• No results found

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

Determinanten van MVO-verslaggeving bij middelgrote ondernemingen

27 augustus, 2013

Auteur:

Afaf Farrahi

Studentnummer:

S2415348

Begeleider:

dr. Hilco van Elten

Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit Economie en Ondernemingskunde

Master Accountancy & Controlling

(2)

Het Maatschappelijk Verantwoord

Ondernemen:

Determinanten van MVO-verslaggeving bij

middelgrote ondernemingen

AFAF FARRAHI

Studentennummer: S2415348

Amsterdam, 27 Augustus 2013

Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit Economie en Bedrijfskunde

MSc Accountancy & Controlling

Begeleidend docent: Dr. Hilco van Elten

Adres:

Orteliuskade 99 3H

1056 NK Amsterdam

Tel: 0647020612

(3)

Voorwoord

Deze scriptie vormt de afronding van mijn opleiding Master Accountancy & Controlling aan de rijksuniversiteit van Groningen. Het onderwerp van mijn scriptie heeft mijn interesse gewekt na het lezen van een drietal artikelen, waarbij ik tot de ontdekking kwam dat het onderwerp zeer actueel en fascinerend is. Het leek voor mij leerzaam proces en een uitdaging om over dit onderwerp een scriptie te schrijven.

Hierbij wil ik graag mijn begeleider bedanken, de heer Hilco van Elten voor zijn advies en begeleiding bij het tot stand komen van deze scriptie en mijn medeleden Thuy Tram Tran en Richi Kasto van de scriptiegroep voor een fijne samenwerking.1 .Verder wil ik de verschillende instanties (FTSE, Euronext en de ABN-AMRO bank) bedanken voor hun hulp bij het opzetten van de database. Tot slot wil ik iedereen bedanken die tevens een bijdrage hebben geleverd aan het succesvol afronden van mijn scriptie.

Afaf Farrahi

Amsterdam, 27 augustus 2013

(4)

Inhoudsopgave

VOORWOORD ... 3 INHOUDSOPGAVE ... 4 ABSTRACT ... 5 1 INTRODUCTIE ... 6 1.1 INLEIDING ... 6 1.2 PROBLEEMSTELLING ... 7 1.3 WETENSCHAPPELIJKE RELEVANTIE ... 7 1.4 LEESWIJZER ... 8 2 THEORETISCHE INKADERING ... 9

2.1 THEORIE EN LITERATUUR REVIEW ... 9

2.1.1 Conceptueel model ... 13

3 ONDERZOEKSMODEL ... 14

3.1 DATACOLLECTIE ... 14

3.2 ONDERZOEKSMETHODE ... 15

3.2.1 Regressiemodel ... 15

3.2.2 Afhankelijke variabele: MVO-verslaggeving ... 16

3.2.3 Onafhankelijke variabelen ... 17

3.2.4 Control variabelen... 17

4 ANALYSES & RESULTATEN ... 19

4.1 BEOORDELEN VALIDITEIT VAN HET MODEL ... 19

4.1.1 Normale verdeling ... 19

4.1.2 Bivariate analyse ... 19

4.1.3 Onafhankelijke fouten (independent errors) ... 21

4.1.4 Conclusie ... 21 4.2 BESCHRIJVENDE STATISTIEK ... 21 4.3 MULTIVARIATE REGRESSIEANALYSE... 24 4.3.1 Alternatieve analyse ... 28 5 CONCLUSIE ... 30 6 REFERENTIES ... 32 7 BIJLAGEN ... 36

7.1 LIJST VAN DE GESELECTEERDE ONDERNEMINGEN... 36

7.2 VALUTA KOERSEN ... 40

7.3 HANDLEIDING ... 41

(5)

Abstract

Deze studie onderzoekt de invloed van audit kwaliteit en diverse ondernemingskarakteristieken op de mate van MVO-verslaggeving bij middelgrote ondernemingen die genoteerd staan in de Midkap index2 van de landen Nederland, België, Duitsland, Denemarken, Italië en Singapore. De ondernemingskarakteristieken die in deze studie worden gebruikt zijn: de omvang van een onderneming, de omvang van een accountantsorganisatie (big 4), de leeftijd van een onderneming en de industrie sector. De variabele audit kwaliteit zal in deze studie op twee verschillende manieren worden geoperationaliseerd, namelijk op basis van de proxies audit kosten en de onafhankelijkheid van de audit commissie. Voor het uitvoeren van het onderzoek is in groepsverband een database opgesteld op basis van de informatie uit de jaarverslagen en MVO-verslagen van het verslaggevingsjaar 2011. De populatie bestaat uit 242 middelgrote ondernemingen uit 6 Midkap indexen, waaruit 154 ondernemingen zijn geselecteerd voor de steekproef. Voor het beantwoorden van de hypothesen wordt een multivariate regressieanalyse uitgevoerd. De mate van MVO-verslaggeving zal gemeten worden door middel van een disclosure index aanpak. De MVO index disclosure is gebaseerd op de GRI Sustainability Reporting Guide Lines G3.1. De resultaten van dit onderzoek geven aan dat de algehele mate van MVO-verslaggeving door Midkap ondernemingen gemiddeld 50 procent is. Tevens blijkt dat de invloed van de genoemde determinanten op de mate van MVO-verslaggeving verschillen bij het hanteren van de verschillende proxies als surrogaat voor audit kwaliteit.

Kernwoorden: Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO), ondernemingskarakteristieken, audit

kwaliteit, Midkap index, disclosure index.

2 Een Midkap index is een aandelen index van de effectenbeurzen die de middelgrote ondernemingen vertegenwoordigen. De “kap” staat voor marktkapitalisatie (bron: www. europaaneequities.nyx.com/nl).

(6)

1 Introductie

1.1 Inleiding

De afgelopen decennia hebben enkele handelingen van ondernemingen een significante invloed gehad op het milieu. Er zijn ook ondernemingen die de internationale afspraken op het gebied van arbeidsomstandigheden en mensenrechten hebben geschonden. Gebeurtenissen als de BP olieramp in de golf van Mexico (2010), de ontsnapping van een giftige wolk na een explosie in het chemische bedrijf ICMESA in Italië (1976) en de schending van mensenrechten op verschillende plantages van het Maleise palmoliebedrijf IOI3, hebben ervoor gezorgd dat de maatschappij naast de financiële prestaties steeds meer aandacht verlangt voor de sociale en milieuprestaties van een onderneming (Campbell, 2009). Als gevolg hiervan is er aanzienlijk empirisch bewijs dat veel ondernemingen vrijwillig sociale en milieu-informatie toelichten in hun jaarverslag en/of MVO-verslagen4 publiceren (Elijido-Ten, 2004). Het begrip maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) wordt door MVO Platform als volgt gedefinieerd:

“MVO is een resultaatgericht proces waarbij een bedrijf in haar gehele bedrijfsvoering en in de keten verantwoordelijkheid neemt voor de effecten die zij bewerkstelligt op sociaal, ecologisch en economisch gebied en daarover op transparante wijze verantwoording aflegt aan belanghebbenden.”

Het publiceren van informatie naar de maatschappij toe zorgt ervoor dat alle stakeholders geïnformeerd worden over de performances van een onderneming (stakeholders theorie), zodat zij kunnen beslissen om te beleggen of investeren in een onderneming. Het blijkt dat MVO-verslaggeving van waarde is en een grote invloed heeft op het oordeel en beslissingen van gebruikers. Investeerders en beleggers behalen bijvoorbeeld voor het voorspellen van de toekomstige prestaties van ondernemingen een groot voordeel uit de sociale en milieu-informatie (Behbahani, Zare & Farzanfar, 2013; Campbell, 2009; Owusu & Frimpong, 2012). Door het verhogen van het vrijwillige rapporteren van deze informatie kunnen ondernemingen hun kapitaalkosten en de informatie asymmetrie5 verlagen, het vertrouwen van investeerders winnen en de waarde van een onderneming verhogen (Meek et al., 1995; Yuen et al., 2009).

Het vrijwillig toelichten van meer kwalitatieve en complete MVO-verslaggeving zorgt er uiteindelijk voor dat de gepubliceerde stukken een getrouw beeld geven over de waarde en de risico’s van een onderneming en omvatten nuttige informatie voor de investeerders en beleggers. De agency theorie voorspelt dat hoge audit kwaliteit een positieve relatie heeft met de mate van disclosure. Hoge audit kwaliteit zal helpen om overstemming te bereiken tussen het management van de onderneming en de stakeholders.

Gezien er voor MVO-verslaggeving geen wettelijke grondslag bestaat (Waard, 2011), is het denkbaar dat ondernemingen gebruik maken van hun vrijheid in het kiezen van wat zij wel of niet toelichten (Elijido-Ten, 2004). De mate en kwaliteit van de MVO-verslaggeving is zoals eerder beschreven in feite vrijwillig. Deze bewering wordt erkend in enkele studies, zoals Lang & Lundholm (1993) en Palmer (2008). Op grond hiervan kan worden gesteld dat de mate en kwaliteit

3 Bron: http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2664/Nieuws/article/detail/1863552/2011/03/22/Duurzaam-palmoliebedrijf-schendt-mensenrechten.dhtml

4 De afkorting MVO staat voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.

(7)

van MVO-verslaggeving per onderneming verschillen (Galani et al., 2011). In menige studie is onderzoek gedaan naar het verband tussen de mate van toegelichte informatie en de diverse factoren die de ondernemingen differentiëren (Deegan, 2002).In het onderzoek van Hossain et al. (2006) wordt aangegeven dat menige onderzoeker beweert dat de mate van toegelichte informatie afhankelijk is van verscheidene ondernemingskarakteristieken en dat menig onderzoekers een onderzoek hebben gedaan of er een verband is tussen de deze ondernemingskarakteristieken en de mate van MVO-verslaggeving.

In dit onderzoek wordt de invloed van audit kwaliteit en de ondernemingskarakteristieken “de omvang van een onderneming, de omvang van een accountantsorganisatie (big 4), de leeftijd van een onderneming en de industrie sectoren” op de mate van MVO-verslaggeving onderzocht bij middelgrote ondernemingen die genoteerd staan in de Midkap index van Nederland, België, Duitsland, Denemarken, Italië en Singapore. De populatie van het onderzoek is samengesteld in een groepsverband van drie personen. Er is gekozen voor deze samenstelling, omdat er weinig Midkap indexen zijn en informatie hierover schaars is. De samengestelde populatie is cultureel divers volgens Hofstede, de populatie vertegenwoordigt verschillende culturen. Dit is gegrond, omdat volgens Laan et al. (2005) en Orij (2010) cultuur invloed heeft op de mate van MVO-verslaggeving. De audit kwaliteit wordt in dit onderzoek op twee verschillende manieren geoperationaliseerd. Voor zover bekend heeft niet eerder een wetenschappelijk onderzoek plaatsgevonden met een dergelijke variantie in landen in zijn algemeenheid.

1.2 Probleemstelling

De volgende onderzoeksvraag staat in dit onderzoek centraal:

In hoeverre hebben audit kwaliteit en de ondernemingskarakteristieken invloed op de mate van MVO-verslaggeving?

1.3 Wetenschappelijke relevantie

Deze scriptie is relevant om een aantal redenen. Ten eerste heeft er voor zover bekend geen onderzoek plaatsgevonden bij middelgrote ondernemingen met een dergelijke variantie in landen,

hoewel menig onderzoekers onderzoek hebben gedaan naar de invloed van

ondernemingskarakteristieken op de mate van verslaggeving (Galani et al., 2011; Setyorini & Ishak, 2012; Branco & Rodrigues, 2008; Hossain et al., 2006; Cormier et al., 2009). Eerder onderzoek is voornamelijk gericht op grote ondernemingen (zie o.a. Galani et al., 2011; Elijido-Ten, 2004) of op een gecombineerde kap index van één land (Hossain et al., 2006; Setyorini & Ishak, 2012). Ten tweede wordt naar mijn beste weten in de audit kwaliteit studies het verband tussen audit kwaliteit en niet-financiële informatie (Behbahani, 2013), financieel (Palmer, 2008) of vrijwillige informatie (Lee et al., 2003; Al-Janadi et al., 2013) onderzocht. Het verband tussen MVO-verslaggeving en audit kwaliteit wordt nauwelijks in wetenschappelijke studies onderzocht (Yuen et al., 2009; Francis, 2004). Ten derde wordt in deze studie de audit kwaliteit op twee verschillende manieren geoperationaliseerd, namelijk met de proxies auditkosten en de onafhankelijkheid van audit commissies. Tot op heden, wordt de audit kwaliteit op verschillende manieren gemeten. Voorgaande studies hebben alternatieven gebruikt om audit kwaliteit te meten

(8)

(Hussein & MohdHanefah, 2013). 6 In deze studies wordt het gehanteerde alternatief voor het meten van audit kwaliteit een surrogaat genoemd. Voor zover bekend worden in de meeste studies waar een surrogaat voor audit kwaliteit wordt gehanteerd, meestal één proxy genomen voor het operationaliseren van de audit kwaliteit (Al-Janadi et al., 2013; Behbahani, 2013; Lee et al., 2003; Palmer, 2008). Het hanteren van meer dan één proxy voor het meten van de audit kwaliteit kan een robuuster inzicht verschaffen over deze variabele, omdat de audit kwaliteit vanuit twee invalshoeken zal worden onderzocht.

Ten slotte wordt er met dit onderzoek beoogd om een wetenschappelijke bijdrage te leveren aan het MVO onderzoek (Corporate Social Responsibility Research), door onderzoek te doen naar het effect van audit kwaliteit en ondernemingskarakteristieken op de mate van MVO-verslaggeving bij middelgrote ondernemingen van de Midkap index van zes verschillende landen. De verworven kennis kan mogelijk gebruikt worden bij toekomstig onderzoek indien andere onderzoekers willen vaststellen of er werkelijk internationale bindende regelgeving dient te komen voor deze ondernemingen voor meer en kwalitatieve MVO-verslaggeving. De uitkomsten van dit onderzoek zijn ook relevant en bruikbaar voor de accountants en stakeholders. De accountants en de stakeholders kunnen kennis nemen van de uitkomsten van het onderzoek om inzicht te krijgen over de mate van MVO-verslaggeving bij middelgrote beursgenoteerde ondernemingen in zes diverse landen.

1.4 Leeswijzer

Dit hoofdstuk geeft de introductie van het onderzoek weer. In hoofdstuk 2 wordt de theorie & literatuur review en het onderzoeksontwerp beschreven. Hoofdstuk 3 bevat de onderzoeksmethode en de datacollectie. Hoofdstuk 4 bevat de resultaten, analyse en discussie en tot slot wordt in hoofdstuk 5 de conclusie en de studiebeperkingen beschreven.

(9)

2 Theoretische inkadering

In dit hoofdstuk worden aan de hand van drie theorieën en de literatuur de hypotheses gevormd. Allereerst wordt algemeen ingegaan op de verschillende motieven van ondernemingen om over te gaan tot vrijwillig toelichten van MVO-verslaggeving, waarna aan de hand van de stakeholders theorie, de agency theorie, de legitimiteit theorie en de literatuur de hypotheses voor dit onderzoek worden geformuleerd. Het hoofdstuk zal worden afgesloten met het conceptueel model van dit onderzoek.

2.1 Theorie en literatuur review

Owusu & Frimpong (2012) geven in hun onderzoek aan dat het management van ondernemingen die informatie over de sociale en milieuprestaties van de onderneming rapporteren dit duidelijk voor een bepaald doel doen. Er kan sprake zijn van verschillende motieven voor het management om deze informatie te rapporteren. Verschillende onderzoekers hebben onderzoek gedaan naar de motieven van het management van ondernemingen om informatie over de sociale en milieuprestaties te publiceren (zie onder andere: Owusu & Frimpong, 2012; Campbell, 2009; Staden, 2012; Patten, 1992; Adams, Hill, & Roberts, 1998.)

De motieven van de ondernemingen om over te gaan tot het publiceren van MVO-verslaggeving kunnen worden uitgedrukt in verschillende theorieën zoals onder andere de stakeholders theorie, agency theorie, legitimiteit theorie, voluntary disclosure theorie, accountability theorie en de institutionele theorie (Waard, 2011). Enkele motieven kunnen zijn: het oprecht geloven dat een onderneming verantwoordelijk is om te rapporteren, omdat de belanghebbenden het recht hebben op informatie ongeacht de kosten die daarmee samenhangen (accountability theorie); het voldoen aan de verwachtingen van de maatschappij die een onderdeel kunnen zijn van de sociaal wenselijke acties die de maatschappij verlangt van de onderneming conform het “sociaal contract7” (legitimiteit theorie); indien een organisatie haar handelen probeert te rechtvaardigen bij bepaalde bedreigingen van de legitimiteit van de organisatie als gevolg van bijvoorbeeld slechte publiciteit (Patten, 1992); het managen van bepaalde (krachtige) stakeholder groepen (Ulman, 1985); om beleggingsfondsen aan te trekken en te voldoen aan de financieringsbehoeften (Deegan, 2002; Owusu & Frimpong, 2012); indien een onderneming lastige vragen probeert te voorkomen (Waard, 2011); kopieergedrag, het publiceren van een MVO-verslag omdat de belangrijkste concurrenten dit ook doen binnen dezelfde branche (mimetisch isomorfisme).

Naast deze opsomming kunnen er nog vele andere motivaties zijn die een onderneming er toe kan zetten tot het vrijwillig publiceren van MVO-verslaggeving (Deegan, 2002). Hoewel de theoretische perspectieven verschillende uitgangspunten hebben, zijn ze het allemaal over eens dat ondernemingen meestal informatie vrijgeven voor stakeholders8, zoals in hoofdstuk 1 is beschreven (Rouf & Al Harun, 2011).

7 Het sociaal contract is een contract waarbij de onderneming met de maatschappij overeenkomt "om sociaal wenselijke acties uit te voeren in ruil voor de maatschappelijke goedkeuring van de doelstellingen en de overleving" (Guthrie & Parker, 1989, p. 344).

8 De term “stakeholders” kan gedefinieerd worden als diegenen die verschillende belangen hebben in de activiteiten van een onderneming, zelfs als het geen economische belang is. Onder belanghebbenden kan onder andere worden verstaan: aandeelhouders, medewerkers, cliënten, de staat, concurrenten, leveranciers, kredietverstrekkers en investeerders (Owusu & Frimpong, 2012).

(10)

De stakeholders theorie is een theorie van organisatiemanagement en bedrijfsethiek die de normen en waarden in het managen van een organisatie behandelt (Freeman, 1984). De theorie benadrukt dat de stakeholders het recht hebben om te weten wat de organisaties doen. De stakeholders theorie impliceert dat het publiceren van informatie naar de maatschappij toe ervoor zorgt dat alle stakeholders geïnformeerd worden over de performance van een onderneming, zodat zij kunnen beslissen om te beleggen of investeren in een onderneming. Voor het nemen van de juiste beslissingen dienen de gepubliceerde stukken een getrouw beeld te geven over de waarde en de risico’s van een onderneming en nuttige informatie omvatten voor de stakeholders (Behbahani, Zare & Farzanfar, 2013). Hoge audit kwaliteit zal hiervoor zorgen. Hoge audit kwaliteit zal helpen om overstemming te bereiken tussen het management van de onderneming en de stakeholders. Het zal tevens de agency kosten verlagen (die zijn ontstaan bij de scheiding van de leiding en de eigendom van een onderneming), de agency problemen opheffen en de waarde van een onderneming verhogen (Behbahani, Zare & Farzanfar, 2013). Audit kwaliteit wordt door de literatuur gedefinieerd als de gezamenlijke mogelijkheid van het detecteren en rapporteren van materiële fouten. Audit kwaliteit is dus gelinkt aan het verhogen van de kwaliteit van de toegelichte informatie (Al-Janadi et al., 2013). Zoals in hoofdstuk 1 wordt beschreven voorspeld de agency theorie dat hoge audit kwaliteit een positieve invloed heeft op de mate van toelichting. In voorgaande studies hebben onderzoekers surrogaten voor de audit kwaliteit ontwikkeld en hebben ze beroep gedaan op andere variabelen die correleren met audit kwaliteit, omdat audit kwaliteit te duur is om te evalueren en te moeilijk om te meten. De kosten voor het beoordelen van de mogelijkheid dat een accountant een materieel fout ontdekt en rapporteert lopen hoog op volgens de studie van DeAngelo (1981). Voor dit onderzoek zal derhalve gebruik worden gemaakt van twee surrogaten voor de audit kwaliteit. Namelijk, audit kosten en de onafhankelijkheid van audit commissies. Zie hieronder voor nadere informatie over de twee proxies:

Audit kosten

Audit kosten wordt door de literatuur gedefinieerd als de kwaliteit van audit services die geleverd worden door accountantsorganisaties op aanvraag van het management van ondernemingen (Rustam, 2013). Literatuur impliceert dat accountantsorganisaties grotere mate van audit kwaliteit leveren in de veronderstelling dat hogere audit kosten geassocieerden worden met hogere audit kwaliteit (Francis, 2004; Palmrose, 1986). Hoge audit kosten impliceren hoge audit kwaliteit, hetzij door meer audit inspanning (meer uren) of door grotere expertise van de accountant (hogere factureringstarieven, inzetten van managers, partners) (Francis, 2004).

Audit commissie

Een van de strategieën van een onderneming om het aantal verhandelbare aandelen (waarde van een onderneming) te verhogen voor stakeholders is om het transparant rapporteren van informatie (toelichting van informatie) te verhogen door het verbeteren van het monitoring systeem door middel van het creëren van een audit commissie (Forker, 1992). Het bestaan van een audit commissie verbetert de interne controle systemen en is dus één van de meest effectieve monitoring mechanismen om de kwaliteit van disclosure te verbeteren. De commissie verzekert verder dat het management goed geïnformeerd is over de beslissingen m.b.t. de toelichtingen en beoordeelt de uitkomsten van de interne en externe audit controles. Een audit commissie beschermt de interesses van de stakeholder, verzekert het transparant rapporteren en verbeterd de audit kwaliteit (Yuen et al., 2009). Uit literatuur blijkt dat de kwaliteit van de audits hoger is indien de audit commissie meer onafhankelijk is (Francis, 2004; Klein, 2002).

(11)

Op basis van het bovenstaande is er besloten om de proxy “audit kosten” te nemen als de basis analyse van dit onderzoek en de proxy “onafhankelijkheid van een audit commissie” als een additionele analyse. De hypothese luidt als volgt:

H1: Er bestaat een positieve relatie tussen audit kwaliteit en de mate van MVO-verslaggeving.

De stakeholder theorie suggereert tevens dat het succes van een onderneming afhankelijk is van het juist managen van alle relaties die een onderneming heeft met haar stakeholders (Owusu & Frimpong, 2012). Het belang van de stakeholders wordt bepaald door de omvang een onderneming, oftewel hoe groter de onderneming, hoe meer stakeholders een belangrijke rol spelen (Watts & Zimmerman, 1983). Zoals in het begin van het hoofdstuk is beschreven kan een onderneming vrijwillige MVO-informatie toelichten met het motief om bepaalde (krachtige) stakeholders groepen te managen (Stakeholders theorie). Op basis hiervan kan worden verwacht dat hoe groter de omvang van een onderneming is hoe meer MVO-informatie de onderneming zal toelichten. Tevens zijn ondernemingen met een grote omvang meer geneigd om vrijwillig informatie toe te lichten dan kleinere ondernemingen, omdat stakeholders het niet toelichten van informatie als “slecht nieuws” kan aanmerken (stakeholders theorie & legitimiteit theorie), wat invloed kan hebben op de waarde van de onderneming (Barry & Brown, 1985). Verder kost het toelichten van informatie relatief minder voor ondernemingen met grotere omvang, omdat er vanuit wordt gegaan dat deze ondernemingen de informatie al produceren voor interne doeleinden.

Uit menig onderzoek is naar voren gekomen dat de omvang van een onderneming positief correleert met de mate van MVO-verslaggeving (o.a. Boesso & Kumar, 2007; Cormier et al., 2009; Shuchi, 2009; Galani et al., 2011; Hossain et al., 2006).

Zo hebben Cormier et al. (2009) een onderzoek gedaan naar het substitutie effect van de MVO-verslaggeving in het reduceren van informatie asymmetrie. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de omvang van een onderneming de key driver is van MVO-verslaggeving. Het

onderzoek van Galani et al. (2011) naar de mate van implementatie van

milieuverslaggevingspraktijken van Griekse ondernemingen en de relatie tussen de omvang van een onderneming en de mate van MVO-verslaggeving laat tevens zien dat er een positieve correlatie is tussen de omvang van een onderneming en de mate van MVO-verslaggeving. Op basis van het bovenstaande is de hypothese als volgt geformuleerd:

H2: Er bestaat een positieve relatie tussen de omvang van de middelgrote beursgenoteerde ondernemingen en de mate van MVO-verslaggeving.

Aangezien de motieven van ondernemingen echter niet alleen berusten op de accountability theorie en het helaas onwaarschijnlijk is dat deze theorie een veel voorkomende motief is van ondernemingen binnen het kapitalistisch systeem (Deegan, 2002), is het aannemelijk dat er agency problemenontstaan door de belangentegenstellingen tussen de stakeholders en het management van de onderneming (Lucyanda & Siagian, 2012). De agency theorie suggereert dat ondernemingen derhalve monitor systemen instellen of verbeteren om de agency problemen op te heffen, geloofwaardigheid te verlenen aan de gepubliceerde informatie, informatie asymmetrie9 te verlagen, en om kosten voor non-disclosure te voorkomen (Jensen & Meckling, 1976). Onder monitor systemen kan onder andere worden verstaan het inhuren van onafhankelijke deskundige,

9 Volgens Scott (2011) houdt informatie asymmetrie in dat in een economische transactie de ene partij (management) een informatie voordeel heeft ten opzichte van de andere partij (stakeholder).

(12)

zoals accountantsorganisaties die de reputatie hebben dat zij hoge kwaliteit audits leveren (Majoor et al., 2007). Palmer (2008) ondersteunt deze suggestie door in zijn onderzoek aan te geven dat de informatie asymmetrie die tussen het management en de stakeholders bestaan verlaagd kunnen worden door het laten valideren van informatie door een extern controleorgaan. De externe accountant kan als controleorgaan ervoor zorgen dat een onderneming haar taken beter kan uitvoeren (Limpberg, 1932). De omvang van een accountantsorganisatie speelt echter een rol in het vermogen van een accountantsorganisatie. Een onafhankelijke big 4 accountantsorganisatie heeft (meer dan een klein accountantsorganisatie) het vermogen om agency problemen op te lossen door het verstrekken van hoog betrouwbare en geloofwaardige informatie (Al-Janadi et al., 2013). De reputatie van de accountantsorganisaties kunnen in gevaar komen indien zij worden geassocieerd met ondernemingen waarvan de rapportages van lage kwaliteit zijn (Palmer, 2008). Een grote internationale accountantsorganisatie heef namelijk een reputatie opgebouwd, waardoor zij waarschijnlijk geprikkeld worden om deze reputatie te beschermen door het leveren van hoge audit kwaliteit (Francis, 2004). Accountantsorganisaties raden in dit opzicht hun cliënten aan betrouwbare en geloofwaardige MVO-verslaggeving toe te lichten uit bezorgdheid voor de genoemde reputatieschade (Craswell & Taylor, 1992). Menig onderzoekers suggereren dan ook dat big 4 accountantsorganisaties een rol speelden in de disclosure policy van de klanten. Zo blijkt uit het onderzoek van Murcia & de Souza, (2009) dat de ondernemingen die door een big 4 accountantskantoor worden gecontroleerd, een hoge mate van MVO-verslaggeving rapporteren. Op basis van het bovenstaande luidt de hypothese als volgt:

H3: Er bestaat een positieve relatie tussen de omvang van een accountantsorganisatie (big 4) bij middelgrote beursgenoteerde ondernemingen en de mate van MVO-verslaggeving.

In deze studie zijn naast de bovenbeschreven onafhankelijke variabelen tevens de control variabelen “leeftijd van een onderneming” en “industrie sector” getest. In de onderstaande alinea’s worden aan de hand van de literatuur deze control variabelen nader toegelicht.

Leeftijd van organisatie

Een onderneming zal altijd proberen om aan de wensen van de maatschappij te voldoen. Dit alles om het imago van de onderneming in de ogen van de maatschappij te behouden en/of te verbeteren. Hoe langer een onderneming bestaat, hoe meer kennis de onderneming heeft vergaard en verbeteringen heeft doorgevoerd (Lucyana & Siagian, 2012). Aangezien oudere ondernemingen al gedurende een langere periode hun activiteiten uitvoeren binnen de maatschappij, is het mogelijk dat zij meer MVO verslaggeving zullen toelichten omwille van het behouden van het imago en het bewijzen dat zij haar sociale activiteiten nog steeds nakomen. In het onderzoek van Untari (2010) wordt beweerd dat de leeftijd van een onderneming positief gecorreleerd is met de mate van verslaggeving.

Industrie sector

Het onderzoek van Pahuja (2009) geeft sterke bewijs voor de relatie tussen de factor industrie en de mate van MVO-verslaggeving. Uit de resultaten van Jinfeng & Huifeng (2009) blijkt dat ondernemingen die een hoge milieugevoeligheid hebben (de mate waarin een onderneming het milieu kan belasten door het uitvoeren van bedrijfsactiviteiten) meer informatie toelichten dan ondernemingen die minder gevoelig zijn. Industrieën die meer gevoelig voor het milieu zijn vallen onder de sectoren: mijnbouw, olie en gas, chemie, bosbouw en papier, staal en andere metalen, elektriciteit, gasdistributie en water. Deze industrieën zijn over het algemeen verder met

(13)

planeet-Audit kwaliteit

Mate van MVO verslaggeving De omvang van de onderneming Omvang accountants- organisatie (big 4) Industrie sector

Leeftijd van onderneming

thema’s als milieu en grondstoffen schaarste dan de overige industrieën. Dit komt met name doordat de eerst genoemde industrieën meer grondstoffen gebruiken en afval produceren en zo een directere impact op natuur en het milieu hebben (MVO Nederland, Trendrapport 2012). Tevens staan dergelijke ondernemingen vaker onder invloed van strengere wet- en regelgeving (Jinfeng & Huifeng, 2009).

2.1.1 Conceptueel model

Figuur 2.1 geeft het conceptueel model weer van dit onderzoek.

Control variabelen: leeftijd van onderneming & industrie sector

(14)

3 Onderzoeksmodel

In dit hoofdstuk wordt het onderzoeksmodel beschreven van dit onderzoek, waarbij ingegaan wordt op de datacollectie en de onderzoeksmethode.

3.1 Datacollectie

Voor het beantwoorden van de hoofdvraag is een kwantitatief onderzoek uitgevoerd, waarbij een databestand is opgezet in een groepsverband van drie personen. De database is opgebouwd met de informatie uit de MVO-verslagen en de jaarverslagen van 2011 van 156 middelgrote, beursgenoteerde ondernemingen uit de landen Nederland, België, Duitsland, Denemarken, Italië en Singapore. Voor enkele ondernemingen is tevens de website van de onderneming geraadpleegd indien het MVO-verslag of jaarverslag alleen online beschikbaar was. In groepsverband is gekozen voor het verslaggevingsjaar 2011, omdat dat het meest recent verslaggevingsjaar is waar alle verslagen reeds gepubliceerd zijn van alle ondernemingen. Voor de ondernemingen die een gebroken boekjaar hanteren, is gekozen voor de verslagen van het verslaggevingsjaar 2011/2012. De zes geselecteerde landen beschikken alle over een Midkap Index. De steekproef is geselecteerd op basis van de meest recente lijsten van de Midkap index van verschillende bronnen. De lijsten van 2013 zijn gebruikt, omdat het niet mogelijk was om historische lijsten te verkrijgen van het jaar 2011. Zie hieronder voor een overzicht van de gebruikte bronnen:

Tabel 3.1 Overzicht bronnen

Voor de gelijke verdeling van het aantal ondernemingen per land is ervoor gekozen om voor de landen Duitsland, Italië en Singapore 24 ondernemingen te selecteren voor de steekproef i.p.v. de gehele lijst van de Midkap index. Deze indexen bestaan namelijk uit een grotere “mand” dan de overige landen. Op basis van het nettoresultaat van de ondernemingen zijn de index lijsten van deze drie landen gerangschikt van hoog naar laag, waarna vervolgens 12 ondernemingen met het hoogste nettoresultaat en 12 ondernemingen met het laagste nettoresultaat zijn geselecteerd. Uit de initiële steekproef zijn 2 bedrijven verwijderd wegens gebrek aan relevante informatie of het ontbreken van de verslagen. Zie hieronder voor een overzicht van de populatie en de steekproef:

(15)

Omdat de rapporteringsvaluta van de geselecteerde ondernemingen van elkaar verschillen, is er bij het opbouwen van het databestand rekening gehouden met de valutaverschillen. De bedragen in vreemde valuta zijn omgerekend tegen de koersen per 31 december 2011. De koersen zijn verkregen vanuit de bron Oanda.com. Voor een overzicht van de gehanteerde koersen wordt er gerefereerd naar bijlage 7.2.

3.2 Onderzoeksmethode

3.2.1 Regressiemodel

De multivariate regressieanalyse zal uitgevoerd worden voor het vaststellen van de impact van audit kwaliteit en de ondernemingskarakteristieken op de mate van MVO-verslaggeving. De multivariate regressieanalyse is in vele studies gebruikt om de verbanden tussen verschillende factoren en de mate van MVO-verslaggeving te onderzoeken (zie o.a. Ingram & Frazie, 1980; Hossain et al., 2006; Roberts, 1992; Patten, 2002). Voor de toetsing van de hypothesen, wordt er gebruik gemaakt van het volgende model:

MVO-verslaggeving = constante + B1 * (audit kwaliteit) + B2 * (Omvang onderneming) +B3 * (BIG4) + B4 * (Leeftijd onderneming) + B5 * (industrie sector) + ei

Hierbij staat Bi voor de coëfficiënten en ei voor error term.

(16)

De metingen van de afhankelijke en onafhankelijke variabelen zijn in de tabel 3.3 samengevat. De onderstaande sub-paragrafen bevatten een omschrijving van de metingen van de variabelen.

3.2.2 Afhankelijke variabele: MVO-verslaggeving

3.2.2.1 MVO disclosure index (MVODI)

De mate van MVO-verslaggeving zal gemeten worden door middel van een disclosure index aanpak. Eerder onderzoek heeft tevens gebruik gemaakt van een disclosure index (o.a. Hossain et al. 2006). Hossain et al. (2006) geven aan dat het opstellen van een passende disclosure index bestaande uit de informatie die in de MVO verslagen verwacht wordt te worden toegelicht, de belangrijkste taak is van het huidige onderzoeken. De onderzoekers geven tevens aan dat er geen algemene geaccepteerde model is voor de selectie van de MVO informatie in de disclosure index. Op basis hiervan is in groepsverband een handleiding opgesteld met daarin opgenomen de disclosure index voor het meten van de mate van MVO-verslaggeving. Zie voor de gehanteerde disclosure index bijlage 7.3. De MVO index disclosure is gebaseerd op de volgende zes performance indicatoren die volgens de GRI Sustainability Reporting Guide Lines G3.1. van belang zijn voor de stakeholders:

1. Economische prestaties (ECO)

2. Milieu prestaties (ENVI)

3. Arbeid en volwaardig werk (LABOR)

4. Mensenrechten (HR)

5. Maatschappij (SOC)

6. Productverantwoordelijkheid (PR)

3.2.2.2 De score in de MVO

Voor het meten van de mate van MVO-verslaggeving zal de unweighted disclosure index aanpak gebruikt worden, waarbij het toelichten van een prestatie indicator de waarde 1 krijgt en 0 indien deze niet toegelicht wordt (Hossein et al, 2006). Een unweighted MVO index is de ratio van de waarde van het aantal toegelichte presentatie indicatoren gedeeld door de totale waarde die toegelicht had kunnen worden. Het disclosure model voor de unweighted MVO-verslaggeving meet de totale disclosure van een onderneming als volgt (Hossein et al, 2006).

n

TD= ∑ di i=1

Waarbij,

d = 1 als de prestatie indicator (di) is toegelicht 0 als de prestatie indicator (di) niet is toegelicht n = aantal MVO-prestatie indicatoren

(17)

3.2.3 Onafhankelijke variabelen

3.2.3.1 Audit kwaliteit

De audit kwaliteit zal op twee verschillende manieren worden geoperationaliseerd, namelijk de totale auditkosten en de onafhankelijkheid van een auditcommissie. De eerste proxy “Audit kosten” voor de basisanalyse zal worden gemeten als de natuurlijke logaritmische totale accountants kosten. Deze meting voor de accountantskosten werd tevens gehanteerd bij de studie van Ball et al. (2012). De proxy “onafhankelijkheid van de auditcommissie” voor de additionele analyse wordt geoperationaliseerd door het aantal onafhankelijke leden van de audit commissie te delen door het totaal aantal leden van een audit commissie. Het vaststellen van de onafhankelijkheid van de audit commissie werd bewerkstelligd door de in de jaarverslagen opgenomen informatie over de personalia van de leden.

3.2.3.2 Omvang onderneming

De omvang van de onderneming kan op verschillende wijzen worden gemeten, zoals de totale balanswaarde, turnover, aantal medewerkers en de marktwaarde. In dit onderzoek zal de natuurlijke logaritmische totale balanswaarde worden genomen voor het meten van de omvang van de ondernemingen conform voorgaande studies (o.a. Al-Janadi et al., 2013; Lucyanda & Siagian, 2012; Palmer, 2008). De balanswaarden waren terug te vinden in de jaarverslagen van de geselecteerde ondernemingen.

3.2.3.3 Omvang accountantsorganisaties (big4)

Onder big 4 accountantsorganisaties wordt verstaan ondernemingen die gecontroleerd worden door PwC, KPMG, Deloitte en Ernst & Young. De meest voorkomende proxy voor deze factor is een dummy variabele. De ondernemingen die gecontroleerd worden door een van deze accountantskantoren krijgen de waarde 1 en indien anders de waarde 0. De beschreven meting is gebruikt in vele studies (o.a. Watts & Zimmerman, 1986; Murcia & de Souza, 2009; Lee et al., 2006).

3.2.4 Control variabelen

3.2.4.1 Industrie sector

Er wordt verwacht dat de ondernemingen die milieugevoeliger zijn meer MVO-verslaggeving rapporteren dan ondernemingen die minder gevoelig zijn (Jinfeng & Huifeng, 2009). Voor het onderzoek zullen de verschillende industrieën in twee soorten industrieën worden verdeeld. Namelijk, ondernemingen met hoge milieugevoeligheid en ondernemingen met een laag milieugevoeligheid. De uiteindelijke geselecteerde ondernemingen zijn verdeeld in 13 industrie sectoren op basis van de 4 digit SIC Code lijst vanuit Sientific Telephone Samples10 (Deumes & Knechel, 2008; Callan & Thomas, 2009). Zie tabel 3.4 voor een overzicht van de verdeling naar industrie sectoren:

10 Bron: http://www.stssamples.com/sic-code.asp

(18)

Tabel 3.4 Type industrie

In voorgaande onderzoeken is telkens gebruik gemaakt van verschillende classificatie van sectoren. In dit onderzoek worden de industrieën met de nummers 1 en 3 tot en met 7 van de bovenstaande tabel geclassificeerd als industrieën die gevoeliger zijn voor MVO (Callan & Thomas, 2009). Alle andere industrieën worden aangemerkt als industrieën die minder gevoelig zijn.

Tabel 3.5 Totaaloverzicht milieugevoeligheid ondernemingen

De industrieën met het nummer 1 en 3 tot en met 7 nemen de waarde 1 aan en de overige industrieën nemen de waarde 0 aan (Elijido-Ten, 2004).

3.2.4.2 Leeftijd onderneming

De leeftijd van een onderneming is het aantal jaar dat deze bestaat sinds de oprichting (Elijido-Ten, 2004; Lucyanda & Siagian, 2012). Voor het meten van de variabele is de informatie vanuit de websites van de ondernemingen gebruikt, de jaarverslagen of de website van company spotlight.

(19)

4 Analyses & resultaten

Dit hoofdstuk bevat de resultaten van het onderzoek zoals deze is uitgezet in de voorgaande hoofdstukken. In paragraaf 4.1 wordt de validiteit van het regressie model beoordeeld door middel van het uitvoeren van verschillende analyses en testen. Vervolgens worden in paragraaf 4.2 de variabelen geanalyseerd door middel van de beschrijvende statistieken. Deze analyse zal de lezer een inzicht geven in de gehanteerde data voor dit onderzoek. Paragraaf 4.3 bevat tot slot de resultaten van de multivariate regressieanalyse, waarmee de hypotheses worden getest en de discussie. Op basis van de bevindingen en de bijbehorende analyses in dit hoofdstuk zal een conclusie over de hypotheses worden gevormd in hoofdstuk 5.

4.1 Beoordelen validiteit van het model

Zoals in hoofdstuk drie is beschreven bestaat de uiteindelijke steekproefgrootte uit 154 ondernemingen na het elimineren van twee ondernemingen van de initiële steekproefgrootte wegens gebrek aan relevante informatie. Het opgebouwde databestand is geïmporteerd in het programma SPSS om de data te analyseren. Voor het meten van de data is in SPSS gekozen voor de meetschalen ordinaal11 en scale.12 Alvorens over te gaan tot het uitvoeren van een regressieanalyse is de validiteit van het regressie model beoordeeld. De volgende analyses en testen zijn hiervoor uitgevoerd:

4.1.1 Normale verdeling

De beschrijvende statistieken in tabel 4.3 zijn gebruikt om te bepalen of de variabelen normaal verdeeld zijn. Door middel van de waarde van de Skewness en Kurtosis is bepaald of de variabelen voldoen aan de vereisten van normale verdeling. De Skewness (scheefheid) en Kurtosis (gepiektheid) worden als indicators gebruikt in de distributie analyses als een teken van asymmetrie (Skewness) en gepiektheid van een normale verdeling (Field, 2009). Om de normaliteit te testen is een vuistregel gehanteerd. Aangenomen wordt dat er sprake is van normaliteit indien de Skewness en Kurtosis voor de onafhankelijke variabelen tussen de -2 en +2 liggen en voor de afhankelijke variabelen tussen de -10 en +10 liggen (Kline, 2005). Uit tabel 4.1 blijkt dat variabelen voldoen aan de vereisten en derhalve gesteld kan worden dat de variabelen normaal verdeeld zijn.

4.1.2 Bivariate analyse

Field (2009) geeft aan dat in een lineair regressie model geen sprake mag zijn multicollineariteit. Multicollineariteit bestaat als er een sterke correlatie aanwezig is tussen onafhankelijke variabelen in een regressie model. Het bestaan van multicollineariteit heeft namelijk invloed op de schatting van het regressie model en de interpretatie van de resultaten (Field, 2009). Voor het bepalen van de mate van multicollineariteit is een Pearson correlatie analyse uitgevoerd en de Variance Inflation Factor (VIF) bepaald. De Pearson correlatie analyse geeft aan welke variabelen met elkaar correleren en de VIF toets geeft aan of de correlatie een wezenlijke invloed heeft op de resultaten van de multivariate regressie. Een variabele zal uitgesloten worden van het model indien de correlatie coëfficiënt hoger is dan 0,8 (r (xi,xj) > 0,8) in de Pearson correlatie analyse en als de VIF

11 De meetschaal ordinaal is gehanteerd voor de dummy variabelen.

12 De meetschaal scale (continu) is een samenvatting van interval en ratio data (KU Leuven) en is gehanteerd voor de overige variabelen.

(20)

waarde boven de gebruikelijke drempel van 10 komt (Bowerman & O’Connell, 1990; Myers, 1990). Zie de onderstaande tabellen met de bivariate analyse (4.1) en de VIF toets (4.2). Omdat het regressie model ordinale data bevat is een Spearman’s correlatie analyse uitgevoerd, die in de rechterbovenhoek van de tabel wordt weergegeven.

Tabel 4.1 Bivariate analyse

Tabel 4.2 Collineariteit statistieken tabel

Uit tabel 4.1 en 4.2 blijkt dat er geen indicatie is dat een onacceptabel niveau van multicollineariteit aanwezig is tussen de onafhankelijke variabelen aangezien de hoogst positieve Pearson correlatie coëfficiënt 0,429 (Spearman: 0.458) is van de audit kosten (LN_AUDK) en de omvang van een onderneming (LN_OMVANG) op een significatie niveau van 0,01 en de VIF waarde voor alle variabelen onder de 10 ligt. Field (2009) geeft namelijk ook aan dat er pas sprake is van een serieus probleem als de tolerantie van de collineariteit onder de 0,1 ligt. Aan de hand van tabel 4.2 is vastgesteld dat de tolerantie van alle variabelen boven de 0,1 ligt.

In aanvulling hierop blijkt verder dat er een positieve significante correlatie is tussen de mate van MVO-verslaggeving (afhankelijke variabele) en de onafhankelijke variabelen “audit kosten” (audit kwaliteit), “omvang van een onderneming” en de “leeftijd van een onderneming”. De aanwezigheid van een onafhankelijke audit commissie (OAC) is in contrast negatief en significant gecorreleerd

(21)

met de afhankelijke variabele (Pearson: -0.206, Spearman: -0.192). Dit wijst op een causaal verband tussen de afhankelijke en onafhankelijke variabelen. Deze verbanden zullen verder worden onderzocht door middel van de multivariate regressie analyse.

4.1.3 Onafhankelijke fouten (independent errors)

De fouten in de regressieanalyses dienen onafhankelijke of niet gecorreleerd te zijn (Field, 2009). Deze aanname kan getest worden met de Durbin-Watson test. De vuistregel die hierbij wordt gehanteerd is dat de Durbin-Watson waarde dicht bij de 2 dient te liggen. Waarden die onder de 1 en boven de 3 liggen duiden op een probleem (Field, 2009). Uit tabel 4.6 blijkt dat de waarde voor de gehanteerde data 1.859 is, wat dicht bij de twee ligt. Op basis hiervan kan worden gesteld dat aan de gestelde aanname is voldaan.

4.1.4 Conclusie

Na het uitvoeren van de bovenstaande testen en analyses kan kortom worden aangenomen dat het model valide is en dat de multivariate regressieanalyse uitgevoerd kan worden. In paragraaf 4.2 worden de variabelen geanalyseerd door middel van de beschrijvende statistieken, waarna vervolgens in paragraaf 4.3 de hypotheses worden getest door middel van de multivariate regressieanalyse.

4.2 Beschrijvende statistiek

In de onderstaande tabel worden de beschrijvende statistieken weergegeven van de verschillende variabelen die gebruikt zullen worden om de hypothesen te testen.

Tabel 4.3 Beschrijvende statistieken

Uit tabel 4.3 blijkt dat de algehele mate van MVO-verslaggeving door middelgrote ondernemingen gemiddeld 50 procent is. De samengevatte resultaten over de mate van MVO-verslaggeving in de tabel 4.4 laten zien dat 14 procent van de ondernemingen informatie over al de zes performance indicatoren hebben toegelicht in de jaarverslagen 2011 of in gepubliceerde

(22)

MVO-verslagen. Daarnaast blijkt dat 19 procent van de ondernemingen geen MVO-informatie (0%) heeft toegelicht. Dit zijn voornamelijk ondernemingen uit Italië (11 ondernemingen) en Singapore (9 ondernemingen).

Tabel 4.4 Samenvatting statistieken MVO-verslaggeving

De mate van MVO-verslaggeving is tevens per industrie sector weergegeven. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de industrieën, SIC codes en de gemiddelde mate van MVO-verslaggeving per industrie sector.

Tabel 4.5 Mate van MVO-verslaggeving per industrie

Uit de tabel blijkt dat de hotel- en entertainment industrie het minst MVO-informatie toelicht (38%) en dat bij de mijnbouw en constructie industrie conform verwachting de mate van MVO-verslaggeving het hoogst is (76%). Verder blijkt uit de tabel dat enkele industrieën zoals transport en de nutsbedrijven die aangemerkt zijn als ondernemingen met een lage milieugevoeligheid meer MVO-informatie toelichten dan verwacht. De ondernemingen uit de selectie die onder deze twee industrieën vallen zijn voornamelijk nutsbedrijven (elektra) en lucht- en water transportbedrijven. Een verklaring hiervoor kan zijn dat nutsbedrijven ook veel MVO-informatie toelichten, omdat zij onder de vervuilende (polluting) sectors vallen. Uit het onderzoek van Kolk (2004) blijkt dat ondernemingen uit deze sectoren het meest actief zijn met het toelichten van MVO-informatie.

(23)

Een independent samples t-test is uitgevoerd voor het vaststellen of er een significante verschil is tussen de gemiddelde mate van MVO-verslaggeving bij de milieugevoelige ondernemingen (nr.: 1, 3, 4, 5, 6 en 7) en de minder gevoelige ondernemingen (overige industrieën). Uit de resultaten blijkt dat er geen significant verschil is ( t(152)=1.35, p=0.18) tussen de gemiddelde mate van MVO-verslaggeving bij de milieugevoelige ondernemingen (M=0.55, SD=0.35) en de minder gevoelige ondernemingen (M=0.47, SD=0.32).13 De resultaten suggereren dat de industrie sector geen invloed heeft op de mate van MVO-verslaggeving. In paragraaf 4.3 wordt hier nader op ingegaan. De beschrijvende statistieken in tabel 4.3 laten verder zien dat 92 procent van de ondernemingen haar jaarverslag of MVO-verslag door een van de big 4 accountantsorganisaties heeft laten controleren en dat 99 procent van de ondernemingen een audit commissie had in het jaar 2011, waarvan 66 procent van het totale aantal leden onafhankelijk was. Op basis hiervan kan worden gesteld dat een hoog percentage van de ondernemingen conform verwachting monitor systemen hebben ingesteld om bijvoorbeeld o.a. geloofwaardigheid te verlenen aan de gepubliceerde informatie.

(24)

4.3 Multivariate regressieanalyse

De resultaten van de multivariate regressieanalyse zijn gepresenteerd in de tabel 4.8. Zoals uit deze tabel blijkt is het regressie model significant (F=3.908, P=0.002), aangezien de significantie waarde kleiner is dan 0.05 (Field, 2009). De significantie van het regressie model is vastgesteld aan de hand van de ANOVA (F-test). De ANOVA geeft aan of het model een goede voorspelling geeft van de outcome variabel (Field, 2009).14 Uit de tabel blijkt tevens dat het model een adjusted R2 heeft van 0.087, wat erop wijst dat het model 8,7% verklaart van de variantie in de mate van MVO-verslaggeving. De adjusted R square (adjusted R2) geeft aan in hoeverre de variantie van de afhankelijke variabele verklaard kan worden door het aantal verklarende variabelen in de multivariate regressie model.15

Tabel 4.8 Multivariate regressie analyse

14 De onafhankelijke variabele wordt in ANOVA terminologie de “outcome variabel” genoemd (Field, 2009). 15 De oorspronkelijke Model Summary en ANOVA tabellen zijn opgenomen in bijlage 7.4.

(25)

Op basis van de resultaten in tabel 4.8 zijn de hypothesen en control variabelen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 getest. Zie hieronder voor de discussie per hypothese en control variabelen. De resultaten van de univariate post hoc multiple comparison worden tevens hieronder beschreven en gediscussieerd.

Hypothese 1- Audit kwaliteit

In dit onderzoek is getest of audit kwaliteit een impact heeft op de mate van MVO-verslaggeving. Zoals in hoofdstuk 2 en 3 is beschreven wordt audit kwaliteit op twee verschillende manieren geoperationaliseerd. In de basisanalyse is de proxy “audit kosten” als surrogaat voor audit kwaliteit gebruikt. De resultaten in tabel 4.8 laten zien dat audit kwaliteit positief significant correleert ( p-waarde < 0.05) met de afhankelijke variabele. Dit is consistent met de voorspelling van de agency theorie dat hoge audit kwaliteit een positieve relatie heeft met de mate van toelichting (Behbahani, 2013). Derhalve wordt hypothese 1, dat stelt dat audit kwaliteit positief correleert met de mate van MVO-verslaggeving geaccepteerd.

Hypothese 2 – Omvang onderneming

Hypothese 2 voorspelt dat er een positieve relatie is tussen de omvang van een onderneming en de mate van MVO-verslaggeving. De resultaten in tabel 4.8 geven echter aan dat deze relatie statistisch niet significant is, wat niet consistent is met de verwachting en de resultaten van voorgaande studies (o.a. Boesso & Umar 2007; Hossain et al., 2006). De hypothese wordt derhalve verworpen. Het argument van Meznar & Nigh (1995) dat grotere ondernemingen meer bestand zijn tegen externe invloeden en daarom minder maatschappelijk responsief zijn en de bewering van Udayasankar (2008) dat, hoewel de motieven van de grote en kleine ondernemingen om MVO-informatie te rapporteren verschillen, beide soorten ondernemingen echter evenzeer geneigd zijn MVO-informatie te rapporteren, kunnen een verklaring zijn waarom de positieve relatie niet significant is. Het resultaat van deze studie komt overeen met de resultaten van de studies van Yulita (2010) en Lanis & Richardson (2011). Deze studies hebben tevens geen statistische significantie gevonden tussen de omvang van een onderneming en de mate van MVO-verslaggeving.

Hypothese 3 – Omvang accountantsorganisatie (big 4)

Er is geen bewijs gevonden dat de omvang van een accountantsorganisatie impact heeft op de mate van MVO-verslaggeving. Uit de resultaten blijkt dat de positieve coëfficiënt niet significant is (P-waarde = 0.310). Dit is niet consistent met de theorie en de literatuur zoals beschreven in hoofdstuk 2, waarbij wordt geïmpliceerd dat grote accountantsorganisatie uit oogpunt van reputatieschade een rol spelen in de disclosure policy van hun cliënten (Craswell & Taylor, 1992) en dat ondernemingen die door een big 4 accountantsorganisatie worden gecontroleerd een hoge mate van verslaggeving rapporteren (Murcia & de Souza, 2009). Een mogelijke motivatie voor dit resultaat is dat de rol van de accountants in de praktijk beperkt is tot de grens van de informatie die

ondernemingen wettelijk dienen toe te lichten. Hiermee wordt bedoeld dat de

accountantsorganisaties in het algemeen niet van hun cliënten eisen om meer informatie toe te lichten dan de accounting standaarden eisen (Alsaeed, 2006; Wallace et al., 1994; Raffournier, 1995).

Control variabele – Leeftijd onderneming

Uit de resultaten blijkt dat de leeftijd van een onderneming positie significant correleert ( p-waarde = 0.023) met de mate van MVO-verslaggeving. Dit is consistent met de resultaten van voorgaande onderzoeken (zie o.a. Untari, 2010; Roberts, 1992).

(26)

Control variabel – Industrie sector

Er bestaat geen significante correlatie tussen de control variabele industrie sector en de mate van MVO-disclosure. De ondernemingen in de sectoren 1, 3 t/m 7 waarvan verwacht wordt dat zij een hoge milieugevoeligheid hebben geen significante invloed op de mate van MVO-verslaggeving. Alhoewel de resultaten niet statistische significant zijn bleek bij het vergelijken van de mate van MVO-disclosure tussen de verschillende industrieën (zie paragraaf 4.1) dat de deze ondernemingen wel wat meer informatie toelichten dan enkele sectoren die niet hoog milieugevoelig zijn (o.a. groothandel (10), banken (11) & hotels (12)). De mate van MVO-verslaggeving bij de overige sectoren die tevens zijn aangemerkt als ondernemingen die niet hoog milieugevoelig zijn liggen in lijn met de mate van informatieverschaffing van de sectoren met een hoge milieugevoeligheid. Het resultaat van deze studie is consistent met de voorgaande studies als Alsaeed (2006), Wallace et al. (1994) en Raffournier (1995).

Univariate post hoc multiple comparison – Landen

Zoals is opgenomen in de noot van tabel 4.8 is besloten om geen dummies voor de landen op te nemen in de multivariate regressieanalyse. Een univariate post hoc multiple comparison is derhalve uitgevoerd voor het vergelijken van de mate van MVO-verslaggeving tussen de landen Nederland, België, Duitsland, Denemarken, Italië en Singapore. Uit tabel 4.10 blijkt dat de mate van verslaggeving in Duitsland het hoogst is (69%) en in Singapore het laagst (29%). De verschillen in de mate van MVO-verslaggeving worden gepresenteerd in tabel 4.11 en blijken voor enkele landen statistisch significant te zijn. De mate van MVO-verslaggeving verschilt significant tussen de landen Nederland & Singapore, België & Duitsland, België & Denemarken, Duitsland & Italië, Duitsland & Singapore, Denemarken & Italië en Denemarken en Singapore. In deze studie is er geen onderzoek gedaan naar de oorzaken van de verschillen. De scriptie zal derhalve geen verklaringen bevatten voor de verschillen.

(27)
(28)

4.3.1 Alternatieve analyse

Om meer zekerheid te verkrijgen over de resultaten van het onderzoek naar de relatie tussen de bovenbeschreven determinanten en de mate van MVO-verslaggeving is een alternatieve analyse uitgevoerd. In deze analyse wordt de proxy “de onafhankelijkheid van de audit commissie” gebruikt voor het meten van audit kwaliteit. De verklarende krachten van dit model (F=3.947, P=0.002, adjusted R2=0.088) liggen in lijn met het basismodel (F=3.908, P=0.002, adjusted R2=0.087).16 De onderstaande tabel geeft de resultaten van de alternatieve analyse weer.

Tabel 4.14 Multivariate regressieanalyse (additionele analyse)

Uit de tabel blijkt dat de resultaten van de alternatieve analyse verschillen ten opzichte van de basisanalyse. Indien de proxy “onafhankelijkheid audit commissie” als surrogaat voor audit kwaliteit wordt gebruikt, verandert de significantie van de correlatie tussen de mate van MVO-verslaggeving en de variabelen “audit kwaliteit” en “omvang van een onderneming”. De significantie van de correlatie van de overige drie variabelen zijn echter consistent met de basisanalyse.

Verschillen

Uit de resultaten blijkt dat in de additionele analyse hypothese 1 verworpen dient te worden. Het blijkt namelijk dat de proxy “onafhankelijkheid audit commissies” negatief significant is gecorreleerd (P-waarde = 0.043) met de mate van verslaggeving, hetgeen betekent dat het resultaat

(29)

in strijd is met de aanname van de studie. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de audit commissie leden weinig ervaring hebben (Al-Janadi et al., 2013). Verder wordt van een audit commissie verwacht dat zij de corporate governance, de interne en externe audit controles, de rapportering en de interne controle systemen overziet. Het kan zijn dat de audit commissie zich alleen bezig houdt met het voldoen aan de eisen die de wet & regelgeving stelt. Het doel van een audit commissie zal dan niet zijn om druk op een onderneming te zetten voor het toelichten van vrijwillige MVO-informatie (Yuen et al, 2009). Verder is geconstateerd dat in tegenstelling tot de basisanalyse de omvang van een onderneming in deze analyse significant positief is gecorreleerd (p-waarde < 0.1) aan de mate van MVO-verslaggeving en hypothese 3 derhalve geaccepteerd kan worden. Dit is consistent met de aanname van deze studie en de resultaten van voorgaande onderzoeken (o.a. Boesso & Umar 2007; Hossain et al., 2006). De verschillen in de resultaten van deze analyses worden waarschijnlijk veroorzaakt doordat de audit kwaliteit op twee verschillende manieren wordt geoperationaliseerd, waarbij verschillende data worden gebruikt voor het meten van audit kwaliteit. Zoals al eerder in voorgaande hoofdstukken is beschreven, is er geen overeenstemming tussen onderzoekers over hoe audit kwaliteit gemeten moet worden en komen onderzoekers tot verschillende conclusies bij het hanteren van surrogaten voor audit kwaliteit (Hussein & MohdHanefah, 2013). De reden dat het resultaat voor de invloed van de omvang van de onderneming op de mate van MVO-verslaggeving is verandert, kan zijn dat de score van de ene variabele (omvang onderneming) verandert als de score van een andere variabele (audit kwaliteit) in het model verandert (Field, 2009).

Overeenkomsten

Door het uitvoeren van de alternatieve analyse is er meer zekerheid verkregen over de invloed van de variabelen “omvang van een accountantsorganisatie”, “leeftijd van een onderneming”, en de “industrie sector” op de mate van MVO-verslaggeving. De resultaten van beide analyses liggen namelijk met betrekking tot deze variabelen in lijn met elkaar. Er kan met meer vertrouwen gesteld worden dat de omvang van een accountantsorganisatie en de industriesector waarin middelgrote onderneming opereren geen invloed hebben op de mate van MVO-verslaggeving en met meer zekerheid aangenomen worden dat de leeftijd van middelgrote ondernemingen wel invloed heeft op de mate van MVO-verslaggeving.

Op basis van de bevindingen van dit onderzoek zal een conclusie worden gevormd in het volgende hoofdstuk.

(30)

5 Conclusie

In het voorgaande hoofdstuk zijn de resultaten van de analyses gepresenteerd en de hypotheses getest. Dit hoofdstuk bevat de conclusie van de studie en de beperkingen van het onderzoek. Het doel van deze studie was om een onderzoek zoek te doen naar de impact van audit kwaliteit en diverse ondernemingskarakteristieken op de mate van verslaggeving. De mate van MVO-verslaggeving is gemeten door middel van een disclosure index aanpak. De MVO index disclosure is gebaseerd op de GRI Sustainability Reporting Guide Lines G3.1. Uit de studie blijkt dat de algehele mate van MVO-verslaggeving door middelgrote ondernemingen gemiddeld 50 procent is. Deze gemiddelde mate van verslaggeving relateert waarschijnlijk aan het feit dat de dit type van informatie op vrijwillige basis gebeurt en er geen wettelijk verplichte vereisten zijn.

Verder blijkt uit het onderzoek naar de impact van de genoemde determinanten op de mate van MVO-verslaggeving dat de omvang van een accountantsorganisatie en de industriesector waarin middelgrote onderneming opereren geen invloed hebben op de mate van MVO-verslaggeving. Deze bevinding is geconstateerd uit het resultaat van zowel de basis- als de additionele analyse. Dit is in contrast met vele studies waarbij deze variabelen positief gecorreleerd zijn aan de mate van MVO-verslaggeving. In deze studies worden deze variabelen voornamelijk als control variabelen opgenomen in de analyses. Het blijkt dat het toch niet zo vanzelfsprekend is dat een onderneming die gecontroleerd wordt door een big 4 accountantsorganisatie en de meer milieugevoelige industrieën meer MVO-informatie rapporteren. De leeftijd van een onderneming heeft in dit onderzoek in tegenstelling tot de bovengenoemde variabelen wel invloed op de mate van MVO-verslaggeving. Deze bevinding steunt de bewering dat oudere ondernemingen al gedurende een langere periode hun activiteiten uitvoeren binnen de maatschappij en zij hierdoor meer MVO-verslaggeving toelichten omwille van het behouden van het haar imago.

Uit het onderzoek blijkt tevens dat de resultaten van de analyse kunnen wijzigen indien de audit kwaliteit op twee verschillende manieren wordt geoperationaliseerd. Er is namelijk een verschil geconstateerd tussen het resultaat van de analyses met betrekking tot de omvang van een onderneming. Alleen de bevinding vanuit de additionele analyse steunt de aanname van dit onderzoek dat de omvang van een onderneming invloed heeft op de mate van MVO-verslaggeving. Alhoewel vele studies wel een significante positieve correlatie vinden tussen deze variabele en de mate van MVO-verslaggeving, zijn er ook onderzoekers die consistent met de resultaten van de basisanalyse geen significantie constateren tussen de omvang van een onderneming en de mate van MVO-verslaggeving (Yulita, 2010; Lanis & Richardson, 2011).

Opmerkelijk is dat op basis van de basisanalyse waarbij de proxy audit kosten als surrogaat is gebruikt voor audit kwaliteit, de audit kwaliteit een significante positieve invloed heeft op de mate van MVO-verslaggeving. Wat conform de aanname van het onderzoek is, maar uit de resultaten van de additionele analyse (proxy: onafhankelijkheid van een audit commissie) blijkt dat de hypothese 1 verworpen moet worden aangezien er een negatieve significante correlatie is geconstateerd tussen audit kwaliteit en de mate van MVO-verslaggeving.

Als argument voor dit resultaat kan worden gesteld dat de audit commissie leden door de leiding van een onderneming of raad van bestuur worden aangesteld, wat invloed kan hebben op hun monitoring rol in termen van onafhankelijkheid. Het kan zijn dat de audit commissie hierdoor de transparantie van een onderneming niet zal verhogen en daarmee ook niet de mate van MVO-verslaggeving. Deze aanname van Yuen et al. (2009) wordt gesteund door het resultaat van dit onderzoek ondanks het feit dat 66 procent van de audit commissie leden als onafhankelijk wordt aangemerkt. Uit de resultaten blijkt namelijk dat ondanks dat 66 procent van de audit commissie

(31)

leden onafhankelijk is, dit niet heeft geleid tot een verhoging van de mate van MVO-verslaggeving. Volgens de agency theorie impliceert dit dat de leiding van een onderneming een audit commissie creëert die als monitor systeem fungeert om de wensen van de stakeholders tegemoet te komen en de interesses van de stakeholders te beschermen. Geadviseerd wordt om de rol en het doel van de audit commissie nader onder de loep te nemen en richtlijnen op te stellen die geïmplementeerd dienen te worden door ondernemingen voor een meer effectieve rol van een audit commissie. Zoals elke ander onderzoek heeft deze studie tevens enkele beperkingen. De volgende beperkingen zijn geconstateerd tijdens het onderzoek. Ten eerste zijn de jaarverslagen en de MVO-verslagen van het jaar 2011 gebruikt, omdat van het verslaggevingsjaar 2012 niet alle jaarrekeningen en MVO-verslagen gepubliceerd zijn door de geselecteerde ondernemingen. Ten tweede is voor de selectie van de ondernemingen gebruik gemaakt van index lijsten van beurzen van het jaar 2013 aangezien de historische lijsten van 2011 niet beschikbaar zijn. Ten derde meet de MVO disclosure index die is samengesteld op basis van 6 performance indicatoren niet de diepte van MVO-verslaggeving, waardoor de mate van verslaggeving niet volledig en juist kan worden gemeten. Ten vierde worden in deze studie de significante verschillen van de gemiddelde mate van MVO-verslaggeving tussen de landen niet verklaard. Tot slot worden in deze studie niet alle mogelijke onafhankelijke variabelen getest die een belangrijke mate van invloed kunnen hebben op de mate van MVO-verslaggeving.

Hoewel de studie de bovengenoemde beperkingen had, was het alsnog mogelijk om op basis van de resultaten van deze studie een conclusie te kunnen trekken over de MVO-verslaggeving.

(32)

6 Referenties

Alsaeed, K. (2006). The association between firm-specific characteristics and disclosure: The case of Saudi Arabia. Managerial Auditing Journal. Vol. 21, No. 5, 476-496.

Rustam, S., Rashid, K., & Zaman, K. (2013). The relationship between audit committees, compensation incentives and corporate audit fees in Pakistan. Economic Modelling 31, 697-716.

Adams, C., Hill, W., & Roberts, C. (1998). Corporate social reporting practices in western Europe: Legitimating corporate behaviour. Britisch Accounting Review. Vol. 30, No.1, 1-21.

Al-Janadi, Y., Rahman, R. A., & Omar, N. H. (2013). Corporate Governance Mechanisms and Voluntary Disclosure in Saudi Arabia. Research Journal of Finance and Accounting. Vol 4, No.4, 25-36.

Ball, R., Jayaraman, S., & Shivakumar, L. (2012). Audited financial reporting and voluntary disclosure as complements: A test of the confirmation hypthesis. Journal of Accounting and Economics 53, 136-166.

Barry, C., & Brown, S. (1985). Differential information and security market equilibrium. Journal of Financial and Quantitative Analysis 20, 407-422.

Behbahani, S., Zare, R., & Farzanfar, F. (2013). Examining the effect of auditing quality on nonfinancial information disclosure quality. Interdisciplinary journal of contemporary research in business, Vol. 4, No.12, 802-810.

Boesso, G., & Kumar, K. (2007). Drivers of corporate voluntary disclosure; A framework and empirical evidence from Italy and the United States. Accounting, Auditing & Accountability Journal. Vol. 20, No. 2, 269-296.

Bowerman, B., & O'Connell, R. (1990). Linear statistical models: An applied approach. Belmont: CA: Duxbury.

Branco, M. C., & Rodriques, L. L. (2008). Factors Influencing Social Responsibility Disclosure by Portuguese Companies. Journal of Business Ethics. Vol. 83, 685-701.

Callan, S., & Thomas, J. (2009). Corporate financial performance and corporate social performance. An update and reinvestigation. Corporate Social Responsibility and Environmental Management. Vol. 16, No. 2, 61-81.

Campbell, D. (2009). Risk and environmental auditing. ACCA Qualification Student Journey, Student Account (P1 & P7), 46-48.

Cormier, D., Ledoux, M.-J., & Magnan, M. (2009). Social and Environmental Disclosures: Substitues or Complements? Canada: ESG UQAM, Chaire d'information financiere et organisationelle.

Craswell, A., & Taylor, S. (1992). Discretionary Disclosure of Reserves by Oil and Gas Companies: An Economic Analysis and Gas Companies. Journal of Business Finance. Vol. 19, No. 21, 295-308.

DeAngelo, E. L. (1981). auditor size and audit quality. Journal of accounting and economicss, 183-199.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In dit onderzoek staat de vraag centraal welke invloed maatschappelijk verantwoord ondernemen heeft op de loyaliteit van de hedendaagse Nederlandse

[r]

Hier worden uiteengezet de belangrijkste proble- men/uitdagingen voor de rechtspersoon, in welke mate deze (mede) bepalend zijn voor de bedrijfs- strategie, welke rol in dit

In dit onderzoek zijn deze de belangrijkste thema’s voor ziekenhuizen op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu.. •

Omdat het uiteindelijke doel van mijn onderzoek een MVO-beleidsplan voor Hunkemöller is, is het belangrijk goed inzicht te hebben in de begrippen Duurzame Ontwikkeling, Duurzaam

In de mate dat een bedrijf erin slaagt de verwach- tingen van stakeholders effectief te integreren in haar beleid, kan een social audit een krachtige hef- boom zijn voor

Aan de andere kant is binnen het bedrijfsleven zelf meer aan- dacht voor ‘social responsibility’, dat wil zeggen trans- parant en ethisch verantwoord handelen, mede omdat deze

een onbedoelde bijwerking van consumptie of productie die door een ander dan de veroorzaker wordt ervaren....