheid bepaalt dan dus wat de media wel en niet mogen publiceren. In Nederland komt deze vorm van censuur niet (meer) voor. Het is juist de overheid die er op toe moet zien dat de persvrijheid en vrijheid van meningsuiting niet worden geschonden.

Hoewel we voor censuur door de overheid dus niet erg bang hoeven te zijn in Nederland (al is in de vorige paragraaf uitgelegd dat dit wel degelijk voorkomt in Nederland), wordt in het eerder genoemde onderzoek van Bovenkerk et al. (2005) naar bedreigingen van journalisten in Nederland het volgende geconcludeerd:

'Het is zeer wel denkbaar dat er concessies worden gedaan in de vorm van zelfcensuur door over bepaalde onderwerpen niet te schrijven, door zich te beperken met kritisch doorvragen of door in onderhandeling met degenen die men beschrijft condities te accepteren die in strijd zijn met de voorwaarden voor een vrije pers.' (Bovenkerk et al., 2005, p. 168)

Ondanks een gebrek aan verzamelde gegevens en specifieke studies over het onderwerp wordt vaak beweerd dat intimidatie van journalisten – waaronder ook bedreigingen met geweld – een ernstig psychologisch effect heeft dat kan leiden tot zelfcensuur (Waisbord, 2002). De resulaten van het onderzoek van de International Federation of Journalists (2018) wijzen uit dat 63 procent van de van de vrouwen die ervaring had met online bedreigingen hiervan psychologische effecten ondervond en als gevolg hiervan 38 procent zelfcensuur toepaste.

Deze vorm van censuur is dus niet (direct) opgelegd door een externe factor, maar door de journalist zelf. Dit uit zich in een voorzichtigheid of terughoudendheid: een interne vorm van censuur om je als journalist te wapenen tegen bepaalde kritiek, bedreigingen, geweld of sancties. Lieberman (2008) merkt op:

(33)

‘Self-censorship is, of course, hard to quantify. One reporter's reluctance to tackle something complex is another's hard-eyed calculation that the payoff is not worth the struggle. One editor's crusade is another's tilting at windmills. And sell-censorship is much easier to see in our colleagues and competitors than in ourselves.’ (Lieberman, 2000, p. 44)

Volgens (Lieberman, 2000) komt zelfcensuur vaker voor en is het verraderlijker dan censuur. Het is een subtiel proces dat intern plaatsvindt: waar je eerst nog bewust kiest (of deze keuze opgelegd krijgt door je eindredacteur of opdrachtgever) iets niet te onderzoeken, kan het er uiteindelijk voor zorgen dat bepaalde ideeën voor verhalen niet eens meer in je hoofd opkomen. Skjerdal (2008) noemt dit passieve zelfcensuur: (bewust of onbewust) besluiten dat je een bepaald verhaal niet gaat onderzoeken. Actieve zelfcensuur pas je toe als journalist op het moment dat je informatie achterhoudt of verandert, omdat je bang bent voor de reacties na publicatie(Skjerdal, 2008).

Prenger (2007) betoogt dat er meer vormen van zelfcensuur bestaan. Zij deelt het journalistieke productieproces op in vier stadia: selectie, informatie vergaren, schrijven en/of produceren, publiceren en/of uitzenden. Waar Skjerdal (2008) de vormen van zelfcensuur in het eerste en het tweede stadium van het productieproces definieert, beweert Prenger (2007) dat zelfcensuur in alle stadia kan voorkomen. Als een journalist informatie vergaart, kan hij of zij ervoor kiezen bepaalde bronnen niet te raadplegen. Als de journalist op het laatste moment toch besluit van publicatie of uitzending af te zien omdat zij bang is voor de reacties, is dat ook een vorm van zelfcensuur.

Onderzoek van Odekerken en Brenninkmeijer (2017) laat zien dat (74 procent (N=377) van de journalisten denken door bedreigingen en intimidatie terughoudender en angstiger te worden binnen hun werk. ‘146 journalisten (41%) vinden dat de terughoudendheid en voorzichtigheid de afgelopen jaren groter zijn

(34)

geworden; 41 journalisten (11%) vinden zelfs dat deze sterk zijn toegenomen’ (Odekerken & Brenninkmeijer, 2017, p. 18). Dit uit zich in het toepassen van zelfcensuur tijdens verschillende stadia van het journalistieke werkproces.

Dit is te zien in het mijden van bepaalde (gevoelige) onderwerpen: ‘politieke kwesties’, ‘sport/voetbalgeweld’, ‘motorbendes’ en ‘oorlogsverslaglegging‘ (Odekerken & Brenninkmeijer, 2017, p. 18). 117 journalisten in het onderzoek (23 procent) gaven aan dat ze aan sommige onderwerpen niet eens beginnen. Ook houden journalisten extra rekening met de manier waarop ze informatie vergaren. Een hoofdredacteur verklaarde in het onderzoek:

‘[…] Als journalist moet je wel heel goed nadenken of dingen kloppen, […] je moet fatsoenlijk weerwoord vragen. Dat zijn wel allemaal journalistieke waarden, over hoe een rechter daar naar kijkt. Soms overleg ik ook wel eens met juridische zaken als we wat weerstand verwachten, dan wil ik wel met een draaiende camera gaan, maar dat wil ik dan soms wel even afstemmen.‘ (Odekerken & Brenninkmeijer, 2017, p. 18)

Daarnaast denken journalisten beter na over hoe ze schrijven of produceren. 82 respondenten uit dat onderzoek (16 procent) gaven aan dat ze hun berichtgeving soms aanpassen uit angst voor bedreigingen. Opmerkingen die ze bijvoegen zijn: ‘door personen onherkenbaar te maken op beelden’, ‘overdreven wederhoor’, ‘af- zwakken van kritiek’ en ‘ik ben wel eens bang voor juridische vervolging en overweeg dan na juridische dreiging ook wel of ik bepaalde dingen wel/niet in beeld breng en maak ze daarom ook wel eens minder expliciet.’ (Odekerken & Brenninkmeijer, 2017, p. 20).

Respondenten dachten bovendien beter na over het moment van publicatie en de manier waarop ze nieuws naar buiten gaan brengen. ‘De bedreigingen kunnen ertoe

(35)

leiden dat er serieus wordt overwogen om iets niet uit te zenden of te publiceren.’ (Odekerken & Brenninkmeijer, 2017, p. 17).

Een journalist die meedeed aan het onderzoek vermoedt dat nare berichten via sociale media ervoor kunnen zorgen dat vrouwelijke journalisten voorzichtiger worden binnen hun werk:

‘Nou, wat ik vooral hoor en zie is dat kritische vrouwelijke journalisten veel nare reacties krijgen op Twitter, waaronder bedreigingen met seksueel geweld. Ik weet niet of zij daar echt terughoudend van worden, maar ik vermoed dat dat in elk geval een deel wel tegenhoudt. En dat het misschien vooral een preventieve werking heeft: dat de wat bescheidener vrouwen dingen niet durven, omdat ze al zien wat er bij anderen gebeurt.’ (Odekerken & Brenninkmeijer, 2017, p. 12)

Uit het onderzoek van Chen, Pain, Chen, et al. (2018b) werd duidelijk dat sommige vrouwelijke journalisten censureren wat ze online plaatsen (op sociale media) om online bedreigingen te voorkomen. Ze willen emotionele schade vermijden en niet afgeleid raken van hun journalistieke werk.

Op basis van bevindingen in bovenstaande literatuur wordt verwacht dat vrouwen werkzaam in de media met name zelfcensuur zullen toepassen bij de selectie van een onderwerp en bij publicatie (bijvoorbeeld afzien van publicatie) (hypothese 5). Bovendien is de verwachting dat vrouwen werkzaam in de media bedreigingen, intimidaties en geweld tegen vrouwelijke journalisten als reëel en actueel gevaar voor de persvrijheid beschouwen (hypothese 8) en dat ze de afgelopen jaren een toename hebben gezien in de terughoudendheid of voorzichtigheid binnen het werk van vrouwelijke journalisten (hypothese 9).

(36)

1.3.3 Maatregelen

Uit recentelijk onderzoek naar online bedreigingen onder vrouwelijke journalisten blijkt dat vrouwen die bedreigd zijn vaak geen melding maken van de bedreiging, omdat ze denken dat het geen verschil zal maken (International Federation of Journalists, 2018). Dit laat zien dat er weinig vertrouwen is in de afhandeling van meldingen en dat het belangrijk is te onderzoeken wat voor maatregelen genomen kunnen worden, zodat vrouwelijke journalisten vaker een melding doen. Ook Chen, Pain, Chen, et al. (2018a) vonden hier aanwijzingen voor:

‘Most of the women we interviewed reported that they felt their news organizations could do more to train them on how to handle abuse and to back them up after it happened. This pointed to a need for journalism schools and professional development courses to include training about how to handle online harassment. The women sometimes felt a lack of freedom to report abuse or that the news organization saw it as their own personal problems.’ (Chen et al., 2018a, p. 5)

Naar aanleiding hiervan wordt verwacht dat de meeste vrouwen werkzaam in de media de huidige maatregelen tegen bedreigingen, intimidaties of geweld niet als afdoende zullen beschouwen (hypothese 10).

Uit onderzoek van onder andere Ferrier (2018) blijkt dat vrouwen vaak te maken krijgen met online bedreigingen. Om dit soort bedreigingen tegen te gaan suggereren veel vrouwelijke journalisten dat er meer online toezicht moet komen van professionele sociale media-pagina's (Chen et al., 2018a). Wat voor toezicht er precies moet komen wordt verder toegelicht in de publicatie van Chen, Pain, Chen, et al. (2018b):

‘[…] not merely deleting offensive comments but also asking commenters to civilize their tone and explaining to them why a particular comment was removed. This should help foster a norm of more civility.’ (Chen et al., 2018b, p. 15)

(37)

De vrouwelijke journalisten die werden geïnterviewd voor het onderzoek van Chen, Pain, Chen, et al. (2018b) benadrukken het belang van een cultuuromslag op (nieuws)redacties:

‘However, women in our sample stressed that what is most important is that newsrooms change the culture that allows this abuse to continue. If media outlets are going to have their employees engage online, they must see it as part of their responsibility to prepare these employees and ensure their safety, including supporting them in taking legal action against violators if necessary.’ (Chen et al., 2018b, p. 15)

Daarom is de verwachting dat vrouwen werkzaam in de media met name strenger toezicht online als een zinvolle maatregel zullen achten tegen bedreigingen, intimidaties of geweld (hypothese 11).

(38)

1.4 Hypotheses samenvatting

1 Verwacht wordt dat ten minste 60 procent van de vrouwen werkzaam in de

media wel eens te maken heeft gehad met bedreigingen, intimidaties of geweld in context van hun werk.

2a De verwachting is dat vrouwen werkzaam in de media het meeste te maken

krijgen met online bedreigingen

2b Het wordt verwacht dat de inhoud van de bedreigingen en intimidaties met

name seksistisch en racistisch zullen zijn.

3 De verwachting is dat vrouwen werkzaam in de media zullen aangeven dat

met name geslacht, seksualiteit en uiterlijke kenmerken factoren zijn die bijdragen aan bedreigingen, intimidaties of geweld in context van hun werk.

4 De hypothese luidt dat vrouwen werkzaam in de media zullen aangeven dat

met name onderwerpen m.b.t. feminisme, gender(on)gelijkheid, ras en immigratie bijdragen aan bedreigingen, intimidaties of geweld in context van hun werk.

5 Het wordt verwacht dat vrouwen werkzaam in de media met name

zelfcensuur zullen toepassen bij de selectie van een onderwerp en bij publicatie (bijvoorbeeld dat wordt afgezien van publicatie).

6 De bedreigingen, intimidaties en het geweld komen naar verwachting vooral

van politiek/overheid en anonieme daders.

7 Het wordt verwacht dat vrouwen werkzaam in de media die bedreigd,

geïntimideerd of gewelddadig benaderd zijn, de motieven van de daders vooral inschatten als instrumenten om vrouwelijke journalisten de mond te snoeren.

8 De verwachting is dat vrouwen werkzaam in de media bedreigingen,

intimidaties en geweld tegen vrouwelijke journalisten als reëel en actueel gevaar voor de persvrijheid beschouwen.

(39)

9 Verwacht wordt dat vrouwen werkzaam in de media de afgelopen jaren een

toename hebben gezien in de terughoudendheid of voorzichtigheid binnen het werk van vrouwelijke journalisten.

10 Het wordt verwacht dat de meeste vrouwen werkzaam in de media de

huidige maatregelen tegen bedreigingen, intimidaties of geweld niet als afdoende zullen beschouwen.

11 De verwachting is dat vrouwen werkzaam in de media met name strenger

toezicht online als een zinvolle maatregel zullen achten tegen bedreigingen, intimidaties of geweld.

(40)

De eerste paragraaf van dit hoofdstuk zal gewijd worden aan de beschrijving van de verzamelmethode, waarin de respondenten, de gebruikte materialen en procedure van het onderzoek worden beschreven. Vervolgens zal de totstandkoming van de enquête worden beargumenteerd, waarbij de gebruikte concepten zullen worden gedefinieerd en geoperationaliseerd. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk zullen de gekozen meet- en analysemethoden met een kritische blik worden besproken.

2.1 Verzamelmethode

2.1.1 Materialen

Voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag en de bijbehorende deelvragen is een online enquête opgesteld met Qualtrics software (versie december/januari 2018/2019). De meeste enquêtevragen zijn (soms in enigszins aangepaste vorm) overgenomen uit het onderzoek van Odekerken en Brenninkmeijer (2017) (meer over de totstandkoming van de enquête in paragraaf 2.2; zie voor de gehele enquête Bijlage I).

De enquête is afgenomen in het Nederlands, wat het kunnen begrijpen van de Nederlandse taal voor de vrouwelijke journalisten een vereiste maakte voor het invullen van de enquête. De respondenten representeren daarom vrouwen werkzaam in de (Nederlandse of internationale) media die de Nederlandse taal beheersen.

Buiten de vragen naar achtergrond in de enquête zelf, zijn er geen persoonsgegevens van de respondenten opgeslagen (ook geen IP-adres of

(41)

locatie). Als respondenten een week na start van de enquête de vragenlijst niet afgemaakt hadden, werden de gedeeltelijke data automatisch gedocumenteerd.

2.1.2 Procedure

De enquête is uitgezet in samenwerking met de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), Stichting Vrouw en Media, de Vereniging van Onderzoeksjournalisten (VVOJ) en het Genootschap van Hoofdredacteuren.

De NVJ is een belangenorganisatie voor Nederlandse journalisten met in totaal 7950 leden, waarvan 3140 vrouwelijke leden (39,50 procent) (Nederlandse Vereniging van Journalisten, 8 februari 2019). De vereniging komt op voor journalisten door middel van goede cao’s, redactiestatuten, verzekeringen, cursussen voor mediaprofessionals en juridische bijstand. Zo beschermt de organisatie de persvrijheid van alle leden die werkzaam zijn in de media (Nederlandse Vereniging van Journalisten, 2019).

Vrouw en Media is een stichting die specifiek opkomt voor de belangen van vrouwelijke journalisten. Zij willen vrouwen met elkaar verbinden, zodat ze van elkaar kunnen leren. Dit doet de organisatie door enkele keren per jaar bijeenkomsten te organiseren waar vrouwelijke journalisten kunnen netwerken en waarbij onbekende vrouwelijke journalisten het podium betreden. Op die manier stimuleert de organisatie gesprekken onder vrouwelijke journalisten over journalistiek belangrijke thema’s (Vrouw en Media, 2019). 662 mensen zijn ingeschreven op de nieuwsbrief en 879 mensen volgen Vrouw en Media op Facebook (Vrouw en Media, 21 februari 2019).

De VVOJ is een vereniging met in totaal 589 leden in Nederland en Vlaanderen, waaronder journalisten, docenten en studenten journalistiek. 220 van de leden

(42)

(37,35 procent) zijn vrouw. Het doel van de vereniging is het stimuleren van kwaliteitsjournalistiek, met een focus op onderzoeksjournalistiek.

Het Genootschap van Hoofdredacteuren is een beroepsorganisatie die alle Nederlandse hoofdredacties formeel representeert. Deze organisatie heeft 96 leden, waarvan 26 leden vrouw (27,08 procent) (Genootschap van Hoofdredacteuren, 21 februari 2019).

Op vrijdag 21 december 2018 is via diverse online platformen van de NVJ, Vrouw en Media, VVOJ, Genootschap van Hoofdredacteuren en VillaMedia de enquête verspreid (zie Bijlage II). De NVJ heeft een nieuwsbericht geplaatst op haar website en een nieuwsbrief verstuurd naar al haar leden. De VVOJ en het Genootschap van Hoofdredacteuren hebben eveneens de enquête onder de aandacht gebracht bij hun leden. Vrouw en Media heeft de enquête onder de aandacht gebracht door een nieuwsbrief te sturen en de link van de enquête te delen via hun sociale media kanaal Facebook. Bovendien heeft VillaMedia, een gerenommeerde website met journalistiek nieuws, op dezelfde dag een nieuwsbericht geplaatst over het onderzoek met een link naar de enquête.

Door de enquête via de bovengenoemde organisaties uit te zetten, kon een grote groep vrouwelijke journalisten bereikt worden. Echter, het gevaar van het uitzetten van de enquête via deze kanalen ligt in het feit dat de enquête voornamelijk onder de aandacht is gebracht bij leden van de NVJ, Vrouw en Media, VVOJ en Genootschap van Hoofdredacteuren. Hierdoor bestaat de een kans dat journalisten die geen lid zijn van deze organisaties over het hoofd gezien worden en de representativiteit van de steekproef (lees: de vrouwelijke journalisten in Nederland) wordt aangetast (Deuze, 2004, pp. 125–126). Dit is voor een deel opgevangen door het nieuwsbericht over de enquête dat op de website van VillaMedia werd

(43)

geplaatst. Deze is namelijk wel voor iedereen toegankelijk (dus ook voor niet-leden van belangen/beroepsorganisaties). Uit de data bleek echter wel dat 74,6 procent van de respondenten lid was van de NVJ (N=293), 1,8 procent elders lid was (bijvoorbeeld het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren of de Vereniging van Onderzoeksjournalisten, VVOJ; N=7) en 23,7 procent was nergens lid (N=93). De enquête is verspreid met de boodschap onderzoek te willen doen naar bedreigingen, intimidaties en geweld onder vrouwen werkzaam in de media. Hierdoor kan het zijn dat vooral vrouwen die hier mee te maken hebben gehad de enquête hebben ingevuld. Zij zullen al enige verbinding voelen met het onderwerp en hierdoor sneller de enquête invullen. Terwijl vrouwen die geen ervaring hebben met bedreigingen, intimidaties of geweld, minder betrokkenheid zullen voelen bij het onderwerp en daardoor de enquête minder snel zullen invullen. Daarom moet bij het interpreteren van de resultaten worden gelet op de representativiteit voor de gehele beroepsgroep van vrouwen werkzaam in de media.

In de week van 7 januari 2019 is de enquête door de bovengenoemde organisaties opnieuw onder de aandacht gebracht door een herinneringsmail te sturen naar hun leden of door opnieuw een bericht te plaatsen op hun sociale media platform. Hierna kwamen echter niet veel extra responses binnen.

De enquête is in totaal 30 dagen actief geweest van vrijdag 21 december 2018 tot en met zondag 20 januari 2019. De data zijn tussentijds steeds opgeslagen. De definitieve dataset is geanalyseerd aan de hand van het computerprogramma Statistical Package for Social Scientists (IBM SPSS Statistics, versie 24.0.0.0, 2016). Aan het einde van de enquête werden de respondenten die bij de vraag ‘Q54 Heeft u wel eens te maken gehad met bedreigingen, intimidaties of geweld in het kader

(44)

van uw werk?’ (Ja=1, Nee=2; zie Bijlage I) ‘Ja’ antwoordden, gevraagd of ze mee wilden werken aan het tweede deel van het onderzoek over bedreigingen van vrouwen in de media. 41 van de respondenten gaf aan mee te willen doen aan de volgende fase en liet met dit doel hun contactgegevens achter. De tweede fase van het onderzoek wordt uitgevoerd door dr. Marjolein Odekerken, die tevens praktijkbegeleider is van deze masterscriptie en die de data van het huidige onderzoek kan gebruiken voor vervolgonderzoek. Praktijkbegeleider houdt in dat dr. Marjolein Odekerken begeleiding gaf bij het opstellen, uitzetten, analyseren en publiceren van de enquête(resultaten) in de context van deze masterscriptie. Ze las en dacht ook mee met de inhoud van de masterscriptie zoals het theoretisch kader, de resultaten en de conclusie. Daarnaast heeft dr. Marjolein Odekerken contact gehad met de eerder genoemde organisaties voor o.a. het verspreiden van de enquête en het inwinnen van informatie (bijvoorbeeld over het aantal leden).

58 van de respondenten liet bij de vraag ‘Q55 Wilt u op de hoogte gehouden worden van de resultaten van het onderzoek? Laat dan uw emailadres achter (deze wordt vertrouwelijk verwerkt en niet aan derden verstrekt).’ een e-mail adres achter. Deze respondenten krijgen na afronding en publicatie van het huidige onderzoek een korte nieuwsbrief met daarin de belangrijkste resultaten van het onderzoek.

2.1.3 Respondenten

In totaal deden 420 respondenten mee aan dit onderzoek. Dit is een zeer hoge respons aangezien in het onderzoek van Odekerken en Brenninkmeijer (2017) 153 van de 638 respondenten (24 procent) zichzelf identificeerde als vrouw. 13 van de respondenten zijn echter niet begonnen aan de enquête en zijn daarom verwijderd uit het onderzoek. Respondenten die aangaven zich niet te identificeren als vrouw (N=6) zijn eveneens verwijderd uit het onderzoek. Een groot deel van de respondenten heeft de gehele enquête afgerond (N=291). Van de 101 respondenten die de enquête gedeeltelijk invulde, zijn de 35 respondenten die niet

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

This study has shown the importance of a structured development process of a web-based intervention for the indicated prevention of depression because: (1) it allows the

The very argument is that metric relations of power, proximity and distance co-evolve with non-Eucledian relations, and that methodologically drawing from political topography

De feministische radioprogramma’s Radioweekblad en Hoor Haar en hun plaats in de

Onder voorzitterschap van Job Cohen doet de commissie ‘project X’ Haren onderzoek naar onder andere de rol van de sociale media, de massamedia en de autoriteiten.. In maart

Zo maken de jongeren van tekst 9 meer gebruik van sociale media, vinden andere dingen belangrijk en ontwikkelen andere betekenissen.. Kortom, ze ontwikkelen een subcultuur

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

’Representation of God’ wordt door Rizzuto (1979) in ob- jectrelationele termen benoemd als een intrapsychisch proces waarbij kennis, herinnerin- gen, gevoelens en ervaringen

De oorzaken voor de huidige, geringe doorstroom van vrouwen naar hogere functies worden gevormd door de dominantie van mannen in het bepalen van normen voor succes, de