Vraag nr. 83 van 17 maart 2003
van de heer CARL DECALUWE
Huurachterstallen SHM's – Minnelijke schikking De Programmawet van 24 december 2002 ver-scheen op 31 december 2002 in het Belgisch Staats-b l a d . Ze Staats-bevat onder meer de toevoeging van een nieuw artikel 1344 septies aan het Gerechtelijk Wetboek.
Dit impliceert dat vanaf nu de hoofdinvordering inzake de aanpassing van de huurprijs of inzake de invordering van achterstallig huurgeld of inzake h u i s u i t z e t t i n g, verplicht vooraf aan de rechter dient te worden voorgelegd. Het verzoek om een minne-lijke schikking kan mondeling of schriftelijk wor-den gedaan ter griffie. Het indienen van het ver-zoek tot minnelijke schikking heeft de gevolgen van een dagvaarding vanaf de dag van zijn indie-ning.
Deze nieuwe wetgeving geldt ook voor de sociale-huisvestingssector.
Hoe schat de minister deze procedure in ? Brengt deze wijziging niet een aanzienlijk tijdsverloop met zich mee ?
Hoe kunnen de socialehuisvestingsmaatschappijen hierop anticiperen ?
Antwoord
Inzake huuropzeg wijs ik erop dat de socialehuis-vestingsmaatschappijen in principe zelf en in eerste instantie de (gemotiveerde) huuropzeg kunnen be-tekenen zonder dat er een gerechtelijke tussen-komst vereist is. De type-huurovereentussen-komst die werd vastgelegd in het BVR van 6 april 1995 moet immers nog steeds gebruikt worden voor de verhu-ring van een sociale woning. In artikel 20 van de t y p e-huurovereenkomst wordt gesteld dat beide partijen te allen tijde een einde aan de overeen-komst kunnen stellen, mits een opzeg van drie m a a n d e n . De opzeg dient te worden gemotiveerd door de verhuurder.
Wat de invordering inzake de aanpassing van de huurprijs of inzake de invordering van achterstallig huurgeld of inzake huisuitzetting via de gerechtelij-ke weg betreft, moet nu inderdaad eerst de proce-dure voor het verzoek tot een minnelijke schikking worden gevolgd alvorens de feitelijke gerechtelijke procedure ten gronde kan worden opgestart.