• No results found

Maatschappelijk verantwoord ondernemen en belasting betalen door Nederlandse ondernemingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Maatschappelijk verantwoord ondernemen en belasting betalen door Nederlandse ondernemingen"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Maatschappelijk verantwoord ondernemen en belasting

betalen door Nederlandse ondernemingen

Auteur: Janwillem de Haan Studentnummer: 1697439

Adres: Diamantlaan 254 Postcode 9743BM Groningen

Begeleider: Dhr. P. Klaassen, MSc EMA RA Tweede begeleider: Mw. prof. dr. I.J.J. Burgers

Faculteit: Economie en Bedrijfskunde (RuG) Studierichting: Accountancy & Controlling (RuG)

MSc. Accountancy (RuG)

Email: janwillemdehaan10@hotmail.com

(2)

2

Samenvatting

Dit onderzoek probeert een verband te vinden tussen de mate van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) en de mate van belasting betalen door Nederlandse ondernemingen. De mate van MVO wordt onderzocht door te kijken naar de mate en kwaliteit van MVO-rapportage. De mate van belasting betalen wordt onderzocht door te kijken naar de cash effective tax rate (CETR). Op basis van een meervoudige regressieanalyse kan echter hier geen significant bewijs voor worden gevonden. Wel vindt dit onderzoek ondersteunend bewijs voor de politieke kosten hypothese van Zimmerman (1983). Uit de meervoudige regressieanalyse blijkt dat de ondernemingsgrootte een significant positief verband heeft met de mate van belasting betalen.

(3)

3

Inhoud

1 Inleiding ... 4 1.1 Aanleiding ... 4 1.2 Wetenschappelijke relevantie ... 5 1.3 Praktische relevantie ... 7

1.4 Vervolg van dit onderzoek ... 8

2 Theoretisch kader ... 9

2.1 Onderneming... 9

2.2 Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen ... 10

2.3 Belastingen ... 12

2.4 Theorie en hypothese... 14

2.4.1 Agency theorie ... 14

2.4.2 Stakeholdertheorie ... 15

2.4.3 Legitimatietheorie ... 16

2.4.4 Politieke kosten hypothese ... 17

2.4.5 Slack resource theorie ... 18

3 Onderzoeksontwerp ... 19

3.1 Sample ... 19

3.2 Afhankelijke variabele ... 20

3.3 Onafhankelijke variabele ... 21

3.3.1 Maatschappelijk verantwoord ondernemen ... 21

3.3.2 Modererende variabelen ... 23

3.3.3 Controle variabelen ... 24

3.4 Statistisch model ... 24

4 Resultaten... 26

4.1 Modelvereisten ... 26

4.2 Beschrijvende statistiek en correlaties ... 26

4.3 Hypothese toetsing ... 28 5 Discussie ... 31 5.1 Discussie ... 31 5.2 Beperkingen ... 33 5.3 Vervolgonderzoek ... 33 Referenties ... 36 Bijlage ... 40

(4)

4

1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt kort het onderwerp van deze scriptie geïntroduceerd met in paragraaf 1.1 de aanleiding. In paragraaf 1.2 wordt de wetenschappelijke relevantie besproken en wat dit onderzoek aan de bestaande literatuur toevoegt. In paragraaf 1.3 wordt besproken waarom dit onderzoek in de praktijk relevant is voor politiek, ondernemingen en consumenten.

1.1 Aanleiding

Het betalen van belasting is een sociale aangelegenheid. Belasting betalen aan de maatschappij geeft het recht erin te opereren (Landolf en Symons, 2008). Met belastinggeld moeten overheden voorzieningen realiseren als goed onderwijs, betaalbare zorg en een goede infrastructuur. Het nieuws dat grote bedrijven als Starbucks, Amazon, Google en Apple jarenlang vakkundig belasting hebben ontweken leidde dan ook tot grote maatschappelijke verontwaardiging. Want hoewel belasting ontwijken niet illegaal is wordt het toch gezien als immoreel1.

Daartegenover staat de visie dat een onderneming een ‘nexus of contracts’ is waarbij het de plicht van de manager ten opzichte van de aandeelhouder is om zo min mogelijk belasting te betalen (Jensen en Meckling, 1976; Avi-Yonah, 2008). De manager immers moet met het geïnvesteerde geld van de aandeelhouder streven naar winstmaximalisatie. Een belastingontwijkende belastingstrategie draagt hiertoe bij. Het is aan de politiek om de grenzen hieromtrent te bepalen (Friedman, 1970).

Gezien de recente maatschappelijke ontevredenheid rond belastingontwijkende multinationals lijkt het erop dat de eerste visie steeds meer terrein gaat winnen. In navolging van onderwerpen als milieu en mensenrechten lijkt ook het ‘eerlijke deel’ van belasting betalen een steeds belangrijker onderdeel te worden van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). In de literatuur is nog weinig aandacht besteed aan de belastingen in de context van de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven (Avi-Yonah, 2008; Hanlon en Heitzman, 2010). De gevolgen van de belastingstrategie van een onderneming op de maatschappij lijkt in eerste instantie een minder ‘hot’ topic dan onderwerpen aangaande milieu en mensenrechten (Fisher, 2014). Een mogelijke verklaring is de dominantie van de agency theorie in de literatuur. Hierin staat het belang van de aandeelhouder voorop en wordt van nature weinig aandacht besteed aan MVO (Richardson en Lanis, 2011). Bij zowel belastingen als MVO gaan middelen naar andere stakeholders dan enkel aandeelhouders (Watson 2015).

(5)

5 In dit onderzoek wordt de link gelegd tussen MVO en belastingplanning van de grootste ondernemingen in Nederland. Er wordt onderzocht of er een verband is tussen de activiteit van ondernemingen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen en de mate van belasting betalen, waarbij enkel wordt gekeken naar de vennootschapsbelasting. De hoofdvraag luidt:

Wat is het verband tussen maatschappelijk verantwoord ondernemen en de mate van belasting betalen door Nederlandse ondernemingen?

Om deze hoofdvraag goed te kunnen beantwoorden wordt ook het effect van een aantal andere factoren onderzocht. Zo wordt er gekeken naar de invloed van de ondernemingsgrootte en de winstgevendheid op het te onderzoeken verband.

1.2 Wetenschappelijke relevantie

In eerdere onderzoeken over belastingplanning en belasting ontwijken werd de link onder andere gelegd met reputatiekosten (Bankman, 2004; Hanlon en Slemrod, 2009; Gallemore, Maydew en Thornock, 2014), managers motieven (Desai et al., 2007; Graham et al., 2014) en compensatie (Armstrong et al., 2010), financial accounting effecten zoals book-tax tradeoffs (Shackelford en Shevlin, 2001; Desai en Dharmpala, 2006; Graham et al., 2014) en corporate governance kenmerken (Desai et al., 2007).

Belastingplanning en maatschappelijk verantwoord ondernemen worden pas recent aan elkaar gelinkt (Avi-Yonah, 2008; Landolf en Symons, 2008; Richardson en Lanis, 2011; Watson, 2011a en b en 2015; Zeng, 2012; Hoi et al., 2013; Cheng en Lin, 2014; Fisher, 2014 en Laguir, 2015).

Avi-Yonah (2008) beargumenteert vanuit een historisch perspectief drie verschillende visies op wat een onderneming is en hoe een onderneming zijn belastingbeleid moet positioneren. Hij concludeert dat ongeacht wat de visie op een onderneming is, het belastingbeleid nooit gericht kan zijn op enkel belasting ontwijken.

Richardson en Lanis (2011) deden empirisch onderzoek naar de relatie tussen MVO en de mate van belasting ontwijken door 408 beursgenoteerde Australische ondernemingen te onderzoeken voor het jaar 2008/2009. Als proxy voor MVO gebruikten zij rapportage over MVO en voor de mate van belasting ontwijken gebruikten zij de effective tax rate (ETR). Zij concludeerden dat ondernemingen die meer aandacht aan MVO besteden minder actief belasting ontweken en dat investeringen in MVO een negatieve impact kunnen hebben op de mate van belasting ontwijken.

(6)

6 Zeng (2012) ontwikkelde een economisch model om dit verband in Canadese context te onderzoeken en ontdekte dat ondernemingen die zich actief bezighouden met MVO minder snel geneigd zijn om actief belasting te ontwijken, terwijl ondernemingen die zich niet actief bezig houden met MVO juist een belastingstrategie hebben die gericht is op het ontwijken van belasting. Belangrijk hierbij is dat dit verband alleen gold wanneer ondernemingen hun producten kunnen onderscheiden van ‘niet MVO-ondernemingen’ en wanneer de consument bereid is een hogere prijs te betalen bij een ‘MVO-onderneming’. Daarnaast is het belangrijk te vermelden dat Zeng maar een kleine sample van zestig beursgenoteerde Canadese ondernemingen gebruikt uit een veel grotere populatie.

Laguir et al. (2015) onderzochten hoe verschillende MVO dimensies verband houden met de mate van belasting betalen door Amerikaanse ondernemingen. Hoe hoger de sociale dimensie van MVO hoe lager de kans dat er belasting wordt ontweken. Daarentegen hoe hoger de economische dimensie van MVO hoe groter de kans dat er belasting wordt ontweken.

Uit deze onderzoeken komt naar voren dat ondernemingen die maatschappelijk verantwoord ondernemen minder snel geneigd zijn om actief belasting te ontwijken, terwijl ondernemingen die niet maatschappelijk verantwoord ondernemen juist actiever belasting ontwijken. Dit negatieve verband wordt ook in dit onderzoek verwacht. Nieuw aan dit onderzoek is dat het zich volledig focust op de Nederlandse markt terwijl eerdergenoemde onderzoeken zich richten op de Amerikaanse, Australische en Canadese markt. Volgens de varieties of capitalism-theorie van Hall en Soskice (2001) bestaan er twee ideaaltypen van vrijemarkteconomieën. De liberale markteconomie (bijv. US, UK, Australië, Canada) en een gecoördineerde markteconomie (bijv. Duitsland, Japan en Nederland). Eerdergenoemde onderzoeken zijn enkel gericht op landen met een liberale markteconomie terwijl dit onderzoek wordt uitgevoerd binnen een gecoördineerde markteconomie. Volgens de theorie is dit onderscheid relevant omdat het gedrag en beleid van ondernemingen wordt bepaald door de institutionele omgeving waarin een onderneming zich bevindt en daarom afhankelijk is van het type markt. Binnen een liberale markt worden goederen en diensten op basis van vraag en aanbod verhandeld terwijl in een gecoördineerde markt er ook ruimte is voor niet-marktgerichte overeenkomsten. Hetzelfde onderscheid geldt voor de interactie tussen ondernemingen en hun omgeving, waarbij een liberale markt wordt gekenmerkt door eigenbelang tegenover een meer sociale inslag bij een gecoördineerde economie. Dit onderzoek moet bewijs vinden voor het te onderzoeken verband in een gecoördineerde markteconomie.

(7)

7 Verder is vanuit belastingperspectief de focus op Nederland een relevante. Nederland wordt beschouwd als een belastingparadijs, omdat buitenlandse ondernemingen zich bewust in Nederland vestigen enkel om te profiteren van lagere belastingen op royalty’s, interest en dividend dat wordt ontvangen van gelieerde ondernemingen. Van Dijk et al. (2007) vonden hier ook empirisch bewijs voor. Dit onderzoek draagt bij aan eerder onderzoek over het Nederlandse belastingsysteem door vanuit een MVO-perspectief te kijken.

Tenslotte kijkt dit onderzoek zowel naar het directe verband tussen de winstgevendheid en de grootte van ondernemingen op de mate van belasting betalen als de modererende invloed van beide factoren op het te onderzoeken verband. In eerdergenoemde onderzoeken is Watson (2015) de enige die de invloed van een modererende variabele onderzocht. Gebaseerd op de

slack resource theorie van Penrose (1959) gebruikte Watson de (verwachte) winst als

moderator op het verband tussen MVO en belasting ontwijken in Amerikaanse context. In dit onderzoek wordt deze modererende invloed ook onderzocht maar dan in Nederlandse context. 1.3 Praktische relevantie

Dit onderzoek is van belang voor overheden, consumenten en voor (managers van) ondernemingen. Wereldwijd ontwijken multinationals tussen de $100 en $250 miljard (≈ €88 miljoen - €220 miljard) aan vennootschapsbelasting2. Dit is geld die overheden, en indirect de maatschappij, mislopen. De kwaliteit van publieke goederen als onderwijs en zorg zijn afhankelijk van financiering uit belastingen. Voor beleidsmakers is het daarom belangrijk om de juiste omstandigheden omtrent belasting ontwijken te herkennen en wet- en regelgeving hierop eventueel aan te passen.

Mede door globalisering heeft wet- en regelgeving vooralsnog geen oplossing geboden voor het probleem van belastingontwijking. Een alternatieve oplossing is wellicht MVO. Hier kunnen dezelfde factoren een rol spelen die ook milieuaspecten en mensenrechten onder de aandacht hebben gebracht (Fisher, 2014 p. 346). In dat geval is er een belangrijke rol weggelegd voor de consument in het bewust een keuze maken voor producten en/of producenten.

Voor ondernemingen ligt imago- en reputatieschade op de loer als gevolg van consumentenwantrouwen. De vraag voor bestuurders van ondernemingen is of de voordelen van actief belasting ontwijken groter zijn dan de nadelen zoals reputatieschade, en daarmee indirect verlaagde aandeelhouderswaarde. Fisher (2014) beargumenteert dat de schade die belastingontwijking geeft groter kan zijn dan de financiële voordelen doordat consumenten

(8)

8 ervoor kunnen kiezen om een product of dienst links te links te laten liggen. Voor Starbucks was dit in 2012 en 2013 een reden om de Britse fiscus een extra £10 miljoen (≈ €13,4 miljoen) te betalen3. Om deze reden is inzicht in en kennis van positionering van de belastingstrategie belangrijk voor bestuurders.

1.4 Vervolg van dit onderzoek

In hoofdstuk 2 zullen in respectievelijk paragraaf 2.1, 2.2 en 2.3 de onderwerpen ‘onderneming’, ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’ en ‘belastingen’ worden gedefinieerd en toegelicht, waarna in paragraaf 2.4 op basis van theorie hypothesen worden opgesteld. Hoofdstuk 3 beschrijft het onderzoekontwerp waarin de sample (paragraaf 3.1), de afhankelijke en onafhankelijke variabelen (paragraaf 3.2 en 3.3) en het statistisch model (paragraaf 3.4) aan bod komen. In hoofdstuk 4 worden de resultaten getoond met allereerst de modelvereisten (paragraaf 4.1), de beschrijvende statistiek en correlaties (paragraaf 4.2) en de resultaten van de regressieanalyse (paragraaf 4.3). In hoofdstuk 5 worden tenslotte de resultaten besproken (paragraaf 5.1), de beperkingen van het onderzoek benoemd (paragraaf 5.2) en suggesties gedaan voor vervolgonderzoek (paragraaf 5.3).

(9)

9

2 Theoretisch kader

In dit hoofdstuk worden de onderwerpen ‘onderneming’, ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’ en ‘belastingen’ behandeld, de theorie besproken en de hypothesen opgesteld. In paragraaf 2.1 wordt gedefinieerd wat een onderneming is en doet. In paragraaf 2.2 en 2.3 worden respectievelijk de variabelen maatschappelijk verantwoord ondernemen en belastingen uitgelicht. In paragraaf 2.4 wordt de agency theorie, stakeholder theorie, legitimatie theorie, politieke kosten hypothese en slack resource theorie besproken en aansluitend de hypothesen opgesteld.

2.1 Onderneming

Door middel van onder andere kapitaal en arbeid kunnen ondernemingen waarde scheppen in de vorm van goederen en diensten. De werkgelegenheid die hierdoor wordt gecreëerd is volgens de Sociaal Economische Raad een belangrijk middel voor de inkomensverwerving en maatschappelijke en persoonlijke ontplooiing van de Nederlandse bevolking. Bovendien legt deze inkomensverwerving door middel van belastingen de basis voor financiering van collectieve voorzieningen (Sociaal Economische Raad, 2000).

In hoeverre een onderneming geld en tijd moet besteden aan MVO, en op wat voor manier het zijn belastingbeleid moet positioneren hangt af van de visie op wat een onderneming is. Avi-Yonah (2008) gebruikt drie visies, namelijk de onderneming als ‘artificial entity’, als ‘real entity’ en als ‘nexus of contracts’. In de ‘artificial entity’ visie dankt een onderneming zijn bestaansrecht aan de staat en levert hij een bijdrage aan de staat door zich met MVO bezig te houden. Belasting betalen is een van de manieren om een bijdrage te leveren.

In de ‘real entity’ visie is een onderneming gelijk aan een individuele staatsburger met dezelfde rechten en plichten die los staat van de regering en los staat van de aandeelhouders. Net als een burger moet een onderneming voldoen aan de wet. MVO is hierin een legitieme ondernemingsactiviteit in plaats van enkel een kostenpost voor de aandeelhouder (Richardson en Lanis, 2011). Voor het positioneren van MVO en belastingen betekent dit dat MVO kan en mag worden genegeerd en dat er agressief belasting mag worden ontweken. Dit is sociaal echter niet gewenst en daarom zal er vanuit de samenleving druk zijn om naast winstmaximalisatie voor aandeelhouders ook rekening te houden met andere stakeholders (Avi-Yonah, 2008). Onder de ‘nexus of contracts’ is een onderneming gebonden aan de individuele leden van de onderneming en aan haar aandeelhouders (Jensen en Meckling, 1976). Investeringen in MVO worden gezien als een indirecte belasting van de aandeelhouders en zijn niet wenselijk. Een

(10)

10 onderneming waarin aandeelhouders geld hebben geïnvesteerd hoort enkel ten doel te hebben om de winst te maximaliseren, onder andere door te proberen zo min mogelijk belasting te betalen (Avi-Yonah, 2008).

In deze thesis wordt net als door Avi-Yonah (2008) en Richardson en Lanis (2011) van de onderneming als ‘real entity’ uitgegaan. MVO en ‘het eerlijke deel’ belasting betalen is wenselijk maar niet verplicht, mits binnen de wettelijke grenzen wordt gebleven. Onder de ‘artificial entity’ visie is de onderneming een marionet van de overheid. Dit terwijl er wel degelijk een verplichting ten opzichte van de aandeelhouders is om de aandeelhouderswaarde te verhogen en winsten te behalen (Jensen en Meckling, 1976).

Wanneer van een onderneming als een ‘nexus of contracts’ wordt uitgegaan moeten ondernemingen er een agressieve belastingstrategie op nahouden, dus zo min mogelijk belasting betalen. Bovendien zijn MVO-activiteiten enkel weggelegd voor de overheid. Dit is een sociaal onwenselijke uitkomst aangezien dan zowel MVO als het innen van belastingen enkel de verantwoordelijkheid van de overheid is. In dat geval is de kans groot dat overheden niet genoeg middelen binnenkrijgen om haar functies te vervullen aangezien ondernemingen agressief belasting ontwijken (Avi-Yonah, 2008).

2.2 Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

Voor MVO is nog geen definitie ontwikkeld die breed gedragen wordt (Landolf en Symons, 2008). In de literatuur worden veel verschillende definities gebruikt. In Nederland adviseert de Sociaal-Economische Raad (SER) het kabinet en het parlement over het te voeren sociaaleconomisch beleid4. Volgens de SER komen twee kernelementen naar voren wanneer het om MVO gaat:

 een voldoende gerichtheid van de onderneming op de bijdrage aan de maatschappelijke welvaart op langere termijn;

de relatie met de stakeholders (belanghebbenden) respectievelijk de maatschappelijke omgeving5.

Het eerste punt draait om MVO als een waarde scheppende activiteit die wordt uitgewerkt in de Triple P (profit, people en planet). Hier is sprake van waarde creatie in drie dimensies, namelijk: (1) financieel-economisch, winsten behalen; (2) ecologisch, zorgdragen voor de natuurlijke leefomgeving en (3) sociale dimensie, zorg voor personeel (intern) en de

4 https://www.ser.nl/

(11)

11 samenleving daarbuiten (extern). Belangrijk is dat er een evenwicht is tussen deze drie dimensies en dat de invulling en uitkomst van deze dimensies goed worden gecommuniceerd naar de stakeholders en maatschappij.

Sinds 2004 laat het Ministerie van Economische Zaken jaarlijks onderzoek doen naar MVO-rapportage in jaarverslagen van Nederlandse ondernemingen. Dit onderzoek heet de transparantiebenchmark (TB). Het doel hiervan is om ondernemingen tot meer transparantie aan te sporen met betrekking tot hun MVO-activiteiten. Dit moet de dialoog met de stakeholder vergemakkelijken, het MVO-beleid onder de aandacht brengen en uiteindelijk leiden tot verbeterde prestaties op dit terrein6. Voor dit onderzoek wordt met betrekking tot MVO de definitie gebruikt die ook voor de transparantiebenchmark wordt gebruikt:

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen is een vorm van ondernemen gericht op economische prestaties (profit), met respect voor de sociale kant (people), binnen de ecologische randvoorwaarden (planet)7.

Belasting betalen is volgens Landolf en Symons (2008) een belangrijke manier om sociaal bij te dragen aan een maatschappij (people). Met belastingen kunnen overheden namelijk sociale voorzieningen bekostigen waar een maatschappij als geheel van kan profiteren. Daarnaast scheppen overheden met belastinggeld een milieu waarin ondernemingen goed kunnen opereren door bijvoorbeeld te zorgen voor een goede infrastructuur en goed geschoolde werknemers (Fisher, 2014). Belasting betalen is dus een onderdeel van MVO. Naast het betalen van belastingen noemen Landolf en Symons (2008) ook de volgende principes waar ondernemingen aan moeten denken bij het positioneren van het MVO-beleid:

• verantwoordelijkheid nemen; • transparantie en openbaarmaking; • betrokkenheid met stakeholders; • een ethische aanpak;

• zorgen voor economische waarde; en

• het hebben van een geschikt belastingbeleid.

Rapportage over MVO kan op verschillende manieren worden gecommuniceerd, bijvoorbeeld in het jaarverslag of door middel van een afzonderlijk MVO-verslag. Met betrekking tot de inhoudelijke MVO-rapportage is er weinig wet- en regelgeving. Wel zijn er organisaties die

6 http://www.transparantiebenchmark.nl/sites/default/files/fotos/Evaluatie%20Transparantiebenchmark.pdf 7 http://www.transparantiebenchmark.nl/sites/default/files/fotos/Evaluatie%20Transparantiebenchmark.pdf

(12)

12 richtlijnen hebben ontwikkeld waar ondernemingen aan kunnen voldoen, zoals de Global Reporting Initiative en de United Nations Global Compact. In hun richtlijnen benoemen deze organisaties dat het betalen van belasting door ondernemingen één van de manieren is om positief bij te dragen aan de maatschappij en de sociale welvaart verhogen.

2.3 Belastingen

Belasting in Nederland

In Nederland is er een licht progressief belastingtarief voor ondernemingen. In Nederland gevestigde lichamen betalen over de eerste €200.000 aan belastbaar bedrag8 20%

vennootschapsbelasting (voortaan belasting) en 25% over alles boven de €200.000.

Vanuit de maatschappij en de regering klinkt steeds meer de roep om meer transparantie met betrekking tot ondernemingsactiviteiten en resultaten, zo ook op het gebied van belastingen. Vanuit de Nederlandse overheid wordt gewerkt aan regelgeving die voor transparantere verslaggeving moet zorgen. Meest recente voorbeeld hiervan is de ‘Implementatie

Verrekenprijsdocumentatie en Country-by-Country Reporting’ van ‘Wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen 2016’. Door deze regeling moeten multinationals die in Nederland

gevestigd zijn of opereren op basis van Country-by-Country Reporting (CBCR) per land inzicht bieden in hun activiteiten. Specifiek betekent CBCR voor elk land waarin een onderneming opereert een aparte winst- en verliesrekening, een verkorte balans en kasstroomoverzicht. Doel van de regeling is verhoogde transparantie in gehanteerde verrekenprijzen en zo grondslaguitholling, winstverschuiving en belasting ontwijken tegengaan9.

Belastingparadijs

Ondernemingen die bekritiseerd worden vanwege het belastingontwijkend belastingbeleid maken veelal gebruik van belastingparadijzen (Fisher, 2014). De OESO gebruikt voor de ‘2000

tax shelter initiative’ de volgende kenmerken om belastingparadijzen te duiden: geen of een

laag belastingtarief; gebrek aan transparantie; gebrek aan het delen van informatie; een onderneming hoeft geen economische activiteit te ontplooien om een legale status te hebben in een belastingparadijs. Bekende voorbeelden zijn Monaco, Bermuda, de Maagdeneilanden en de Kaaimaneilanden. In een bredere definitie heeft een belastingparadijs geen of een laag belastingtarief met als doel om kapitaal aan te trekken (Gravelle, 2015). Ook Nederland probeert buitenlandse multinationals aan te trekken door een belastingsysteem aan te bieden

8 belastbaar bedrag = fiscale winst – verrekenbare verliezen

http://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/zakelijk/winst/vennootschaps belasting/belastbaar_bedrag/belastbaar_bedrag_en_boekjaar

(13)

13 met aanzienlijke voordelen voor multinationals. Uit empirisch onderzoek van Dijk et al. (2007) wordt geconcludeerd dat ook Nederland een belastingparadijs is met een schadelijk belastingsysteem waar buitenlandse multinationals gebruik van maken.

Wanneer ondernemingen in een land opereren maar belasting ontwijken is dit schadelijk voor het land waarin de onderneming opereert. Er wordt namelijk gebruik gemaakt van randvoorwaarden die een overheid heeft gecreëerd, zoals infrastructuur en opgeleide arbeidskrachten, zonder dat daar belasting voor wordt betaald. Deze belastingen zijn echter nodig om in de randvoorwaarden te kunnen investeren en een stabiele economie op te bouwen. Een door ondernemingen veel gebruikte techniek om belasting te ontwijking is via transfer pricing of interne verrekenprijzen. Een interne verrekenprijs is een prijs die binnen een concern wordt gehanteerd voor interne transacties tussen gelieerde partijen. Het stellen van een interne verrekenprijs moet op basis van een marktconforme prijs worden gebaseerd (arm’s lenght-principe), maar deze is niet altijd voorhanden waardoor misbruik moeilijk te voorkomen is (Fisher, 2014). Op deze manier kunnen winsten worden verschoven naar landen waar een lager belastingtarief is.

Ontwijken vs. Ontduiken

Een belangrijk punt van aandacht is het onderscheid tussen belasting ontduiken en belasting ontwijken, waarbij ontduiken illegaal is maar ontwijken als legaal wordt beschouwd (Landolf en Symons, 2008; Gravelle, 2015). Ontduiken kan bijvoorbeeld door het niet opgeven van winst of inkomen aan de belastingdienst. Belasting ontwijken is het bewust verlagen van de te betalen belasting. Dit doen ondernemingen onder andere door middel van slimme belastingconstructies zonder dat de wet wordt overtreden. Fisher (2014) noemt drie manieren waarop belasting kan worden ontweken: (1) minder belasting betalen dan volgens een redelijke interpretatie van de wet de bedoeling is, (2) belastingen verschuiven tussen landen waarin een onderneming actief is door middel van winstverschuiving en/of (3) belasting op een later tijdstip betalen dan wanneer de winsten zijn behaald.

Hoewel de lijn tussen wat mag (ontwijken) en wat niet mag (ontduiken) duidelijk is, is het in de praktijk voor ondernemingen niet altijd makkelijk een geschikt belastingbeleid te hanteren. Naast de Belastingdienst moeten ondernemingen namelijk ook rekening houden met andere stakeholders bij het positioneren van het belastingbeleid. Onzekerheid over wat de stakeholders acceptabel en onacceptabel vinden is onder andere het gevolg van stakeholders die belastingen in MVO-perspectief zien (Landolf en Symons, 2008) tegenover aandeelhouders die streven

(14)

14 naar winstmaximalisatie (Friedman, 1970). Ondernemingen moeten een belastingbeleid voeren dat stakeholderbreed wordt geaccepteerd.

Voor dit onderzoek wordt er verder geen onderscheid gemaakt tussen belasting ontwijken en belasting ontduiken aangezien het niet mogelijk is om de mate van belasting ontduiken te onderzoeken of van ontwijken te onderscheiden. Daarnaast focust dit onderzoek zich op de andere kant van de medaille omdat het kijkt naar de mate van belasting betalen in plaats van het ontwijken of ontduiken van belasting.

2.4 Theorie en hypothese

Belastingplanning is een relatief nieuw onderwerp in de wetenschappelijke literatuur (Shackelford en Shevlin, 2001; Hanlon en Heitzman, 2010). Onderzoek hierover is pas sinds de eeuwwisseling op gang gekomen en richtte zich vanuit de agency theorie op gebieden als corporate governance (Desai et al., 2007), beloningsstructuren (Phillips, 2003; Desai en Dharmapala, 2006), eigendomsstructuren waarbij wordt gekeken naar familiebedrijven (Chen et al., 2010), ondernemingskarakteristieken en de invloed van managers (Dyreng et al., 2010). Voor dit onderzoek ligt de focus op het verband met maatschappelijk verantwoord ondernemen waarbij vanuit de agency, stakeholder- en legitimatietheorie hypothesen worden opgesteld. 2.4.1 Agency theorie

Door de scheiding tussen eigendom (aandeelhouders) en beheer (managers) komen de belangen van aandeelhouders en managers niet overeen, ervan uitgaande dat beide partijen hun eigen nut willen maximaliseren (Jensen en Meckling, 1976). De aandeelhouders hebben niet de middelen om managers goed te controleren en hebben informatieachterstand ten opzichte van de managers (informatieasymmetrie).

Friedman (1970) noemt MVO een voorbeeld van het agency probleem. Het doel van de onderneming is volgens Friedman een zo hoog mogelijke winst te behalen voor de aandeelhouders en daarom zo min mogelijk belastingen te betalen. In de praktijk hebben managers een eigen agenda (sociaal, politiek of carrière) die niet altijd in het belang van de aandeelhouders is. Nu zijn er wel middelen voor aandeelhouders om hun belangen met die van managers te laten overeenkomen:

 de contracten van managers laten overeenkomen met de belangen van de aandeelhouders, zoals beloningen afhankelijk maken van winst na belastingen of aandelenprijs (Jensen en Meckling, 1976);

(15)

15

 een Raad van Commissarissen (RvC) boven het bestuur dat het gedrag van de managers monitort en terugkoppelt naar de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AvA);

 het delen van informatie met de stakeholders, waar het jaarverslag een belangrijk voorbeeld van is.

Wanneer de belangen van managers en aandeelhouders beter overeenkomen kunnen managers zich richten op de maximalisatie van aandeelhouderswaarde. Maar omdat zowel het negeren van MVO als agressief belasting ontwijken een negatieve impact kan hebben op aandeelhouderswaarde moeten managers hier ook rekening mee houden, om bijvoorbeeld reputatieschade en politieke kosten te vermijden (Chen et al., 2010; Richardson en Lanis, 2011; Fisher, 2014; Laguir et al., 2015). Dit komt overeen met het risk management argument. Volgens dit argument kan een onderneming ook de belangen van aandeelhouders behartigen door een goede MVO-reputatie op te bouwen om zo eventuele negatieve consequenties te voorkomen of het negatieve effect hiervan te verlagen (Hoi et al., 2013). Daarnaast vonden Blodgett et al. (2014) recent bewijs dat MVO positief wordt geassocieerd met de winstgevendheid en financiële prestaties van Amerikaanse multinationals. MVO kan ook aandeelhouderswaarde creëren door intern in ondernemingen agency kosten te verlagen. Flammer en Luo (2014) onderzochten MVO als middel tegen moral hazard op de werkvloer. Moral hazard komt voor wanneer de belangen van werknemer niet overeenkomen met de belangen van de onderneming en een goede controle op de werknemer niet aanwezig is. Hun bevindingen ondersteunen de visie dat MVO een waardevol middel voor ondernemingen is om werknemers te motiveren om te acteren in het belang van de onderneming en zo de kans op moral hazard te verlagen. Ze vonden bewijs dat ondernemingen MVO toepassen om de productiviteit van werknemers te verhogen, zichzelf te onderscheiden van hun concurrenten en om het imago van een onderneming te verbeteren.

Belasting betalen kan met MVO worden geassocieerd omdat de maatschappij van deze belasting profiteert in de vorm van betaalbaar onderwijs, een goede gezondheidszorg, een goede infrastructuur, etc. Belasting betalen kan daarom aandeelhouderswaarde vergroten omdat het aandeelhouders beschermt tegen de negatieve gevolgen van belasting ontwijken (Laguir et al., 2015).

2.4.2 Stakeholdertheorie

Vanuit de stakeholdertheorie moet een onderneming rekening houden met alle stakeholders in plaats van enkel de aandeelhouders. Freeman en Reed (1983, p. 91) verlegden deze focus van

(16)

16 aandeelhouder naar stakeholder. Hun brede definitie van de ‘stakeholder’ van een onderneming luidt als volgt:

“Elke identificeerbare groep of individu die invloed heeft op organisatieactiviteiten of die beïnvloed wordt door de organisatieactiviteiten van een onderneming.”

Voorbeelden van stakeholders zijn werknemers, consumenten, leveranciers, concurrenten, milieuorganisaties, vakbonden, lokale en landelijke overheidsorganisaties, media, aandeelhouders en andere belanghebbenden. Vanuit de stakeholdertheorie is investeren in MVO een zeer belangrijke manier om met verschillende stakeholders rekening te houden. Volgens Jones (1995) hebben ondernemingen die meer rekening houden met stakeholders een competitief voordeel ten opzichte van ondernemingen die minder met stakeholders rekening houden. Daarnaast zijn ondernemingen in hun bestaan afhankelijk van deze stakeholders (Freeman en Reed, 1983). Belasting betalen is een belangrijke manier om rekening te houden met stakeholders. De kwaliteit van collectieve voorzieningen in een maatschappij is afhankelijk van investeringen van de overheid. Om te kunnen investeren in collectieve voorzieningen is de overheid afhankelijk van belastingen die worden geïnd. Om rekening te kunnen houden met stakeholders moeten ondernemingen daarom zowel sociale als economische motieven meenemen in het positioneren van hun MVO- en belastingbeleid.

2.4.3 Legitimatietheorie

In onderzoeken over milieu- of maatschappelijke onderwerpen wordt vaak de legitimiteitstheorie toegepast (Deegan et al., 2002). Volgens deze theorie dankt een onderneming haar bestaansrecht aan de maatschappij. De theorie gaat verder dan enkel financiële prestaties en kijkt ook naar de maatschappelijke verantwoordelijkheid. Managers proberen de maatschappij te laten zien dat de onderneming opereert in overeenstemming met wat de maatschappij van de onderneming verwacht. Er bestaat een ‘social contract’, een impliciete overeenkomst tussen de onderneming en de maatschappij. De onderneming moet naar deze overeenkomst opereren om schade te voorkomen of zelfs de legitimiteit om te mogen opereren niet te verliezen (Deegan et al., 2002; Richardson en Lanis, 2011). Vanuit MVO-oogpunt moeten ondernemingen belasting betalen om aan de maatschappelijke verwachting te voldoen. De verwachtingen van de maatschappij zijn dynamisch en kunnen veranderen na verloop van tijd. Op die manier kan de verwachtingskloof tussen de maatschappij en de onderneming fluctueren zonder dat de onderneming haar activiteiten aanpast (Lindblom, 1994). De onderneming zal zich hierom moeten kunnen aanpassen aan de maatschappelijke verwachtingen om haar ‘license to operate’ te behouden.

(17)

17 Samenvattend kan vanuit de agency theorie MVO en belasting betalen waarde toevoegen voor aandeelhouders omdat gebrek aan MVO en belastingen reputatieschade en andere kosten kan veroorzaken. Vanuit de stakeholdertheorie moeten ondernemingen rekening houden met meer stakeholders dan enkel aandeelhouders en is winst behalen niet het ultieme doel. Vanuit de legitimatietheorie is MVO essentieel om op lange termijn te kunnen overleven en als onderdeel van MVO moet een onderneming belasting betalen om in een maatschappij te mogen opereren. De eerste hypothese luidt daarom als volgt:

H1: Er is een positief verband tussen MVO en de mate van belasting betalen door een onderneming.

2.4.4 Politieke kosten hypothese

De politieke kosten hypothese is onderdeel van de positive accounting theory (PAT) van Zimmerman (1983). De PAT voorspelt aan de hand van drie hypothesen hoe invulling wordt gegeven aan accounting standaarden. Een van de drie hypothesen is de politieke kosten hypothese, die voorspelt dat ondernemingen winsten drukken of verschuiven om het risico op politieke kosten te verkleinen (Scott, 2009). Voorbeelden van politieke kosten als gevolg van hoge winsten zijn hogere belastingen, grotere druk van de consument om maatschappelijk verantwoord te ondernemen en ‘het eerlijke deel belasting te betalen’ of werknemers die een hoger loon eisen. Grotere ondernemingen, die meer in de aandacht staan van media, consumenten en overheden hebben een groter risico op deze politieke kosten dan kleinere ondernemingen. Grote ondernemingen kunnen die politieke druk en de druk van consumenten positief beantwoorden door in MVO te investeren en belasting te betalen. Zimmerman (1983) vond resultaten die erop wezen dat grote ondernemingen een hogere effective tax rate hadden dan kleinere ondernemingen. Zij onderzochten Amerikaanse ondernemingen over een periode van 1946-1981. Omer et al. (1993) vonden ondersteunend bewijs voor de politieke kosten hypothese van Zimmerman voor de periode 1980-1986 voor Amerikaanse ondernemingen. Daarnaast vonden Green en Peloza (2014) op basis van interviews met Amerikaanse consumenten bewijs dat met betrekking tot MVO consumenten hogere verwachtingen hebben van grote ondernemingen dan van kleine ondernemingen. Maatschappelijk onverantwoorde activiteiten van grote ondernemingen zorgt voor relatief groter consumentenwantrouwen dan wanneer kleine ondernemingen maatschappelijk onverantwoord ondernemen. Toch kunnen grote ondernemingen volgens de auteurs de negatieve perceptie van consumenten omzetten door op consistente basis te investeren in MVO. Op basis hiervan wordt verwacht dat de grootte

(18)

18 van een onderneming een positieve invloed heeft op zowel de mate van belasting betalen als het verband tussen MVO en belasting betalen. Hypothese 2a en 2b luiden als volgt:

H2a: Er is een positief verband tussen de grootte van een onderneming en de mate van belasting betalen.

H2b: De grootte van een onderneming heeft een versterkend effect op het verband tussen MVO en de mate van belasting betalen.

2.4.5 Slack resource theorie

De tweede modererende variabele komt uit het onderzoek van Watson (2015). Watson onderzocht de invloed van winsten voor belasting op het verband tussen MVO en belasting ontwijken, maar in Amerikaanse context. Gebaseerd op de slack resource theorie van Penrose (1959) gebruikte Watson de (verwachte) winst als moderator op het verband tussen MVO en belasting ontwijken in Amerikaanse context. Volgens de slack resource theorie zullen ondernemingen die hoge winsten behalen meer geld hebben om aan de verschillende stakeholders te kunnen besteden, waardoor de kans groter is dat er in MVO wordt geïnvesteerd en dat er hogere belastingen worden betaald dan door ondernemingen die geen of lage winsten behalen.

Watson vond ondersteunend bewijs voor deze theorie. Uit zijn resultaten bleek dat een gebrek aan MVO een positief verband heeft met belasting ontwijken voor ondernemingen met een lage winst(verwachting) maar dat dit effect minder wordt wanneer de winst(verwachting) hoger wordt. Het gevonden verband wordt ook in dit onderzoek verwacht. Daarnaast wordt verwacht dat de winstgevendheid een positieve invloed heeft op de mate van belasting betalen. Hypothese 3a en 3b luiden als volgt:

H3a: Er is een positief verband tussen de winstgevendheid van een onderneming en de mate van belasting betalen.

H3b: De winstgevendheid heeft een versterkend effect op het verband tussen MVO en de mate van belasting betalen.

(19)

19

3 Onderzoeksontwerp

In dit hoofdstuk wordt het onderzoeksontwerp behandeld. Paragraaf 3.1 bespreekt de te onderzoeken sample. Paragraaf 3.2 en 3.3 behandelen respectievelijk de onafhankelijke variabele en de afhankelijke variabelen. Paragraaf 3.4 sluit af met het statistisch model.

3.1 Sample

Dit onderzoek richt zich op Nederlandse ondernemingen. Er wordt gekeken naar Nederlandse ondernemingen die meedoen aan de Transparantiebenchmark (TB). Sinds 2004 beoordeelt de TB, in opdracht van het ministerie van Economische Zaken, maatschappelijke aspecten van ondernemen van Nederlandse ondernemingen op inhoud en kwaliteit. Dit betreft externe verslaggeving als (financiële) jaarverslagen, duurzaamheidsverslagen, maatschappelijke verslagen en sociale verslagen.

De TB-scores van 2015 zijn gekoppeld aan de jaarverslagen die voor 1 juli 2015 openbaar zijn gemaakt en gaan over het boekjaar 2014. Hetzelfde geldt voor alle voorgaande jaren. Aan de TB 2015 deden ondernemingen uit de volgende categorieën mee (Ministerie van Economische Zaken, 2015):

 Organisaties van Openbaar Belang met 500 medewerkers of meer;

 Ondernemingen met een beursnotering in Amsterdam;

 Ondernemingen met Nederlandse bedrijfsactiviteiten met substantiële omzet en/of aantal medewerkers;

 Staatsdeelnemingen;

 Universiteiten en Universitair Medische Centra (UMC);

 Grote ondernemingen (meer dan 250 medewerkers) die in het verleden vrijwillig zijn toegetreden tot de onderzoeksgroep.

Dit zijn in 2015 498 ondernemingen. Van deze 498 ondernemingen vallen ondernemingen af die over de afgelopen 5 jaar (2011-2015) minder dan drie keer een score boven nul hebben gekregen. Ondernemingen krijgen geen of een nul-score wanneer de moederonderneming een MVO-verslag publiceert of wanneer de onderneming geen MVO-verslag heeft. Er blijven dan 199 ondernemingen over die aan het protocol voldoen en tussen 2011 en 2015 minstens drie keer een score hebben gekregen. Van deze 199 ondernemingen vallen de volgende ondernemingen af:

(20)

20

 ondernemingen uit de sector ‘banken en verzekeraars’, omdat voor deze ondernemingen andere regelgeving is die de CETR kan beïnvloeden ten opzichte van ondernemingen buiten deze sector;

 ondernemingen die geen vennootschapsbelasting hoeven te betalen;

 ondernemingen waarvan geen jaarverslagen te vinden zijn en waarvan geen informatie in Orbis beschikbaar is;

Na deze eliminaties zijn er 134 ondernemingen waarvan de jaarverslagen zijn onderzocht en informatie is verzameld. Tenslotte vallen nog de volgende ondernemingen af:

 ondernemingen met een negatief gemiddeld inkomen worden weggelaten uit het model (Zimmerman, 1983);

 ondernemingen met een CETR kleiner dan 0 of groter dan 1 worden weggelaten uit het model (Dyreng et al. 2008)10.

Er blijven 74 ondernemingen over die aan alle bovenstaande voorwaarden voldoen en waar het onderzoek op is uitgevoerd.

3.2 Afhankelijke variabele

De afhankelijke variabele is de mate van belasting betalen en wordt bepaald door het effectieve belastingpercentage over de laatste vijf jaar (2010-2014) te berekenen. Dat kan met behulp van de volgende formule (Dyreng et al., 2008):

𝐸𝑓𝑓𝑒𝑐𝑡𝑖𝑣𝑒 𝑇𝑎𝑥 𝑅𝑎𝑡𝑒 = ∑ (𝑇𝑎𝑥 𝑒𝑥𝑝𝑒𝑛𝑠𝑒)

𝑁 𝑡=1

∑𝑁𝑡=1(𝑇𝑜𝑡𝑎𝑙 𝑝𝑟𝑒 − 𝑡𝑎𝑥 𝑎𝑐𝑐𝑜𝑢𝑛𝑡𝑖𝑛𝑔 𝑖𝑛𝑐𝑜𝑚𝑒)

De total pre-tax accounting income is de winst voor belasting die uit de winst- en verliesrekening wordt gehaald. Deze wordt op basis van accountingprincipes, zoals IFRS of US GAAP, berekend. De tax expense is de te betalen belasting waarvan de accounting winst voor belasting de basis is.

Een nadeel aan de Effective Tax Rate (ETR) is dat het belastingbedrag in de winst- en verliesrekening bestaat uit ‘current’ en ‘deferred’ tax expenses. Dit belastingbedrag zal daardoor afwijken van de daadwerkelijk te betalen belasting omdat de te betalen belasting wordt berekend op basis van de fiscale winst, die een andere grondslag heeft dan IFRS of US GAAP.

(21)

21 Dit kan voor een deel worden opgevangen door de Cash Effective Tax Rate (CETR) te gebruiken. Deze wordt berekend aan de hand van de volgende formule:

𝐶𝑎𝑠ℎ 𝐸𝑓𝑓𝑒𝑐𝑡𝑖𝑣𝑒 𝑇𝑎𝑥 𝑅𝑎𝑡𝑒 = ∑ (𝐶𝑎𝑠ℎ 𝑡𝑎𝑥 𝑝𝑎𝑦𝑚𝑒𝑛𝑡)

𝑁 𝑡=1

∑𝑁𝑡=1(𝑇𝑜𝑡𝑎𝑙 𝑝𝑟𝑒 − 𝑡𝑎𝑥 𝑎𝑐𝑐𝑜𝑢𝑛𝑡𝑖𝑛𝑔 𝑖𝑛𝑐𝑜𝑚𝑒)

De Cash tax payment bestaat uit de daadwerkelijk betaalde belastingen in het betreffende jaar. Dit bedrag kan worden gehaald uit het kasstroomoverzicht. Omdat de betaalde belastingen op korte termijn negatief kunnen zijn, door verliesverrekening over jaren waar verliezen zijn behaald, wordt de CETR over een langere termijn berekend dan de jaarlijkse CETR. Voor dit onderzoek wordt een gemiddelde CETR berekend over vijf jaar (2010-2014).

Dyreng et al. (2008) onderzochten de kracht van de jaarlijkse CETR, de 5-jarige CETR en de jarige CETR om de mate van belasting ontwijken mee te meten. Zij concluderen dat de 10-jarige CETR de best beschikbare indicator is voor de mate van belasting ontwijken door ondernemingen. Hoe langer de horizon waarover de gemiddelde CETR wordt berekend hoe beter. Voor dit onderzoek is de 5-jarige CETR de best beschikbare maatstaf omdat over een langere periode er teveel data niet beschikbaar zou zijn waardoor de sample te klein zou worden. De CETR-formule wordt ook in alle eerdergenoemde onderzoeken gebruikt waarin de mate van belasting betalen of ontwijken wordt onderzocht. Voor dit onderzoek wordt de CETR gebruikt voor de andere kant van de medaille, namelijk de mate van belasting betalen.

3.3 Onafhankelijke variabele

3.3.1 Maatschappelijk verantwoord ondernemen

De onafhankelijke variabele is de mate van maatschappelijk verantwoord ondernemen en wordt bepaald door een proxy te gebruiken, namelijk door te kijken naar MVO-verslaggeving. In dit onderzoek wordt hiervoor de beoordeling van de Transparantiebenchmark gebruikt11.

Eerdere onderzoekers gebruiken onafhankelijke rating agency’s zoals KLD Research and Analytics, Inc. (nu MSCI) in Amerika of Corporate Knights Research Group in Canada. In Europa krijgen ondernemingen onder andere een MVO-rating van het beursbedrijf NYSE Euronext, de Euronext Vigeo Indices. Voor Nederland zijn dit echter maar 14 multinationals als AkzoNobel, Philips, ASML en Aegon. Aangezien een dergelijke rating voor een te beperkt aantal Nederlandse ondernemingen wordt gegeven moet voor dit onderzoek een proxy worden gebruikt. Een proxy die hiervoor in aanmerking komt is de mate en kwaliteit van

(22)

22 verslaggeving, die in Nederland door middel van de Transparantiebenchmark voor een groot aantal Nederlandse ondernemingen wordt gemeten.

De literatuur is wisselend over de kracht van MVO-verslaggeving als proxy voor de mate van MVO (Cho en Patten, 2007). Bowman en Haire (1976) vonden bewijs binnen de Amerikaanse voedselverwerkingsindustrie dat MVO-verslaggeving een goede indicatie is voor de mate van MVO. Ingram en Frazier (1980) vonden een zwak positief verband tussen MVO-verslaggeving en MVO-performance. Recenter bewijs werd gevonden door Al-Tuwaijri et al. (2004). Zij vonden een positief verband tussen milieuperformance en non-discretionaire verslaggeving hierover. Andere onderzoekers vonden geen verband (Freedman en Wasley, 1990; Neu et al., 1998) of een negatief verband (Bewley en Li, 2000; Patten en Trompeter, 2003).

Ondanks deze wisselende resultaten wordt in eerdere onderzoeken in dit verband MVO-verslaggeving wel toegepast als proxy voor MVO, zoals door Richardson en Lanis (2011). Zij halen onderzoek van Clarkson et al. (2008) aan waarin robuust empirisch bewijs wordt gevonden voor de voluntary disclosure theory. Deze theorie voorspelt een positief verband tussen milieuperformance en de mate van vrijwillige verslaggeving hierover. In dit onderzoek wordt de inhoud en kwaliteit van MVO-verslaggeving als proxy gebruikt voor de mate van MVO. Hierbij is de inhoud en kwaliteit van MVO-verslaggeving de score van de Transparantiebenchmark.

De TB beoordeelt aan de hand van 40 criteria ondernemingen op hun externe MVO-verslaggeving. De ondernemingen kunnen in totaal 200 punten scoren; 100 punten op inhoud en 100 punten op kwaliteit. Tabel 1 geeft een overzicht van de te behalen punten.

Voor dit onderzoek doen ondernemingen mee die in 2015 een TB-score hebben gekregen en in de vier jaar hiervoor (2011-2014) minstens twee keer een score van boven de nul hebben gekregen.

Het eerste voordeel aan de score van de TB is dat hierin zowel de inhoud als de kwaliteit van de MVO-verslaggeving wordt meegenomen. Het tweede voordeel is dat bij de beoordeling van MVO-verslaggeving wordt gekeken vanuit een breed MVO-perspectief zoals dat ook in dit onderzoek wordt gehanteerd. Ten slotte wordt de beoordeling van de TB gecontroleerd door een deskundig en onafhankelijk panel.

(23)

23 3.3.2 Modererende variabelen

De modererende variabelen die in dit onderzoek worden onderzocht zijn ondernemingsgrootte en winstgevendheid.

Ondernemingsgrootte

Bij het bepalen van de grootte van een onderneming kan er naar verschillende variabelen worden gekeken. In de literatuur zijn omzet, winst voor belastingen, activa of het aantal werknemers in dienst gebruikt om de ondernemingsgrootte te bepalen.

Een nadeel van de totale activa en het aantal werknemers is dat deze afhankelijk zijn van het type onderneming. Een nadeel van de winst voor belastingen is dat deze zeer afhankelijk is van de economische situatie. Dit is maar in mindere mate het geval voor de omzet. Dit nadeel wordt nog kleiner wanneer het gemiddelde over meerdere jaren wordt genomen, wat in dit onderzoek het geval is. Om deze reden wordt de gemiddelde omzet over de jaren 2010-2014 genomen om de ondernemingsgrootte mee te bepalen. De omzet wordt uit de winst- en verliesrekening gehaald.

Inhoudsgericht normenkader 100 Kwaliteitsgericht normenkader 100 1. Onderneming en bedrijfsprofiel 33 4. Relevantie 20 Profiel en waardeketen 10 Materialiteit 8 Proces van waardecreatie 10 Reikwijdte en afbakening 6 Omgevingsanalyse (incl. risico's en kansen) 8 Tijdigheid 6 Strategische context 5 5. Duidelijkheid 20 2. Beleid en resultaten 34 Begrijpelijkheid 6 Beleid en (zelf opgelegde) verplichting 5 Beknoptheid 4

Doelstellingen 5 Inzichtelijkheid 7

Economische aspecten van ondernemen 8 Toegankelijkheid 3 Milieuaspecten van ondernemen 8 6. Betrouwbaarheid 20 Sociale aspecten van ondernemen 8 Juistheid, volledigheid 17

3. Management aanpak 33 Voorzichtigheid 3

Governance en remuneratie 10 7. Responsiviteit 20 Sturing en beheersing 8 Gerichtheid op belanghebbenden 13 Toekomstverwachting 5 Bijdrage aan maatschappelijk debat 2

Verslaggevingscriteria 10 Durf 5 8. Samenhang 20 Strategische focus 5 Contextuele samenhang 6 Integratie 6 Vergelijkbaarheid 3 Tabel 1. Puntenverdeling per categorie

(24)

24

Winstgevendheid

De winstgevendheid van een onderneming wordt bepaald door te kijken naar de winst voor belastingen die uit de winst- en verliesrekening kan worden gehaald. De winst voor belastingen wordt nog niet beïnvloed door belastingen waardoor deze voor dit onderzoek beter is dan de nettowinst. Voor de winst voor belasting wordt het gemiddelde over de jaren 2010-2014 genomen. Ook Watson (2015) gebruikte de winst voor belasting in zijn onderzoek naar de invloed van winst performance op belasting ontwijken.

3.3.3 Controle variabelen

Er worden twee variabelen in het model meegenomen waarvoor gecontroleerd moet worden. Op basis van literatuur over dit onderwerp zijn dit de volgende variabelen: leverage (LEV) en winstgevendheid gemeten naar de rentabiliteit van het totaal vermogen (ROA).

De leverage wordt berekend door de kortlopende en langlopende rentedragende leningen (balans) te delen door de totale passiva (balans). De rentabiliteit van het totaal vermogen is de winst voor belastingen (winst- en verliesrekening) gedeeld door de totale activa (balans). Voor alle controle variabelen geldt dat het gemiddelde wordt genomen over de jaren 2010-2014. Alle variabelen worden gehaald uit de jaarverslagen die online te vinden zijn. Tabel 2 geeft een overzicht van alle eerdergenoemde variabelen.

3.4 Statistisch model

Dit onderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van twee meervoudige regressieanalyses. Het eerste model ziet er als volgt uit:

CETRit = β0 + β1MVOit + β2OrgSizeit + β3Profitit + β4(MVOit*OrgSizeit) + β5(MVOit*Profitit) +

β6LEVit + β7ROAit + εit.

Waarbij:

 i = ondernemingen 1-74 ondernemingen;

 t = het gemiddelde van de jaren 2010, 2011, 2012, 2013 en 2014;

Variabelen Hoe gemeten Richting Naam

Mate van belasting betalen Cash effective tax rate CETR Mate van MVO-activiteiten Score transparantiebenchmark ( + ) MVO Ondernemingsgrootte Totale omzet ( + ) OrgSize Winstgevendheid Winst voor belastingen ( + ) Profit Leverage Rentedragende schuld / totale activa LEV Rentabiliteit v/h totaal vermogen Netto inkomen / totale activa ROA

(25)

25

 εit = storingsterm;

 CETR = cash effective tax rate op een range van 0-1;

 MVO = transparantiebenchmark-score op een range van 1-200;

 OrgSize = ondernemingsgrootte gemeten naar de omzet;

 Profit = winstgevendheid van een onderneming gemeten naar winst voor belasting;

 (MVO*OrgSize) = het modererende effect van de ondernemingsgrootte;

 (MVO*Profit) = het modererende effect van de winstgevendheid;

 LEV = leverage gemeten naar de kortlopende en langlopende rentedragende schulden gedeeld door de totale activa;

 ROA = rentabiliteit van het totaal vermogen gemeten naar de winst voor belasting gedeeld door de totale activa.

Om het vijf-jaar-gemiddelde te kunnen bepalen moet van minstens drie jaar data bekend zijn. Van alle variabelen worden de gemiddelden genomen door de som van bekende data te delen door het aantal beschikbare jaren. Wanneer data over minder dan drie jaar niet beschikbaar is wordt deze verwijderd uit de sample. Om outliers te neutraliseren zijn voor de variabelen

OrgSize en Profit de logaritme gebruikt. Tenslotte zijn met betrekking tot het ‘resultaat voor

belasting’ alle bedragen uit de reguliere winst- en verliesrekening gehaald. Met resultaten uit het ‘other comprehensive income statement’ is geen rekening gehouden.

(26)

26

4 Resultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek besproken. Paragraaf 4.1 benoemt de voorwaarden voor meervoudige regressie waar dit onderzoek aan moet voldoen. Paragraaf 4.2 toont de beschrijvende statistiek en Pearson correlatie. In paragraaf 4.3 worden de hypothesen getoetst aan de hand van een meervoudige regressieanalyse.

4.1 Modelvereisten

De data voldoet aan de volgende vereisten voor meervoudige regressieanalyse (Field, 2013):

 De afhankelijke variabele is kwantitatief, continu en onbegrensd. In dit geval is de CETR wel onbegrensd met een grens tussen 0 en 1. Een onbegrensde afhankelijke variabele is vooral een probleem wanneer een negatieve uitkomst niet mogelijk is waardoor er een groot aantal observaties niet worden meegenomen. Dit zal echter weinig invloed hebben op de analyses aangezien er maar twee observaties worden geëlimineerd door een negatieve CETR;

 Er is geen reden om niet aan te nemen dat alle gevonden waarden van de afhankelijke variabele onafhankelijk van elkaar zijn;

 De onafhankelijke variabelen hebben variatie in hun waarde;

 Er is geen sprake van multicollineariteit tussen de onafhankelijke variabelen (zie paragraaf 4.2);

 De residuen zijn normaal verdeeld en de variantie van de residuen zijn constant;

 De onafhankelijke variabelen zijn homoscedastisch;

 Het te onderzoeken verband is lineair. 4.2 Beschrijvende statistiek en correlaties

In tabel 3 wordt de beschrijvende statistiek weergegeven, met hierin de afhankelijke, onafhankelijke, modererende en controlerende variabelen.

De CETR kan in dit onderzoek een waarde hebben tussen de 0 en 1. De gemiddelde CETR is 0,2144 wat betekent dat de 74 ondernemingen in de jaren 2010-2014 gemiddeld 21,44%

Type Variabelen N Mean Min Max St. dev.

afhankelijk CETR 74 ,2144 ,0005 ,8236 ,1691

onafhankelijk MVO 74 109 17 196 53,4120

modererend LOG OrgSize 74 6,2231 4,4539 8,8684 ,6915 LOG Profit 74 5,0051 3,5517 7,6090 ,7630

controlerend LEV 74 ,2018 ,0000 ,5689 ,1482

ROA 74 ,0934 ,0072 ,8729 ,1274

Valide N 74

(27)

27 belasting betaalden ten opzichte van de gemiddelde accounting winst voor belastingen over die jaren. De minimale CETR is 0,05% terwijl de maximale CETR 82,36% is. Een verklaring voor deze extreme waarden ligt in het feit dat er een gemiddelde wordt genomen over 5 jaren. Zo kan de betaalde belasting vlak boven het nulpunt liggen door verliesverrekening over vorige jaren waardoor de CETR laag uitvalt. Hetzelfde geldt voor de ‘winst voor belasting’ die in een of meerdere jaren negatief kan zijn waardoor het gemiddelde laag uitvalt ten opzichte van de betaalde belastingen. Hierdoor kan de CETR hoog uitvallen. Om deze reden zijn ondernemingen met een negatief inkomen, een negatieve CETR en een CETR boven 100% niet meegenomen in het onderzoek.

De MVO wordt gemeten door de TB-score, waarvoor geldt dat er tussen de 1 en 200 punten gescoord kan worden. De 74 ondernemingen scoorden gemiddeld 109 punten, met een minimumscore van 17 en een maximumscore van 196. De maximale leverage is relatief laag, 56,89%. Een reden hiervoor kan zijn dat alle ondernemingen uit de sector ‘Banken en verzekeraars’ zijn geëlimineerd.

Tabel 4 toont de Pearson correlatie tussen alle variabelen onderling. Een score hoger dan 0,700 kan wijzen op multicollineariteit. Dit is alleen het geval voor de variabelen OrgSize en Profit (0,767). Om de aanwezigheid van multicollineariteit verder te onderzoeken is de ‘variance

inflation factor’ (VIF) onderzocht. De hoogst gevonden VIF-waarde is 4,434. Volgens

Kennedy (1992), Hair et al. (1995) en Field (2013) is een waarde vanaf 5 gevaarlijk maar een waarde vanaf 10 werkelijk problematisch in termen van multicollineariteit. Gezien de resultaten kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van multicollineariteit.

CETR MVO OrgSize Profit LEV ROA

CETR 1 MVO ,003 1 OrgSize ,299** ,578** 1 Profit -,011 ,543** ,767** 1 LEV -,202 ,256* ,138 ,411** 1 ROA -,102 -,034 -,025 ,257* -,063 1

**. Correlation is significant op het 0,01 niveau *. Correlation is significant op het 0,05 niveau

(28)

28 4.3 Hypothese toetsing

Om de invloed van de moderatorvariabelen in het meervoudige regressiemodel te onderzoeken zijn voor het model met moderatorinvloed alle onafhankelijke variabelen gestandaardiseerd en de twee interactievariabelen (OrgSize en Profit) toegevoegd aan het model. Alle variabelen zijn via ‘forced entry’ aan het model toegevoegd. Aan het eind van dit hoofdstuk geeft tabel 5 een overzicht van de onderzochte modellen.

Onderaan de tabel staan de R-square en Adjusted R-square. De R-square is de verklarende variantie van het model. In model 1 verklaren de controle variabelen 5,4% van de variantie van de CETR. Van de onafhankelijke variabelen heeft het model met ‘ondernemingsgrootte’ de meeste verklaringskracht (model 3). In het volledige model (model 7) wordt 34,3% van de variantie van de CETR verklaard. Model 7 heeft de meest verklarende waarde maar laat 65,7% over voor andere variabelen die een verklaring kunnen geven voor de variantie van de CETR.

Hypothese 1

Hypothese 1 onderzoekt het verband tussen MVO en de mate van belasting betalen waarbij een positief verband wordt verwacht. In de regressieanalyse (model 2) is te zien dat er geen verband is tussen de twee (β = 0,000) hoewel hier geen significant bewijs voor gevonden is (P-waarde

= 0,626). In het volledige model (model 7) is er een negatief verband gevonden (β = -0,021)

maar ook hierbij ontbreekt significantie (P-waarde = 0,369). Hypothese 1 moet daarom worden verworpen.

Hypothese 2a

Hypothese 2a onderzoekt het verband tussen de ondernemingsgrootte op de mate van belasting betalen. In zowel model 3 (β = 0,082) als model 7 (β = 0,148) heeft de ondernemingsgrootte een significant (P-waarde = 0,003 en P-waarde = 0,000) positief verband met de mate van belasting betalen. Hypothese 2a kan worden aanvaard.

Hypothese 2b

Hypothese 2b onderzoekt het modererende effect van de ondernemingsgrootte op het verband tussen MVO en de mate van belasting betalen. In model 5 is het verband positief (β = 0,056) en significant (P-waarde = 0,012). Ook in model 7 is het verband positief (β = 0,056) maar niet meer significant (P-waarde = 0,086). Hypothese 2b moet daarom worden verworpen.

(29)

29

Hypothese 3a

Hypothese 3a onderzoekt het verband tussen de winstgevendheid van een onderneming en de mate van belasting betalen. In model 4 heeft de winstgevendheid een positief (β = 0,033) niet significante (P-waarde = 0,269) verband met de mate van belasting betalen. In model 7 is het verband negatief (β = -0,120) maar wel significant (P-waarde = 0,002). Het verband is echter negatief terwijl een positief verband wordt verwacht. Hypothese 3a moet daarom worden verworpen.

Hypothese 3b

Hypothese 3b onderzoekt het modererende effect van de winstgevendheid van een onderneming op het verband tussen MVO en de mate van belasting betalen. In model 6 is het verband positief (β = 0,053) en significant (P-waarde = 0,021). Ook in het volledige model (model 7) is het verband positief (β = 0,005) maar niet meer significant (P-waarde = 0,875). Hypothese 3b moet daarom worden verworpen.

Controle variabelen

De controle variabelen in de analyse zijn de leverage en de ROA. Voor de leverage is enkel in model 3 en 4 een significant negatief verband gevonden. Deze significantie is in het volledige model niet meer aanwezig. De ROA is in geen enkel model significant.

Additionele analyse

Het onderzoek is ook uitgevoerd met de ETR als afhankelijke variabele op 95 ondernemingen die aan dezelfde vereisten hebben voldaan als in de analyse van de CETR. In de bijlage geeft tabel 6 een overzicht van de resultaten van deze additionele regressieanalyse. Uit deze analyse kwamen dezelfde resultaten met betrekking tot richting en significantie en wordt hier daarom niet verder besproken.

(30)

30

Variabele

B SE Sig B SE Sig B SE Sig B SE Sig B SE Sig B SE Sig B SE Sig Intercept ,277*** (,037) ,000 ,260*** (,051) ,000 -,221 (,168) ,192 ,133 (,134) ,324 ,186*** (,022) ,000 ,189*** (,022) ,000 ,184*** (,020) ,000 Onafhankelijke Variabelen H1 MVO ,000 (,000) ,626 -,021 (,023) ,369 H2a OrgSize ,082*** (,027) ,003 ,148*** (,033) ,000 H3a Profit ,033 (,029) ,269 -,120*** (,037) ,002 Moderator Variabelen H2b InteractieOrgSize ,056** (,022) ,012 ,056 (,032) ,086 H3b InteractieProfit ,053** (,023) ,021 ,005 (,033) ,875 Controle Variabelen LEV -,238 (,132) ,075 -,255 (,137) ,067 -,287* (,126) ,026 -,308* (,146) ,038 -,035 (,021) ,095 -,037 (,021) ,081 ,004 (,023) ,860 ROA -,153 (,153) ,323 -,151 (,154) ,330 -,146 (,145) ,318 -,207 (,161) ,202 -,016 (,021) ,429 -,018 (,021) ,382 ,022 (,022) ,315 R-Square ,054 ,057 ,163 ,070 ,136 ,123 ,343 Adjusted R-Square ,027 ,017 ,127** ,031 ,099** ,086* ,275*** *

p < ,050 Tabel 5. Regressie analyse

** p < ,025 ***

p < ,005

(31)

31

5 Discussie

In dit hoofdstuk worden de resultaten van de regressieanalyse besproken (paragraaf 5.1), de beperkingen van het onderzoek benoemd (paragraaf 5.2) en suggesties gedaan voor vervolgonderzoek (paragraaf 5.3).

5.1 Discussie

In dit onderzoek is het verband onderzocht tussen de mate van maatschappelijk verantwoord ondernemen en de mate van belasting betalen op basis van een sample van 74 Nederlandse ondernemingen. Uit de enkelvoudige regressieanalyse kwam een β van 0,000. Dit betekent dat een verandering in de mate van MVO geen verandering brengt in de mate van belasting betalen. Uit de meervoudige regressieanalyse kwam een negatief verband. Voor beide analyses was er echter geen significantie te vinden.

De onderzoeken die een positief verband vonden tussen MVO en de mate van belasting betalen (Richardson en Lanis, 2011; Zeng, 2012; Laguir et al., 2015) vinden allemaal plaats binnen een liberale markteconomie terwijl dit onderzoek is uitgevoerd binnen een gecoördineerde markteconomie. Binnen een gecoördineerde markteconomie is meer ruimte voor niet-marktgerichte overeenkomsten dan binnen een liberale markteconomie. Volgens de varieties of capitalism-theorie van Hall en Soskice (2001) worden ondernemingen beïnvloed door de institutionele omgeving, wat onder andere naar voren komt in de interactie tussen ondernemingen en hun omgeving. Het type markteconomie kan daarom invloed hebben op het beleid van ondernemingen met betrekking tot MVO en belastingen. Bewijs voor een positief verband tussen MVO en de mate van belasting betalen binnen een gecoördineerde markteconomie is nog niet geleverd. Een reden voor het ontbreken van zowel een duidelijke richting als significantie in dit onderzoek kan liggen in het feit dat voor de mate van MVO niet een betere maatstaf voorhanden was dan de mate en kwaliteit van MVO-rapportage, terwijl dit in de genoemde onderzoeken wel voorhanden was.

Naast de mate van MVO is er ook gekeken naar de directe en modererende invloed van de ondernemingsgrootte en winstgevendheid van een onderneming. Op basis van de politieke kosten hypothese werd een positief verband verwacht tussen ondernemingsgrootte en de mate van belasting betalen. Dit onderzoek vond hier ondersteunend bewijs voor waarbij ondernemingsgrootte werd gemeten naar omzet. Naarmate de ondernemingsgrootte gemeten naar omzet stijgt, stijgt ook de effectieve belastingdruk (CETR). Deze resultaten zijn in lijn met

(32)

32 eerder onderzoek van Zimmerman (1983), Omer et al. (1993) en Rego (2003) en ondersteunen de politieke kosten hypothese.

Tenslotte werd op grond van de slack resource theorie verwacht dat de winstgevendheid van een onderneming een positief verband heeft met de mate van belasting betalen. In het enkelvoudige model wordt inderdaad een positief maar niet significant verband gevonden. In het volledige model echter is er een significant negatief verband tussen de twee. Ten opzichte van andere onderzoeken zijn de resultaten uit dit onderzoek moeilijk te vergelijken omdat andere onderzoeken de ROA of de ROE (return on equity) gebruiken om de winstgevendheid te meten. In dit onderzoek wordt de ROA gebruikt als controle variabele.

Het significant negatieve verband tussen de winstgevendheid en de CETR in het volledige model komt overeen met resultaten uit het onderzoek van Rego (2003) wanneer Rego controleert naar ondernemingsgrootte (zoals in dit onderzoek in het volledige model gebeurd). Rego noemt het bestaan van schaal- en synergievoordelen, die ook voort kunnen vloeien uit belastingplanning, als verklaring voor ondernemingen die relatief minder belasting betalen en lagere CETR’s hebben. Ze deelt de sample op in ondernemingen met buitenlandse activiteiten (multinationals) en ondernemingen die enkel activiteiten in het thuisland hebben (multinationals). Multinationals hebben gemiddeld hogere absolute winsten dan niet-multinationals en genieten belastingvoordelen door bijvoorbeeld met winsten te schuiven tussen landen met een laag belastingtarief en het thuisland. Ook binnen de groep multinationals heeft de mate van buitenlandse activiteiten een negatieve verband met de CETR. De aanwezigheid van buitenlandse activiteiten verklaart daarom volgens Rego dat ondernemingen met hogere absolute winsten een lagere CETR hebben.

Een andere mogelijke verklaring voor het significant negatieve verband tussen de winst voor belastingen en de mate van belasting betalen kan liggen in het bestaan van fiscale regelingen en faciliteiten als de deelnemingsvrijstelling en de innovatiebox. Deze regelingen en faciliteiten geven de mogelijkheid voor een onderneming om relatief minder belasting te laten betalen. Ondernemingen met hogere absolute winsten hebben meer reden en misschien ook meer mogelijkheden om een agressief belastingbeleid te voeren dan ondernemingen met lagere absolute winsten. Dit zou het significant negatieve verband kunnen verklaren.

Bijvoorbeeld, een Nederlandse moederonderneming kan dochterondernemingen in het buitenland hebben waar een lager belastingtarief geldt dan in Nederland. De dochteronderneming kan dividenden naar de moederonderneming doorsluizen zonder dat deze

(33)

33 belast worden op grond van de deelnemingsvrijstelling. De deelnemingsvrijstelling voorkomt dubbele belasting en zorgt ervoor dat Nederlandse ondernemingen kunnen profiteren van landen met een lager belastingtarief.

5.2 Beperkingen

Dit onderzoek heeft te maken met beperkingen. Zo is om de mate van MVO te meten er niet een betere maatstaf voor handen dan de mate van MVO-rapportage. In Amerikaanse of Canadese onderzoeken die naar de mate van MVO kijken worden externe rating agency’s ingeschakeld die een onafhankelijke beoordeling geven over de MVO-activiteiten van ondernemingen. Deze maatstaf was voor dit onderzoek niet voorhanden waardoor een proxy gebruikt moest worden; de mate en kwaliteit van MVO-rapportage. Vanuit de literatuur zijn wisselende resultaten behaald met het gebruik van deze proxy. Bij het interpreteren van de resultaten die betrekking hebben op de mate van MVO moet daarom ernstig rekening worden gehouden met de beperking hiervan.

De sample is aan de kleine kant (74 ondernemingen) en richt zich enkel op de vijfhonderd grootste Nederlandse ondernemingen. Daarnaast zijn alle ondernemingen met een gemiddeld negatief inkomen uit de sample geëlimineerd waardoor enkel winstgevende ondernemingen overblijven. Dit kan een vertekend beeld geven waardoor de resultaten uit dit onderzoek met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden.

De CETR in dit onderzoek is een gemiddelde over 5 jaar. Een CETR over een langere periode zou een nog beter beeld geven van de mate van belasting betalen. Een langere periode was voor dit onderzoek echter niet mogelijk omdat daardoor teveel data met betrekking tot andere variabelen niet beschikbaar zou zijn waardoor de sample te klein zou worden.

5.3 Vervolgonderzoek

Dit onderzoek wordt afgesloten met een aantal suggesties voor vervolgonderzoek met betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemen en belastingplanning.

Sector

Toegepast op een grotere sample zou de modererende invloed van de sector op het verband tussen MVO en belasting betalen onderzocht kunnen worden. Zo zullen er verschillen zijn tussen sectoren met betrekking tot afhankelijkheid van de consument. Ondernemingen die sterk afhankelijk zijn van hun reputatie en consumentenvertrouwen zullen eerder tegemoetkomen aan consumentenverwachtingen met betrekking tot MVO en belasting betalen dan ondernemingen die hier minder afhankelijk van zijn. Een eerdergenoemd voorbeeld hiervan

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dat betekent dat we ons niet alleen richten op onze eigen uitstoot, maar ook van de CO2-uitstoot in de keten en onze hele sector. Onze eigen uitstoot reduceren we onder andere

Aan de andere kant is binnen het bedrijfsleven zelf meer aan- dacht voor ‘social responsibility’, dat wil zeggen trans- parant en ethisch verantwoord handelen, mede omdat deze

een onbedoelde bijwerking van consumptie of productie die door een ander dan de veroorzaker wordt ervaren....

ײ´»·¼»²¼ ر±º¼-¬«µ

In dit onderzoek zijn deze de belangrijkste thema’s voor ziekenhuizen op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu.. •

Omdat het uiteindelijke doel van mijn onderzoek een MVO-beleidsplan voor Hunkemöller is, is het belangrijk goed inzicht te hebben in de begrippen Duurzame Ontwikkeling, Duurzaam

De relatie tussen de mate van maatschappelijke verslaggeving en financiële prestaties is in deze studie onderzocht bij MID CAP ondernemingen uit zes verschillende

Aangezien zestien brouwerijen maar rapporteren over alle vijf de thema’s en deze zestien niet allemaal een beleid, doelstelling en resultaat rapporteren voor