• No results found

OPTA en NMa leggen afspraken over samenwerking vast in protocol 1

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "OPTA en NMa leggen afspraken over samenwerking vast in protocol 1"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

N

IEUWS

-

EN PUBLICATIEBLAD VAN DE

O

NAFHANKELIJKE

P

OST EN

T

ELECOMMUNICATIE

A

UTORITEIT

‘N

UMMERPORTABILITEIT PAS PER

1

APRIL MOGELIJK

5

D

RIE GESCHILLEN OVER LEVERING INTERCONNECTIEVERBINDINGEN

6

B

ELLEN VANUIT TELEFOONCEL

KPN

VOOR MEESTE

GESPREKKEN DUURDER

7

KPN

TOONT BEREIDHEID TOT INVOERING VAN

PAY PER CALL

12

T

ELECOMMUNICATIEWET LEGT ONGEVRAAGDE TELEFONISCHE VERKOOP AAN BANDEN

14

Januari 1999 -nr.

1

In het protocol staat wanneer en op welke wijze de NMa en OPTA onderling zullen samenwerken. Dat kan het geval zijn als in een bepaalde zaak zowel de NMa als OPTA bevoegdheden hebben. Dit laatste kan zich bijvoorbeeld voordoen als er sprake is van misbruik van een economi-sche machtspositie door een onderneming uit de post- of telecommunicatiesector. In een dergelijk geval past de NMa de Mededingingswet pas toe als is gebleken dat het toepassen van een sectorspecifieke maatregel door OPTA niet heeft geleid tot beëindiging van misbruik van een economische machtspositie. Als de NMa van plan is de Mededingingswet toe te passen in de

telecommunicatie-of postsector, dan zal zij dit voornemen aan OPTA voor commentaar voorleggen. OPTA op haar beurt zal bij het toepassen van sectorspecifieke regels steeds nagaan of er sprake is van een samenloop met de Mededingingswet. Als een aanvraag om een bepaalde zaak te behandelen zowel bij de NMa als OPTA wordt ingediend, overleggen de twee toezichthouders onderling wie een dergelijke zaak het beste kan afhandelen. Die beslissing hangt onder meer af van de wettelijke mogelijkheden, de beschikbare capaciteit en de aanwezige expertise. Ook zijn afspraken gemaakt over de uniforme interpretatie van begrippen uit het mededingings-, het telecommunicatie- en het post-recht.

DOELMATIG

Uitgangspunt voor de samenwerking tussen NMa en OPTA is doelmatige en doeltreffende wetshandhaving en besluit-vorming. De afspraken die beide instanties hebben gemaakt moeten ook het zogenoemde ‘forum shoppen’ tegengaan. Hiervan is sprake als een bedrijf zich, tegelijk of achtereenvolgens, tot beide toezichthouders richt in de hoop dat tenminste één van de twee een voor hem

gun-OPTA en NMa leggen afspraken over

samenwerking vast in protocol

OPTA en de Nederlandse mededingingsautoriteit (NMa) hebben afspraken over hun onderlinge samenwerking vastgelegd in een protocol. De afspraken hebben betrekking op zaken die op het ter-rein van beide toezichthouders liggen. Directeur-generaal A.W. Kist van de NMa en collegevoorzitter J.C. Arnbak van OPTA hebben het samenwerkingsprotocol begin deze maand ondertekend.

(2)

stige uitspraak doet. De Telecommunicatie-wet, de OPTA-wet en de Mededingingswet schrijven de samenwerking en onderlinge informatie-uitwisseling tussen NMa en OPTA voor. Het protocol is mede op deze wetten gebaseerd. Behalve uit de wet vloeit de ‘samenhangende uitoefening van bevoegdheden’ tussen sectorspecifieke en

algemene mededingingsautoriteiten ook voort uit Europese jurisprudentie. Onder de werking van het protocol vallen alle standpunten die OPTA en NMa innemen, zoals (voorlopige) oordelen, beschikkin-gen, besluiten, beleidsregels en consultatiedocumenten. K

De formatieve omvang van OPTA is gebaseerd op de uitkomsten van een in opdracht van de staatssecretaris door KPMG uitgevoerd onderzoek naar de taak-belasting van OPTA. Dat onderzoek beves-tigde de door OPTA geraamde uitvoerings-kosten van de nieuwe Telecommunicatie-wet. Volgens KPMG zal in de jaren na 1999 een verdere groei (van kosten en midde-len) noodzakelijk zijn, waarna op de mid-dellange termijn de kosten weer kunnen dalen.

De staatssecretaris heeft in haar besluit het budget voor inhuur van externe des-kundigheid met een fors bedrag

vermin-derd. In de loop van dit jaar zal moeten blijken of de uitgavenbegroting van 25 miljoen gulden voor OPTA voldoende is voor de uitvoering van de Telecommuni-catiewet.

Op grond van de begroting heeft de staatssecretaris ook de tarieven vastge-steld die OPTA de telecombedrijven in rekening zal brengen (Staatscourant nr. 246 van 23 december 1998). Hetzelfde zal gebeuren met de tarieven voor de taken (onder andere toezicht op de kabel) die OPTA op grond van de Telecommunicatie-wet erbij heeft gekregen. K

Staatssecretaris stelt begroting OPTA vast

De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat heeft eind december de begroting van OPTA vastgesteld. De formatieve omvang van OPTA voor 1999 van 110 fulltime banen – nu zijn dat er nog ruim 70 – is daarmee goedgekeurd.

Colofon

Eindredacteur: Ludo Korteman Redactie: Alex van Kalken Hetty Joosten Irene Verheijen Louis van der Linden Wout de Natris Patrick Ooms Monique Theuerzeit Basisvormgeving: Harlon, Utrecht Fotografie: Kelle Schouten Grafische productie: Herbschleb & Slebos Drukwerk: Meboprint, Amsterdam Redactieadres: Postbus 90420, 2509 LK Den Haag Telefoon (070) 315 35 59 Telefax (070) 315 35 02 Connecties wordt met grote zorgvuldigheid samengesteld, maar om de leesbaarheid te bevorderen zijn juridische zinsneden vaak vereenvoudigd weergegeven. Soms betreft het ook delen van of uittrek-sels uit wetteksten. In al deze gevallen is het verstan-dig de originele teksten te raadplegen. Aan de artikelen in Connecties kunnen geen rechten worden ontleend.

is het nieuws- en publicatie-blad van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit. OPTA wil met deze uitgave onder meer bereiken dat de organisaties in de markt voor telecommunicatie en post op gelijke voet geïnformeerd zijn over de ingenomen stand-punten, gedane uitspraken en nieuwe ontwikkelingen in ver-band met het werk van OPTA. Reacties op de inhoud van dit blad zijn van harte welkom.

(3)

Vanaf de eerste dag van het bestaan van OPTA is ons keer op keer gevraagd hoe de taakverdeling geregeld is tussen OPTA als sectorspecifieke en de Nederlandse Mededingings-autoriteit (NMa) als algemene mededingingstoezichthouder. Reikhalzend is uitgezien naar het ‘Samenwerkingsprotocol’, waarin beide toezichthouders in opdracht van de wetgever hun onderlinge samenwerking regelen. Dat protocol is nu, twee weken na inwerkingtreding van de nieuwe Telecom-municatiewet, tot stand gekomen.

En het mag er zijn! In het protocol wordt voor het eerst de relatie tussen algemeen en sectorspecifiek markttoezicht op een inhoudelijke analyse geënt. De afspraken gaan uit van de constatering dat sectorspecifieke mededingingsregels in de telecommunicatie- en postmarkten veelal strenger zijn dan de algemene mededingingsregels. Ex ante-toepassing van de strenge sectorspecifieke regels kan de noodzaak van ex post-toepassing van het verbod op misbruik van economi-sche machtspositie in artikel 24 van de Mededingingswet ondervangen. Dan is het ook logisch om per geval éérst onderzoek te doen naar de toepasselijkheid van sectorspeci-fieke regels en het effect van hun toepassing, alvorens te bezien of (dan nog) aanleiding bestaat artikel 24 van de Mededingingswet in stelling te brengen. Dat is nu afgespro-ken, waarbij OPTA zich eraan heeft verbonden steeds bedacht te zijn op situaties waarin samenloop met het mededingingsrecht aan de orde kan zijn, iets waarop OPTA als gevolg van jurisprudentie van het Europese Hof toch al alert is.

Mocht in een concreet geval sectorspecifieke regelgeving ont-breken of onvoldoende (tijdig) soelaas bieden en komt het tot een voornemen tot toepassing van het genoemde artikel 24, dan bekijken – omgekeerd – OPTA en NMa in onderling overleg of dat voornemen bezwaren oproept uit oogpunt van de doelstellingen van de Telecommunicatiewet of de

Postwet. Zonodig vindt afstemming plaats. NMa en OPTA maken daarbij afspraken over de interpretatie van mededin-gingsrechtelijke begrippen, die ook een rol spelen bij het verbod op misbruik van economische machtspositie uit de Mededingingswet.

Op deze wijze worden verschillende doelen bereikt. Dit voor-komt dat OPTA en NMa tegenstrijdige maatregelen nemen op grond van overlappende bevoegdheden. Het benadert dicht de éénloket-situatie voor de onderhavige bedrijven en het ontneemt de zin aan forum shopping. De toepasselijkheid van algemene en sectorspecifieke regels wordt in een logi-sche en zinvolle volgorde bekeken. Daardoor kunnen beide toezichthouders menskracht en deskundigheid op een efficiënte wijze inzetten. Vermeden wordt dat twijfel kan ontstaan aan de onafhankelijkheid van de toezichthouders ten opzichte van elkaar en ten opzichte van ministers.

De benadering in het protocol is veel waardevoller dan de voorstellen van het vorige kabinet, gebaseerd op het rapport Zicht op toezicht. Die voorstellen beperkten zich tot coördi-natie-instrumenten als veto- en instemmingsrechten, gericht op het vestigen van machtsverhoudingen. Daarmee zou de onafhankelijkheid van het toezicht zijn teruggedraaid (in laatste instantie zou de regering belangrijke toezichtskwes-ties weer beslechten). Daarom heeft de Tweede Kamer ze bij amendement uit de wet verwijderd. Des te meer is het te betreuren dat het nieuwe kabinet op aandringen van leden van de Eerste Kamer (wat kan het toch raar lopen tussen partijgenoten aan beide zijden van het Binnenhof) recent de weg-geamendeerde wetsbepalingen opnieuw aan de Tweede Kamer heeft toegezonden, dit keer verpakt in een wijziging van de Postwet. Curieus, nu de argumenten voor de verwer-ping van die voorstellen nog steeds gelden en de verhoudin-gen in de Tweede Kamer niet zijn veranderd. Het is jammer dat de regering wat betreft de coördinatie tussen toezicht-houders niet verder wil kijken dan het stellen van machts-kwesties. De geschiedenis van interdepartementale en interbestuurlijke coördinatie is bezaaid met voorbeelden van formele bevoegdheden. Die leiden in de praktijk tot niets anders dan tot verslechtering van verhoudingen en niet opwekken tot zinvolle samenwerking. Coördinatie tussen professionele organisaties moet wortelen in meerwaarde en niet in machtsmiddelen. Het samenwerkingsprotocol wijst hiervoor de weg.

Sinds ‘Zicht op toezicht’ is de wereld van het mededingings-toezicht verder uitgekristalliseerd. Duidelijk is geworden dat algemeen en sectorspecifiek toezicht elkaar wederzijds aan-vullen. Hetzelfde geldt voor de noodzaak van onafhankelijk-heid van toezichthouders. Die is niet uit de lucht gegrepen: ook de NMa wordt straks een zelfstandig bestuursorgaan. Verder is nu wel duidelijk dat coördinatie van mededingings-toezicht ook of wellicht zelfs juist zonder machtsmiddelen van de grond komt. Dit is aanleiding om de oplossingen van ‘Zicht op toezicht’ opnieuw te doordenken en betere alterna-tieven te overwegen. OPTA zal daaraan graag een bijdrage leveren.

Hans Bakker

(4)

OPTA en NMa stelden het onderzoek in naar aanleiding van een gezamenlijke klacht van Denda International uit Oldenzaal en Topware CD-Service AG uit

Mannheim. (Omdat Denda het bedrijf is dat de CD-ROM’s op de markt brengt wordt hierna alleen nog Denda genoemd.) De klacht was zowel bij OPTA als bij NMa

ingediend. Omdat de klacht betrekking heeft op een onderwerp dat tot de bevoegdheid van beide toezichthouders behoort, is besloten tot een gezamenlijk onderzoek.

Het meningsverschil tussen Denda en KPN draait om de verstrekking van gegevens van telefoonabonnees. KPN vraagt voor het verstrekken van de gegevens 85 cent per gegeven. Ten tijde van het indienen van de klacht kwam dat neer op een totaalbedrag van circa zes miljoen gulden. Denda daar-entegen heeft een vergoeding voorgesteld die is gebaseerd op de opbrengst van de door Denda verkochte CD-ROM’s.

Naast de prijs van 85 cent per gegeven stelt KPN aan Denda beperkende voorwaar-den voor het gebruik van haar bestand. KPN vindt dat Denda de gegevens niet mag gebruiken voor het ‘omgekeerd zoeken’ (het zichtbaar maken van naam- en adres-gegevens door te zoeken op telefoonnum-mer). Verder zou, vindt KPN, het down-loaden van de gegevens niet mogelijk dienen te zijn. Dit om te voorkomen dat de gegevens worden gebruikt voor bijvoor-beeld ‘direct marketing’-doeleinden. Ook bestaat er onenigheid over de inhoud van de te leveren gegevens. Zo stelt KPN dat de postcode geen deel uitmaakt van de gegevens van de telefoonabonnee. NMa en OPTA stellen dat KPN – net zoals elke andere telefoonaanbieder – over een feitelijk monopolie beschikt als het gaat om de gegevens van de eigen telefoon-abonnees. Zowel op grond van de

Mededingingswet als de Telecommunicatie-wet is elke telefoonaanbieder verplicht de gegevens aan derden zoals Denda te leve-ren tegen kostengeoriënteerde en niet-dis-criminerende voorwaarden. Hierdoor wordt concurrentie op de markt voor informatie-diensten bevorderd, hetgeen één van de doelstellingen is van de Europese Unie. Voor bedrijven als Denda is het verkrijgen van gegevens van telefoonabonnees essen-tieel, anders kunnen zij niet met hun pro-duct op de markt komen. De CD-Foongids

OPTA en NMa in voorlopig oordeel:

Telefoongegevens

(5)

van KPN is op dit moment nog het enige product op deze markt.

MINDER DAN ÉÉN CENT

NMa en OPTA hebben in hun voorlopig oordeel vastgesteld dat KPN minder dan één cent per abonneegegeven aan Denda zou mogen vragen. Beide toezichthouders vinden dat het verzamelen van gegevens van telefoonabonnees onlosmakelijk is verbonden met de hoofdactiviteit ‘het aan-bieden van telefoondiensten’. Zonder deze gegevens kan een telecommunicatiebedrijf

immers geen telefoonnota’s versturen. Het gebruik van de gegevens voor doeleinden zoals het maken van CD-ROM’s wordt gezien als een ‘bijproduct’ van de telefoon-dienst. Daarom moeten telefoonaanbieders zoals KPN deze gegevens tegen in elk geval marginale kosten verstrekken. Verder stellen OPTA en NMa dat KPN de eerder genoemde beperkende voorwaarden niet aan zichzelf oplegt bij interne door-verkoop van de gegevens. Dit betekent dat KPN deze voorwaarden ook niet aan Denda mag opleggen. Voor wat betreft het omge-keerd zoeken verwijst KPN naar de privacy-regelgeving. Zowel de Wet persoonsregis-traties als het wetsontwerp van de Wet bescherming persoonsgegevens verplichten

KPN echter niet tot het beveiligen van de gegevens tegen het omgekeerd zoeken. Denda is zelf verantwoordelijk voor de naleving van de privacy-regelgeving bij het op de markt brengen van haar CD-ROM. Het openbare dossier ligt tot 2 februari ter inzage bij NMa. Voor inzage van het dos-sier kan tussen 9.00 en 12.00 uur een afspraak worden gemaakt met mw. P.A. Zuidgeest-Meijs, griffier van NMa, telefoonnummer (070) 330 33 77. Belanghebbenden kunnen gedurende deze periode hun zienswijze schriftelijk of mon-deling naar voren brengen. Verder is de openbare versie van het oordeel te down-loaden van de website van OPTA (http:// www.opta.nl/optaweb/actueel).K

Sinds 1 januari geldt de wettelijke ver-plichting voor telecommunicatiebedrijven om nummerportabiliteit aan te bieden. Nummerportabiliteit is het recht van bel-lers (consumenten, bedrijven, instellingen en dergelijke) om hun telefoonnummer te behouden als zij overstappen van het ene naar het andere telecombedrijf.

Op 29 december ontving OPTA een brief van de zogenoemde stuurgroep nummer-portabiliteit, waarin KPN Telecom, Telfort, Libertel, A2000 en EnerTel zitting hebben. De leden van de stuurgroep lieten weten dat zij nummerportabiliteit niet op 1 januari 1999 konden invoeren. De oor-zaak daarvan is het zogenoemde inter-ope-rator communicatienetwerk. Dat is een soort intranet waarmee telecombedrijven

elkaar op de hoogte stellen van het porte-ren van nummers. Dit systeem kan volgens de stuurgroep naar verwachting pas op 15 februari worden opgeleverd. Daarna volgt nog een testperiode, met als gevolg dat nummerportabiliteit niet eerder dan 1 april beschikbaar is voor de gebruikers van geografische (vaste) en mobiele num-mers.

OPTA heeft intussen een brief gestuurd aan alle telecombedrijven. In die brief wijst OPTA de bedrijven er nog eens op dat de wet eist dat nummerportabiliteit per 1 januari 1999 mogelijk moet zijn. OPTA zal de betrokken bedrijven daar in principe dan ook aan houden.

Verder is er nog een probleem tussen de mobiele netwerkoperators en

serviceprovi-ders voor mobiele telefonie (de verkoop-punten van mobiele toestellen en abonne-menten). Tussen hen bestaat geen over-eenstemming over de wijze waarop zij nummerportabiliteit moeten aanbieden aan de klant. Het gaat hierbij om de keuze tussen twee verschillende benaderingen. De eerste is het ‘verzekeringsmodel’, waar-bij de klant contact opneemt met de nieu-we aanbieder, die de overstap met num-merbehoud regelt met de ‘oude’ aanbieder. De andere benadering is het ‘two-stop shopping’-model. De klant neemt een nieuw abonnement met behoud van zijn nummer, maar moet het oude abonnement zelf opzeggen. Belangrijk is dat er voor één vorm wordt gekozen. Daarbij moet de klant die wil wisselen van aanbieder met zo min mogelijk drempels te maken krijgen. Ook is er veel discussie tussen mobiele aanbieders over de vraag of nummerporta-biliteit ook geldt voor vooruitbetaalde diensten (de pre-paid SIM-kaarten). De wet maakt geen uitzondering voor deze vorm van dienstverlening. OPTA is daarom voor-alsnog van oordeel dat nummerportabiliteit onverkort van toepassing is voor pre-paid mobiele diensten. K

Vijf telecombedrijven in brief aan OPTA:

‘Nummerportabiliteit pas per 1 april mogelijk’

KPN veel te duur

(6)

OPTA heeft drie geschillen in behande-ling over de levering van interconnec-tieverbindingen door KPN Telecom. De indieners van de geschillen vragen het college van OPTA spoedvoorzienin-gen te treffen. Verder heeft OPTA een klacht gekregen over toegang tot de hoofdverdeler in de lokale centrale (MDF-access) van KPN Telecom. Ook is er een geschil over ‘site-sharing’ binnengekomen.

Eén van de verzoeken over de levering van interconnectieverbindingen is als spoedver-zoek in behandeling genomen. Over dit verzoek vindt medio januari een besloten hoorzitting plaats. Over de andere verzoe-ken zal zo snel als mogelijk een openbare hoorzitting plaatsvinden. OPTA is inmiddels een onderzoek begonnen naar deze proble-matiek. Zo mogelijk zullen de bevindingen van dit onderzoek worden meegenomen in de besluitvorming over de geschillen.

Dit onderzoek staat los van het diepgaande onderzoek dat OPTA laat uitvoeren door bureau Stratix naar de schaarste aan inter-connectieverbindingen. In tegenstelling tot wat in de vorige Connecties stond wordt het eindrapport met de bevindingen

van dit onderzoek niet eerder dan half maart verwacht.

Het geschil over site-sharing betreft een verzoek om op antennemasten te worden toegelaten. Zoals wellicht bekend moeten alle mobiele operators op grond van de wet elkaar toegang tot hun masten verlenen.

De klacht over MDF-access behelst vooral de mogelijkheid om apparatuur te plaatsen in een bepaalde centrale van KPN Telecom (‘collocatie’). Met behulp van deze appara-tuur is het mogelijk diensten over de aan-sluitlijnen van KPN Telecom te verlenen. De klagende partij zegt hierover niet tot afspraken te kunnen komen met KPN Telecom en vraagt OPTA om een oordeel over het gedrag van KPN. In het zoge-noemde EnerTel-besluit van 17 december 1997 heeft het college van OPTA aangege-ven dat KPN Telecom redelijke verzoeken voor deze vorm van bijzondere toegang moet honoreren. K

Drie geschillen over levering

interconnectieverbindingen

OPTA gaat een consultatieronde en workshops houden als voorbereiding op de invoering van het price cap-systeem. Op die manier wil OPTA te weten komen hoe de telecommunica-tiewereld denkt over de invoering van dit systeem, waarmee de telefoon-tarieven van KPN worden bepaald. De bedoeling is dat het price cap-systeem op 1 juli a.s. in werking treedt.

Op grond van Europese regelgeving en de Telecommunicatiewet is KPN verplicht kostengeoriënteerde telefoontarieven voor eindgebruikers vast te stellen. Kostengeoriënteerd houdt in dat de tarie-ven gebaseerd zijn op de onderliggende kosten inclusief een redelijke winstopslag. OPTA beoordeelt in hoeverre de tarieven van KPN hieraan voldoen.

Afgelopen najaar heeft OPTA voor het eerst de telefoontarieven van KPN op kosten-oriëntatie beoordeeld. Dit gebeurde op basis van rendementsbeoordeling. Daarbij zijn de tarieven vastgesteld op basis van door KPN geleverde gegevens over de gemaakte kosten, inclusief een redelijk rendement. Dit heeft geleid tot aanpassing van de telefoontarieven per 1 januari jl. In zijn besluit van 23 november 1998 heeft het OPTA-college besloten om de tarieven van KPN in de toekomst te reguleren door middel van het zogenoemde price cap-systeem.

Al tijdens de consultatieronde van februari vorig jaar heeft het college aangegeven niet onwelwillend te staan tegenover het gebruik van het price cap-systeem. Uit reacties van belanghebbenden bleek toen dat, naast OPTA, alleen KPN voorstander was van dit systeem om tarieven te reguleren.

Het price cap-systeem, in goed Nederlands ook wel een systeem van tariefplafonds genoemd, is een methode van regulering

van de ‘vaste’ telefoontarieven. Daarbij mag de prijsontwikkeling van een pakket telecomdiensten (het ‘mandje’) gedurende een bepaalde periode een van te voren bepaald percentage niet te boven gaan. Dit percentage, ook wel omschreven als ‘-X’, is afhankelijk van te verwachten kostenbesparingen en kan eventueel worden gecorrigeerd voor inflatie. Het price cap-systeem heeft ten opzichte van rendementsbeoordeling als voordeel dat marktpartijen, consumenten en KPN meer zekerheden hebben. Zo is voor alle partijen duidelijk hoe de tarieven zich gedurende een bepaalde periode naar alle waarschijnlijkheid zullen ontwikkelen. Verder heeft KPN meer vrijheid om tarieven vast te stellen, aangezien binnen het ‘mandje’ wijzigingen in tarieven met elkaar kunnen worden gecompenseerd.

PROCEDURE

OPTA is inmiddels begonnen met de ont-wikkeling van dit systeem. Het college zal door middel van workshops en een

(7)

In de kaart- en munttelefooncellen worden gesprekken afgerekend op basis van pul-sen. Een puls ofwel ‘tik’ in de telefooncel kost 25 cent, inclusief BTW. Sowieso moet altijd een kwartje worden betaald voor het maken van de verbinding: de zogeheten starttik. De tijdsperiode tussen twee tikken is afhankelijk van de bestemming van het gesprek en het tijdstip van de dag. KPN heeft bij OPTA eind vorig jaar een voorstel ingediend om het bellen vanuit een telefooncel duurder te maken. OPTA is met dit voorstel akkoord gegaan omdat de tariefwijziging in overeenstemming is met de wettelijke regels. De nieuwe tarieven zijn namelijk meer kostengeoriënteerd (dat wil zeggen gebaseerd op de werkelijke kosten) dan de oude. Anders gezegd: KPN lijdt nu minder verlies op de exploitatie van telefooncellen dan voorheen. Sinds 15 januari is de pulslengte voor gesprekken vanuit een telefooncel verkort van 99 seconden naar 75 seconden. Dit geldt voor de lokale gesprekken in de

piek-en dalurpiek-en piek-en de nationale gesprekkpiek-en tij-dens de daluren. Deze gesprekken worden dus duurder. Het tarief voor een nationaal gesprek in de piekuren daarentegen wordt goedkoper. De pulslengte voor deze gesprekken gaat van 68 naar 75 seconden. Door deze wijziging zijn alle binnenlandse gesprekken (zowel tijdens de piek- als de daluren) vanuit een telefooncel in tarief gelijk getrokken. De wijziging van de puls-lengte geldt uitsluitend voor het lokale en nationale telefoonverkeer. De overige tarie-ven, zoals voor internationale gesprekken en het bellen van een vast naar een mobiel toestel, blijven ongewijzigd. De tarieven die gelden voor de telefooncel-len van KPN Telecom moeten niet worden verward met die voor de cellen van Telfort op de NS-stations. In de periode 18 januari - eind april zullen de KPN-telefooncellen op de perrons, de stationshallen en de voorpleinen van de stations van de Nederlandse Spoorwegen geleidelijk worden vervangen door Telfort-telefooncellen. K

Lengte van ‘tik’ met een kwart teruggebracht

Bellen vanuit telefooncel KPN voor meeste

gesprekken duurder

rice cap-systeem

tatieronde een beroep doen op belangheb-benden om hun visies op een price cap-systeem te vernemen. Tijdens de consulta-tieronde komen vragen aan de orde als: welke diensten horen er in het mandje, wat is de duur van de price cap-periode etc.

Behalve een consultatieronde zal OPTA één of meer workshops houden over de invul-ling van het price cap-systeem. Hierin zal met name de bepaling van de -X ter sprake komen. Daarbij komen vragen aan bod als: hoe om te gaan met marktgroei, wat zijn te verwachten marktontwikkelingen en hoe zijn deze te verdisconteren in de -X? Op basis van de informatie uit onder ande-re de workshops en de ande-reacties op het con-sultatiedocument zal het college zich een oordeel vormen over de manier waarop het price cap-systeem moet worden ingevuld. Dit oordeel is rond 1 juli 1999 te verwach-ten. In de volgende Connecties volgt meer informatie over (de data van) de consulta-tieronde en de workshops. K

Bellen vanuit een KPN-telefooncel is op 15 januari jl. duurder geworden. De pulslengte (‘tik’) voor de meeste gesprekken vanuit een telefooncel is met bijna een kwart teruggebracht van 99 seconden naar 75 seconden.

(8)

Dat hield OPTA-collegevoorzitter J.C. Arnbak zijn toehoorders voor tijdens het achtste jaarcongres Mobiele Communicatie, vorige maand in Amsterdam. Arnbak vergeleek in zijn toespraak de situatie op de Nederlandse mobiele-telefoonmarkt met die in Zweden. Dat land is vooral voor de aanbieders van mobiele telefonie een luilekkerland ten koste van de afnemers ofwel de consumen-ten. De penetratiegraad van mobiele tele-fonie in Zweden ligt momenteel al op 36 procent en kan in de toekomst mogelijk zelfs oplopen tot 60 procent. De kosten om te bellen van een vast naar een mobiel toestel zijn er, met name door de hoge interconnectiekosten, aan de hoge kant. In Nederland bezitten intussen ruim drie miljoen mensen een mobiele telefoon. Dat zijn er al tien keer zo veel als drie jaar geleden en naar verwachting worden het er, met de toename van het aantal mobiele operators, nog veel meer. De enorme groei van het mobiele-telefoonverkeer heeft ech-ter, aldus Arnbak, niet geleid tot spectacu-laire prijsdalingen. Net als in Zweden zijn ook in Nederland de hoge interconnectie-tarieven daar debet aan. Arnbak: ‘Hier staat OPTA voor eenzelfde dilemma als waar de toezichthouder in Zweden voor stond. Kunnen we vertrouwen op de tucht van de markt of moet OPTA die tucht uit-oefenen? U moet daarbij bedenken dat zelfs in Zweden de hoge interconnectie-tarieven, ondanks vijf jaar stevige concur-rentie, niet zijn gedaald. De Zweden en de Nederlanders die bellen van een vast naar een mobiel toestel – dus niet de abonnees van het mobiele netwerk – betalen daarom nog steeds te veel.’

Over de interconnectietarieven zijn, wist Arnbak, de meningen internationaal sterk verdeeld. ‘Sommige landen vinden het logisch dat de interconnectietarieven voor mobiele netwerken substantieel hoger zijn dan voor vaste netwerken. Hun redenering is dat de investeringen die nieuwe aanbie-ders van mobiel bellen moeten doen erg hoog zijn. Dit zou die nieuwe aanbieders gezamenlijk of ieder voor zich kunnen ont-moedigen met concurrerende tarieven te komen. Daar staat de mening van andere landen tegenover die vinden dat er sprake moet zijn van gelijke interconnectiekosten, ongeacht of het gaat om verkeer van of naar een mobiel netwerk.’

AANMERKELIJKE MARKTMACHT

In Zweden is onlangs een mobiele tele-comaanbieder aangewezen als een partij met een aanmerkelijke marktmacht. Een bedrijf wordt volgens de regels van de Europese Unie aangemerkt als aanmerke-lijke marktmacht als het op een bepaalde markt een aandeel heeft van minstens 25 procent. Voor zo’n bedrijf gelden strengere regels dan voor andere. Er moeten, bijvoor-beeld, kostengeoriënteerde tarieven wor-den gehanteerd. Dat zijn tarieven die zijn gebaseerd op de onderliggende kosten met daar bovenop een redelijke winstopslag. In Zweden wordt het daardoor mogelijk om een daling van de tarieven voor het bellen van een vast naar een mobiel toestel te bewerkstelligen.

Op grond van de op 15 december in wer-king getreden Telecommunicatiewet is het onder bepaalde omstandigheden ook in Nederland mogelijk een aanbieder van

mobiele telefonie aan te wijzen als bezit-ter van aanmerkelijke marktmacht. Arnbak: ‘Maar dan moet zo’n aanbieder wel een

Collegevoorzitter Arnbak tijdens jaarcongres Mobiele Communicatie:

De mobiele-telefoonmarkt in Nederland is nog niet volwassen. De penetratie-graad van mobiele telefonie in dit land is nog vrij laag (circa 20 procent), terwijl de prijzen voor mobiel bellen nog aan de (te) hoge kant zijn. Dat laatste wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door de interconnectietarieven. Maar wel-licht kunnen juist die tarieven onder de nieuwe Telecommunicatiewet omlaag.

(9)

aanmerkelijke macht hebben op de markt van vast en mobiel bellen gezamenlijk. Bovendien geldt de plicht tot

kostenoriën-tatie in dat geval alleen voor zijn intercon-nectietarieven en niet voor de tarieven van zijn eindgebruikers. Als een bedrijf uitslui-tend op de markt voor mobiele telefonie een aanmerkelijke marktmacht heeft, dan gaat ook het verhaal over de kostengeori-enteerde interconnectietarieven niet op. Wel moet zo’n bedrijf zich houden aan de eis van niet-discriminerend gedrag ten opzichte van andere telecombedrijven.’ Het uitgangspunt van kostenoriëntatie in de Europese ONP-regelgeving is dus, waar-schuwde Arnbak, slechts in een beperkt aantal gevallen van toepassing op de mobiele telecommunicatiemarkt. ‘Daar komt bij dat duidelijk moet zijn welk doel we dan primair voor ogen hebben: het bevorderen van de concurrentie of het beschermen van de consument?

Kostenoriëntatie zou immers ook een nade-lige invloed kunnen hebben op de ontwik-keling van mobiele netwerken, omdat het dan voor bedrijven minder aantrekkelijk lijkt een mobiel netwerk aan te leggen als de prijsstelling niet vrij is.’

SUBSIDIËRING

De OPTA-voorzitter noemde nog een ander aspect dat de prijsontwikkeling mogelijk beïnvloedt. Dat is de subsidiëring van mobiele toestellen, zeg maar het gratis of bijna gratis weggeven van mobiele tele-foons om klanten te trekken. Er is echter een groeiend aantal landen dat dit ver-biedt. Waarschijnlijk heeft subsidiëring er volgens Arnbak wel toe bijgedragen dat de mobiele-telefoonmarkt voor consumenten sterker is gegroeid.

Arnbak: ‘Je kunt je afvragen of deze subsi-diëring zich op dit moment niet tegen een groeiende markt keert. Het is immers onduidelijk hoe de operators het geld dat ze in de ‘gratis’ telefoons hebben gestoken terugverdienen, maar dat het terugver-diend wordt mag duidelijk zijn. Misschien is hier sprake van een vorm van interne kruissubsidie, vergelijkbaar met het dekken

van tekorten in de abonnementskosten op het vaste telefoonnet door hogere gesprekskosten. In de mobiele sfeer lijkt ook een vorm van kruissubsidie plaats te vinden. Ik denk dat de subsidie op de toe-stellen mede wordt betaald uit de hoge Nederlandse gesprekskosten voor mobiel bellen. Als dat zo is, betalen vooral dege-nen die veel mobiel bellen het gelag, evenals de eerder genoemde abonnees van het vaste telefoonnet die veel naar mobie-le toestelmobie-len belmobie-len.’

CONVERGENTIE

Arnbak wees in zijn toespraak ook op enkele toekomstige ontwikkelingen, zoals het samengaan van vaste en mobiele tele-fonie (convergentie). Daarbij zal het in de toekomst waarschijnlijk mogelijk zijn deels om met één nummer over het vaste en het mobiele net te bellen en bereikbaar te zijn. Het ineenvloeien van vaste en mobie-le temobie-lefonie kan het mobie-leven van de meeste bellers er, stelde Arnbak, alleen maar gemakkelijker op maken. ‘Maar voor een toezichthouder als OPTA is convergentie een ontwikkeling die het leven er helemaal niet eenvoudiger op maakt. Integendeel. Het grootste probleem is dat de Europese regels en bijgevolg ook de nieuwe Telecommunicatiewet een strikt onder-scheid maken tussen vaste en mobiele net-werken. Het ONP-kader is helemaal niet berekend op een convergerende markt.’

‘Eén van de consequenties van het wette-lijke onderscheid tussen vaste en mobiele telefonie is dat er ook aparte regimes gel-den voor de interconnectietarieven. U zult begrijpen dat dit het samengaan van vaste en mobiele telefonie niet ten goede komt. Immers: als één van de twee netwerken meer rendement oplevert dan de andere als gevolg van substantieel hogere intercon-nectietarieven, dan vormt dit een stevige belemmering om het andere netwerk daar-mee te integreren.’ K

‘Mobiele-telefoonmarkt is

in Nederland nog niet volwassen’

(10)

De interconnectietarieven in Frankrijk dalen met ongeveer veertien procent. Met dit voorstel van France Telecom is de Franse toezichthouder, Autorité de Régulation des Télécommunications (ART), akkoord gegaan. Het gaat om de interconnectietarieven voor 1999.

Tevens heeft ART een maximale tijdslimiet vastgesteld waarbinnen France Telecom concurrenten interconnectie moet aanbie-den. Die periode is voor 1999 op negen maanden vastgesteld en op zes maanden voor 2000. De nieuwe Franse interconnec-tietarieven voor lokale gesprekken zijn met 14,4 procent gedaald en vastgesteld op 4,74 centime per minuut. Voor regionale gesprekken is er sprake van een daling met 14,5 procent (nieuwe tarief: 10,22 centime per minuut) en voor nationale gesprekken zijn de interconnectietarieven met 13,9 procent verlaagd tot 14,33 centime per minuut.

K OOSTENRIJK

De Oostenrijkse toezichthouder, Telekom-Kontrol, gaat een vierde DCS-1800-frequen-tie voor een landelijk dekkend mobiel net-werk veilen. De potentiële kopers van de frequentie moeten zich binnen twee maanden aanmelden bij Telekom-Kontrol. Prof. H. Otruba, directeur van de

Oostenrijkse toezichthouder, verwacht dat de veiling nog voor Pasen zal plaatsvinden. De officiële veilingperiode loopt tot 31 juli 1999. De regionale frequentievergunningen kunnen pas worden geveild als eind dit jaar een wetswijziging heeft

plaatsgevonden.

K IERLAND

In Ierland heeft Orange Communications een rechtszaak aangespannen tegen de Ierse toezichthouder ODTR. Dit gebeurde nadat ODTR een vergunning voor een derde mobiel netwerk had afgegeven aan Meteor Mobile Communications. De rechtszaak zou in eerste instantie op 7 december jl. die-nen. De president van het Ierse High Court oordeelde echter dat de beide aanbieders te weinig voorbereidingstijd hadden en dat de zitting daarom moest worden uitgesteld. De zitting vindt nu plaats in de eerste week van maart.

K LUXEMBURG

De Luxemburgse toezichthouder ILT heeft een consultatiedocument gepubliceerd over de zogeheten Wireless Local Loop. De techniek om een dergelijk aansluitnet aan te leggen is betrekkelijk eenvoudig. Op grond van een beslissing van ILT van augustus vorig jaar zijn al twee frequentie-banden voor een dergelijk aansluitnet gereserveerd. ILT wil echter door middel van een consultatie een duidelijk beeld krijgen van de gevolgen van de geplande investeringen door aanbieders.

K GROOT-BRITTANNIË

De tarieven voor een gesprek van een vast naar een mobiel toestel moeten dalen. Dat stelt de Britse toezichthouder Oftel naar aanleiding van een onderzoek van de Britse Monopolies and Merger Commission (MMC) naar de tarieven voor mobiele tele-fonie. De MMC rapporteerde dat British Telecom, Cellnet en Vodaphone excessieve tarieven hanteren. Oftel heeft nu bepaald dat voor Cellnet en Vodaphone een price cap (tariefplafond) voor de komende twee jaar wordt ingesteld. De tarieven van British Telecom voor gesprekken van een vast naar een mobiel toestel van British Telecom zullen met 41 procent dalen.

K BRUSSEL

De telecommunicatiemarkten in de lidsta-ten van de Europese Unie ontwikkelen zich zeer snel en dynamisch. Dat concludeert de Europese Commissie in het vierde imple-mentatierapport dat onlangs is gepubli-ceerd. In zo’n implementatierapport zet de Europese Commissie uiteen hoe de liberali-sering in de verschillende lidstaten ver-loopt en of de Europese wetgeving naar behoren is ingevoerd in nationale wet- en regelgeving. In het jongste rapport wordt ingegaan op de doelmatigheid van de nationale wetten en regels. De Europese Commissie concludeert dat het overgrote deel van de Europese regelgeving is inge-voerd en dat die in de praktijk redelijk wordt toegepast. Het rapport is beschik-baar via het Internet (www.ispo.cec.be/ infosoc/telecompolicy/en/comm-en.htm).

K GROENBOEK

De Europese Commissie heeft het ‘Groenboek frequentiespectrum’ aangeno-men. Aangezien de frequenties een steeds schaarser goed worden met steeds grotere politieke en economische belangen, is het van belang dat de discussie hierover op een zo breed mogelijk terrein wordt gevoerd. Kernpunten van het Groenboek zijn definities, geschillenbeslechting bij toewijzingen van frequenties, de afweging tussen commerciële en publieke belangen etc. Het Groenboek is beschikbaar via het Internet (www.ispo.cec.be/infosoc/tele-compolicy/en/comm-en.htm).

K VERENIGDESTATEN

De rechter heeft de Amerikaanse toezicht-houder FCC in het gelijk gesteld met haar verbod dat regionale telefoniebedrijven lange-afstandtelefonie mogen aanbieden. De regionale telefoniebedrijven komen voort uit de opsplitsing van AT&T in 1984 en de Telecommunications Act van 1996. Het regionale bedrijf BellSouth had bij de FCC een klacht tegen het verbod inge-diend. De regionale telefonie-aanbieders moeten eerst de regionale markten voor volledige concurrentie openstellen, aldus de FCC en nu dus ook de rechter. K

Franse interconnectietarieven

met veertien procent omlaag

(11)

Het aantal bedrijven dat aanspraak kan maken op de zogenoemde graafrechten is aanzienlijk uitgebreid. Dat is het gevolg van de inwerkingtreding van de nieuwe Telecommunicatiewet op 15 december jl. De graafrechten gelden voor alle aanbieders van openbare tele-communicatie- en omroepnetten. Deze aanbieders hebben nu dezelfde rechten als KPN Telecom reeds bezat.

In de Telecommunicatiewet (Tw) staat in hoofdstuk 5 dat ‘eenieder verplicht is, waar het kabels ten dienste van een openbaar telecommunicatienetwerk of een omroep-netwerk betreft, deze aanleg, instandhou-ding en opruiming te gedogen in en op openbare grond’. De gedoogplicht geldt ook voor alle andere gronden als het om inter-lokale en internationale kabels gaat. De wet legt dus aan de eigenaren van openba-re en privégronden de plicht op de aanleg, instandhouding en opruiming van deze netten toe te staan. Overigens geldt deze plicht niet voor afgesloten tuinen en erven die één geheel vormen met een woning. De gedoogplicht is absoluut. Als deze niet wordt nagevolgd kan dit tot schadeclaims leiden. Dergelijke schadeclaims kunnen aanzienlijk zijn, gezien de hoogte van de investeringen die gepaard gaan met het aanleggen van deze netten. Aanbieders van huurlijnen, openbare telecommunica-tiediensten en voorwaardelijke toegangs-diensten krijgen, voor alle duidelijkheid, géén graafrechten.

De gemeenten krijgen op grond van de Tw een coördinerende rol opgedragen wat betreft de gedoogplicht in alle openbare gronden. De Vereniging van Nederlandse

Gemeenten (VNG) heeft haar leden hiervan op de hoogte gesteld. Het besluit van een gemeente is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eventueel bezwaar en beroep hiertegen handelen de gemeenten respectievelijk de rechtbank via Awb-procedures en -termij-nen af. Een discussiepunt is nog of een beroepszaak bij de rechtbank in Rotterdam moet worden aangemeld of bij de kanton-rechter. De VNG zal haar leden hierover nog informeren. De VNG heeft een model-verordening opgesteld, die waarschijnlijk de gemeenten intussen heeft bereikt. De verwachting is dat de verordening in de verschillende gemeenten vanaf 1 juni a.s. zal worden ingevoerd.

REGISTRATIE

Voor gemeenten is het belangrijk te weten dat een aanbieder van een openbaar tele-communicatie- of omroepnetwerk alleen dan graafrechten krijgt als deze aanbieder een openbaar aanbod doet of een omroep-net exploiteert. Het kan voor een gemeen-te zinvol zijn dit periodiek gemeen-te controleren.

Bij gerede twijfel kan een gemeente OPTA vragen nader onderzoek te doen. OPTA registreert, in beginsel, elk bedrijf dat zich aanmeldt voor registratie. Het aantal regis-traties is onbeperkt. Het register is open-baar en onder andere in te zien op de website van OPTA (www.opta.nl). Als een aanbieder van een openbaar telecommuni-catienet of een omroepnet (nog) niet bij OPTA geregistreerd staat, moet de gemeen-te toch beginnen met de gedoogprocedure. Wel kan de gemeente verwijzen naar de registratie van OPTA. Niet registreren is geen overtreding in de zin van de Tw, maar is wel strafbaar op grond van de Wet economische delicten.

Het ligt voor de hand dat de Randstad en de grote steden als eersten te maken krij-gen met bedrijven die een beroep doen op de gedoogplicht. Toch moeten ook andere gemeenten op korte termijn een aanvraag kunnen behandelen. Voor laatstgenoemde categorie kan bijvoorbeeld worden gedacht aan bedrijven die interlokale of internatio-nale netten aanleggen. Als de modelveror-dening van de VNG nog niet klaar is, mag dat geen reden zijn om een aanvraag om te mogen graven niet in behandeling te nemen.

GESCHILLEN

Naast de gemeenten krijgt het college van OPTA eveneens een rol als er geschillen zijn over de gedoogplicht. De Tw noemt vier mogelijke geschillen. In de eerste plaats kan een particulier grondbezitter, als hij het niet eens is met de plannen van een bedrijf dat in zijn grond wil gaan gra-ven, het OPTA-college vragen als ‘scheids-rechter’ op te treden in deze kwestie. De grondbezitter kan een dergelijk verzoek alleen doen als hij een schriftelijke aan-kondiging van het bedrijf heeft gekregen. Zo lang OPTA geen uitspraak heeft gedaan mag het bedrijf niet gaan graven. E

Als gevolg van invoering Telecommunicatiewet:

(12)

Ten tweede moeten bedrijven die mogen graven hun kabels verleggen als de grondeigenaar daar om vraagt, zon-der dat zij de kosten daarvan in reke-ning kunnen brengen. Dat kan bijvoor-beeld het geval zijn bij de aanpassing van een bestemmingsplan. Als er een geschil over de kosten ontstaat, kan dit worden aangemeld bij OPTA. Dit ver-zoek leidt echter niet tot opschorting van de graafwerkzaamheden.

Ten derde kan, als er een geschil ont-staat over het al dan niet noodzakelijk snoeien van takken of inkorten van wortels, het OPTA-college worden gevraagd bestuursdwang uit te oefenen. Dat betekent dat OPTA één van de twee partijen dwingend kan opleggen wel of juist niet de takken te snoeien of de wortels in te korten. In de vierde en laatste plaats kan het OPTA-college desgevraagd een oordeel geven over redelijke verzoeken tot toegang tot een kabelgoot. Het betreft hier een geschil tussen partijen die niet tot overeen-stemming kunnen komen over de redelijkheid van een dergelijk verzoek. Vanzelfsprekend gelden bij besluiten van het OPTA-college in alle vier de gevallen de normale Awb- en -beroeps-procedures.

CONSULTATIE

Het college zal op de korte termijn elk geschil op zijn individuele merites behandelen. Mocht dat noodzakelijk blijken, dan zal het college over dit onderwerp een consultatie organiseren en aan de hand van deze consultatie richtsnoeren vaststellen. Het college heeft geen bemoeienis met de gedoog-besluiten van de gemeenten, noch met conflicten over de aanleg en dergelijke aan, in en boven gebouwen, noch met schadeclaims. Hiervoor verwijst de Tw naar andere bestuurlijke organen, zoals de gemeenten en de kantonrechter. Als u nog vragen heeft over dit onderwerp, dan kunt u terecht bij drs. W.G.B.M. de Natris (afdeling Interconnectie en Bijzondere Toegang), telefoon (070) 315 35 34, e-mail W.deNatris@opta.nl. K

OPTA en het toezicht op het gebrui

Een voorbeeld: een meteorologisch instituut wil zijn klanten met behulp van een betaald informatienummer (0900-nummer) informe-ren over de weersverwachting. Het instituut meldt zich bij een 0800/090x-platformhou-der (een bedrijf dat telefoonverkeer van informatie-aanbieders afhandelt). Die neemt

voor zijn bedrijfsvoering een aantal dien-sten van KPN af: de 800/90x Connect Service en de 90x Customer Billing Service. Nu wil het meteorologisch instituut niet dat zijn klanten per minuut voor het informa-tienummer moeten betalen, maar tegen een vast bedrag (bijvoorbeeld 99 cent) per

OPTA concludeert na kort onderzoek:

KPN toont voldoende bereidheid om zogeheten ‘pay per call’-tarieven in te voeren. Ook de voorwaarden die volgens KPN daarbij zouden moeten gelden lijken voorals-nog redelijk. Tot die conclusie komt OPTA na een kort onderzoek naar aanleiding van een klacht van een 0800/090x-platformhouder. Pay per call wil zeggen dat een beller voor een gesprek een vast bedrag betaalt, ongeacht de duur van het gesprek. De genoemde platformhouder wil, gebruikmakend van KPN’s 90x Customer Billing Service, deze tariefvorm aanbieden aan bij hem aangesloten dienstenaanbieders.

De afdeling Nummers en Registraties van OPTA beheert de voorraad telefoon-en aanverwante nummers in Nederland. Uit deze taak vloeit onder meer de uitgifte van nummers voort. Een ander, voor velen veel minder bekend, deel van de werkzaamheden is het houden van toezicht op het gebruik van de nummers. Wat dat toezicht inhoudt staat in dit artikel.

Om de telecommunicatiemarkt zo goed mogelijk van dienst te kunnen zijn en schaarste van nummers te voorkomen, houdt OPTA toezicht op het gebruik van de nummers door de bedrijven waaraan de nummers zijn toegekend. Het houden van toezicht stelt OPTA niet alleen in staat om nummers efficiënt en doelmatig te beheren, maar ook om een actueel beeld te krijgen van de markt. Hierdoor kan OPTA tegemoet komen aan behoeften die leven bij tele-combedrijven en een goede inschatting maken van toekomstige ontwikkelingen. OPTA houdt op een aantal zaken toezicht als het om nummers gaat. Zo let OPTA op de tijdige ingebruikneming van de num-mers. Om de telecommarkt te kunnen

(13)

kos-gesprek. Dit heet pay per call (PPC). Momenteel biedt KPN deze mogelijkheid niet aan binnen haar 90x Customer Billing-service. Dat was ook de strekking van de klacht die een platformhouder bij OPTA heeft ingediend.

Uit het door OPTA uitgevoerde korte onder-zoek kwam naar voren dat de beperkte mogelijkheden voor PPC toe te schrijven zijn aan de 90x Customer Billing Service zelf. Zo zou er in de telefooncentrales van KPN slechts een beperkt aantal tarief-mogelijkheden (de zogeheten TAR-codes) beschikbaar zijn voor PPC. Verder stelt KPN dat het in overleg met andere partijen eerst nog een aantal andere zaken moet oplossen voordat van een daadwerkelijk aanbod aan platformhouders sprake kan zijn.

MASSCALLING

KPN heeft OPTA laten weten dat het even-tueel wel bereid is verschillende tarieven in te voeren voor PPC. Mocht KPN van een 800/90x-platformhouder een concreet ver-zoek voor invoering van PPC ontvangen, dan is KPN bereid om onder bepaalde voor-waarden hierop in te gaan. Als het gaat om PPC voor masscalling-nummers – num-mers voor zogenoemd explosief telefoon-verkeer, bijvoorbeeld tv-acties – heeft KPN benadrukt dat een eventueel verzoek daar-toe niet los kan worden gezien van de bre-dere ontwikkelingen op het gebied van masscalling. KPN doelt daarbij onder meer op het aanbod dat zij augustus vorig jaar heeft gedaan om de problemen rond mas-scalling op te lossen. De andere

marktpar-tijen hebben volgens KPN nog niet op dat aanbod gereageerd.

OPTA onderneemt op dit moment geen actie richting KPN als het gaat om PPC. OPTA vindt dat de klagende partij, voordat die zich tot OPTA richtte, KPN geen goed onderbouwd en gespecificeerd verzoek om invoering van PPC heeft gedaan. Volgens OPTA is het FIST (Forum voor Interconnec-tie en Speciale Toegang) het aangewezen forum voor discussie over de invoering van PPC en de daarbij te maken afspraken. Op die manier kan de invoering van PPC plaatsvinden op een manier die recht doet aan de wensen en belangen van de ver-schillende marktpartijen. K

k van nummers

KPN toont bereidheid tot invoering van ‘pay per call’

ten kunnen komen te staan om de door hen gewenste nummers te krijgen. Om dit te voorkomen is het verhandelen van num-mers verboden.

CATEGORIEËN

Een andere taak van OPTA is erop toezien dat nummers ook worden gebruikt voor het doel waarvoor ze bestemd zijn. Dit doel is omschreven in het zogeheten nummerplan. Een dergelijke omschrijving maakt het voor de consument duidelijk welke nummers waarvoor worden gebruikt, bijvoorbeeld 0900-nummers voor informatiediensten als het nieuws of het weerbericht. Die indeling zegt ook dit iets over de hoogte van de tarieven die met dergelijke diensten zijn gemoeid.

Ook kijkt OPTA, samen met de Stichting Informatiediensten Code (StIC), of de ‘inhoud’ van de diensten wel overeenkomt met de categorie informatienummers waar die dienst onder valt. Dit om te voorkomen dat aanbieders van serieuze informatie (met name de 0900-nummers) worden geassocieerd met bijvoorbeeld erotische diensten (0906-nummers). De consument kan door bovengenoemde indeling ervoor

kiezen bepaalde nummercategorieën te blokkeren, zonder dat hij hierdoor meteen van alle informatienummers is afgesloten. Tenslotte kijkt OPTA of telecombedrijven voldoen aan de eisen die worden gesteld aan korte informatienummers. Dergelijke nummers leggen een groot beslag op de beschikbare nummerruimte: één kort infor-matienummer beslaat de ruimte van 1000 lange informatienummers. Bovendien is het aantal beschikbare korte informatie-nummers beperkt. Om ervoor te zorgen dat er voldoende korte informatienummers beschikbaar zijn voor aanvragers, zijn sinds 1 januari 1998 een aantal eisen van kracht. Zo moet er, om in aanmerking te komen voor een kort informatienummer, sprake zijn van minimaal 10.000 belminu-ten en 4.500 belpogingen per maand. Hierbij wordt de periode van een jaar genomen om het gemiddelde per maand te berekenen.

OVERTREDINGEN

Als blijkt dat een nummerhouder na toe-kenning of reservering van nummers niet aan alle eisen voldoet, stelt OPTA de merhouder hiervan op de hoogte. De

(14)

Veel Nederlanders beschouwen onge-vraagde telefonische verkoop als één van de grootste bronnen van ergernis. In de Telecommunicatiewet zijn bepa-lingen opgenomen die het gebruik van automatische oproepsystemen aan banden legt. Wat er wel en niet mag, daarover gaat het in dit artikel.

Uit een onderzoek van de Consumenten-bond (Consumentengids van februari 1998) blijkt dat de gemiddelde consument denkt in 40 à 100 gegevensbestanden te staan. Het werkelijk aantal ligt echter tussen de 800 en de 1000. Deze bestanden worden onder andere gebruikt voor ‘direct marke-ting’-doeleinden. Als de consument niet wil dat zijn gegevens voor dat doel worden gebruikt, dan kan hij dat te kennen geven bij de Nederlandse Associatie voor Direct Marketing, distance Selling en Sales Promotions (DMSA),

telefoon 0800-022 46 66.

Naast deze mogelijkheid voor de consu-ment om vormen van directe verkoop tegen te gaan heeft de wetgever beperkin-gen opgelegd aan het ongebreideld gebruik van direct marketing. Dit is onder andere gebeurd in artikel 11.7 van de Telecom-municatiewet (Tw). Dit artikel bepaalt dat gebruikers van systemen voor ongevraagde oproepen aan een aantal verplichtingen moeten voldoen.

Artikel 11.7 Tw legt het gebruik van auto-matische oproepsystemen aan banden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen systemen zonder menselijke tussenkomst en andere systemen voor het doen van ongevraagde oproepen. Het gebruik van de eerstgenoemde systemen is verboden, ten-zij de abonnee voorafgaand toestemming heeft verleend. Het gebruik van andere systemen is toegestaan, tenzij de abonnee te kennen heeft gegeven hier geen prijs op

te stellen. De gebruiker van laatstgenoem-de systemen moet tenminste één keer per jaar aan de abonnee laten weten dat hij of zij de mogelijkheid heeft om aan te geven dat hij geen ongevraagde oproepen wil ontvangen. Deze bekendmaking kan plaats-vinden via één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte manier.

In een algemene maatregel van bestuur zal komen te staan op welke wijze de con-sument toestemming kan geven voor het gebruik automatische oproepsystemen zonder menselijke tussenkomst en hoe hij bezwaar kan maken tegen het gebruik van andere systemen. Deze algemene maatregel van bestuur is er nog niet, maar de toe-stemming of de kennisgeving kan in elk geval schriftelijk worden gegeven.

AUTOMATISCH OPROEPSYSTEEM

In de wet is geen definitie van een auto-matisch oproepsysteem zonder menselijke tussenkomst opgenomen. De Europese richtlijn, waar dit artikel op is gebaseerd, spreekt van oproepapparaten. Onder dit begrip vallen in elk geval automatische apparaten die boodschappen van commer-ciële, ideële of charitatieve aard uitzen-den. Met andere woorden: automaten waarbij geen enkele menselijke handeling plaatsvindt om de oproep te doen en af te handelen.

De term ‘automatische oproepsystemen’ is echter voor meerdere uitleg vatbaar. Dat kan aanleiding geven tot onduidelijkheden. Een voorbeeld hiervan was de discussie rond ‘spamming’ (versturen van ongevraag-de e-mail). Het punt was of ongevraag-deze vorm van het sturen van ongevraagde boodschappen onder de werking van artikel 11.7 Tw valt. Inmiddels is deze vraag beantwoord. Bij de inwerkingtreding van de Telecommunicatie-wet is het Wetboek van strafrecht op zo’n wijze aangepast dat spamming kan worden verboden.

De verantwoordelijkheid om de

verplichtin-gen van artikel 11.7 Tw na te leven ligt in het geheel bij de gebruiker van het oproepsysteem. De aanbieder van een openbare telecommunicatiedienst of de aanbieder van een openbaar telecommuni-catienetwerk doet niets anders dan het signaal van het oproepsysteem verspreiden en is niet verantwoordelijk als de gebruiker van het oproepsysteem zijn wettelijke ver-plichtingen niet nakomt. K

Telecommunicatiewet legt ongevraagde

telefonische verkoop aan banden

Wijziging

netnummergebieden

Nijmegen, Zwolle

en Breda

De netnummergebieden van de gemeenten Nijmegen, Zwolle en Breda zijn uitgebreid. Bijlage 2 van het Nummerplan telefoon- en ISDN-diensten, waarin de grenzen van de netnummergebieden zijn vastgesteld, wordt daarom op 1 februari a.s. gewijzigd.

Het netnummergebied van Nijmegen (024) is uitgebreid met de nieuw-bouwwijk ‘Waalsprong’ en dat van Zwolle (038) met het industrieterrein ‘Hessenpoort’. Netnummergebied 076 (gemeente Breda) is uitgebreid met het bedrijvenpark Hoogeind II aan de oostkant van Breda en de nieuwbouw-wijk De IJpelaar aan de zuid-oostkant van Breda.

(15)

Er komt een apart nummerplan voor de zogeheten mobiele netwerkcodes (MNC’s). Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat werkt momenteel aan de totstandkoming van dit nummerplan. OPTA zal het MNC-nummerplan gaan beheren.

Sinds de liberalisering van de mobiele tele-communicatiemarkt in 1995 zijn er meer-dere mobiele openbare telecommunicatie-netwerken ontstaan. Mobiele toestellen en mobiele gebruikers van deze netwerken worden geïdentificeerd aan de hand van een zogenaamde International Mobile Station Identity (IMSI) van maximaal 15 cijfers. Een wereldwijd uniek IMSI-nummer maakt het mogelijk dat mobiele toestellen en gebruikers herkenbaar zijn als zij zich buiten het dekkingsgebied van hun ‘thuis-netwerk’ begeven. Het IMSI-nummer is niet zichtbaar voor de gebruiker. Het is gekop-peld aan een toestel of, zoals bij mobiele netwerken, aan een Subscriber Identifica-tion Module (SIM).

Een IMSI-nummer bestaat uit een mobiele landencode (Mobile Country Code of MCC) van 3 cijfers en een National Mobile Station Identity (NMSI) van maximaal 12 cijfers. Het NMSI-nummer is weer onderverdeeld in een mobiele netwerkcode (MNC) van 2 of 3 cijfers en een Mobile Subscriber Identification Number (MSIN) – ook wel User Code (UC) genoemd – van 9 of 10 cijfers. De MNC staat voor het appa-raat en de MSIN (of UC) voor de gebruiker. Het MSIN- of UC-nummer kan de netwerk-houder zelf invullen. De MNC maakt een uniek onderscheid mogelijk tussen meerde-re openbameerde-re telecommunicatienetwerken die in een land actief zijn. Tot op heden is het gebruik beperkt gebleven tot openbare mobiele telecommunicatienetwerken.

Sinds 1998 zijn er twee ontwikkelingen op gang gekomen die hebben geleid tot een

toenemende behoefte aan MNC’s. Het meest zichtbaar is de groei van het aantal openbare mobiele telecommunicatienetwer-ken in Nederland. Als gevolg van de aange-kondigde veiling van frequenties voor het Universeel Mobiel Telecommunicatie Systeem (UMTS) zullen er nog meer mobie-le netwerken bijkomen.

UITBREIDING

De GSM MoU Association (de internationale organisatie die de GSM-standaard bewaakt) heeft een voorstel gedaan voor de uitbrei-ding van het toepassingsgebied van IMSI-nummers voor UMTS-techniek. Hierin wor-den naast de exploitanten van een zoge-noemd ‘home network’ (het netwerk van de exploitant waarbij je als gebruiker een abonnement hebt afgesloten) en ‘visitor network’ (het netwerk dat je ‘bezoekt’ als je geen gebruik kunt maken van het netwerk van je eigen exploitant) nieuwe marktpar-tijen geïntroduceerd zoals ‘Mobility Provider’ en ‘Roaming Broker’. Een mobility provider is een aanbieder van mobiele tele-comdiensten en een roaming broker is een soort tussenpersoon die onder meer met roamingovereenkomsten werkt (roamen is het gebruik maken van netwerken van

con-currenten).

Ingrijpender is echter een soortgelijk voor-stel van Studiegroep 2 van de ITU

(International Telecommunications Union). Dit idee houdt in dat een IMSI-nummer zowel voor mobiele als voor vaste openba-re telecommunicatienetwerken een weopenba-reld- wereld-wijd uniek nummer wordt voor toestellen èn gebruikers die zich niet op een vaste locatie bevinden. Engelse documenten spreken daarom tegenwoordig al van ‘mobi-lity network codes’ in plaats van ‘mobile network codes’. Het uitbreiden van de toe-passing van IMSI-nummers naar vaste tele-communicatienetwerken betekent een ver-dere toename van het gebruik van MNC’s. Vanaf het moment dat het nieuwe nummer-plan van kracht is (de datum is nog niet bekend) kunt u de MNC’s aanvragen. OPTA heeft voor deze aanvraagprocedure een speciaal formulier ontwikkeld. Ook netwerk-operators die al een MNC in gebruik hebben moeten, binnen zes weken na de bekendma-king van het nieuwe nummerplan, opnieuw een MNC aanvragen. Voor vragen over het nieuwe nummerplan en de aanvraagproce-dure kunt u contact opnemen met Maarten Klijn, telefoon (070) 315 92 42,

e-mail: m.klijn@opta.nl. K

(16)

De behandeling van een aanvraag voor informatienummers mag volgens de Telecommunicatiewet zes weken in beslag nemen. Wel moeten dan alle vragen van het aanvraagformulier volledig zijn inge-vuld en moet de aanvraag voorzien zijn van alle vereiste bijlagen. In de praktijk duurt de afhandeling van een aanvraag voor informatienummers ongeveer twee weken.

Als een aanvrager één of meer korte infor-matienummers (een nummer dat uit maxi-maal acht cijfers bestaat) aanvraagt, moet hij aangeven hoeveel belminuten en belpo-gingen hij gemiddeld per maand verwacht. Hierbij moet de aanvrager aangeven waar-op hij deze verwachting baseert. Hij moet aannemelijk maken dat hij zal voldoen aan de minimumeisen van gemiddeld 10.000 belminuten en 4.500 belpogingen per maand. Daarvoor is informatie nodig over de dienstverlening, de doelgroep, de bena-dering van de doelgroep en het promotie-budget. Ook ervaringscijfers kunnen als onderbouwing dienen voor het voldoen aan bovengenoemde eisen. Deze informatie is nodig omdat korte informatienummers een groot beslag leggen op de beschikbare nummerruimte. Bovendien is het aantal korte informatienummers beperkt. Om in aanmerking te komen voor een dergelijk nummer moet de aanvrager van het num-mer dan ook aannemelijk maken dat die dienst die hij wil gaan aanbieden veel bel-verkeer zal opleveren.

Bij een aanvraag van informatienummers dient de aanvrager een geldige legitimatie bij te voegen. Als de aanvrager een rechts-persoon is, bijvoorbeeld een BV, bestaat deze legitimatie uit een kopie van een uit-treksel uit het handelsregister, verenigin-genregister of stichtinverenigin-genregister van de Kamer van Koophandel. Het uittreksel mag niet ouder zijn dan 6 maanden. Uit dit uit-treksel moet blijken dat de ondertekenaar bevoegd is een aanvraag in te dienen. Als dit niet uit het uittreksel blijkt moet een volmacht zijn bijgevoegd die is onderte-kend door iemand die die bevoegdheid wèl heeft. Als iemand de aanvraag ‘namens zichzelf’ indient moet hij of zij zich legiti-meren met een geldig paspoort of een gel-dige Europese identiteitskaart. Als het gaat om een buitenlands paspoort van iemand die in Nederland is gevestigd, moet boven-dien een uittreksel uit het bevolkingsregis-ter worden bijgevoegd.

Een kort informatienummer moet binnen zes maanden in gebruik worden genomen. Een lang informatienummer moet na toe-kenning binnen een jaar in gebruik worden genomen. Als het nummer is gereserveerd moet ingebruikneming binnen drie jaar plaatsvinden. Voor een kort informatie-nummer kan geen reservering meer worden aangevraagd.

Een gereserveerd nummer moet eerst aan de nummerhouder worden toegekend. Hiervoor bestaan speciale aanvraagformu-lieren, die verkrijgbaar zijn bij OPTA. Die

kunnen worden aangevraagd via telefoon-nummer 0800-022 31 22. Ook kunt u ze downloaden van de OPTA-website: www.opta.nl.

Voor 1999 zijn de volgende tarieven vast-gesteld (in guldens):

Eenmalig Jaarlijks

(toezicht)

Toekenning kort nummer 150 150

Toekenning lang nummer 30 30

Reservering lang nummer 30 15

Wijziging reservering /

toekenning kort nummer 75

Lang nummer 15

Bovengenoemde bedragen zijn de tarieven die OPTA in rekening brengt. Daarnaast zal de platformhouder (bedrijf dat telefoonver-keer van informatie-aanbieders afhandelt) nog een eigen tarief in rekening brengen.

Ja. Als een aanvrager een informatie-nummer voor een beperkte periode nodig heeft, bijvoorbeeld voor een specifieke actie, kan OPTA voor beperkte tijd een toe-kenning verlenen. Ook als een aanvrager een kort nummer aanvraagt en hij ver-wacht niet het vereiste aantal belminuten en belpogingen op langere termijn te blij-ven realiseren, is toekenning voor bepaal-de tijd mogelijk. In beibepaal-de gevallen heeft dit voor de nummerhouder het voordeel dat hij zelf geen stappen hoeft te onderne-men om het informatienummer in te laten trekken. K

Kan ik een nummer voor een beperkte periode aanvragen?

Welke kosten zijn verbonden aan een informatienummer?

Kan ik een gereserveerd nummer in gebruik nemen?

Wanneer moet een informatienummer in gebruik zijn genomen?

Welke bijlagen dienen altijd bij een aanvraag te worden bijgevoegd?

Welke extra informatie dient er te worden vertrekt voor het aanvragen van korte informatienummers? Hoe lang duurt de aanvraagprocedure voor een informatienummer?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Teneinde eindgebruikerstarieven vast te kunnen stellen is nodig dat per mobiele operator een retentie voor zowel piek als dal wordt vastgesteld die afhankelijk is van het

Dit voorstel is een vervolg op de brief van 28 april 2000, waarbij het college KPN een aanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 35 en 36 van het Besluit ONP huurlijnen

Het onderhavige voorstel van KPN is een vervolg op de brief van 28 april 2000, waarbij het college KPN op grond van het Besluit ONP huurlijnen en telefonie (hierna: het BOHT)

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

De Groot en Van Genderen hebben in hun achtergrondstudie voor de Commissie-Vonhoff dit begrip als volgt gedefinieerd: 'het overlaten of toekennen van de bevoegdheid

sen uit dat een kabinet slechts tot stand komt ná verkiezingen en dat altijd na verkiezingen geformeerd moet worden. Het eerste acht ik een democratische spelregel

Vervolgens worden in hoofdstuk vier, door middel van een externe analyse, de kansen en bedreigingen voor Bedrijf X vastgesteld.. Vanuit dit licht bezien, wordt in hoofdstuk vijf

In een Jenaplanschool is het heel gewoon dat kinderen binnen de stamgroep elkaar helpen of begeleiden. Het is zelfs één van de kenmerken van een Jenaplanschool, daar is op zich