• No results found

Melden van bedreigingen

In document Vrouwen in de media onder vuur (pagina 53-59)

11 De verwachting is dat vrouwen werkzaam in de media met name strenger

2.2 Totstandkoming enquête en operationaliseren concepten

2.2.4 Melden van bedreigingen

Telkens na de specifieke vragen over de soort bedreigingen beantwoordden respondenten een aantal vragen: of ze een melding hebben gedaan van de bedreiging bij/in het medium waarvoor ze werkten of bij de politie (Q17 t/m Q20; Q24 t/m Q27; Q30 t/m Q33; Q36 t/m Q39). De respondenten die bij deze vragen tenminste één keer antwoordden dat ze geen melding of aangifte gedaan hadden, kregen nog de vraag waarom ze dit niet gedaan hadden (Q40; op basis van Ferrier, 2018). De redenen werden getoond als stellingen waarbij respondenten konden beoordelen in hoeverre ze het hiermee eens waren op een 5-punts Likertschaal (1=Helemaal Eens, 2=Eens, 3=Neutraal, 4=Oneens, 5=Helemaal Oneens). Hoe lager de score, hoe meer ze het eens waren met een stelling.

De betrouwbaarheid van de schaal voor het meten van de redenen om niet te melden is getest door middel van een Cronbach’s alpha. De Cronbach alpha coëfficiënt was ,947, wat erop duidt dat een gehele schaal een goede interne

consistentie heeft. Daarnaast zijn ze gecheckt op uitbijters. Deze bleken niet aanwezig. Wel zijn de scores van vijf respondenten verwijderd voor het uitvoeren van de analyses. Ondanks dat zij bij eerdere vragen aangaven dat niet altijd aangifte/een melding te hebben gedaan van een bedreiging, hebben zij bij vraag Q40 in tekst toegelicht dat deze vraag niet op hen van toepassing is. Om de resultaten niet te aan te tasten zijn de antwoorden van deze respondenten daarom niet meegenomen in de analyse.

2.2.5 Aanleidingen

Om te onderzoeken wat respondenten zien als mogelijke aanleidingen voor de bedreigingen, is een tweetal vragen gesteld (Q42 & Q43). Aanleidingen zijn gedefinieerd als journalistieke onderwerpen en factoren op basis van (Barton & Storm, 2014; Ferrier, 2018; Löfgren Nilsson & Örnebring, 2016; Chen, Pain, Chen, et al., 2018a, 2018b). Journalistieke onderwerpen die kunnen bijdragen aan bedreigingen zijn bijvoorbeeld ‘Feminisme’, ‘Immigratie’ en ‘Auto’s’. Factoren die kunnen bijdragen aan bedreigingen zijn bijvoorbeeld ‘Uiterlijke kenmerken’, ‘Geslacht’ of ‘Seksualiteit’.

2.2.6 Daders en motieven

Aansluitend werd de respondenten gevraagd duidelijk te maken wat de daders en hun motieven waren (Q41). Deelnemers konden aanvinken uit welke hoek de bedreigingen afkomstig waren (op basis van Odekerken & Brenninkmeijer, 2017; Ferrier, 2018). De daders zijn degene die de bedreiging, intimidatie of het geweld uitvoeren. In de enquête worden verschillende soorten daders genoemd, zoals ‘Politiek/overheid’, ‘Gewone burgers’ en ‘Anonieme daders’.

Het werd respondenten al eerder in de enquête gevraagd de aard van de bedreigingen (motieven) als volgt te categoriseren: instrumenteel, frustratie en/of anders (Q13). Onder hun motieven wordt verstaan wat de beweegredenen van de

daders zijn. Dus waarom bedreigen ze, intimideren ze of treden ze gewelddadig op tegen een vrouwelijke journalist? In de enquête is dit geoperationaliseerd als ‘Frustratie’, ‘Instrumenteel’ of ‘Anders, namelijk…’. Alle keuzes konden verder worden toegelicht in tekst.

2.1.7 Zelfcensuur

Om de impact van de bedreigingen op de werkwijze van journalisten te kunnen onderzoeken is de werkwijze van de journalisten opgedeeld in de volgende stadia (Prenger, 2007):

Selectie: het kiezen van een onderwerp, het bepalen van de invalshoek en het vaststellen van de aanpak;

Informatie vergaren: bronnen- en/of archiefonderzoek, interviews afnemen, waarnemen/filmen op locatie, et cetera;

Schrijven/produceren: het schrijven van het artikel, het samenstellen van de uitzending. Nota bene: ook de selectie van welke informatie niet wordt vermeld;

Publiceren/uitzenden: publicatie van het artikel, uitzending van item

Zoals in het theoretisch kader is uitgelegd, kan zelfcensuur zich uiten in de verschillende stadia van de werkwijze van journalisten. De impact van de bedreigingen op met name de werkwijze van de respondenten werd vastgesteld door het beoordelen van stellingen over het toepassen van zelfcensuur. De stellingen zijn samengesteld op basis van de verschillende stadia Prenger (2007), Chen, Pain, Chen, et al. (2018b) en Ferrier (2018). Voorbeelden zijn ‘Ik heb besloten het artikel/de uitzending niet te publiceren uit angst voor bedreigingen of geweld’, ‘Ik begin niet meer aan bepaalde soorten onderwerpen’ en ‘Ik pas berichtgeving (toon/genre/informatie) aan uit angst voor bedreigingen of geweld’.

de journalist valt, is deze ook meegenomen in de zelfcensuur schaal. Dit is gedaan omdat veel vrouwelijke journalisten aangeven dat dit wel wordt verwacht van hun werkgevers en uit verschillende onderzoeken blijkt dat veel bedreigingen plaatsvinden op sociale media platforms (Chen et al., 2018b). Een voorbeeld van een stelling waarbij zelfcensuur wordt gepleegd op het sociale media gebruik is: ‘Ik heb de neiging mij niet meer te uiten op sociale media door eigen ervaringen/het nieuws over bedreigingen’.

Respondenten konden op een 5-punts Likertschaal aangeven in hoeverre ze het eens waren met de stellingen (1=Helemaal Eens, 2=Eens, 3=Neutraal, 4=Oneens, 5=Helemaal Oneens). Hoe lager de score, hoe meer de respondenten het eens waren met een stelling. Dus hoe lager de score, hoe meer zelfcensuur de respondenten toepassen tijdens hun werk als journalist.

De Likert-schaal responses op de items ‘Q44_19 Ik heb niets veranderd aan de manier waarop ik werk’ en ‘Q44_20 Ik ben meer gaan schrijven/publiceren over de mensen/groepen die mij bedreigingen/intimideren’ omgedraaid (1=5, 2=4, 3=3, 4=2, 5=1). Dit omdat de logica voor de analyses dan voor alle stellingen gelijk is: hoe lager de score, hoe meer zelfcensuur de vrouwelijke journalisten toepassen. Tijdens het controleren van de betrouwbaarheid van de schaal van zelfcensuur kwam echter naar voren dat item ‘Q44_20’ een negatieve waarde had met alle items van de schaal in de Inter-Item Correlation Matrix. Ook de Corrected-Item-Total Correlation Value in de Item-Total Statistics was negatief (-,329). Dit kunnen aanwijzingen zijn dat het herscoren van het item niet goed gegaan is. Echter als het herscoren van item ‘Q44_20’ ongedaan gemaakt zou worden, zou de logica voor de analyses niet meer kloppen. Daarom is aangenomen dat de negatieve waardes betekenen dat dit item niet dezelfde onderliggende variabele meet als de rest van

de schaal. Het item ‘Q44_20’ is daarom verwijderd. De Cronbach’s alpha coëfficiënt was hierna ,909, wat erop duidt dat een gehele schaal een goede interne consistentie heeft. Dit betekent dat de schaal betrouwbaar is: de verschillende items meten dezelfde onderliggende variabele. Daarnaast zijn de antwoorden op de zelfcensuur schaal gecheckt op uitbijters (sterk afwijkende waarnemingen). Deze bleken niet aanwezig en daarom zijn alle 146 respondenten meegenomen in de analyse.

2.1.8 Persvrijheid

De respondenten die aangaven geen ervaring te hebben met bedreigingen, intimidaties of geweld in de context van hun werk, kregen de bovengenoemde vragen niet te zien en werden doorgestuurd naar algemene vragen over de persvrijheid en vragen over maatregelen tegen bedreigingen van vrouwen in de media. Respondenten die aangaven wel ervaring te hebben met bedreigingen, kregen deze vragen ook te zien.

Een zevental vragen werd gesteld over de huidige stand van de persvrijheid in Nederland onder vrouwen in de media (Q45 t/m Q51).

Persvrijheid betekent dat je kunt schrijven en publiceren wat je wilt, mits niet in strijd met de wet. Zoals in het theoretisch kader is uitgelegd kan zelfcensuur een belangrijke reden zijn waardoor de persvrijheid geschaad wordt. Met andere woorden: een bepaalde terughoudendheid om bepaalde verhalen te maken, betekent dat de persvrijheid in het geding is.

2.1.9 Maatregelen

Ten slotte werd gevraagd of genoeg maatregelen worden genomen om vrouwelijke journalisten te beschermen tegen bedreigingen en welke maatregelen volgens de respondenten goed werken (Q52 & Q53).

Maatregelen die genomen kunnen worden tegen de bedreigingen, intimidaties en het geweld tegen vrouwen werkzaam in de media zijn in de enquête opgeschreven als concrete keuzes, zoals ‘Gesprekken met leidinggevenden’ en ‘Meer online toezicht’. Tevens konden respondenten eigen suggesties doen voor zinvolle maatregelen.

Of er meer maatregelen moeten worden genomen om vrouwelijke journalisten te beschermen tegen bedreigingen, werd uitgedrukt in ‘Ja’ of ‘Nee’. ‘Ja’ aanvinken betekent dat er op het moment onvoldoende maatregelen worden genomen en ‘Nee’ betekent dat er op het moment genoeg maatregelen worden genomen. De keuze voor het antwoord kon verder onderbouwd worden in tekst.

In document Vrouwen in de media onder vuur (pagina 53-59)