• No results found

Maatschappelijk Verantwoord ondernemen: 2013

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Maatschappelijk Verantwoord ondernemen: 2013"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

2013

Maatschappelijk Verantwoord ondernemen:

Maatschappelijke verslaggeving en financiële prestaties bij

MID CAP ondernemingen

29 augustus, 2013

Auteur: T.T. Tran (Thuy Trâm)

Studentnummer: s2415356

Begeleider: dr. H. van Elten (Hilco)

Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit Economie en Ondernemingskunde Master Accountancy & Controlling

(2)

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen:

Maatschappelijke verslaggeving en financiële prestaties bij

MID CAP ondernemingen

Onderwijsinstelling: Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit Economie en Ondernemingskunde Master Accountancy & Controlling

Begeleider: dr. H. van Elten (Hilco)

Auteur: T.T. Tran (Thuy Trâm) Studentnummer: S2415356 Adres: Zonnehof 53 1704 ZJ Heerhugowaard Telefoonnummer: 06 41 63 07 271 E-mail: t.t.tran@student.rug.nl Datum: 29 augustus 2013

(3)

V

OORWOORD

Het schrijven van deze masterscriptie is de laatste stap ter afsluiting van mijn opleiding Master Accountancy & Controlling aan de Rijksuniversiteit Groningen. Mijn onderwerp betreft de maatschappelijke verslaggeving in relatie tot financiële prestaties onder MID CAP (middle capitalization) ondernemingen. Een zeer interessant en populair onderwerp van de laatste decennia. Een onderwerp dat vaker door onderzoekers is onderzocht, maar nog niet onder MID CAP ondernemingen. Dat maakt dit onderzoek uitdagend. De afgelopen periode heb ik daarom, om deze reden, als een zeer leerzame periode ervaren.

Graag zou ik van deze gelegenheid gebruik willen maken om iedereen te bedanken die op welke wijze dan ook hebben bijgedragen aan de totstandkoming van deze masterscriptie. Allereerst wil ik mijn begeleider bedanken, de heer Hilco van Elten (Nyenrode Business University), voor alle steun en de fijne samenwerking. Ten tweede wil ik graag alle personen (onder andere het scriptieteam, medewerkers van diverse banken, Euronext & FTSE) hartelijk bedanken die mij hebben geholpen bij het opzetten van de database en daar hun kostbare tijd voor hebben genomen.

Verder gaat mijn dank uit naar mijn werkgever PwC en de Rijksuniversiteit Groningen die mij de mogelijkheid hebben gegeven om gebruik te maken van alle faciliteiten die ter beschikking werden gesteld. Als laatst een speciale dank aan mijn familie en vrienden die mij altijd met 200% hebben gesteund en gemotiveerd.

Ik wens u nog heel veel leesplezier.

Thuy Trâm Tran

(4)

I

NHOUDSOPGAVE

1 SAMENVATTING ... 5

2 INLEIDING ... 6

2.1 PROBLEEMSTELLING ... 7

2.2 WETENSCHAPPELIJKE & PRAKTISCHE RELEVANTIE ... 7

2.3 ONDERZOEKSOPBOUW ... 8

2.4 STRUCTUUR ... 9

3 THEORETISCH KADER ... 10

3.1 MAATSCHAPPELIJK VERANTWOORD ONDERNEMEN (MVO) ... 10

3.1.1 Definitie MVO ... 10

3.1.2 Maatschappelijke verslaggeving ... 10

3.2 LITERATUURREVIEW EN THEORIEËN ... 11

3.3 HYPOTHESE & CONCEPTUEEL MODEL ... 14

4 ONDERZOEKSMETHODIEK ... 15

4.1 STEEKPROEF & DATA COLLECTIE ... 15

4.2 TESTSTATISTIEK EN WERKWIJZE ... 16

4.3 VARIABELEN ... 17

4.3.1 Afhankelijke variabelen ... 17

4.3.2 Onafhankelijke variabelen ... 18

5 ANALYSE & RESULTATEN ... 21

5.1 TESTNORMEN ... 21

5.1.1 Normaliteit ... 21

5.1.2 Multicollineariteit ... 22

5.1.3 Onafhankelijke errors ... 23

5.2 BESCHRIJVENDE STATISTIEKEN ... 25

5.3 MEERVOUDIGE LINEAIRE REGRESSIE ANALYSE ... 27

6 DISCUSSIE & CONCLUSIE ... 29

7 REFERENTIES ... 31

8 BIJLAGEN ... 31

8.1 STEEKPROEFGROOTTE ... 36

8.2 VALUTAKOERSEN ... 39

8.3 HANDLEIDING MVO DISCLOSURE INDEX ... 40

(5)

1 S

AMENVATTING

Maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt steeds belangrijker in de maatschappij. Steeds meer bedrijven doen aan MVO activiteiten, waaronder het maatschappelijke verslaggeving. De vraag die hierbij opduikt is of maatschappelijke verslaggeving ook daadwerkelijk leidt tot verbeterende financiële prestaties. Het doel van dit onderzoek is om te kijken of maatschappelijke verslaggeving positief gecorreleerd is met de financiële prestaties van ondernemingen. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van 156 MID CAP ondernemingen uit zes verschillende landen. De mate van maatschappelijke verslaggeving wordt gemeten aan de hand van een zelf opgezette MVO disclosure index. Hierbij is gebruik gemaakt van de GRI G3.1 richtlijnen. De financiële prestaties zal gemeten worden op basis van de accounting-based methode, bestaande uit ROA, ROE en EPS. Uit dit onderzoek is geen bewijs gevonden om de hypothese te accepteren. De resultaten geven aan dat er geen correlaties zijn tussen de mate van maatschappelijke verslaggeving en geen van de drie financiële meetstaven bij MID CAP ondernemingen.

Kernwoorden: Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO), financiële prestaties, mate van

(6)

2 I

NLEIDING

Van tijd tot tijd krijgt het onderwerp maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) meer aandacht in het maatschappelijk verkeer (media). Deze toenemende mate van aandacht aan MVO is te danken aan onder andere de incidenten als de olieramp in de golf van Mexico in 2010 (Cherry & Sneirson, 2011) en de milieu problemen veroorzaakt door Shell in Nigeria (Banerjee, 2008). Klanten, medewerkers, leveranciers, maatschappelijke instanties, overheden en aandeelhouders (de belanghebbenden) moedigen ondernemingen daarom meer aan om extra te investeren in de MVO activiteiten om zulke incidenten voor te zijn (McWlliams & Siegel, 2000). Tevens zijn er onafhankelijk diensten die ondernemingen beoordelen op gebied van sociale prestaties van MVO activiteiten en deze beoordelingen ter beschikking stellen aan de beleggingswereld (Waddock & Graves, 1997). Deze beoordelingen kunnen van invloed zijn op de investeringsbeslissingen. De voorkeur van beleggers gaat namelijk eerder uit naar ondernemingen met hogere MVO beoordelingen (Graves & Waddock, 1994). Dit zorgt er voor dat meer ondernemingen investeren in MVO.

Door te investeren in MVO activiteiten kan het de maximalisatie van financiële prestaties in gevaar brengen (McWlliams & Siegel, 2000). Sommige ondernemingen weigeren om deze reden om geld en tijd te steken in dit fenomeen. Andere ondernemingen responderen hierop door bijvoorbeeld meer MVO activiteiten te integreren in hun strategieën (Videen, 2010). Om te weten of een onderneming maatschappelijk verantwoord opereert en aan de verwachtingen en normen voldoen, hebben belanghebbenden en de maatschappij in toenemende mate behoefte aan informatie over de prestaties van een onderneming op het gebied van mens, milieu en maatschappij. Ondernemingen voelen hierdoor steeds meer de druk om MVO-informatie te verstrekken (Hooghiemstra, 2000; Branco & Rodriques, 2008). Het rapporteren van MVO activiteiten gebeurd meestal in een apart verslag (een maatschappelijk verslag) of het is geïntegreerd in een jaarverslag. Aanvankelijk waren het vooral grote ondernemingen die aan maatschappelijke verslaggeving deden, maar tegenwoordig houden steeds meer middelgrote en kleine ondernemingen zich hiermee bezig. De maatschappij focust zich namelijk niet meer uitsluitend op grote ondernemingen, maar concentreert nu tevens op middengrote en kleine ondernemingen (Murillo & Lozano, 2006).

Enerzijds wil een onderneming voldoen aan de wensen van de maatschappij en belanghebbenden en anderzijds wil een onderneming maximale financiële prestatie realiseren. Dit zijn twee tegenstrijdige aspecten die vragen opwekken. Leidt maatschappelijke verslaggeving tot verbeterende presties op financieel gebied? Diverse onderzoeken zijn uitgevoerd met betrekking tot de relatie tussen MVO en financiële prestaties. De onderzoeksresultaten zijn erg verdeeld. Uit deze onderzoeken blijken zowel positieve, neutrale alsmede negatieve correlaties te zijn tusssen MVO en financiële prestaties (McWlliams & Siegel, 2000; Schreck, 2011; Shen & Chang, 2009; Waddock & Graves, 1997; Wright & Ferris, 1997; Aupperle et al., 1985). Vaak nemen deze onderzoekers grote ondernemingen in beschouwing, maar hoe zit het met de MID CAP ondernemingen? Heeft maatschappelijke verslaggeving effect op de financiële prestaties bij MID CAP ondernemingen?

(7)

2.1 P

ROBLEEMSTELLING

Het doel van dit onderzoek is om de relatie tussen de maatschappelijke verslaggeving en de financiële prestaties bij MID CAP ondernemingen vast te stellen. Voor zover bekend is niet eerder een onderzoek gedaan naar de relatie tussen de MVO en financiële prestatie bij MID CAP ondernemingen bij een select aantal landen.

Bij dit onderzoek luidt de onderzoeksvraag als volgt:

"Wat is de relatie tussen de maatschappelijke verslaggeving en financiële prestaties bij MID CAP ondernemingen?"

2.2 W

ETENSCHAPPELIJKE

&

PRAKTISCHE RELEVANTIE

Ondernemingen spelen een belangrijke rol bij het leveren van een bijdrage aan een duurzame ontwikkeling van de maatschappij. Zij zoeken steeds vaker naar een evenwicht tussen financiële prestaties en de aspecten van het MVO. Het implementeren van MVO activiteiten kunnen leiden tot een bedreiging voor het maximaliseren van de wensen van de strategische managers door de toenemende kosten. Tevens suggereert Bragdon en Marlin (1972) dat MVO zou kunnen leiden tot beperken van productontwikkelingen. Ondernemingen dienen bijvoorbeeld milieubewuster te produceren. Ondernemingen met een hogere sociale bewustzijn hebben volgens Shen en Chang (2009) slechtere financiële prestaties. Vele ondernemingen zijn eveneens onwillig om te investeren in MVO, omdat er een onzekerheid bestaat wanneer en of de MVO kosten volledig gedekt kunnen worden op lange termijn (Shen & Chang, 2009). Videen (2010) duidt in zijn onderzoek aan dat het opereren op een maatschappelijk verantwoorde manier niet altijd de gewenste en effectiefste wijze is vanwege de bovenstaande nadelen. Deze situatie hierboven beschrijft de “win-lose” perspectief (zie afbeelding 2.1). Ondernemingen zien de maatschappelijke thema in de ondernemingsstrategie als een wijze waarbij maatschappelijke voordelen alleen kan worden behaald ten koste van toenemende kosten (Hoffman, 2010). Echter bestaat er ook de “win-win” perspectief (zie afbeelding 2.1), de mogelijkheid dat de MVO activiteiten leiden tot zowel positieve financiële resultaten als maatschappelijke voordelen (King & Lennox, 2008). Het investeren in MVO wordt gezien als een innovatieve stap. Er is bewijs gevonden dat innovatie leidt tot concurrentievoordelen, wat noodzakelijk is om te overleven en als onderneming rendabel te blijven (Russo & Fouts, 1997). Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan milieuvriendelijke producten waar consumenten bereid zijn extra voor te betalen wat resulteert in een hogere omzet (Schreck, 2011). Voorts kan een onderneming zijn productiekosten reduceren door energie water bezuiniging wat leidt tot efficiënt gebruik van hulpbronnen (Christmann, 2000).

Solomon en Hansen (1985) beweren dat de voordelen groter zijn dan de kosten die eraan verbonden zijn. Dit onderzoek gaat ervan uit dat er een positieve impact is op de financiële prestaties. Verder zijn vele onderzoeken gericht op grote beursgenoteerde bedrijven (onder andere AEX) of één land (Akano et al., 2013, Alsaeed, 2006; Barako, 2007). In de

(8)

wetenschappelijke literatuur is onderzoek naar de relatie tussen MVO en financiële prestaties onder MID CAP ondernemingen beperkt. Om deze redenen is dit onderzoek vernieuwend en levert het een bijdrage aan de bestaande literatuur op het gebied van maatschappelijke verslaggeving gericht op MID CAP ondernemingen. Verder kan dit onderzoek leiden tot een nieuwe mogelijkheid bij MID CAP ondernemingen voor het optimaliseren van haar ondernemingsactiviteiten gebaseerd op de “win-win” perspectief.

Afbeelding 2.1 WIN-LOSE vs. WIN-WIN perspectieven

2.3 O

NDERZOEKSOPBOUW

Om vast te stellen of er een relatie bestaat tussen de maatschappelijke verslaggeving en financiële prestaties is een kwantitatief onderzoek uitgevoerd onder 156 ondernemingen. Aan de hand van informatie uit jaarverslagen en maatschappelijk verslagen uit 2011 van MID CAP ondernemingen uit zes verschillende landen is het databestand in groepsverband opgebouwd. De financiële prestaties worden op basis van de accounting-based methode gemeten (Reverte, 2009). Hierbij valt te denken aan de volgende ratio’s, namelijk ROA (return on assets), ROE (return on equity) en EPS (earnings per share). Om de mate van maatschappelijke verslaggeving te meten hanteren verschillende onderzoekers (Gamerschlag et al., 2011; Deumes & Knechel, 2008; Hossain et al.,2006) de zogenoemde MVO disclosure index (MVOdisc). In dit onderzoek wordt de MVOdisc opgebouwd gebaseerd op de GRI (Global Reporting Initiative) richtlijnen versie G3.1. De zes prestatie indicatoren van de GRI versie G3.1 worden als leidraad genomen en aan de hand daarvan worden de maatschappelijke verslagen of de geïntegreerde jaarverslagen beoordeeld. Er zijn ook andere factoren die van invloed kunnen zijn op de financiële prestaties. Daarom zijn er in dit onderzoek tevens enkele control variabelen opgenomen. Na het verzamelen van relevante informatie wordt door middel van een meervoudige lineaire regressie analyse het verband tussen de maatschappelijke verslaggeving en financiële prestaties vastgesteld.

0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 4,5 1 2 3 4 MVO vo o rd elen Fincanciële voordelen

WIN-LOSE vs. WIN-WIN

WIN-LOSE WIN-WIN Hoog Hoog Laag Laag

(9)

Onderzoeksvraag

"Wat is de relatie tussen de maatschappelijke verslaggeving en financiële prestaties bij MID CAP ondernemingen?" Hoofdstuk 2 Inleiding Hoofdstuk 3 Theoretische kader Hoofdstuk 4 Onderzoeks-methode Hoofdstuk 5 Analyse & resultaten Hoofdstuk 6 Discussie en conclusie Antwoord op de onderzoeksvraag

2.4 S

TRUCTUUR

Afbeelding 2.2 Structuur onderzoeksrapport

De bovenstaande afbeelding geeft de structuur weer van deze masterscriptie. In hoofdstuk drie komt het theoretische kader aanbod. Vanuit deze theoretische inkadering wordt de hypothese gevormd. In hoofdstuk vier wordt aandacht besteed aan de onderzoeksmethode en wordt het onderzoek uitgevoerd aan de hand van de in groepsverband opgezette databestand. Hoofdstuk vijf bevat de analyse en resultaten uit het onderzoek. Ten slotte wordt deze masterscriptie afgesloten met de discussie en conclusie (hoofdstuk zes).

(10)

3 T

HEORETISCH KADER

3.1 M

AATSCHAPPELIJK VERANTWOORD ONDERNEMEN

(MVO)

3.1.1 DEFINITIE MVO

De afgelopen twee decennia zijn de ontwikkelingen omtrent MVO sterk gestegen en alsmaar populairder geworden bij vele ondernemingen. Bij dit concept gaat het om het nemen van verantwoordelijkheid en transparantie (Kamp-Roelands, 2003). Over de jaren heen werden door verschillende onderzoekers het concept MVO op verschillende manieren geformuleerd die in hoofdlijnen met elkaar overeenkomen. Het gaat uiteindelijk om het tegemoet komen van de maatschappelijke verplichtingen door de onderneming (Brown & Dacin, 1997). MVO wordt als volgt door de Sociaal Economische Raad (SER) gedefinieerd:

“Het bewust richten van de ondernemingsactiviteiten op waardecreatie op langere termijn in de drie dimensies people, planet en profit, gecombineerd met de bereidheid de dialoog met de samenleving aan te gaan. MVO behoort tot de core business van ondernemingen.”

MVO kent vele synoniemen als duurzaam ondernemen, maatschappelijk ondernemen of groen ondernemen. Ieder mens en cultuur kent zijn eigen normen en waarden met als gevolg dat er uiteenlopende interpretaties zijn en geen eenduidige beschrijving bestaat van dit subjectieve concept.

3.1.2 MAATSCHAPPELIJKE VERSLAGGEVING

‘De doelstelling van maatschappelijke verslaggeving is het informeren van relevante belanghebbenden (stakeholders) en het verantwoording afleggen over maatschappelijke verantwoordelijkheden. Belanghebbenden kunnen deze informatie gebruiken ten behoeve van hun oordeels- of besluitvorming. De maatschappelijke verslaggeving biedt tevens een uitgangspunt voor de dialoog tussen organisaties en hun belanghebbenden’ (RJ, 2009).

Maatschappelijke verslaggeving is derhalve een methode om een beeld te geven van de MVO activiteiten van een onderneming (Deegan, 2002) en het heeft zich gevormd tot een integraal onderdeel van het MVO concept (Golob & Bartlett, 2007). Het is een belangrijk hulpmiddel om te communiceren met belanghebbenden over MVO activiteiten van een onderneming (Golob & Bartlett, 2007; Aldrich & Fiol, 1994). De reputatie van een onderneming kan onder andere worden verbeterd door de steun en het vertrouwen van verschillende belanghebbenden (Woodward et al, 1996). Voor het bereiken van legitimiteit dient maatschappelijke verslaggeving eveneens als een bruikbare hulpmiddel. Ondernemingen dienen namelijk binnen de grenzen en normen van de samenleving te opereren. Ondernemingen hebben als het ware een “sociaal contract” met de samenleving (Shocker & Sethi, 1974). Dit betreft een overeenkomst die men vrijwillig sluit om de maatschappelijke welvaart te bevorderen (Van der Steen, 2004). Maatschappelijke verslaggeving is als het ware een methode om de

(11)

interactie met de samenleving te vergroten om invloed uit te oefenen op de externe perceptie over de onderneming (Deegan, 2002).

In het kader van maatschappelijke verslaggeving bestaan er richtlijnen, maar geen eenduidige wet- en regelgeving. De Global Reporting Initiative (GRI) is een van de meest toonaangevende en gebruikte richtlijn voor ondernemingen die een maatschappelijk verslag publiceren (Kamp-Roelands & De Waard, 2008). De GRI wordt wereldwijd gehanteerd, waarbij rekening gehouden wordt met vier aspecten, namelijk de economische, ecologische, sociale en bestuurlijke prestaties. Naast de beschrijving hoe er maatschappelijk gerapporteerd dient te worden, geeft de GRI evenals de prestatie indicatoren aan. Voor de zes prestatie-indicatoren wordt verwezen naar paragraaf 4.2.2.1. Verder bestaat bijvoorbeeld nog een handreiking voor maatschappelijke verslaggeving (versie 2009) die gepubliceerd is door de Raad van Jaarverslaggeving (RJ). Bij het gebruik maken van de richtlijnen zal de vergelijkbaarheid en kwaliteit van de het maatschappelijk verslag bevorderen (Kamp-Roelands & De Waard, 2008).

3.2 L

ITERATUURREVIEW EN THEORIEËN

De vraag of de maatschappelijke voordelen opgewogen kunnen worden tegen de MVO gerelateerde kosten is een van de meest intensieve en onderzochte kwestie in de literatuur op gebied van het bedrijfsleven en de samenleving (Schreck, 2011). Zoals eerder aangegeven in hoofdstuk twee zijn er in bestaande wetenschappelijke literatuur door onderzoekers variërende resultaten gevonden bij de relatie tussen maatschappelijke verslaggeving en financiële prestaties. Onderzoekers die veronderstellen dat er een negatieve relatie is tussen MVO en financiële prestaties nemen bijvoorbeeld aan dat ondernemingen die doen aan MVO een concurrentienadeel hebben. De reden hiervoor is dat de kosten kunnen oplopen met betrekking tot de MVO activiteiten met als gevolg afnemende winst (Waddock & Graves, 1997). Aupperle et al. (1985) concluderen weer dat er geen (neutrale) relatie is tussen MVO en winstgevendheid. De verschillende niveaus van sociale oriëntatie correleren niet met de verschillende financiële prestaties. De onderzoekers suggereren dat het noch voordelig noch schadelijk is voor een onderneming om sociaal gemotiveerd te zijn om MVO te handelen. In het onderzoek van Shen en Chang (2009) werd er gericht op twee soorten hypotheses, namelijk “the social impact” hypothese en de “shift of focus” hypothese. Het eerste geeft aan dat er een positieve correlatie bestaat tussen MVO en de financiële prestaties in tegenstelling tot het tweede. Uit de conclusie blijkt dat MVO niet leidt tot verslechtering van de financiële prestaties en dat de onderzoekers voorstanders zijn van “the social impact” hypothese.

In dit onderzoek zal er berust worden op de theorie dat de investering van ondernemingen in MVO, zoals het verminderen van vervuiling, het gebruik van energiebesparende technologieën en het rekening houden met de mensenrechten, een positief meetbaar effect heeft op de financiële prestaties (Callan & Thomas, 2009).

Voorstanders van de stakeholder theorie beweren dat de legitimiteit bereikt kan worden door het integreren van MVO activiteiten in de ondernemingsstructuur (Hooghiemstra, 2000). De aandacht dient verdeeld te worden over een breed scala van belanghebbenden, dan alleen aandeelhouders. De stakeholder theorie gaat ten slotte uit van het creëren van meerwaarde voor alle belanghebbenden, groepen of individuen wiens belangen kunnen worden beïnvloed

(12)

door de activiteiten van de onderneming of die zelf invloed op de belangen van de onderneming kan uitoefenen (Gray et al., 1997). Vanuit de stakeholder theorie en de “social impact” theorie wordt verondersteld dat het tegemoet komen aan de wensen van de belanghebbenden en de behoefte aan MVO informatie steeds belangrijker worden voor het behalen van de strategische doelen van ondernemingen en dat het zal leiden tot verbeterende financiële prestaties (Preston & O'Bannon, 1997). Wanneer de wensen van de belanghebbenden niet vervuld worden zal het een markt vrees genereren wat resulteert in toenemend bedrijfsrisico en tot slot zal leiden tot hogere kosten en of verlaagde kansen om winst te genereren (Preston & O'Bannon, 1997; Cornell & Shapiro, 1987). Het vrijwillig rapporteren van relevante en betrouwbare informatie (vrijwillige rapportage theorie) over de MVO activiteiten kan zowel voordelen opleveren voor belanghebbenden en samenleving als de onderneming zelf (Golob et al., 2007). Het vrijwillig rapporteren van additionele informatie kan ervoor zorgen dat de informatie asymmetrie wordt verlaagd wat leidt tot de verlaging van de kosten (Albers et al., 2011). Ook creëert de onderneming daarmee een betere positie in de maatschappij. Dit maakt deel uit van het proces van legitimatie, de legitimatie wordt vergroot van de organisatie (Van der Laan, 2009). Door transparant te zijn en het rapporteren van extra informatie (maatschappelijke jaarverslag) kan het vertrouwen van de belanghebbenden in de onderneming worden bewaakt (Solomon, 2005). Transparantie stimuleert de betrouwbaarheid en verantwoordelijkheid van ondernemingen (Dubbink et al., 2008). Vertrouwen en een goede reputatie zijn een van de belangrijkste waarden waar een onderneming zich aan hecht. De “good management” theorie suggereert dat een goede relatie met belanghebbenden concurrentievoordelen oplevert en het financieel rendement verhoogd (Branco & Rodriques, 2008; Fischer & Sawczyn, 2013). Orlitzky et al. (2003) beschrijven in hun onderzoek dat de tevredenheid van de belanghebbenden een van de randvoorwaarden is voor de financiële prestaties. Bijvoorbeeld, het voldoen aan verwachtingen van belanghebbenden, als werknemers, zou kunnen leiden tot een motivatie boost wat weer resulteert in verbeterde productiviteit en uiteindelijk tot reducerende productiekosten (Moskowitz, 1972). Ondernemingen kunnen namelijk gezien worden als een goed bedrijf om bij te werken, waardoor meer kwalitatieve sollicitanten erop af komen. Het voorgaande beschrijft de win-win perspectief wat eerder in hoofdstuk twee is beschreven. Het verstrekken van een maatschappelijk verslag kan derhalve invloed hebben op de belanghebbenden en de perceptie van de samenleving over de onderneming. Het verlagen van MVO kosten kan daarnaast leiden tot reputatieverlies wat weer nadelig zal resulteren voor de onderneming. Verder suggereren Ruf et al. (2001) in hun onderzoek naar de relatie tussen sociale en financiële prestaties dat de belanghebbenden profijt hebben als de managers aan de wensen van de belanghebbenden voldoen.

Wanneer een onderneming de normen schendt van de maatschappij kunnen zij hun licentie verliezen en kan de voortzetting van de ondernemingsactiviteiten worden belemmerd (Shocker & Sethi, 1974).

(13)

Afbeelding 3.1 Relatie theorieën met de hypothese

In het bovenstaande stuk heeft dit onderzoek dus te maken met verschillende theorieën, namelijk de stakeholder theorie, social impact theorie, vrijwillige rapportage theorie, good management theorie en legitimiteitstheorie. Deze verschillende theorieën overlappen elkaar en geven aan waarom ondernemingen aan maatschappelijke verslaggeving doen. Uit de theorieën blijkt duidelijk dat ondernemingen de stakeholders en maatschappij tevreden willen houden om als onderneming te kunnen blijven bestaan en dat door middel van het doen aan MVO activiteit en vrijwillige rapportage (het maatschappelijke verslaggeving). Uiteindelijk zal het niet alleen de belanghebbenden en maatschappij ten goede komen, maar voor de onderneming zou het voordelen kunnen op leveren op financieel gebied (afbeelding 3.1). In dit onderzoek wordt gekeken naar de impact van maatschappelijke verslaggeving op de financiële prestaties van de ondernemingen. Uit het onderzoek van Ulmann (1985) blijkt dat van de elf studies, naar de link tussen maatschappelijke rapportage en economische prestaties, zeven positief, één negatief en resterend neutraal gecorreleerd zijn. Margolis en Walsh (2003) beweren, gebaseerd op een beoordeling van 127 studies, dat er zeer weinig bewijs is voor de negatieve associaties in vergelijking tot de positieve associaties. Er wordt verwacht dat MVO activiteiten bijdraagt aan onder andere innovatie, positieve publiciteit, verlaagde water- en energiekosten en gemotiveerde werknemers. Ondernemingen die MVO verankeren in hun dagelijkse bedrijfsvoering zullen daarom beter presteren dan bedrijven zonder. Mede hierdoor zal er in dit onderzoek een positief verband verwacht worden tussen de maatschappelijke verslaggeving en financiële prestaties.

Afnemende informatie asymmetrie Vrijwillige rapportage theorie

Stakeholder theorie Meer vertrouwen van de stakeholders en maatschappij Legitimiteitstheorie Reductie kosten

Toenemende financiële prestaties

Social impact theorie

Good management theorie

(14)

3.3 H

YPOTHESE

&

CONCEPTUEEL MODEL

Op basis van de bovenstaande literatuurreview en theorieën wordt de volgende hypothese als volgt geformuleerd:

.

H1: Er bestaat een positieve relatie tussen de maatschappelijke verslaggeving en financiële

prestaties bij MID CAP ondernemingen.

Hieronder bevindt zich een afbeelding van het conceptueel model van dit onderzoek.

Afbeelding 3.2 Conceptueel model De mate van maatschappelijke

verslaggeving

(15)

4 O

NDERZOEKSMETHODIEK

4.1 S

TEEKPROEF

&

DATA COLLECTIE

Dit onderzoek betreft een kwantitatief onderzoek waarbij het databestand in groepsverband is opgezet. De groep bestaat uit drie onderzoekers, waarbij een ieder een studie doet naar de maatschappelijke verslagen. De data bestaat uit informatie afkomstig van 156 MID CAP ondernemingen. Deze ondernemingen vertegenwoordigen de middelgrote aandelen van de effectenbeurs. Voor het opbouwen van dit databestand zijn de jaarverslagen en maatschappelijke verslagen uit 2011 verzameld. Tevens is de website van de geselecteerde ondernemingen geraadpleegd. Wegens het feit dat er een kans bestaat dat de relevante verslagen uit 2012 niet allemaal beschikbaar zijn, is gekozen voor de recentste jaar vóór 2012, het verslaggevingsjaar 2011. De 156 MID CAP ondernemingen zijn afgeleid uit zes verschillende landen, namelijk Nederland, België, Denemarken, Duitsland, Italië en Singapore. Deze zes landen zijn geselecteerd vanwege het gebrek aan landen die over een MID CAP index beschikken. Verder is de informatie die over MID CAP index bekend zijn schaars. De landen zijn daarnaast op basis van cultuur samengesteld. Volgens Van der Laan Smith et al. (2005) en Orij (2010) heeft cultuur namelijk invloed op de mate van maatschappelijke verslaggeving. De lijsten met de MID CAP ondernemingen zijn verkregen van verschillende partijen en een database Orbis van Bureau van Dijk (zie tabel 4.1). Vanwege het ontbreken van de historische lijsten van de MID CAP ondernemingen is gekozen om de recente lijst te gebruiken, de lijst van 2013.

Bron Landen

ORBIS (Bureau van Dijk) Nederland, Italië & Duitsland

FTSE Singapore

EURONEXT België

BLOOMBERG Denemarken

Tabel 4.1 Bron MID CAP lijsten

Landen als Duitsland, Italië en Singapore hebben een grotere mand van ongeveer vijftig MID CAP ondernemingen of meer (zie tabel 4.2). Om ervoor te zorgen dat er een juiste verdeling is tussen de aantallen per land is ervoor gekozen om, van de drie landen die een grotere mand hebben, 24 ondernemingen te selecteren van de gehele lijst. De totale lijsten van deze drie landen zijn eerst gerangschikt van hoog naar laag op basis van het netto resultaat. Vervolgens zijn de eerste en laatste twaalf ondernemingen geselecteerd (zie tabel 4.2). Wegens gebrek aan relevante verslagen en informatie zijn twee bedrijven uit de initiële steekproef verwijderd (België en Denemarken), waardoor de definitieve steekproef bestaat uit 154 MID CAP ondernemingen. Voor een volledig overzicht van de geselecteerde bedrijven wordt verwezen naar bijlage 8.1. Bij het opbouwen van het databestand is rekening gehouden met de valutaverschillen. De bedragen in vreemde valuta zijn omgerekend tegen de valutakoersen per 31 december 2011 verkregen van Oanda.com (zie bijlage 8.2). Verder zijn er ondernemingen

(16)

Control variabelen

die een gebroken boekjaar hebben. Uitgaande van 31 december 2011 zijn in deze gevallen de jaarverslagen gekozen van 2011/2012.

Populatie Initiële steekproefgrootte Definitieve steekproefgrootte Nederland 25 25 25 België 33 33 31 Denemarken 26 26 25 Duitsland 48 24 24 Italië 60 24 24 Singapore 50 24 24

Totaal aantal ondernemingen (N) 242 156 154

Tabel 4.2 Populatie en steekproefgrootte

4.2 T

ESTSTATISTIEK EN WERKWIJZE

Om de impact te meten van de mate van maatschappelijke verslaggeving op de financiële prestaties is de meervoudig lineaire regressie analyse toegepast (Rettab, 2009).

Het onderzoek bestaat namelijk uit meerdere (on)afhankelijke variabelen. Het meervoudige lineaire regressie model wordt hieronder weergegeven in afbeelding 4.1.

Afbeelding 4.1 Regressiemodel Financiële prestaties De mate van maatschappelijke verslaggeving Omvang onderneming Industrie Bedrijfsrisico Onafhankelijke variabele Afhankelijke variabele Leeftijd BIG4 Auditcommissie

(17)

Bij deze afbeelding hoort de volgende regressie formule:

FP = α + β1*MMV+ β2* OMVO + β3* BIG4+ β4*LFTO + β5*INDS + β6*LANDEN ε

Waarbij:

Variabelen

Afhankelijke variabel

FP Financiële prestaties gemeten aan de hand van ROA, ROE

en EPS

Onafhankelijke variabel

MMV Mate van maatschappelijke verslaggeving gemeten aan de

hand van de MVOdisc (gemiddelde score)

Control variabelen

LN_OMVO Omvang onderneming gemeten aan de hand van de totale

balanswaarde.

LN_LFTO Leeftijd van de onderneming gemeten aan de hand van het

aftrekken van het oprichtingsjaar van het jaar 2011.

RISICO De bedrijfsrisico wordt gemeten door de langlopende

schulden te delen door de totale balanswaarde.

INDS Soort industrie gemeten aan de hand van SIC codes.

Milieu gevoelige ondernemingen krijgen de score 1 en anders 0. Dit betreft een dummy variabel.

LN_AC Audit commissie wordt gemeten aan de hand de totaal

aantal leden in de auditcommissie.

BIG4 Omvang accountantskantoor gemeten door vast te stellen

welke soort accountantskantoor de desbetreffende onderneming controleert. β Coëfficiënten ε Error term

4.3 V

ARIABELEN 4.3.1 AFHANKELIJKE VARIABELEN 4.3.1.1 FINANCIËLE PRESTATIES

Verschillende methoden kunnen gehanteerd worden om de financiële prestaties te meten. Patten (1990) en Schreck (2011) gebruiken bijvoorbeeld de “Market-based measure of performance”. Bij deze methode wordt gekeken naar het marktrendement, marktwaarde en de “price to earnings” ratio. Echter hanteert Reverte (2009) de “Accounting-based measures” waarbij rekening gehouden wordt met de return on assets (ROA), return on equity (ROE) en earnings per share (EPS). Deze twee methodieken zijn het meest bekend onder de wetenschappelijke onderzoekers en zijn tevens meer gerelateerd aan de MVO dan andere methodieken (McGuire et al., 1988). McGuire et al. (1988) hebben in hun onderzoek beide

(18)

methodieken gebruikt. Hoewel de market-based methode minder onderhevig is aan de manipulatie van de cijfers door het management en niet gebaseerd wordt op historische resultaten (McGuire et al., 1988) wordt in dit onderzoek gekozen voor de accounting-based methode (zie tabel 4.3). De reden voor deze keuze is vanwege het feit dat bij market-based methode de andere belanghebbenden volledig genegeerd worden en alleen gebaseerd zijn op de standpunten van de beleggers op de prestaties van het bedrijf (McGuire et al., 1988; Reverte, 2009).

Variabelen Formule

ROA Return On Assets (Netto resultaat / totale bezittingen) * 100

ROE Return On Equity (Netto resultaat/eigen vermogen) * 100

EPS Earnings per share (Netto resultaat/aantal aandelen) Tabel 4.3 Accounting-based methode

4.3.2 ONAFHANKELIJKE VARIABELEN

4.3.2.1 DE MATE VAN MAATSCHAP PELIJKE VERSLAGGEVING

De variëteit qua inhoud en structuur van maatschappelijk verslagen is groot vanwege de vrijwilligheid van maatschappelijke verslaggeving en het ontbreken van een wet- en regelgeving hieromtrent. De implementatie van MVO is bij iedere onderneming verschillend. De verschillen zijn onder andere afhankelijk van de industrie, doelstellingen ondernemingsgrootte, organisatiecultuur en de belanghebbenden van een organisatie. Dit bemoeilijkt de vergelijkbaarheid van de maatschappelijke verslagen. Wel bestaat, zoals eerder vermeld in hoofdstuk drie, een GRI richtlijn gericht op MVO. De GRI biedt een kader voor hetgeen wat opgenomen dient te worden in een maatschappelijk jaarverslag. Om de mate van maatschappelijke verslaggeving te meten is een MVO Disclosure Index (MVOdisc) geconstrueerd op basis van de prestatie indicatoren die van belang zijn voor de stakeholders uit de GRI richtlijnen versie G3.11. De volgende zes prestatie indicatoren zijn opgenomen in de index:

1. Economische prestaties (ECO) 2. Milieu prestaties (ENVI)

3. Arbeid en volwaardig werk (LABOR) 4. Mensenrechten (HR)

5. Maatschappij (SOC)

6. Productverantwoordelijkheid (PR)

De MVOdisc wordt vaak gebruikt in andere onderzoeken om de mate van maatschappelijke verslaggeving te meten (Gamerschlag et al., 2011; Deumes et al., 2008; Hossain et al., 2006; Van Staden & Hooks, 2007). In groepsverband is er een handleiding opgesteld voor het meten van de mate van maatschappelijke verslaggeving (zie bijlage 8.3). De maatschappelijke verslagen of de geïntegreerde jaarverslagen (het maatschappelijk verslag is verwerkt in het jaarverslag) worden beoordeeld aan de hand van de zes prestatie indicatoren. Indien een prestatie indicator wordt toegelicht in de relevante verslagen krijgt het de waarde 1 en als dit

(19)

niet het geval is de waarde 0. Als laatste worden de scores van de zes indicatoren per onderneming bij elkaar opgeteld. Wanneer een bedrijf een 0 heeft gescoord betekend dit de onderneming geen van de indicatoren toelicht en een 6 betekent dat de onderneming alle indicatoren heeft opgenomen in de relevante verslagen.

4.3.2.2 CONTROL VARIABELEN

Dit onderzoek bevat tevens control variabelen, omdat eerdere studies hebben aangetoond dat deze variabelen invloed kunnen hebben op de financiële prestaties (Ulmann, 1985). De volgende control variabelen die zijn opgenomen in dit onderzoek zijn:

 Omvang onderneming

De omvang van een onderneming kan van invloed zijn op de financieel prestaties. Grotere ondernemingen hebben in vergelijking tot kleinere ondernemingen meerdere mogelijkheden en schaalvoordelen. Dit zorgt ervoor dat grotere ondernemingen beter in staat zijn om superieure prestaties te genereren (Majumdar, 1997).

De organisatiegrootte wordt gemeten aan de hand van de totale balanswaarde van een onderneming (Brammer & Pavelin, 2008). Deze is te vinden in de jaarverslagen. Deze variabele is gestandaardiseerd met behulp van een ln transformatie, om de scheefheid van de normaliteit van deze variabele op te lossen.

 Leeftijd onderneming

Majumdar (1997) concludeert in zijn onderzoek dat de leeftijd van een onderneming positieve invloed heeft op de financiële prestaties van een onderneming. Oudere ondernemingen hebben namelijk meer ervaringen, weten waar hun kansen liggen en zijn minder gevoelig voor de nieuwe verplichtingen. Verder is er bewijs dat de levensverwachting toeneemt naar mate de onderneming ouder is en dan betere bedrijven overleven (Dunne et al., 1989; Baker & Kennedy, 2002). De leeftijd van de onderneming wordt gemeten aan door het jaar 2011 te nemen minus de oprichtingsjaar.

 Bedrijfsrisico

Aras et al. (2010) hebben aangetoond dat er een significante negatieve relatie is tussen bedrijfsrisico heeft op financiële prestaties. In dit onderzoek is het daarom relevant om bedrijfsrisico op te nemen als een control variabele. Het bedrijfsrisico wordt gemeten door de langlopende schulden te delen door de totale balanswaarde van het jaar 2011 (Fischer & Sawczyn, 2013).

 Industrie

Aangenomen kan worden dat soort industrie een belangrijke determinant kan zijn voor de financiële prestaties (Spanos et al., 2004). Industrieën waarbij de concurrentie hoog op loopt kan bijvoorbeeld zorgen voor een lagere financiële prestatie. Verder is er volgens Waddock en Graves (1997) verschillen in financiële performance bij verschillende industrieën. Ondernemingen die gevoeliger zijn voor het uitbrengen van een maatschappelijk verslag, zijn ondernemingen waarbij de ondernemingsactiviteiten een hogere impact hebben op onder andere het milieu, de samenleving (Adam et al.,

(20)

1998). Deze ondernemingen hebben meer impact op het gedrag van belanghebbenden wat weer invloed kan hebben op financiële prestaties. Bijvoorbeeld negatief gedrag van belanghebbenden kan leiden tot dalende financiële prestaties. Industrieën die gevoeliger zijn voor MVO zijn de industrie nummers één en drie tot en met zeven van tabel 4.4 en 4.5 (Waddock & Graves, 1997; Callan & Thomas, 2009). Alle andere industrieën zijn minder gevoelig. De verschillende industrieën worden geclassificeerd aan de hand van de viercijferige SIC (Standard Industrial Classification) codes. SIC codes van gevoeligere industrieën zullen aangegeven worden met een 1 en anders een 0 (Deumes & Knechel, 2008; Callan & Thomas, 2009).

nr. Industrie SIC code n %

1 Mining, construction 100-1999 14 9%

2 Food, textiles, apparel 2000-2390 11 7%

3 Forest products, paper, publishing 2391-2780 2 1%

4 Chemicals, pharmaceuticals 2781-2890 10 6%

5 Refining, rubber, plastic 2891-3199 4 3%

6 Containers, steel, heavy manufacturing 3200-3569 8 5%

7 Computers, autos, aerospace 3570-3990 19 12%

8 Transportation 3991-4731 11 7%

9 Telephone, utilities 4732-4991 9 6%

10 Wholesale, retail 4992-5990 8 5%

11 Bank, financial services 6011-6700 45 29%

12 Hotel, entertainment 6800-8051 8 5%

13 Hospital management 8052-8744 5 3%

Totaal n 154 100%

Tabel 4.4 Aantal ondernemingen per industrie

n

Gevoelige industrieën 57

Minder gevoelige industrieën 97

Totaal n 154

Tabel 4.5 Gevoelige industrieën versus minder gevoelige industrieën  Big four accountantskantoren

Bij deze controle variabele gaat het erom of een van de Big four accountantskantoren (PwC, Ernst & Young, Deloitte of KPMG) betrokken is bij de onderneming. Uit het onderzoek van Murcia en De Souza (2009) blijkt namelijk dat ondernemingen die gecontroleerd worden door een Big four accountantskantoor een hogere mate van informatieverschaffing hebben. Ondernemingen die gecontroleerd worden door een Big four accountantskantoor scoort een 1 en anders een 0.

 Audit commissie

Bedard et al. (2004) en Evenzo Pincus et al. (1989) stellen dat het aantal leden in de auditcommissie van belang is voor een meer doeltreffende controle van de boekhoudkundige en financiële processen. Dit zal dan uiteindelijk leiden tot hogere financieel prestaties. De auditcommissie wordt gemeten aan de hand de totale aantal leden in de auditcommissie op te zoeken.

(21)

5 A

NALYSE

&

R

ESULTATEN

5.1 T

ESTNORMEN

Om de hypothese te toetsen zal gebruik gemaakt worden van een meervoudige lineaire regressie analyse. Deze analyse bekijkt namelijk, gebaseerd op meerdere onafhankelijke en afhankelijke variabelen, of er een verband is en welke kant het verband op gaat. Voorafgaand aan de analyse dient er eerst getest te worden of het regressie model valide is. De validiteit van het regressie model wordt in dit onderzoek getoetst door te kijken naar de:

 Normaliteit;

 Multicollineariteit; en  Onafhankelijke errors.

5.1.1 NORMALITEIT

Op verschillende manieren kan vastgesteld worden of de variabelen normaal verdeeld zijn. In dit onderzoek wordt de normaliteit van de variabelen getest aan de hand van de scheefheid (skewness) en gepiektheid (kurtosis). Bij een normale verdeling zouden de scheefheid en gepiekheid tussen de -2 en 2 moeten liggen bij de afhankelijke variabelen en bij de onafhankelijke variabelen tussen de -10 en 10 (Kline, 2005).

Scheefheid (Skewness) Gepiektheid (Kurtosis) Statistic Statistic Afhankelijke variabelen ROA -2,72 16,85 ROE -0,77 3,98 EPS 1,83 9,34 Onafhankelijke variabelen MMV -0,14 -1,11 Control variabelen LN_OMVO 0,24 0,56 LN_LFTO -0,39 -0,50 RISICO 0,91 0,87 INDS 0,54 -1,73 BIG4 -3,02 7,21 LN_AC 1,00 2,70 N=154

Tabel 5.1 Scheefheid en gepiektheid

Tabel 5.1 presenteert de scheefheid en de gepiektheid van de variabelen. Geconcludeerd kan worden dat de scheefheid en gepiektheid van de afhankelijke variabelen niet binnen de aanvaardbare grens liggen. Om het probleem met de normaliteit op te lossen is gebruik gemaakt van drie soorten transformatie, namelijk ln, log en wortel. Een transformatie kan er voor zorgen dat de problemen met de normaliteit worden opgelost zonder dat de relatie tussen variabelen veranderd. In tabel 5.2 worden de resultaten weergegeven van de transformaties.

(22)

Hieruit blijkt dat alleen de wortel het normaliteitsprobleem zou kunnen oplossen. Echter, als er gekozen wordt voor deze oplossing wordt het probleem verschoven naar de steekproefgrootte. De steekproefgrootte daalt namelijk met ongeveer 27 items, omdat de transformatie alle slecht presterende ondernemingen niet meeneemt. Dit onderzoek wil wat zeggen over de zowel goed als slecht presterende ondernemingen. Om deze reden zou de wortel transformatie niet van toepassing zijn in dit onderzoek.

N Scheefheid (Skewness) Gepiektheid (Kurtosis) Wortel WRTL_ROA 127 0,7 0,7 WRTL_ROE 128 0,4 0,5 WRTL_EPS 128 0,8 0,6 Ln ln_ROA 127 -1,3 3,0 ln_ROE 128 -1,7 5,4 ln_EPS 126 -0,6 -0,4 Log log_ROA 127 -1,3 3,0 log_ROE 128 -1,7 5,4 log_EPS 126 -0,6 -0,4

Tabel 5.2 Transformatie ln, log en wortel

De afhankelijke variabelen zijn aldus duidelijk niet normaal verdeeld. In dit onderzoek wordt daarom via bootstrappen de betrouwbaarheid vastgesteld. Met bootstrappen kan namelijk de robuustheid van de resultaten worden gecontroleerd. Om gebruik te kunnen maken van bootstrappen dient een steekproef te bestaan uit tien of meer items (Moore & Mccabe, 2011). De steekproefgrootte van 154 voldoet aan deze norm. Bootstrap is voor vele statistieken een goede benadering voor de vertekening van de huidige verdeling van de originele steekproef. Tegenwoordig heeft SPSS een tool geïntegreerd in het programma om gemakkelijk bootstrappen te kunnen toepassen. Bij bootstrap wordt de relatie tussen de populatie en de steekproef benaderd door de relatie tussen de steekproef en nieuwe steekproeven. De nieuw steekproeven worden samengesteld uit de oorspronkelijke steekproef. De toetsingsgrootheid kan vervolgens met de nieuwe steekproeven berekend worden, waarbij een bootstrap verdeling verkregen kan worden.

5.1.2 MULTICOLLINEARITEIT

Volgens Field (2009) mag er geen sterke relatie bestaan tussen de onafhankelijke variabelen in een regressie model (multicollineariteit). Multicollineariteit tussen onafhankelijke variabelen bemoeilijkt namelijk het beoordelen van het individuele belang van een onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele. Indien er sprake is van een sterke correlatie (> 0,8 is sterk) dient één van de variabelen uit het regressie model verwijderd te worden om het probleem hierboven te voorkomen. Er zijn twee manieren om te bepalen of er sprake is van multicollineariteit, namelijk met behulp van een Pearson en Spearman correlatie

(23)

test en een Variance Inflation Factor (VIF) test. Dat laatste zal aanbod komen in paragraaf 5.3, omdat de VIF bij de regressie analyse pas berekend wordt. De VIF geeft namelijk aan of de correlatie grote invloed heeft op de resultaten. In deze paragraaf zal derhalve alleen ingegaan worden op de Pearson en Spearman correlatie test. De correlatie matrix in tabel 5.4 laat zien in hoeverre variabelen met elkaar correleren. De linkerhoek vertegenwoordigt de Pearson correlatie test en de rechterhoek de Spearman correlatie test. Field (2009) geeft aan dat de voorkeur uit gaat naar de Pearson correlatie test, maar omdat de variabelen niet normaal verdeeld zijn wordt de Spearman correlatie test tevens meegenomen. Wanneer de correlatie score dicht bij de 1 ligt betekent dat er een sterk verband bestaat tussen de variabelen en een zwakke relatie als het dicht bij de 0 ligt (Field , 2009). In deze correlatie matrix zijn geen correlatie coëfficiënten boven 0,8 geconstateerd tussen de onafhankelijke variabelen. Er is aldus geen sprake van multicollineariteit tussen de onafhankelijke variabelen. De hoogste correlatie betreft tussen de omvang van een onderneming en het auditcommissie (Pearson: 0,358; Spearman: 0,349) met een significatie niveau van 0,01. Verder laat tabel 5.3 zien dat alle drie de afhankelijke variabelen (ROA, ROE en EPS) met elkaar correleren op een significantie niveau van 0,01 wat in lijn is met de resultaten van de onderzoekers Waddock en Graves (1997). Als laatst valt het op dat er geen significante correlatie bestaat tussen de afhankelijke variabelen en onafhankelijke variabele MMV.

5.1.3 ONAFHANKELIJKE ERRORS

Door middel van Durbin-Watson test kan getoetst worden of de residuals onafhankelijk zijn. Deze mogen namelijk niet met elkaar correleren (Field , 2009). De waarde moet tussen de 1 en 3 liggen. Bij een waarde van 2 betekent het dat de residuals niet gecorreleerd zijn. Op grond van de gegevens uit tabel 5.3 kan verondersteld worden dat de waarden binnen de aanvaardbare grens liggen en dat de residuals dus niet gecorreleerd zijn.

Afhankelijke variabelen Durbin-Watson

ROA 1,946

ROE 1,722

EPS 1,442

a. Predictors: (Constant), INDS, LN_LFTO, RISICO, LN_OMVO

Tabel 5.3 Durbin-Watson

Op grond van deze drie testen wordt aangenomen dat de regressie model niet valide is, ondanks dat er aan de twee laatste toetsen zijn voldaan. De variabelen zijn namelijk niet normaal verdeeld.

(24)

Correlatie matrix

ROA ROE EPS MMV LN_OMVO LN_LFTO RISICO INDS BIG4 AC

ROA Correlation 1,00 ,797** ,520** -0,13 -,257** -0,06 -0,12 -0,03 -,245** -,175* Sig. (1-tailed) 0,00 0,00 0,06 0,00 0,24 0,08 0,35 0,00 0,02 ROE Correlation ,587** 1,00 ,526** -0,03 -0,10 -0,04 -0,11 -0,05 -0,11 -0,10 Sig. (1-tailed) 0,00 0,00 0,35 0,11 0,29 0,08 0,28 0,08 0,10 EPS Correlation ,324** ,411** 1,00 0,07 0,03 ,155* -0,01 -0,08 -0,12 -0,06 Sig. (1-tailed) 0,00 0,00 0,20 0,35 0,03 0,44 0,15 0,06 0,22 MMV Correlation -0,04 -0,00 0,01 1,00 ,235** ,299** 0,03 0,12 0,11 0,07 Sig. (1-tailed) 0,31 0,48 0,46 0,00 0,00 0,37 0,07 0,09 0,20 LN_OMVO Correlation 0,06 -0,07 0,03 ,217** 1,00 ,261** ,311** -,149* ,143* ,349** Sig. (1-tailed) 0,23 0,20 0,35 0,00 0,00 0,00 0,03 0,04 0,00 LN_LFTO Correlation 0,07 -0,05 0,09 ,271** ,236** 1,00 0,02 0,12 0,08 ,165* Sig. (1-tailed) 0,18 0,25 0,15 0,00 0,00 0,39 0,07 0,15 0,02 RISICO Correlation -0,12 -0,05 0,06 0,03 ,282** 0,03 1,00 -,150* 0,07 0,01 Sig. (1-tailed) 0,06 0,29 0,22 0,34 0,00 0,37 0,03 0,18 0,47 INDS Correlation -0,03 -0,06 -0,08 0,11 -,172* 0,12 -,189** 1,00 -0,06 -0,11 Sig. (1-tailed) 0,35 0,25 0,16 0,09 0,02 0,08 0,01 0,24 0,08 BIG4 Correlation -,204** -0,11 -,172* 0,11 ,144* 0,07 0,07 -0,06 1,00 0,09 Sig. (1-tailed) 0,01 0,08 0,02 0,09 0,04 0,20 0,21 0,24 0,13 LN_AC Correlation -0,06 -0,10 -0,00 0,04 ,358** ,161* 0,01 -,140* 0,09 1,00 Sig. (1-tailed) 0,23 0,10 0,49 0,31 0,00 0,02 0,45 0,04 0,12

**. Correlatie is significant bij p-waarde < 0.01 (1-tailed). *. Correlatie is significant bij p-waarde < 0.05 (1-tailed). N=154

(25)

5.2 B

ESCHRIJVENDE STATISTIEKEN

Na het elimineren van twee ondernemingen van de originele steekproefgrootte van 156 wegens gebrek aan relevante informatie is het databestand geïmporteerd in het programma

SPSS om de data te analyseren.

Minimum Maximum Gemiddelde Standaard deviatie

Afhankelijke variabelen ROA -69,65 37,09 2,99 10,77 ROE -61,96 48,85 8,39 15,00 EPS -9,98 20,11 1,60 3,11 Onafhankelijke variabelen MMV - 1,00 0,50 0,33 Control variabelen LN_OMVO 17,02 25,57 21,19 1,46 LN_LFTO - 5,53 3,67 1,11 RISICO - 0,94 0,26 0,20 INDS - 1,00 0,37 0,48 BIG4 154,00 - 1,00 0,28 AC 154,00 - 10,00 1,51 N=154

Tabel 5.5 Beschrijvende statistieken

Tabel 5.5 weergeeft de beschrijvende statistiek van de gehanteerde variabelen. Uit deze tabel kan vastgesteld worden dat gemiddeld 50% van de MID CAP ondernemingen doen aan maatschappelijke verslaggeving. In tabel 5.6 wordt de gemiddelde MMV score weergegeven per industrie. Hieruit kan worden afgeleid worden dat de score van industrie nummer 1 het hoogste is (0,76), wat tevens een gevoelige industrie betreft. De laagste score betreft industrie nummer 12 (0,38) wat als niet-gevoelige industrie wordt gezien. Uit deze tabel kan dus geconcludeerd worden dat er wel degelijk verschil is tussen verschillende industrieën wat tevens overeenkomt met de het onderzoek van Waddock & Graves (1997).

nr. Industrie SIC code N MMV score

1 Mining, construction 100-1999 14 0,76

2 Food, textiles, apparel 2000-2390 11 0,55

3 Forest products, paper, publishing 2391-2780 2 0,42

4 Chemicals, pharmaceuticals 2781-2890 10 0,48

5 Refining, rubber, plastic 2891-3199 4 0,63

6 Containers, steel, heavy manufacturing 3200-3569 8 0,44

7 Computers, autos, aerospace 3570-3990 19 0,47

8 Transportation 3991-4731 11 0,67

9 Telephone, utilities 4732-4991 9 0,57

10 Wholesale, retail 4992-5990 8 0,46

11 Bank, financial services 6011-6700 45 0,41

12 Hotel, entertainment 6800-8051 8 0,38

13 Hospital management 8052-8744 5 0,50

Totaal N 154

(26)

nr. Industrie

1 Mining, construction 2 Food, textiles, apparel

3 Forest products, paper, publishing 4 Chemicals, pharmaceuticals 5 Refining, rubber, plastic

6 Containers, steel, heavy manufacturing 7 Computers, autos, aerospace

8 Transportation 9 Telephone, utilities 10 Wholesale, retail 11 Bank, financial services 12 Hotel, entertainment 13 Hospital management

Met behulp van de “One-way” ANOVA analyse wordt er bepaald of er verschillen bestaan tussen de industrieën en de financiële prestaties zijn. In bijlage 8.4 bevindt zich tabel 5.7 met de beschrijvende statistieken van de One-way ANOVA. Uit tabel 5.8 blijkt er helemaal geen verschil bestaat tussen de industrieën en de EPS en ROE (p > 0,05), maar bij ROA wel. De p-waarde van ROA is kleiner dan het significantie niveau van 0,05 dus kan er vastgesteld worden dat er een significant verschil bestaat tussen de industrieën en deze twee prestaties.

One-way ANOVA

Sum of Squares df Mean Square F Sig.

ROA Between Groups 4319,101 12 359,925 3,779 ,000

Within Groups 13430,039 141 95,249

Total 17749,140 153

ROE Between Groups 4504,680 12 375,390 1,770 ,059

Within Groups 29904,731 141 212,090

Total 34409,411 153

EPS Between Groups 162,745 12 13,562 1,448 ,151

Within Groups 1320,971 141 9,369

Total 1483,716 153

Tabel 5.8 One-way ANOVA

Industrie nr. Mean Difference (I-J) Std. Error Sig. ROA 1 4 14,92743* 4,04083 ,025 13 19,66943* 5,08460 ,013 2 4 18,17600* 4,26425 ,003 13 22,91800* 5,26390 ,002 4 1 -14,92743* 4,04083 ,025 2 -18,17600* 4,26425 ,003 7 -17,80916* 3,81286 ,001 11 -13,63311* 3,41196 ,008 6 13 18,36425 5,56379 ,095 7 4 17,80916* 3,81286 ,001 13 22,55116* 4,90538 ,001 8 13 17,87345 5,26390 ,069 10 13 19,04550 5,56379 ,063 11 4 13,63311* 3,41196 ,008 13 18,37511* 4,60069 ,008 12 13 18,67925 5,56379 ,079 13 1 -19,66943* 5,08460 ,013 2 -22,91800* 5,26390 ,002 6 -18,36425 5,56379 ,095 7 -22,55116* 4,90538 ,001 8 -17,87345 5,26390 ,069 10 -19,04550 5,56379 ,063 11 -18,37511* 4,60069 ,008 12 -18,67925 5,56379 ,079

(27)

Uit tabel 5.8 kan alleen afgeleid worden of er minstens één verschil bestaat tussen de industrieën en financieel prestaties, maar we weten niet tussen welke industrieën. Gezien er bij ROA een verschil is geconstateerd is het interessant om voor deze financiële prestatie te bekijken tussen welke industrieën dit betreft. Dit kan vastgesteld worden door middel van de Post hoc test (Field , 2009). In tabel 5.9 wordt weergegeven tussen welke industrieën er een significant verschil bestaat bij de ROA. Er zit bijvoorbeeld tussen de industrie nummer zeven (computers, auto’s en aerospace) en de industrie nummer vier (chemicals, pharmaceuticals) en dertien (hospital management) een significant verschil (P < 0,05) tussen de ROA.

5.3 M

EERVOUDIGE LINEAIRE REGRESSIE ANALYSE

In deze paragraaf worden de resultaten per afhankelijke variabele van de meervoudige lineaire regressie besproken. Er wordt gekeken of de hypothese wat geformuleerd is in hoofdstuk drie geaccepteerd of verworpen moet worden.

De ANOVA geeft aan of er in het regressiemodel een significante lineaire relatie bestaat tussen de afhankelijke en minstens één onafhankelijke variabelen. De ANOVA geeft dus niet aan wat de individuele bijdrage is van de variabelen in het model (Field , 2009).

ANOVAa

Model Sum of

Squares

df Mean Square F Sig.

ROA Regression 1255,749 6 209,291 1,923 ,081b Residual 15676,151 144 108,862 Total 16931,900 150 ROE Regression 917,190 6 152,865 ,679 ,666b Residual 32399,365 144 224,996 Total 33316,555 150 EPS Regression 85,308 6 14,218 1,497 ,183b Residual 1367,502 144 9,497 Total 1452,810 150

a. Predictors: (Constant), LN_AC, MMV, BIG4, INDS, LN_LFTO, LN_OMVO

Tabel 5.10 ANOVA

Tabel 5.10 weergeeft de resultaten van de ANOVA (F-test). Geconcludeerd kan worden dat alleen de ROA verklaard kan worden door het regressiemodel op een significantie niveau van 0,1. Dit betekent dat de hypothese niet getoetst kan worden, omdat in ieder geval al twee van de drie afhankelijke variabelen geen relatie vertonen met de onafhankelijke variabel bij een betrouwbaarheidsinterval van 90%. Om deze reden zal alleen de ROA verder geïnterpreteerd worden. De R Square toont aan of het regressiemodel werkt, in hoeverre wordt de afhankelijke variabelen verklaard door de onafhankelijke variabelen. In tabel 5.11 wordt de R square weergegeven. Bij ROA bijvoorbeeld wordt het getal bij R Square en adjusted R Square 0,272 respectievelijk 0,074 weergegeven. Dat betekent dus dat de ROA met 27,2% of 7,4% verklaard wordt door de onafhankelijke variabelen.

Eerder in dit hoofdstuk is er gesproken over de VIF. De VIF laat tevens zien of de correlaties tussen de variabelen een significante invloed hebben op de resultaten van de regressie (Field, 2009). Field (2009) geeft aan dat wanneer de hoogste VIF-waarde hoger is dan 10 dat de correlaties een significante invloed zullen hebben op de resultaten van de regressie. Uit tabel

(28)

5.12 kan vastgesteld worden dat er geen sprake is van VIF-waarde boven de grens van 10 en dat er geen correlaties aanwezig zijn die een significante invloed hebben op de resultaten.

Model R R Square Adjusted R Square Std. Error of the Estimate

ROA ,272a ,074 ,036 10,43370

a. Predictors: (Constant), LN_AC, MMV, BIG4, INDS, LN_LFTO, LN_OMVO

Tabel 5.11 R Square

B Std.

Error

Beta t Sig. VIF

ROA (Constant) -6,968 12,993 -,536 ,593 MMV -1,912 2,739 -,060 -,698 ,486 1,150 LN_OMVO ,803 ,665 ,110 1,207 ,229 1,300 LN_LFTO ,926 ,827 ,097 1,119 ,265 1,166 INDS -1,555 1,834 -,071 -,848 ,398 1,080 BIG4 -8,839 3,077 -,234 -2,872 ,005 1,034 LN_AC -,878 2,619 -,029 -,335 ,738 1,194

Tabel 5.12 Meervoudige lineaire regressie analyse

De resultaten uit tabel 5.12 laat zien dat er geen significante relatie bestaat tussen MMV en ROA (p > 0,1). Dat betekent dat vast te stellen is de mate van maatschappelijke verslaggeving niet leidt tot een positieve of negatieve ROA. Wegens het feit dat de afhankelijke variabelen niet normaal verdeeld zijn wordt in deze paragraaf de robuustheid gecontroleerd met behulp van bootstrappen (tabel 5.13).

B Bias Std. Error Sig.

ROA (Constant) -6,968 ,239 23,888 ,763 MMV -1,912 -,019 2,566 ,482 LN_OMVO ,803 -,003 1,171 ,507 LN_LFTO ,926 -,012 ,570 ,116 INDS -1,555 -,116 1,822 ,409 BIG4 -8,839 ,031 3,938 ,032 LN_AC -,878 -,075 2,412 ,712

Tabel 5.13 Meervoudige lineaire regressie analyse (Bootstrapping)

Tabel 5.12 weergeeft de regressie analyse zonder bootstrappen. Wanneer deze twee tabellen met elkaar vergeleken worden wordt niet grote verschillen geconstateerd bij het significantieniveau. In tabel 5.13 blijkt tevens dat er tussen de onafhankelijke variabel MMV en ROA geen significante verband bestaat. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de resultaten betrouwbaar zijn uit tabel 5.12. In hoofdstuk 3 werd voorspeld dat de mate van maatschappelijke verslaggeving positief correleert met de financiële prestaties. Op basis van de resultaten kan vastgesteld worden dat de hypothese niet volledig getoetst kan worden. Slechts ROA getest, waarbij geen significante relatie is gevonden (noch negatief, noch positief).

(29)

6 D

ISCUSSIE

&

CONCLUSIE

De relatie tussen de mate van maatschappelijke verslaggeving en financiële prestaties is in deze studie onderzocht bij MID CAP ondernemingen uit zes verschillende landen. Diverse onderzoeken zijn er gedaan naar de relatie tussen de MVO en financiële prestaties. De verschillende manieren voor het meten van de MVO en financiële prestaties zijn elders uiteengezet en over gediscussieerd (Weber, 2008, Callan & Thomas, 2009). De meetmethodieken die zijn gehanteerd zijn uiteenlopend waardoor er nog geen universele link gevonden is tussen de MVO en financiële prestaties. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de accounting-based methode voor het meten van de financiële prestaties, omdat de market- based methode volledig gericht is op de aandeelhouders en de andere belanghebbenden buiten beschouwing houden. Verder is de mate van maatschappelijke verslaggeving gemeten aan de hand van een zelf gemaakt MVOdisc index op basis van de zes prestatie indicatoren van GRI. Het databestand is in groepsverband opgesteld. In dit onderzoek zijn verschillende theorieën van toepassing. Deze hebben onderling allemaal met elkaar te maken. Met betrekking tot verslaggeving van MVO bestaat er geen wet- en regelgeving. Er bestaat alleen richtlijnen met betrekking tot MVO (onder andere GRI). Uit vooronderzoek wordt de hypothese gevormd dat de mate van verslaggeving een positieve link heeft met financiële prestaties. De resultaten van dit onderzoek beweert dat het de mate van maatschappelijke verslaggeving helemaal niet correleert met de financiële prestaties. De resultaten sluiten aan met de conclusies van Aupperle et al. (1985) en Schreck (2011). In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de meervoudige lineaire regressie, omdat dit onderzoek meerdere onafhankelijke variabelen bevat. Wegens het feit dat de afhankelijke variabelen niet normaal verdeeld zijn en andere mogelijke transformaties van toepassing zijn, is gebruik gemaakt van bootstrappen om de robuustheid van de analyse te testen.

Een reden waarom de mate van maatschappelijke verslaggeving en de financiële prestaties niet correleren, kan verklaard worden door de legitimiteitstheorie. Met maatschappelijke verslaggeving proberen ondernemingen zich te legitimeren naar de maatschappij toe. Het hoofddoel is wellicht het legitimeren van de onderneming om de reputatie en daarmee ook de continuïteit van de onderneming te waarborgen en niet zozeer het verhogen van de financiële prestaties. Verder beweert McWilliams et al. (2001) dat geen relatie bestaat tussen de afhankelijke en onafhankelijke variabelen. Een onderneming dat investeert in MVO activiteiten zullen zowel hoger kosten als opbrengsten krijgen en andersom hebben ondernemingen die minder in MVO activiteiten investeert minder kosten maar ook minder opbrengsten. Verder blijkt uit onderzoek van Lin et al. (2009) dat MVO niet echt een positief effect op financiële prestaties op korte termijn, echter biedt het wel een opmerkelijk fiscaal voordeel op lange termijn.

Dit onderzoek heeft een aantal beperkingen. In dit onderzoek zijn maar enkele onafhankelijke variabelen meegenomen, terwijl er meerdere factoren zijn die effect kunnen hebben op de financiële prestaties. De MVOdisc index is in groepsverband opgesteld en is subjectief van aard. Alhoewel een handleiding is opgericht heeft een ieder toch zijn eigen interpretatie bij het beoordelen van de jaarverslagen en MVO verslagen. Vele onderzoekers hebben gebruikt gemaakt van de KLD database. Aangenomen kan worden dat deze database wellicht objectiever van aard is voor toekomstig onderzoek.

(30)

Verder wordt in dit onderzoek gebruik gemaakt van relevante verslagen van twee jaar geleden, het jaar 2011. Verslagen van 2012 zijn niet gebruikt, omdat deze wellicht niet allemaal nog beschikbaar zijn.

Wat tevens een beperking is van dit onderzoek is dat historische MID CAP lijsten van de zes landen niet allemaal te verkrijgen waren waardoor gebruik gemaakt is van de huidige 2013 lijst.

In deze studie wordt geen uitspraak gedaan over de verschillen en relaties tussen de landen onderling.

Als laatst is dit onderzoek slechts gericht op korte termijn (één jaar). In dit onderzoek ontbreekt longitudinale data om de relatie tussen maatschappelijke verslaggeving en financiële prestaties volledig te testen. Volgens King en Lennox (2008) is longitudinale data nodig om een betrouwbare conclusie te trekken over een de associatie tussen de twee variabelen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In dit onderzoek zijn deze de belangrijkste thema’s voor ziekenhuizen op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu.. •

Omdat het uiteindelijke doel van mijn onderzoek een MVO-beleidsplan voor Hunkemöller is, is het belangrijk goed inzicht te hebben in de begrippen Duurzame Ontwikkeling, Duurzaam

Gezien het feit dat maar één sector afwijkt van de overige sectoren, kan niet geconcludeerd worden dat het verschil in de maatschappelijke prestaties tussen de sectoren

Hypothese 3, MVO-verslaggeving van Belgische ondernemingen is beknopter dan MVO-verslaggeving van Nederlandse ondernemingen door een cultuur die zorgt voor meer

In dit onderzoek wordt de invloed van audit kwaliteit en de ondernemingskarakteristieken “de omvang van een onderneming, de omvang van een accountantsorganisatie (big

Aan de andere kant is binnen het bedrijfsleven zelf meer aan- dacht voor ‘social responsibility’, dat wil zeggen trans- parant en ethisch verantwoord handelen, mede omdat deze

een onbedoelde bijwerking van consumptie of productie die door een ander dan de veroorzaker wordt ervaren....

Daarnaast is het van groot belang dat in Nederland en in de andere lidstaten van de Europese Unie wordt gestreefd naar een toezicht- model dat acceptabel is voor de