• No results found

Vraag nr. 29van 17 november 1995van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 29van 17 november 1995van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 29

van 17 november 1995

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Opvanggezinnen – Leeftijdsgrens opvangpersoon Artikel 1 van de bijlage bij het ministerieel besluit van 27 december 1988 bepaalt : "De opvangpersoon die in het opvanggezin de voornaamste verantwoordelijkheid draagt, heeft de leeftijd van 21 jaar bereikt en is in staat kinderen op te voeden".

Tegenover deze strikte leeftijdsgrens staat dat studen-ten kinderverzorging of andere verzorgende of pedago-gische beroepen, afgestudeerd kunnen zijn op 18 jaar ! Wanneer zij dus het beroep van onthaalouder, opvang-persoon, willen uitoefenen, moeten ze wachten tot 21 jaar...

Vermits men enerzijds meerderjarig is op 18 jaar, en anderzijds een getuigschrift krijgt waarin wordt ver-meld dat men in staat is een bepaald beroep uit te oefe-nen, zie ik geen reden om deze 21 jaar te verantwoor-den voor deze groep gekwalificeerde verzorgenverantwoor-den. Heeft de minister reeds maatregelen genomen om de regelgeving in die zin te veranderen, zodat afgestudeer-den onmiddellijk dit beroep kunnen uitoefenen ? Zo ja, welke stappen en welke timing zijn hiervoor bepaald ?

Zo neen, welke redenen zijn er om de bestaande regel-geving te handhaven ?

Antwoord

Vooreerst wil ik stellen dat een afgestudeerde kinder-verzorg(st)er van 18 jaar wel degelijk kan worden tewerkgesteld in de sector van de kinderopvang. Zij of hij kan terecht in een kinderdagverblijf (crèche of peu-tertuin).

Dat iemand van 18 jaar, en dus meerderjarig, afgestu-deerd in een verzorgende of pedagogische beroepsop-leiding, niet kan optreden als opvanggezin is geen ver-getelheid van de wetgever. Het onderscheid tussen het werknemer zijn in een kinderdagverblijf en het werken als opvanggezin is immers inhoudelijk zo essentieel, dat een verschil in regelgeving nodig en volkomen verant-woord is.

Ik licht dit toe.

Een achttienjarige die terechtkomt in een kinderdag-verblijf wordt opgenomen in een kader dat structureel en pedagogisch groeikansen aanbiedt. Een jonge kin-derverzorg(st)er kan steunen op een begeleiding van gekwalificeerd personeel, o.a. verpleegkundigen, die richtinggevend en bijsturend kunnen optreden.

Werken als opvanggezin daarentegen is qua setting veel eenzamer en niet of nauwelijks omkaderd. Het opvangen van kinderen gebeurt, tussen vier muren, door de betrokkene alleen. Het werk van een opvang-gezin situeert zich niet in een organisatorisch geheel dat reflecterend en/of corrigerend functioneert. Iedereen zal het er dan ook mee eens zijn dat een minimum aan levenservaring vereist is om als opvanggezin kwalitatief

te kunnen opereren t.o.v. 3, 4, 5, ... verschillende kinde-ren die, vanuit hun kind zijn, een beroep doen en beslag leggen op de aandacht, de zorg en de affectie van de opvangpersoon. Het is vanuit dit besef en vanuit de overtuiging dat opgevangen kinderen kwaliteit ver-dienen, dat ik het wettelijk garanderen van een mini-male levenservaring bij opvanggezinnen wenselijk acht. Ik meen dan ook dat de gestelde minimumleeftijd van 21 jaar verantwoord is en blijft.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het kader van de opstelling van het onderne- mingsplan voor de V DAB wordt, in opdracht van het Beheerscomité, de sector op niveau van de So- ciaal-Economische Raad voor

Voorzover het vastgestelde aantal van 24 d i e n- sten nog niet is bereikt door het aantal op 13 augustus 1999 reeds erkende diensten en het aantal diensten toegewezen

de minister bevoegd voor Economie om, bij het verlenen van investeringssteun aan bedrijven- terreinen of bedrijven, het aanbod aan open- baar vervoer in de buurt na te gaan..

Vermits men enerzijds meerderjarig is op 18 jaar, en anderzijds na het beëindigen van de studies een diploma krijgt waardoor wordt bevestigd dat men in staat is een bepaald beroep

Het niet uitvoeren van investeringen op gemeentelijk niveau, z o u immers zorgen voor een ontoelaatbaar gering rendement van de uitgevoerde of uit te voeren investering op

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt door mevrouw Mieke Vo g e l s, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en

Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking Vraag

101 van 5 april 2000 over de samenstelling van de Commissie Laakbare Praktijken antwoordde de minister dat één van de effectieve leden (een man) ontslag had genomen en dat