Zeilbergs dialect -> NL
Dit woordenboek Zeilbergs bevat 2 gezegden, 227 woorden en 0 opmerkingen.
2 gezegden
∙ Bessem hebben - Het rijk alleen hebben
∙ Gè kent zo angoan - Wat kun je je toch druk maken
227 woorden
∙ bóks - broek
∙ ààcht - <!--0008-->8
∙ aigenaar - eigenaar
∙ aijen - <!--0001-->1
∙ alling - heel
∙ aop - aap
∙ babelke - snoepje
∙ bajjen - been
∙ bakkus - gezicht
∙ bêêl - zak
∙ bekant - bijna
∙ bibberhannes - onzeker iemand
∙ blek - blik
∙ bluike - kijken
∙ blök - klomp
∙ boereknol - paard
∙ bojjem - bomen
∙ boks - broek
∙ bolker - grote knikker
∙ bóm - boom
∙ bonenzetter - blauwborstje
∙ bonken - hard kloppen
∙ bosduvel - zaag
∙ bówk - boek
∙ breem - braam
∙ bromolie - petrolium
∙ browwet - brood
∙ brulluft - bruiloft
∙ bûken - boeren
∙ bumke - boompje
∙ burd - bord
∙ deger - steeds
∙ dôf kwartel - slechthorend
∙ donderschouwer - donderklap
∙ dri-j - <!--0003-->3
∙ dûrske - meisje
∙ dwersklippel - dwarse mens
∙ eikes - eieren
∙ erpel - aardappel
∙ ertschral - paardenbloem
∙ ertschralle - paardenbloem
∙ fiep - speen
∙ Fôk - Neus
∙ frotte - slecht maken
∙ gai - jij
∙ gedawe - gedaan
∙ gerizzup - gereedschap
∙ gif - geef
∙ gloif - geloof
∙ glózzie - horloge
∙ goot - bijkeuken
∙ grijsel - hark
∙ groni je - zeuren
∙ haand - hand
∙ hai - hij
∙ haiet - warm
∙ haít - heet
∙ hait - warm
∙ hajjet - heet
∙ haogel - hagel
∙ hawer - haar
∙ hert - vloer
∙ heund - honden
∙ heundje - hondje
∙ heuske - wc
∙ hóg - hoog
∙ hois - huis
∙ hosbengel - jaratel
∙ hossen - kousen
∙ host - haast
∙ howkes - peultjes
∙ hozen - kousen
∙ immer - emmer
∙ jallie - jullie
∙ join - ui
∙ kaaw - koud
∙ keeltjes - raapstelen
∙ kéren - vegen
∙ ketser - glazen knikker
∙ keumke - kopje
∙ kiep - kip
∙ kiepen - kippen
∙ kirze - kersen
∙ kisjes - werkschoen
∙ kitsen - overgeven
∙ kletskop - kaal hoofd
∙ klot - turf
∙ klouwete - beetje doen
∙ knalpeep - uitlaat
∙ knijn - konijn
∙ knik - tas
∙ knoijep - knoop
∙ knotskop - eigenzinige mens
∙ ko - kwaat
∙ kôi - slechte
∙ kôôie - kwaade
∙ kop - hoofd
∙ koppain - hoofdpijn
∙ kraaige - kruiwagen
∙ krei - kraai
∙ kreinagel - sering
∙ krek - precies
∙ kremmig - stijf
∙ krep - Snee
∙ kroet - stroop
∙ krugge - hoesten
∙ kujke - kijken
∙ kulut - wulp
∙ kwaap - kindje
∙ kwabus - jongen
∙ kwats - onzin
∙ kwèèke - schreeuwen
∙ kwêêktes - schreewerig iemand
∙ kwekske - beetje
∙ kwikt - schreeuwt
∙ laai - slaperig
∙ lamzak - lui mens
∙ lêêrs - laars
∙ lig - leeg
∙ lig - laag
∙ lompekoew - lomp iemand
∙ lowpe - lopen
∙ lûgbist - leugenaar
∙ lupt - loopt
∙ maaiske - meisje
∙ main - mijn
∙ martkurf - gaai
∙ meen - mijn
∙ mî - met
∙ miling - merel
∙ mûk - kalf
∙ mûlk - karnemelk
∙ negen - <!--0009-->9
∙ nève - naast
∙ noar sletterenberg - naar bed gaan
∙ nur - naar
∙ nûsterke - rozenkrans
∙ oit - uit
∙ óllienutje - pinda
∙ onderbox - broek
∙ pain - pijn
∙ pees - gierig
∙ pert - paard
∙ pést - passen
∙ petaszie - stamp
∙ pezerik - gierigaard
∙ pindol - tol
∙ pinegel - egel
∙ pinnig - gierig
∙ pispot - po
∙ pliesie - politie
∙ pojjet - poten
∙ powwet - poot
∙ prutse - iets maken
∙ raiep - hoepel
∙ rammelkast - oud voertuig
∙ romme - melk
∙ rotzak - deugniet
∙ rûs - zode
∙ sâuwelen - slap praten
∙ schoap - schaap
∙ scholk - schort
∙ schottelslet - vaatdoek
∙ schouwn - schoenen
∙ schówn - schoenen
∙ schruwwe - huilen
∙ schuimspôun - opscheplepel
∙ Schup - Schep
∙ schuttelke - schoteltje
∙ seffes - vlug
∙ sep - drop
∙ seunt - jammer
∙ sjoeren - zwaaien
∙ sloffen - pantoffels
∙ slokken - vlug eten
∙ snotfok - snotneus
∙ snotlap - zakdoek
∙ snotneus - kleine jongen
∙ snùw - sneeuw
∙ spellen - diaree
∙ spinnejager - ragebol
∙ spôien - graven
∙ streuf - pannekoek
∙ streuf - pannenkoek
∙ strikkel - koeientepel
∙ swalling - zwaluw
∙ tek - takken
∙ tès - broekzak
∙ tèsnuzzek - zakdoek
∙ ti-jun - <!--0010-->10
∙ timper - pannekoekmix
∙ toffel - tafel
∙ toin - tuin
∙ tougenaaide - nikszeggen
∙ trets - punaise
∙ tronie - aangezicht
∙ tuffen - spugen
∙ tulder - jong meisje
∙ tunneke - dik iemand
∙ tuter - claxon
∙ twaje - <!--0002-->2
∙ upke - aapje
∙ vèèf - <!--0005-->5
∙ verket - vork
∙ verreke - varken
∙ veul - veel
∙ vi-jur - <!--0004-->4
∙ vis - bunzing
∙ voil - vies
∙ voil - vuil
∙ vujt - voeten
∙ wèrum - warm
∙ wiender - jong meisje
∙ zaiverzak - onzinverteller
∙ zajje - zee
∙ zanikken - kletsen
∙ zékerd - verwaand iemand
∙ zes - <!--0006-->6
∙ zeuven - <!--0007-->7
∙ zijverzak - beterweter
∙ zoei - slootje
∙ zoiver - schoon
∙ zuiper - dronkaard
∙ zùjk - zoek
∙ zult - hoofdkaas
∙ zultkop - groot hoofd
∙ zwaiute - zweeten
Dit woordenboek 'Zeilbergs' is samengesteld door bezoekers van www.mijnwoordenboek.nl. Heeft u zelf ook woorden of ziet u fouten? U kunt die dan zelf toevoegen en verbeteren op de website, of laten toevoegen door een handige kennis.