• No results found

De invloed van het type Big-4 accountantsorganisatie en karakteristieken van de audit commissie op de leesbaarheid van de kernpunten in de nieuwe controleverklaring

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van het type Big-4 accountantsorganisatie en karakteristieken van de audit commissie op de leesbaarheid van de kernpunten in de nieuwe controleverklaring"

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van het type Big-4 accountantsorganisatie en

karakteristieken van de audit commissie op de leesbaarheid van

de kernpunten in de nieuwe controleverklaring

Master thesis Accountancy

Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Economie en Bedrijfskunde

Januari 2017

Rutger Leenders

S2012103

Afrikaring 61

3823CH Amersfoort

+31 642365293

r.leenders@student.rug.nl

Eerste begeleider:

M. Looijenga MSc. EMA RA

Tweede beoordelaar:

prof. dr. D.A. de Waard

(2)

[2]

SAMENVATTING

In deze scriptie is onderzoek gedaan naar de invloed van het type Big-4 accountantsorganisatie en de karakteristieken van de audit commissie op de leesbaarheid van de kernpunten in de nieuwe controleverklaring. De nieuwe controleverklaringen van de ondernemingen aan de FTSE 100 en de 150 grootste ondernemingen aan de FTSE 250 in het Verenigd Koninkrijk zijn geanalyseerd voor de jaren 2013 tot en met 2015. De resultaten tonen aan dat PwC de kernpunten in de nieuwe controleverklaring significant beter leesbaar beschrijft dan de andere drie Big-4 accountantsorganisaties. Tevens blijkt uit het onderzoek dat het aantal financiële experts in de audit commissie positief geassocieerd is met de leesbaarheid van de kernpunten. Voor andere karakteristieken van de audit commissie is geen significant verband gevonden. Op basis van dit onderzoek lijkt de mogelijkheid tot verbetering van de leesbaarheid van de controleverklaring te liggen bij de verschillende accountantsorganisaties in tegenstelling tot de audit commissie.

Trefwoorden: leesbaarheid, Big-4 accountantsorganisatie, audit commissie, kernpunten, nieuwe controleverklaring

(3)

[3]

INHOUDSOPGAVE

1. INTRODUCTIE ... 4

1.1 Inleiding ... 4

1.2 Relevantie ... 5

2. THEORETISCH KADER EN HYPOTHESEVORMING ... 9

2.1. Algemene theoretische inkadering ... 9

2.1.1. Agency theorie ... 9

2.1.2. Communicatie theorie ... 10

2.2. Leesbaarheid ... 11

2.3. Type Big-4 accountantsorganisatie ... 13

2.4. Karakteristieken van de audit commissie ... 15

2.4.1. Aantal leden in de audit commissie ... 16

2.4.2. Aantal financiële experts in de audit commissie ... 16

2.4.3. Aantal meetings van de audit commissie ... 17

3. METHODOLOGIE ... 19

3.1. Steekproefselectie en data/ afbakening ... 19

3.2. Afhankelijke variabele ... 20

3.3. Onafhankelijke variabelen ... 22

3.4. Controlevariabelen ... 23

3.4.1. Lengte van de kernpunten ... 24

3.4.2. Ondernemingsgrootte ... 24 4. RESULTATEN ... 25 4.1. Beschrijvende statistiek... 25 4.2. Winsorizing ... 27 4.3. Multicollineariteit ... 28 4.4. Meervoudige regressieanalyse ... 28 4.5. Lineaire regressieanalyse ... 30 5. CONCLUSIE EN DISCUSSIE ... 33 5.1. Bevindingen en conclusies ... 33 5.2. Beperkingen en vervolgonderzoek ... 36 6. REFERENTIES ... 38

(4)

[4]

1. INTRODUCTIE

1.1 Inleiding

Bekende schandalen en de recente financiële crisis hebben extra nadruk gelegd op het belang van een geloofwaardige, kwalitatief hoogwaardige financiële verslaglegging (IAASB, 2011). Dit heeft de roep van accountants, stakeholders en het maatschappelijk verkeer versterkt om een uitgebreidere controleverklaring te gaan gebruiken (IAASB, 2011; NBA, 2014a). In de oude controleverklaring rapporteerde de accountant alleen de conclusie van de controle, terwijl stakeholders naast de conclusie ook geïnteresseerd zijn in de totstandkoming van de conclusie. Daarom was er de wens vanuit de gebruikers van de controleverklaring dat informatie betreffende belangrijke aandachtspunten van de controle zou worden meegenomen in een nieuwe controleverklaring. Na jaren van hoor en wederhoor heeft het Verenigd Koninkrijk als eerste de nieuwe controleverklaring verplicht gesteld over het boekjaar 2013. Nederland volgde het Verenigd Koninkrijk als tweede land met het verplicht stellen van de nieuwe controleverklaring over het boekjaar 2014.

Eén van de belangrijkste veranderingen van de nieuwe controleverklaring is de paragraaf met kernpunten. Hierin beschrijft de accountant de onderwerpen die de meeste aandacht hebben gevraagd in zijn controle en hoe hij hiermee is omgegaan (NBA, 2014a). De toevoeging van de kernpunten is belangrijk, omdat de beschrijving van deze punten zorgt voor meer transparantie omtrent de controle, waarmee getracht wordt de communicatieve waarde van de nieuwe controleverklaring te verhogen (IAASB, 2013b; NBA, 2015).

De Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) verwacht dat de communicatieve waarde ook op een andere manier wordt verhoogd. Er is namelijk getracht de teksten in de nieuwe controleverklaring duidelijker te verwoorden en het aantal standaardteksten in de verklaringen, die door gebruikers als ‘boilerplate’ (niet ondernemingsspecifieke informatie) worden ervaren, tot een minimum te beperken (NBA, 2014a & 2014b). Hierdoor verwacht de NBA dat de leesbaarheid en zodoende de communicatieve waarde van de nieuwe controleverklaring wordt verbeterd. Dit blijkt ook uit onderzoek van Smith (2016), die de oude en nieuwe controleverklaring heeft vergeleken op leesbaarheid.

Gezien het feit dat het toevoegen van de kernpunten tot doel heeft om de communicatieve waarde te verhogen en de leesbaarheid een maat is voor de communicatieve waarde, is het zeer nuttig om te onderzoeken welke karakteristieken geassocieerd worden met een betere leesbaarheid van de kernpunten. Hierdoor kan de communicatieve waarde van de nieuwe

(5)

[5]

controleverklaring geoptimaliseerd worden. De karakteristieken waar in dit onderzoek de focus op zal liggen zijn het type Big-4 accountantsorganisatie en de karakteristieken van de audit commissie. De keuze voor deze karakteristieken staat beschreven in de volgende paragraaf.

Bovenstaande in ogenschouw nemende, luidt de onderzoeksvraag daarom als volgt:

In hoeverre zijn het type Big-4 accountantsorganisatie en de karakteristieken van de audit commissie geassocieerd met een betere leesbaarheid van de kernpunten in de nieuwe controleverklaring?

1.2 Relevantie

Accountants voegen door middel van een geschreven controleverklaring geloofwaardigheid toe aan een jaarrekening van een organisatie. De controleverklaring wordt gecommuniceerd met de gebruikers van de jaarrekening via het jaarverslag. Zodoende is de controleverklaring onderdeel van een communicatieproces, waarbij er wordt gecommuniceerd in de vorm van een geschreven tekst. Het publiceren van de controleverklaring kan van communicatieve waarde voor de gebruiker van het jaarverslag, omdat de gebruiker aan de hand van de controleverklaring informatie krijgt over de vraag of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de werkelijkheid (IAASB, 2015; NBA, 2015).

In het verleden is er al vaker onderzoek gedaan naar de effectiviteit van de communicatie van de controleverklaring. Zo hebben Barnett & Leoffler (1979), Pound (1981) en Bailey et al. (1883) onderzoek gedaan naar de leesbaarheid van controleverklaringen. Nadat er veranderingen zijn ingevoerd omtrent de vormeisen van de controleverklaring heeft Hay (1998) ook de leesbaarheid van de verklaring onderzocht. Echter, het aantal onderzoeken naar de leesbaarheid van de controleverklaring is relatief laag, omdat de grote mate van standaardteksten in de oude controleverklaringen er toe heeft geleid dat er weinig tekstuele verschillen waren tussen de verklaringen. De invoering van de nieuwe controleverklaring zorgt er voor dat het nu weer interessant is om de leesbaarheid van de controleverklaring te onderzoeken. Bovendien zijn er sinds de invoering van de nieuwe controleverklaring nog weinig studies naar de leesbaarheid geweest. Zodoende zorgt dit onderzoek voor een relevante bijdrage aan de wetenschappelijke literatuur op het gebied van leesbaarheid van de nieuwe controlevergelijking.

(6)

[6]

Smith (2016) heeft recent de oude en de nieuwe controleverklaring vergeleken op basis van leesbaarheid en bewezen dat de leesbaarheid van de nieuwe controleverklaring is verbeterd ten opzichte van de oude controleverklaring. Smith heeft in haar onderzoek echter niet uitgebreid aandacht besteed aan de mogelijke oorzaken voor de verbeterde leesbaarheid, terwijl dit wel interessant is voor de accountant die de controleverklaring opstelt. Indien bekend is welke factoren de leesbaarheid van de controleverklaring verhogen, kan de accountant daar rekening mee houden bij het opstellen van de verklaring. Zodoende heeft een account handvatten om een zo hoog mogelijke communicatieve waarde te behalen. Dit onderzoek zal zich daarom richten op karakteristieken die geassocieerd worden met een betere leesbaarheid.

In tegenstelling tot het onderzoek van Smith (2016), zal er niet gekeken worden naar de leesbaarheid van de gehele controleverklaring, maar alleen naar de leesbaarheid van de kernpunten. De nieuwe controleverklaring bevat namelijk nog steeds boilerplate teksten, zoals de paragraaf waarin de accountant zijn oordeel van de controle beschrijft. Boilerplate teksten zullen niet veel van elkaar verschillen wat betreft leesbaarheid, waardoor het minder relevant is om deze onderdelen van de controleverklaring mee te nemen in het onderzoek naar karakteristieken voor betere leesbaarheid. Doordat de kernpunten minder boilerplate teksten zullen bevatten en erg belangrijk worden geacht voor de communicatieve waarde van de nieuwe controleverklaring (IAASB, 2013b; NBA, 2015), zal dit onderzoek zich richten op karakteristieken die geassocieerd worden met een betere leesbaarheid van de kernpunten. De International Auditing and Assurance Standards Board (IAASB) en de NBA zijn regelgevers op het gebied van accountancy en helpen accountants bij het verbeteren van de kwaliteit en het uitdragen van uniformiteit. Deze instanties hebben verschillende exploratieve onderzoeken gedaan op het gebied van de nieuwe controleverklaring, waardoor de conclusies van deze onderzoeken belangrijk zijn om in ogenschouw te nemen.

Om te onderzoeken wat karakteristieken zijn voor een betere leesbaarheid van de kernpunten zal dit onderzoek zich allereerst toespitsen op het type Big-4 accountantsorganisatie dat de verklaring heeft opgesteld. De accountantsorganisatie speelt uiteraard een belangrijke rol met betrekking tot de leesbaarheid van de kernpunten van de controleverklaring, omdat zij de kernpunten beschrijft en dus invloed heeft op hoe leesbaar de kernpunten zijn. Daarnaast ligt het voor de hand dat de audit commissie van de gecontroleerde onderneming een belangrijke rol kan spelen omtrent de leesbaarheid van de kernpunten, omdat de audit commissie

(7)

[7]

verantwoordelijk is voor het toezicht houden op de accountantscontrole en in contact staat met de accountants die de controle uitvoeren. Gezien de kennis op dit gebied worden deze karakteristieken gezien als belangrijk en relevant. Andere minder relevante karakteristieken, die mogelijk invloed hebben op de leesbaarheid van de kernpunten, worden buiten beschouwing gelaten in verband met de omvang en het exploratieve karakter van dit onderzoek.

Gezien het feit dat de accountantsorganisatie de verklaring opstelt is het erg aannemelijk dat karakteristieken van de organisatie van invloed kunnen zijn op de leesbaarheid. Bovendien zijn er nog relatief weinig richtlijnen met betrekking tot de voorwaarden waaraan de kernpunten van de nieuwe controleverklaring moeten voldoen. Accountantsorganisaties worden zodoende redelijk vrij gelaten in de manier waarop zij de kernpunten beschrijven. Hierdoor kunnen verschillen in de leesbaarheid ontstaan tussen verschillende accountantsorganisaties. De individuele accountant zal minder invloed hebben op de leesbaarheid, omdat elke accountantsorganisatie over het algemeen beschikt over een bureau vaktechniek. Zij zien er op toe dat de inhoud en stijl van de controleverklaringen overeenkomen binnen een accountantsorganisatie. Smith (2016) heeft al bewezen dat er verschillen kunnen ontstaan tussen accountantsorganisaties omtrent de leesbaarheid van de nieuwe controleverklaring. Zij heeft bewezen dat het van belang is voor de leesbaarheid van de nieuwe controleverklaring of de verklaring al dan niet is opgesteld door een Big-4 organisatie of door een kleinere organisatie. Voortbordurend op dit resultaat, zal in dit onderzoek onderzocht worden of de Big-4 accountantsorganisaties onderling ook van elkaar verschillen.

De tweede categorie karakteristieken is de kenmerken van de audit commissie die mogelijk van invloed zijn op de leesbaarheid. De IAASB (2013b) geeft namelijk aan dat één van de voordelen van de nieuwe verklaring kan zijn dat er betere communicatie plaatsvindt tussen de accountant en de audit commissie met betrekking tot de kernpunten die gecommuniceerd worden in de controleverklaring. Bovendien kan de audit commissie belangrijk zijn bij de totstandkoming van de controleverklaring en zodoende invloed hebben op de leesbaarheid (Stewart & Munro, 2007; Deloitte, 2015). Kernpunten komen namelijk tot stand door communicatie tussen de accountant en de audit commissie, waardoor een goede communicatie van uiterst belang is. De karakteristieken van de audit commissie waar in dit onderzoek naar wordt gekeken zijn het aantal leden, het aantal financiële experts en het aantal meetings van de audit commissie.

(8)
(9)

[9]

2. THEORETISCH KADER EN HYPOTHESEVORMING

2.1. Algemene theoretische inkadering

2.1.1. Agency theorie

De principaal-agenttheorie (agency theorie) van Jensen & Meckling (1979) verklaart middels de scheiding van eigendom en leiding het bestaan van het accountantsberoep. De scheiding tussen eigendom en leiding ontstaat doordat het eigendom van een organisatie in handen is van aandeelhouders (principalen), terwijl de dagelijkse leiding in handen is van managers (agenten). De belangen van de managers kunnen verschillen met die van de aandeelhouders, waardoor handelingen van de managers suboptimaal kunnen zijn voor de aandeelhouders. Zo kan de manager bijvoorbeeld streven naar een zo groot mogelijke organisatie met een grote omzet, terwijl de aandeelhouder vooral streeft naar zoveel mogelijk winst. Het suboptimale gedrag van managers neemt toe doordat er sprake is van informatie-asymmetrie tussen de managers en de aandeelhouders. Managers hebben beschikking over meer informatie dan de aandeelhouders, omdat aandeelhouders afhankelijk zijn van de hoeveelheid informatie die door de organisatie wordt gepubliceerd. Managers zijn bij de dagelijkse gang van zaken in de organisatie betrokken en zijn zodoende niet afhankelijk van wat de organisatie wel of niet publiceert. Vanwege deze informatie-asymmetrie is het mogelijk dat het voor aandeelhouders onopgemerkt blijft dat managers in hun eigen belang opereren. Aandeelhouders kunnen dit probleem enigszins beteugelen door het inzetten van een onafhankelijk persoon, in het geval van financiële informatie, zoals een jaarrekening, een externe accountant (Watts & Zimmerman, 1983). Bovendien is er in de maatschappij volgens ‘de leer van het gewekte vertrouwen’ behoefte aan een onafhankelijke deskundige die controlewerkzaamheden uitvoert (Limperg, 1932). De leer van het gewekte vertrouwen houdt in dat de onafhankelijke deskundige, de accountant, kan voldoen aan de behoefte uit het maatschappelijk verkeer, indien de accountant zijn werkzaamheden zo verricht dat hij de verwachtingen niet beschaamt en bovendien geen hogere verwachtingen opwekt (Limperg, 1932). De agency theorie en de vertrouwensleer van Limperg zijn te combineren, waardoor gesteld kan worden dat de onderneming als ‘agent’ wordt gezien en het maatschappelijk verkeer als ‘principaal’. Aan de accountant vervolgens de taak om te controleren in hoeverre de verantwoording van de onderneming voldoet aan de gestelde eisen van het maatschappelijk verkeer. De agency theorie en de vertrouwensleer liggen ten grondslag aan het ontstaan van het accountantsberoep.

(10)

[10]

2.1.2. Communicatie theorie

Voorafgaand aan de invoering van de nieuwe controleverklaring noemde de IAASB drie verschillende soorten problemen die spelen omtrent de controleverklaring. Zo geeft zij aan dat er onder andere sprake is van een verwachtingskloof en een informatiekloof. De verwachtingskloof wordt beschreven als het verschil tussen wat gebruikers verwachten van de accountant en de controle van de jaarrekening, en de realiteit van wat een accountantscontrole precies inhoudt (Porter, 1993). De verwachtingskloof wordt mede veroorzaakt doordat de maatschappij bepaalde verwachtingen heeft omtrent de capaciteiten en verantwoordelijkheden van de accountant met betrekking tot het opsporen van fraude in de jaarrekening en verwachtingen omtrent het communiceren van bevindingen door de accountant (IAASB, 2011). De informatiekloof wordt gedefinieerd als het verschil tussen de informatie, waarvan de gebruikers denken dat zij het nodig hebben om goede investeringsbeslissingen te nemen, en de informatie die beschikbaar is uit de jaarrekening of andere publiekelijk beschikbare informatie (IAASB, 2011). Naast de twee bovengenoemde kloven noemt de IAASB nog een ander probleem omtrent de controleverklaring. Gebruikers van de controleverklaring kunnen namelijk in verwarring worden gebracht door de manier waarop de accountant zijn bevindingen communiceert. Het gebruik van ‘boilerplate’ teksten, informatie die niet ondernemingsspecifiek is, kan er voor zorgen dat het onduidelijk is voor gebruikers wat er precies zou moeten worden gedaan en wat er daadwerkelijk is gedaan door de accountant met betrekking tot de accountantscontrole (IAASB, 2011; Simnett & Huggins, 2014). Dit probleem wordt door Mock et al. (2013), in navolging van de verwachtings- en informatiekloof, ook wel de communicatiekloof genoemd. Zij definiëren de communicatiekloof als de kloof die het verschil weerspiegelt tussen hetgeen de gebruikers verlangen en begrijpen en hetgeen wat wordt gecommuniceerd door de accountant.

De communicatie theorie wordt door Hronsky (1998) gezien als een manier om beter te begrijpen waarom er sprake is van een communicatiekloof in accountancy. De theorie is van belang bij de zoektocht naar een manier waarop accountants hun communicatie van bevindingen naar de gebruikers van controleverklaringen kunnen verbeteren. Hronsky (1998) geeft aan dat binnen de communicatie theorie een belangrijke rol is weggelegd voor het communicatieproces. Communicatie komt namelijk tot stand door het coderen en decoderen van berichten aan de hand van een code die door zowel de zender als de ontvanger wordt begrepen. Als de zender en ontvanger dezelfde betekenis geven aan de code, zorgt dat ervoor dat de zender en de ontvanger elkaar begrijpen en er zodoende sprake is van communicatie.

(11)

[11]

De communicatie die ontstaat tussen de zender en de ontvanger kan vervolgens effect hebben op het gedrag van de ontvanger (Hronsky, 1998). In het communicatieproces dat plaatsvindt door middel van de controleverklaring is de accountant, die de controleverklaring afgeeft, de zender en is de gebruiker van de jaarrekening de ontvanger.

De communicatiekloof waar sprake van is tussen de accountant en de gebruiker van de controleverklaring ontstaat doordat de ‘code’ die de accountant doorgeeft niet altijd wordt begrepen door de gebruiker van de controleverklaring. Zo hebben eerdere studies ook uitgewezen dat gebruikers vaak moeite hebben met het begrijpen van informatie uit de controleverklaring (Bailey et al., 1983; Church et al., 2008 en Coram et al., 2011). Zodoende is er tegenwoordig met de nieuwe controleverklaring een belangrijke rol weggelegd voor de accountant met betrekking tot het dichten van de communicatiekloof.

2.2. Leesbaarheid

Smith & Smith (1971) zijn één van de eersten geweest die, op basis van de communicatie theorie, leesbaarheid als variabele hebben geïntroduceerd om te kunnen beoordelen in hoeverre de informatie uit de verslaggeving begrepen wordt door de gebruikers. Zij concluderen dat leesbaarheid een geschikte maatstaf is om te beoordelen in hoeverre de boodschap van de verslaggeving goed gecommuniceerd wordt. Hierbij borduren zij voort op de definitie voor leesbaarheid van Dale & Chall (1949), die leesbaarheid definiëren als de mate waarin een tekst leesbaar en begrijpelijk is. Smith & Smith (1971) breiden die definitie uit en definiëren leesbaarheid als een objectieve en kwantitatieve maatstaf voor het gemak waarmee een tekst leesbaar en begrijpelijk is. Dit is de definitie die ook in dit onderzoek gebruikt zal worden.

Smith & Smith (1971) konden naar aanleiding van hun onderzoek nog geen conclusies trekken over een mogelijke relatie tussen de eigenschappen van de accountant en de mate waarin informatie te begrijpen is. Echter bleek toen al wel dat de leesbaarheid van de controleverklaring, zoals deze destijds gebruikt werd, beperkt was. Barnett & Leoffler (1979) komen in hun onderzoek naar de leesbaarheid van controleverklaringen van de accountant ook tot de conclusie dat de leesbaarheid opmerkelijk laag is. De leesbaarheid score was in dit onderzoek 18.1, wat door Flesch (1948) beschreven is als nog moeilijker dan de categorie ‘erg moeilijk’. Bovendien merken Barnett & Leoffler (1979) op dat er een significant verschil is tussen de leesbaarheid van de verklaringen van de verschillende Amerikaanse accountantsorganisaties, echter konden zij geen verklaring geven voor dit verschil. Ook

(12)

[12]

Pound (1981) komt in zijn onderzoek tot de conclusie dat controleverklaringen moeilijk tot erg moeilijk te lezen zijn en dat de leesbaarheid een beperkende factor is voor de communicatie effectiviteit van Australische controleverklaringen.

Pound (1981) gaf naar aanleiding van zijn onderzoek en de uitkomsten van onderzoeken in de jaren daarvoor al aan dat er opnieuw gekeken moest worden naar de toentertijd bestaande vorm van de controleverklaring, zodat de communicatie van informatie naar de gebruikers verbeterd kon worden. Sindsdien zijn er kleine veranderingen doorgevoerd aan de eisen van de controleverklaring, maar echte drastische veranderingen zijn achterwege gebleven. Zo concluderen Bailey et al. (1983) na een voorgestelde verandering van woordkeuze door de Auditing Standards Board dat de gebruikers verschillend reageren op informatie waarin verschillende terminologieën worden gebruikt voor dezelfde begrippen. Echter, bewijs voor een betere leesbaarheid hebben zij niet kunnen vinden. Ook na de invoering van een enigszins uitgebreidere controleverklaring in het begin van de jaren negentig bleek dat er verschillend werd gereageerd op de marginale veranderingen (Innes et al.,1997), maar dat de leesbaarheid nog steeds niet verbeterd was.

De invoering van de nieuwe controleverklaring in 2013 in het Verenigd Koninkrijk heeft geleid tot grote veranderingen in de controleverklaring. Smith (2016) heeft onderzocht of door deze veranderingen de leesbaarheid van de nieuwe controleverklaring is verbeterd ten opzichte van de oude controleverklaring. Uit de resultaten blijkt dat de nieuwe controleverklaring beter leesbaar is, wat een verbeterde communicatieve waarde van de verklaring impliceert. Nu bekend is dat de leesbaarheid verbeterd is door de invoering van de nieuwe controleverklaring, zal in dit onderzoek gekeken worden naar karakteristieken die de leesbaarheid van de nieuwe controleverklaring mogelijk beïnvloeden.

In de volgende paragraaf wordt de mogelijke invloed van het type Big-4 accountantsorganisatie besproken, vervolgens zal in de daarop volgende paragraaf de karakteristieken van de audit commissie besproken worden.

(13)

[13]

2.3. Type Big-4 accountantsorganisatie

Smith (2016) koppelt de communicatie theorie met het raamwerk voor de kwaliteit van de accountantscontrole (audit quality framework). Het audit quality framework bestaat uit vier factoren die de kwaliteit van de accountantscontrole beïnvloeden, waarvan de betrouwbaarheid en nut van de accountantsrapportage er één is. Zodoende kan verwacht worden dat beter leesbare verklaringen nuttiger zijn voor de gebruiker, wat volgens het framework bijdraagt aan een hogere kwaliteit van de accountantscontrole. Dit komt overeen met verwachtingen dat de nieuwe controleverklaring een positieve factor zal zijn voor de kwaliteit van de accountantscontrole (IAASB, 2013b; NBA, 2015). Gezien het feit dat de accountantsorganisatie de verklaring opstelt is het goed mogelijk dat karakteristieken van het de organisatie van invloed zijn op de kwaliteit van de accountantscontrole en zodoende ook op de leesbaarheid van de controleverklaring. Derhalve kunnen karakteristieken van de accountantsorganisatie bijdragen aan een verschil in leesbaarheid van de controleverklaringen.

De eerste onderzoeken op het gebied van verschil in kwaliteit van de accountantscontrole tussen accountantsorganisaties hebben zich vooral toegespitst op de grootte van de accountantsorganisatie. Zo beweert DeAngelo (1981) dat de grootte van de organisatie een maatstaf is voor de kwaliteit, omdat een grotere organisatie bij een eventuele onjuiste rapportage meer reputatieschade oploopt. Daarentegen heeft een kleinere accountantsorganisatie met slechts één klant meer te winnen door onjuist te rapporteren in plaats van streng te blijven tegenover de klant met het risico dat de klant op zoek gaat naar een andere accountantsorganisatie. Op basis van ondernemingsgrootte worden de accountantsorganisaties over het algemeen opgedeeld in twee groepen, namelijk de Big-4 (Deloitte, EY, KPMG en PwC) en het middel- en kleinbedrijf (MKB). De eerder genoemde hogere kwaliteit die grotere accountantsorganisaties (Big-4 organisaties) leveren komt tot uiting in de vergoeding die wordt betaald voor de controle, hetzij door meer inspanning tijdens de controle (meer manuren) of door meer expertise van de accountants (hogere lonen) (Francis, 2004). Daarnaast heeft Smith (2016) bewezen dat de hogere kwaliteit van Big-4 organisaties ook tot uiting komt in de leesbaarheid van de nieuwe controleverklaring. Zij concludeert namelijk dat de leesbaarheid van een controleverklaring toeneemt wanneer een Big-4 organisatie de verklaring schrijft. Dit komt overeen met haar bevindingen dat hoe groter de accountantsorganisatie is des te beter leesbaar de verklaring is. Gezien het feit dat bijna alle beursgenoteerde bedrijven in het Verenigd Koninkrijk worden gecontroleerd door Big-4

(14)

[14]

organisaties is verder onderzoek naar een verschil in leesbaarheid tussen Big-4 organisaties en kleinere organisaties minder relevant.

Er zijn echter ook onderzoeken die suggereren dat er een verschil in kwaliteit van de accountantscontrole is tussen de verschillende Big-4 organisaties. Zo hebben Gilbertson & Avila (1999) in hun onderzoek bewezen dat EY in het begin van de jaren negentig in de Verenigde Staten een hogere kwaliteit van de accountantscontrole leverde ten opzichte van de toentertijd vijf andere grote accountantsorganisaties. Ook Fung & Gul (2005) vonden een verschil in kwaliteit tussen de grootste accountantsorganisaties, echter bleek uit hun onderzoek dat PwC de hoogste kwaliteit leverde van de Big-4 organisaties.

Naast deze bewijzen uit de literatuur heeft de Financial Reporting Council (FRC) na de invoering van de nieuwe controleverklaring onderzocht in hoeverre de verklaringen van de kantoren verschillen. Hieruit bleek dat er verschillen zijn tussen de Big-4 organisaties wat betreft het aantal kernpunten, het gebruik van gestandaardiseerde tekst en het aantal gebruikte woorden om de kernpunten te beschrijven. Deze verschillen kunnen van invloed zijn op een eventueel verschil in kwaliteit van de controleverklaring tussen de verschillende Big-4 organisaties (FRC, 2015; FRC, 2016). De verschillen tussen de controleverklaringen worden veroorzaakt doordat er nog relatief weinig richtlijnen zijn met betrekking tot de voorwaarden waaraan de kernpunten van de nieuwe controleverklaring moeten voldoen. Accountantsorganisaties worden zodoende redelijk vrij gelaten in de manier waarop zij de kernpunten beschrijven. Hierdoor kunnen verschillen in de leesbaarheid ontstaan tussen verschillende accountantsorganisaties.

In navolging van de bevindingen van de FRC en de bewijzen uit de literatuur omtrent de kwaliteit van de accountantscontrole tussen de Big-4 organisaties, wordt aangenomen dat het type Big-4 accountantsorganisatie (Deloitte, EY, KPMG en PwC) een verschil in leesbaarheid van de controleverklaring kan veroorzaken. De hypothese luidt derhalve als volgt:

Hypothese 1: Het type Big-4 accountantsorganisatie (Deloitte, EY, KPMG en PwC) heeft invloed op de leesbaarheid van de kernpunten in de nieuwe controleverklaring.

(15)

[15]

2.4. Karakteristieken van de audit commissie

De interacties tussen de accountant en de audit commissie leveren een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit van de accountantscontrole (IAASB, 2013a). De dialoog tussen de accountant en de audit commissie over de risicopunten en de planning van de controle zijn hierbij van groot belang (Deloitte, 2015; IAASB, 2013a). Een informatievere controleverklaring legt bovendien meer nadruk op de governance rol van de audit commissie doordat er een betere link is tussen de rol van een accountantscontrole en de verantwoordelijkheden van de audit commissie. De uitgebreidere controleverklaring geeft namelijk een sterk signaal af aan de gebruikers dat aandachtspunten van de accountant, die over het algemeen ook aandachtspunten voor de gebruikers zijn of zouden moeten zijn, besproken zijn met de audit commissie (IAASB, 2013a).

Verwacht wordt dat de communicatieve waarde van de controleverklaring toeneemt naarmate er meer overeenstemming is tussen de audit commissie en de accountant over de kernpunten in de controleverklaring, waardoor de leesbaarheid beter zal zijn.

Uit het voorgaande blijkt dat sinds de invoering van de nieuwe controleverklaring de rol van de audit commissie belangrijker is geworden met betrekking tot de kwaliteit van de accountantscontrole. Audit commissie effectiviteit is een construct om te meten of een audit commissie een potentiële bijdrage levert aan de kwaliteit van de accountantscontrole (DeZoort et al., 2002; Zaman et al., 2011). De onafhankelijkheid, financiële expertise, frequentie van meetings (inspanningen/ diligence) en het aantal leden van de audit commissie worden gezien als de belangrijkste factoren die de audit commissie effectiviteit bepalen (Hoitash & Hoitash, 2009; Zaman et al, 2011). Onafhankelijkheid van de leden zal in navolging van Hoitash & Hoitash (2009) buiten beschouwing worden, omdat door regelgeving tegenwoordig elk lid van de audit commissie onafhankelijk dient te zijn.

Allereerst is de verwachting dat de interacties tussen de accountant en de audit commissie ervoor zorgen dat er meer overeenstemming is over de kernpunten van de controle, waardoor de controleverklaring beter leesbaar wordt. Daarnaast blijkt dat de audit commissie effectiviteit een bewezen construct is om de invloed van de audit commissie op de kwaliteit van de accountantscontrole te meten. Daarom luidt de hypothese als volgt:

Hypothese 2: Audit commissie effectiviteit is positief geassocieerd met de leesbaarheid van de kernpunten in de nieuwe controleverklaring.

(16)

[16]

Naast het gezamenlijke effect van de drie factoren (aantal leden, financiële expertise en aantal meetings) die de audit commissie effectiviteit bepalen, zal ook worden onderzocht of deze factoren individueel van invloed zijn op de leesbaarheid van de kernpunten. Deze factoren worden in de volgende paragrafen besproken.

2.4.1. Aantal leden in de audit commissie

Eerder onderzoek naar karakteristieken van de audit commissie geeft aan dat het aantal leden in de commissie als een belangrijke factor wordt gezien voor de algehele effectiviteit van de audit commissie (Hoitash & Hoitash, 2009). Zo wordt beweerd dat grotere audit commissies eerder potentiële problemen zullen ontdekken, omdat zij door het grotere aantal leden meer middelen kunnen aanspreken om problemen tijdig te ontdekken (Pincus et al., 1989). Het eerder kunnen ontdekken van problemen zorgt ervoor dat grotere audit commissies beter toezicht kunnen houden. Tevens worden audit commissies met meer leden geassocieerd met een betere kwaliteit van de financiële rapportage (Zaman et al., 2011). Daarnaast heeft een grotere audit commissie meer macht, waardoor de commissie makkelijker een hogere kwaliteit van de accountantscontrole kan eisen (Kalber en Fogarty, 1993).

Grotere audit commissies worden dus geassocieerd met effectief functioneren en een betere kwaliteit van de accountantscontrole, waardoor de verwachting is dat zij beter zullen communiceren met de accountant met als gevolg een betere leesbaarheid van de nieuwe controleverklaring. De hypothese luidt:

Hypothese 2A: Het aantal leden in de audit commissie is positief geassocieerd met de leesbaarheid van de kernpunten in de nieuwe controleverklaring.

2.4.2. Aantal financiële experts in de audit commissie

Onderzoek van DeZoort et al. (2002) bewijst dat audit commissies zonder financiële expertise onvoldoende in staat zijn de kwaliteit van de accountantscontrole te garanderen. Om effectief te zijn als audit commissie moet er daarom tenminste één lid zijn die relevante financiële expertise heeft (Zaman et al., 2011). Dit is tegenwoordig ook opgenomen in de regelgeving met betrekking tot de compositie van audit commissies (Hoitash & Hoitash, 2009; Zaman et al., 2011). Leden met relevante financiële kennis voeren namelijk hun toezichthoudende rol met betrekking tot de financiële rapportage effectiever uit (Raghunandan et al., 2001). In overeenstemming hiermee beweren Hoitash & Hoitash (2009) dat audit commissies met meer

(17)

[17]

financiële expertise vaker complexe accounting problemen oplossen en een kwalitatief goede accountantscontrole meer op waarde schatten. Financiële experts streven er immers naar hun reputatie als expert te behouden door ervoor te zorgen dat de accountantscontrole van een zo hoog mogelijke kwaliteit is (Hoitash & Hoitash, 2009).

Uit de literatuur blijkt dus dat meer financiële expertise in de audit commissie geassocieerd wordt met meer effectiviteit en een hogere kwaliteit van de accountantscontrole. De verwachting is daarom dat audit commissies met meer financiële experts beter zullen communiceren met de accountant over de kernpunten van de accountantscontrole, om zo een betere leesbaarheid en een kwalitatief goede accountantscontrole te bewerkstelligen. De hypothese is als volgt geformuleerd:

Hypothese 2B: Het aantal financiële experts in de audit commissie is positief geassocieerd met de leesbaarheid van de kernpunten in de nieuwe controleverklaring.

2.4.3. Aantal meetings van de audit commissie

De inspanningen (diligence) van de audit commissie hebben betrekking op de voorbereiding, waakzaamheid en bedrijvigheid van de leden van de audit commissie als het gaat om het uitvoeren van hun taken (Kalbers & Fogarty, 1993). Aangezien dit een onwaarneembare karakteristiek is, worden de inspanningen van de audit commissie geoperationaliseerd als het aantal meetings dat is gehouden door de commissie (Menon & Williams, 1994; DeZoort et al., 2002). Daarbij wordt aangenomen dat commissies die frequent meetings houden beter hun taken vervullen (DeZoort et al., 2002). Actievere commissies zijn zodoende ook effectiever (Zaman et al., 2011).

Uit de literatuur blijkt ook dat het aantal meetings van de audit commissies belangrijk is voor de toezicht op de financiële rapportage en het proces van de accountantscontrole (Zaman et al., 2011). Het regelmatig houden van meetings zorgt er voor dat de audit commissie de kwaliteit van de accountantscontrole beter kan monitoren. De accountant is namelijk aanwezig bij de meeste meetings van de audit commissie om het proces van de accountantscontrole te bespreken (IAASB, 2013a; Deloitte, 2015). Daarom is de verwachting dat het aantal meetings van de audit commissie een positieve invloed heeft op de leesbaarheid van de controleverklaring, omdat de audit commissie regelmatiger met de accountant

(18)

[18]

overlegd over de kernpunten en de beschrijving hiervan. Dit resulteert in de volgende hypothese:

Hypothese 2C: Het aantal meetings van de audit commissie is positief geassocieerd met de leesbaarheid van de kernpunten in de nieuwe controleverklaring.

(19)

[19]

3. METHODOLOGIE

3.1. Steekproefselectie en data/ afbakening

In deze studie wordt de leesbaarheid van de kernpunten in de nieuwe controleverklaringen van beursgenoteerde ondernemingen in het Verenigd Koninkrijk onderzocht. Het Verenigd Koninkrijk is de eerste die de nieuwe controleverklaring verplicht heeft gesteld voor ondernemingen met een premium notering en boekjaar eindigend op of na 30 september 2013 (FRC, 2015). De sample van dit onderzoek bestaat uit ondernemingen die genoteerd staan aan de London Stock Exchange. Allereerst zijn alle ondernemingen van de Financial Times Stock Exchange (FTSE) 100 geselecteerd en vervolgens aangevuld met de 150 grootste ondernemingen van de FTSE 250, geselecteerd op basis van de marktwaarde begin 2016, die verplicht of vrijwillig beschikken over een nieuwe controleverklaring. Gezien het feit dat ondernemingen met een premium notering vanaf 2013 over een nieuwe controleverklaring moeten beschikken, worden de controleverklaringen over de jaren 2013 tot en met 2015 geanalyseerd.

Door wisselingen van noteringen op zowel de FTSE 100 als FTSE 250 bestond de sample in eerste instantie uit 756 waarnemingen. Allereerst is de sample verkleint tot 711 waarnemingen, doordat alle ondernemingen die gecontroleerd zijn door een non-big-4 accountantsorganisatie uit de sample zijn verwijderd. In dit onderzoek staat namelijk uitsluitend de leesbaarheid van controleverklaringen van big-4 accountantsorganisaties centraal. Daarna zijn er 115 waarnemingen verwijderd die geen kernpunten bevatten of waarvan alle kernpunten bij elkaar minder dan 100 woorden bevatten. Vervolgens zijn vijf waarnemingen, waarvan de PDF-bestanden van het jaarverslag niet om te zetten waren naar WORD-bestanden, buiten de sample gelaten, omdat de tekst niet te analyseren was. Tot slot was er voor twee waarnemingen geen data beschikbaar met betrekking tot de audit commissie. De uiteindelijke sample bestaat zodoende uit 589 waarnemingen.

Data met betrekking tot de audit commissie en type Big-4 organisatie is verkregen uit een bestaande dataverzameling van de Vakgroep Accountancy van de Rijksuniversiteit Groningen. In deze database staan gegevens met betrekking tot de nieuwe controleverklaringen afgegeven in het Verenigd Koninkrijk en Nederland over de jaren 2013 tot en met 2015.

(20)

[20]

3.2. Afhankelijke variabele

De afhankelijke variabele in dit onderzoek is de leesbaarheid (LEESBAARHEIDj,t) van de

kernpunten van de controleverklaring voor onderneming ‘j’ in jaar ‘t’. De leesbaarheid van teksten in de controleverklaring heeft betrekking op hoe moeilijk het is om een stuk tekst te lezen voor iemand met een bepaald educatieniveau. Om te meten in hoeverre een tekst leesbaar is voor de beoogde lezer zijn leesbaarheidsformules een objectieve en kwantitatieve methode gebleken (Courtis, 1995).

De twee meest gebruikelijke formules om de leesbaarheid van Engelse teksten te meten zijn de Gunning-Fog Index, ook wel bekend als de Fog Index (Lewis et al., 1986; Courtis, 1995; Li, 2008; Fakhfakh, 2015; Smith, 2016) en de Flesch Reading Ease (Smith & Smith, 1971; Barnett & Leoffler, 1979; Pound, 1981; Lewis et al., 1986; Courtis, 1995). Het verschil tussen de Fog Index en de Flesch formule is dat de Fog index het aantal woorden met 3 of meer lettergrepen berekent in plaats van het gemiddelde aantal lettergrepen per woord. De twee formules zijn regelmatig vergeleken met elkaar en daaruit blijkt dat de resultaten uit allebei de formules niet significant verschillen (Courtis, 1995; Li, 2008). De Flesch formule wordt volgens Courtis (1995) wel het meest van de twee gebruikt in accounting studies. Bovendien worden de scores van de Flesch Reading Ease (hierna: Flesch formule) vergeleken met twee standaarden, namelijk de moeilijkheidsgraad en het opleidingsniveau (zie tabel 1)(Courtis, 1995). Voor de uitkomsten van de Fog Index zijn dit soort vergelijkingsstandaarden er niet. Zodoende wordt in dit onderzoek gebruik gemaakt van de Flesch formule. Echter, de resultaten zullen worden vergeleken met de resultaten van de Fog index en indien er significante verschillen zijn wordt dit gerapporteerd.

De Flesch formule maakt voor het berekenen van de leesbaarheid gebruik van twee aspecten, namelijk de zinslengte en de woordlengte. De lengte van een zin, die wordt gemeten in het aantal woorden, is een indicator voor de moeilijkheidsgraad van de leesbaarheid (Fakhfakh, 2015). Een tekst is beter leesbaar als de zinnen kort zijn en moeilijker leesbaar wanneer er gebruik wordt gemaakt van lange zinnen (Fakhfakh, 2015). Bovendien is het afhankelijk van de zinslengte in welke mate de woorden van de zin onthouden worden door de lezer (Courtis, 1995). Volgens taalkundige literatuur is de zinslengte zodoende een graadmeter voor de kwaliteit van een tekst (Fakhfakh, 2015). Het tweede aspect van de Flesch formule is de woordlengte, waarbij de woordlengte wordt gemeten in het aantal lettergrepen,. Woorden met drie of meer lettergrepen worden gezien als complex (Courtis, 1995; Fakhfakh, 2015). Hoe

(21)

[21]

complexer of langer het woord, des te langzamer het te herkennen is voor de lezer (Courtis, 1995). Derhalve beïnvloedt de woordlengte de begrijpelijkheid van teksten en de communicatieprestaties (Fakhfakh, 2015). Om een betrouwbare score uit de Flesch formule te krijgen moet de tekst uit minimaal 100 woorden bestaan (Courtis, 1995). Dit vormt in dit onderzoek geen probleem, omdat er maar een enkele controleverklaring is waarin de kernpunten uit minder dan 100 woorden bestond. Deze controleverklaringen zijn verwijderd (zie paragraaf 3.1). De Flesch formule luidt als volgt:

Leesbaarheid =206,835 - (1,015 * gemiddelde aantal woorden per zin) - (0,846 * gemiddelde aantal lettergrepen per woord)

De uitkomst van de Flesch formule kan een score aannemen tussen 0 en 100. De score geeft een indicatie van de moeilijkheidsgraad van de tekst en het benodigde opleidingsniveau om de tekst te kunnen begrijpen. In tabel 1 is af te lezen welke moeilijkheidsgraad en welk opleidingsniveau hoort bij een bepaalde score. Hoe lager de score is, hoe minder leesbaar de tekst is.

Het gebruik van leesbaarheidsformules kent volgens Courtis (1995) ook enkele nadelen. Zo wordt de frequentie van woorden en de samenhang van de tekst niet gemeten. Ook elementen van de indeling en grafisch ontwerp, zoals lettertype, interpunctie en afstand tussen de regels, worden niet gemeten door leesbaarheidsformules, terwijl dit wel de leesbaarheid kan beïnvloeden (Courtis, 1995). Daarnaast geven Loughran & McDonald (2014) aan dat de zinslengte een redelijke maat is om de leesbaarheid te meten, maar dat de woordlengte (complexiteit van woorden) een probleem kan opleveren. ‘Complexe’ woorden zoals operations en management zullen niet bepaald verwarrend zijn voor de gemiddelde lezer van business teksten.

(22)

[22]

Ondanks de beperkingen van leesbaarheidsformules zijn de formules wel een valide meetinstrument om de leesbaarheid van een tekst te meten. De Flesch formule en de Fog Index zijn namelijk getest op validiteit, waaruit blijkt dat uitkomsten van leesbaarheidsformules correleren met uitkomsten van de leesbaarheid verworven uit begrijpelijkheidstesten (Courtis, 1995). Gezien de bewezen validiteit van de Flesch formule om de leesbaarheid te meten, zal deze formule gebruikt worden om de leesbaarheid van de kernpunten van de nieuwe controleverklaring te meten.

Om de leesbaarheidsscores van de kernpunten te berekenen is er gebruik gemaakt van computerlinguïstiek, zodat niet alle lettergrepen en woorden handmatig hoeven worden geteld. De volgende website is hiervoor gebruikt:

http://www.online-utility.org/english/readability_test_and_improve.jsp.

Deze tool analyseert de ingevoerde tekst en berekent, naast de leesbaarheidsscores, onder andere het aantal woorden, het gemiddelde aantal woorden per zin, het aantal zinnen en het gemiddelde aantal lettergrepen per zin. De tool analyseert een zin van punt tot punt. Elke tekst is daarom eerst nagelopen op interpunctie. Zo zijn alle punten, die niet het einde van de zin aangeven, verwijderd (bijvoorbeeld: note 2.1 of afkortingen zoals e.g.). Daarnaast zijn dubbele punten en puntkomma’s vervangen door punten in het geval er meer dan 5 woorden voor de dubbele punt of de puntkomma stonden. Bovendien zijn alle titels van de kernpunten en tussenliggende koppen verwijderd, omdat die niet gezien kunnen worden als zinnen.

3.3. Onafhankelijke variabelen

De onafhankelijke categorische variabele Big-4 accountantsorganisatie (BIG_4j,t) kan vier

verschillende waarden aannemen, namelijk EY, Deloitte, KPMG en PwC. De variabele geeft aan welke Big-4 accountantsorganisatie de accountantscontrole heeft uitgevoerd voor onderneming ‘j’ in jaar ‘t’. Aan het einde van elke controleverklaring staat genoteerd welke accountantsorganisatie de desbetreffende accountantscontrole heeft uitgevoerd. Er kan sprake zijn van verschillende accountantsorganisaties die een onderneming hebben gecontroleerd tijdens de onderzochte periode, omdat er een roulatie tussen de accountantsorganisaties kan zijn geweest. De variabele Big-4 accountantsorganisatie is categorisch en heeft geen rangorde. In navolging van Fuerman & Kraten (2009) worden de organisaties gecodeerd als een binaire variabele. Zodoende wordt elke waarneming gecodeerd als 1 in het geval deze gecontroleerd is door de organisatie, waarvoor de dummy geldt. Is de onderneming gecontroleerd door één

(23)

[23]

van de andere drie Big-4 accountantsorganisaties dan wordt de waarneming gecodeerd met een 0. Bovendien moeten er drie (n-1) dummy variabelen aangemaakt worden, omdat één Big-4 accountantsorganisatie als referentiecategorie moet dienen (Field, 2013; Fuerman & Kraten, 2009). Als referentiecategorie moet de dummy gekozen worden met de grootste N (Field, 2013). Zodoende is PwC als referentiecategorie gekozen, omdat PwC bij de meeste waarnemingen de dienstdoende accountant was (zie tabel 3).

De onafhankelijke variabelen met betrekking tot de audit commissie zijn uit het jaarverslag van de desbetreffende onderneming te halen. Het aantal leden van de audit commissie wordt gemeten aan de hand van de variabele LEDEN_ACj,t, het aantal financiële experts aan de

hand van de variabele FIN_EXP_ACj,t en het aantal meetings aan de hand van de variabele

MEETINGS_ACj,t. Aan de hand van deze drie variabelen is de binaire variabele, audit

commissie effectiviteit (ACEj,t), aangemaakt. In navolging van Carcello et al. (2008) en

Hoitash & Hoitash (2009) zijn voor alle drie de karakteristieken de mediaan van de sample berekend en is er een 1 toegewezen indien de karakteristiek hoger is dan de sample mediaan en een 0 indien lager dan de sample mediaan. De sample mediaan voor aantal leden is 4, voor aantal experts 1 en voor aantal meetings 4. Zo hebben dus bijvoorbeeld waarnemingen met 4 of meer leden een 1 toegewezen gekregen voor de karakteristiek ‘aantal leden’. Zodoende worden waarnemingen, die voor elke van de drie karakteristieken een 1 toegewezen hebben gekregen, aangemerkt als een effectieve audit commissie. In deze sample wordt een audit commissie dus als effectief gezien indien de audit commissie bestaat uit minstens 4 leden, waarvan 1 financieel expert en er ten minste 4 meetings zijn gehouden. De variabele ACEj,t

heeft vervolgens een waarde van 1 toegewezen gekregen indien er sprake is van een effectieve audit commissie en een waarde van 0 in de andere gevallen.

3.4. Controlevariabelen

In dit onderzoek wordt er gekeken of het type Big-4 accountantsorganisatie en karakteristieken van de audit commissie van invloed zijn op de leesbaarheid van de kernpunten van de nieuwe controleverklaring. Er kunnen echter ook anderen variabelen van invloed zijn op de leesbaarheid van de kernpunten. Die variabelen staan echter niet centraal in dit onderzoek, maar worden wel meegenomen als controlevariabelen. De controlevariabelen zijn de lengte van de kernpunten en de grootte van de gecontroleerde onderneming.

(24)

[24]

3.4.1. Lengte van de kernpunten

Uit onderzoek van Li (2008) blijkt dat de lengte van het jaarverslag van een onderneming van invloed kan zijn op de leesbaarheid van dat jaarverslag, omdat het de lezer meer moeite kost om informatie van een lange tekst te verwerken in vergelijking met een korte tekst. Li (2008) concludeert zodoende dat langere teksten moeilijker te lezen zijn. In overeenstemming met dit onderzoek wordt de lengte van de kernpunten (LENGTE_KERNPj,t) gemeten aan de hand van

de natuurlijke logaritme van het aantal woorden in de kernpunten. De natuurlijke logaritme van het aantal woorden wordt gebruikt in plaats van het ruwe aantal woorden, om zo grote verschillen te normaliseren.

3.4.2. Ondernemingsgrootte

De tweede controlevariabele in dit onderzoek is de grootte van de cliënt (de onderneming die gecontroleerd wordt door de accountantsorganisatie). Zo blijkt volgens Li (2008) dat de grootte van een onderneming van invloed is op de lengte en zodoende ook op de leesbaarheid van het jaarverslag van een onderneming. Li (2008) veronderstelt dat dit komt doordat de accountantsorganisatie bij een grotere onderneming meer aandachtspunten moet onderscheiden en zodoende meer kernpunten beschrijft. In navolging van Hoitash & Hoitash (2009) en Simunic (1980) wordt de ondernemingsgrootte (SIZE_CLIENTj,t) gemeten aan de

hand van de natuurlijke logaritme van de totale activa van de onderneming aan het einde van het boekjaar. De totale activa van de onderneming is namelijk meer gerelateerd aan de waarde van de onderneming door het jaarlijks waarderen van de activa, dan metingen met betrekking tot accountingstromen, zoals de inkomsten (Simunic, 1980). Indien de totale activa niet in Britse ponden in het jaarverslag stond, is het bedrag omgerekend naar ponden aan de hand van de wisselkoers die gold op jaareinde.

(25)

[25]

4. RESULTATEN

4.1. Beschrijvende statistiek

In tabel 2 staat informatie met betrekking tot de variabelen die in dit onderzoek gebruikt zijn. De beschrijvende statistiek in deze tabel bestaat voor elke variabele uit het aantal waarnemingen (N), minimale en maximale waarde, het gemiddelde en de standaarddeviatie. Voor het uitvoeren van de statistische analyses is het programma SPSS Statistics 21 van IBM gebruikt.

Uit tabel 2 is op te maken dat de gemiddelde Flesch leesbaarheidsscore van de kernpunten 18,12 bedraagt voor ondernemingen aan de FTSE 100 en 250 over de jaren 2013 tot en met 2015. Om een betekenis te kunnen geven aan deze gemiddelde score, kan de score vergeleken worden met de scores uit tabel 1. Hieruit blijkt dat de kernpunten gemiddeld genomen zeer moeilijk te lezen zijn en dat er een opleidingsniveau van postgraduate vereist is om de kernpunten goed te kunnen begrijpen. Het minimum voor de leesbaarheidsscore van 0,11 is opvallend laag. Voor de extreem lage leesbaarheidsscores geldt over het algemeen dat het aantal woorden van de verklaringen ver onder het gemiddelde zit en de tekst bovendien weinig zinnen bevat. Hierdoor worden lange onduidelijke zinnen niet gecompenseerd met korte zinnen, waardoor de leesbaarheidsscore extreem laag uitvalt. Voor de onafhankelijke variabelen met betrekking tot de audit commissie blijkt uit tabel 2 dat er gemiddeld 4,05 leden in de audit commissie zitten. Verder zitten er gemiddeld 1,62 financiële experts in de audit

(26)

[26]

commissie (minimaal 1 is verplicht) en is het gemiddelde aantal meetings per jaar 4,76. Opvallend is dat er een audit commissie is geweest die helemaal geen meetings heeft gehouden (minimum = 0). Dit is te wijten aan de relatief korte periode tussen het toelaten tot de beurs en het jaareinde van het desbetreffende bedrijf. Het gemiddelde aantal woorden van de kernpunten is 977,72 en de gemiddelde ondernemingsgrootte is £45.310.600.000. Uit de standaarddeviaties van de controlevariabelen valt op te merken dat er grote verschillen bestaan tussen de ondernemingen in de steekproef wat betreft het aantal woorden van de kernpunten en de ondernemingsgrootte. Wat betreft de ondernemingsgrootte wordt dit voornamelijk veroorzaakt door grote internationale banken die relatief een hoog bedrag aan totale activa op de balans hebben staan.

De beschrijvende statistiek met betrekking tot de Big-4 accountantsorganisaties wordt weergegeven in tabel 3. Uit deze gegevens blijkt dat PwC de meeste controleverklaringen heeft afgegeven (201; 31,1%) en EY de minste (80; 13,6%). Een andere opvallende statistiek is dat de kernpunten van PwC met een Flesch score van 20,35 gemiddeld genomen een betere leesbaarheid heeft dan de andere drie organisaties.

In tabel 4 staat de beschrijvende statistiek met betrekking tot de gemiddelde Flesch leesbaarheidsscores per jaar. Opvallend is dat in 2013 de gemiddelde leesbaarheidsscore 15,99 is en in de twee daaropvolgende jaren stijgt tot een gemiddelde leesbaarheidsscore in 2015 van 19,58.

(27)

[27]

4.2. Winsorizing

Alvorens de statistische analyses worden uitgevoerd is het van belang om de continue variabelen te controleren op eventuele uitschieters, zogeheten outliers. Het effect van uitschieters moet zoveel mogelijk beperkt worden, omdat ze het verband tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabelen minder sterk kunnen maken. Winsorizing is gebruikt als methode om eventuele uitschieters te ontdekken. Middels deze methode wordt gecontroleerd of alle waarnemingen binnen de grens vallen van het gemiddelde ± driemaal de standaarddeviatie. Vallen waarnemingen buiten deze grens, dan is de waarde van het gemiddelde ± driemaal de standaarddeviatie toegekend (Field, 2013). Voor de Flesch leesbaarheidsscore heeft winsorizing niet geleid tot het aanpassen van waarnemingen. In het geval van het aantal leden van de audit commissie zijn er vier waarnemingen aangepast naar het maximum van 7,137. Voor de variabele met betrekking tot het aantal financiële experts zijn er drie waarden teruggezet naar de maximale waarde van 5,037. Daarnaast heeft dit in het geval van het aantal meetings geleid tot het terugzetten van 12 waarden naar het maximum van 10,454. Ook voor de controlevariabele lengte van de kernpunten (gem. = LN 6,704; std. dev. = 0,619), gemeten naar de natuurlijke logaritme van het aantal woorden van de kernpunten, zijn er twee waarden aangepast naar LN 4,845. Tenslotte zijn voor de controlevariabele ondernemingsgrootte (gem. = LN 22,15; std. dev. = 1,860) zes waarden

(28)

[28]

aangepast naar LN 27,730, ondanks dat deze variabele al gemeten wordt naar de natuurlijke logaritme met de bedoeling grote verschillen te normaliseren.

4.3. Multicollineariteit

Naast winsorizing is het ook belangrijk om variabelen te controleren op multicollineariteit, voordat er regressieanalyses worden uitgevoerd. Multicollineariteit geeft aan in hoeverre twee of meer onafhankelijke variabelen onderling correleren (Field, 2013). Als onafhankelijke variabelen erg met elkaar correleren is het lastig om het individuele effect van één van de variabelen op de afhankelijke variabele te beoordelen. Zodoende kan multicollineariteit ervoor zorgen dat uitkomsten van de regressie verkeerd geïnterpreteerd worden. Multicollineariteit kan een probleem vormen indien er sprake is van een onderlinge significante correlatie groter dan 0,7. Uit tabel 5 (zie blz. 27) blijkt dat er in totaal zeven significante correlaties zijn. Waarbij de twee grootste correlaties bestaan tussen ondernemingsgrootte (LN) en respectievelijk het aantal meetings van de audit commissie (r = 0,499; p < 0,01) en het aantal leden van de audit commissie (r = 0,299; p > 0,01). Gezien alle correlaties lager zijn dan 0,7, kan geconcludeerd worden dat er waarschijnlijk geen sprake is van multicollineariteit. Er is ook nog een andere, meer precieze, maatstaf om te testen op multicollineariteit, namelijk de variance inflation factor (VIF). Als de uitkomst van deze maatstaf groter is dan 10, kan er sprake zijn van multicollineariteit. De VIF-scores staan zowel in tabel 6 als 7. Voor de variabelen in de lineaire regressie liggen de VIF-scores ver onder 10, waardoor er geen sprake is van multicollineariteit in dit onderzoek.

4.4. Meervoudige regressieanalyse

Hypothese 1 (H1), die de relatie tussen het type Big-4 accountantsorganisatie en de leesbaarheid van de kernpunten onderzoekt, wordt getest middels het uitvoeren van een meervoudige regressieanalyse. In tabel 6 zijn de resultaten van deze meervoudige

(29)

[29]

regressieanalyse weergegeven, waarbij model 1 het controlemodel is met uitsluitend controlevariabelen. In model 2 is vervolgens hypothese 1 getoetst.

Voor beide modellen is de R-square opgenomen in de tabel, die aangeeft in hoeverre de variabelen in het model de variatie van de afhankelijke variabele verklaren.

In model 1 is de relatie tussen de controlevariabelen en de Flesch leesbaarheidsscore van de kernpunten weergegeven, waardoor dit het controlemodel is. De variatie in de Flesch leesbaarheidsscore wordt voor 8,1% (R-square = 0,081) verklaard door de controlevariabelen. Beide controlevariabelen hebben significante invloed op de Flesch leesbaarheidsscore van de kernpunten in de nieuwe controleverklaring. In tegenstelling tot de negatieve relatie die verwacht werd tussen het aantal woorden van de kernpunten en de leesbaarheidsscore, is er een positieve relatie gevonden voor deze controlevariabelen(β = 2,424; p < 0,01). De negatieve relatie tussen ondernemingsgrootte en de Flesch leesbaarheidsscore wordt wel ondersteund door model 1 (β = - 0,741; p < 0,01).

In model 2 wordt hypothese 1 getoetst en geeft zodoende het verband weer tussen het type Big-4 accountantsorganisatie en de Flesch leesbaarheidsscore van de kernpunten. Zoals eerder aangegeven in de methodologie is PwC als referentiecategorie gekozen (zie paragraaf 3.3). De R-square geeft aan dat 14,2% van de variantie door het model wordt verklaard (R-square =

(30)

[30]

0.142), wat betekent dat een significant percentage van de Flesch leesbaarheidsscore wordt bepaald door de Big-4 accountantsorganisatie. De uitkomsten van model 2 laten zien dat er voor alle accountantsorganisaties een significant verband is gevonden. Zo verschillen EY (β = -3,423; p < 0,01), Deloitte (β = -3,114; p < 0,01) en KPMG (β = -3,245; p < 0,01) allen significant van de referentiecategorie, PwC. Dit geeft aan dat de leesbaarheidsscore voor de kernpunten in de nieuwe controleverklaring van EY, Deloitte en KPMG significant lager is ten opzichte van de referentiecategorie, PwC. Zodoende kan gesteld worden dat van de Big-4 accountantsorganisaties PwC gemiddeld genomen beter leesbare kernpunten opstelt in vergelijking met de drie andere Big-4 accountantsorganisaties. Het type Big-4 accountantsorganisatie heeft dus invloed op de leesbaarheid van de kernpunten en zodoende wordt hypothese 1 aangenomen.

4.5. Lineaire regressieanalyse

Hypotheses 2a, 2b, 2c en 2 zijn allen getest aan de hand van een lineaire regressieanalyses. De resultaten van de lineaire regressieanalyses zijn weergegeven in tabel 7 (Zie blz. 29). In model 1 zijn alleen de controlevariabelen getest en in de modellen 2, 3, 4 en 5 zijn respectievelijk de hypotheses 2a, 2b, 2c en 2 getest. De modellen 2 tot en met 5 zijn eenzijdig getest, omdat aan deze hypotheses een bepaalde richting is gegeven. Dit heeft tot gevolg dat de p-waarde door twee gedeeld mag worden. Hierdoor kan het gebeuren dat er een significante relatie ontstaat, die bij tweezijdig testen niet zou zijn ontstaan.

(31)

[31]

Het controlemodel, model 1, bestaat bij de lineaire regressieanalyse, evenals bij de meervoudige regressieanalyse, uitsluitend uit controlevariabelen. Zodoende zijn de uitkomsten voor dit model identiek aan die van model 1 van de meervoudige regressieanalyse (zie paragraaf 4.4).

Model 2 test de invloed van het aantal leden in de audit commissie op de Flesch leesbaarheidsscore van de kernpunten in de nieuwe controleverklaring (hypothese 2a). De R-square geeft aan dat 8,1% van de variantie door het model wordt verklaard (R-R-square = 0.081). Er is geen significant verband gevonden, waardoor hypothese 2a verworpen wordt. In Model 3 wordt hypothese 2b, het verband tussen het aantal financiële experts en de leesbaarheidsscore, getest. Middels de R-square blijkt dat 9,6% van de variantie van de leesbaarheidsscore wordt verklaard door dit model (R-square = 0,096). Er is een positief significant verband gevonden (β = 0,685; p < 0,01) en dus wordt hypothese 2b aangenomen. Dit betekent dat het aantal financiële experts een positieve invloed heeft op de leesbaarheid van de kernpunten van de nieuwe controleverklaring.

Model 4 de invloed van het aantal meetings van de audit commissie op de Flesch leesbaarheidsscore (hypothese 2c). De R-square bedraagt 0,083 en er wordt geen significant verband gevonden, waardoor hypothese 2c verworpen wordt.

(32)

[32]

Ten slotte wordt in model 5 hypothese 2, het verband tussen audit commissie effectiviteit en de Flesch leesbaarheidsscore, getest. Na het omzetten van de drie karakteristieken die de effectiviteit van de audit commissie bepalen, zijn er 310 waarnemingen aangemerkt als ondernemingen met een effectieve audit commissie. Er is echter geen significant verband gevonden, zodoende wordt hypothese 2 verworpen.

Voor alle modellen geldt dat de resultaten voor de FOG leesbaarheidsscore niet significant verschillen van de resultaten voor de Flesch leesbaarheidsscore.

(33)

[33]

5. CONCLUSIE EN DISCUSSIE

5.1. Bevindingen en conclusies

Dit onderzoek heeft zich gericht op de leesbaarheid van de kernpunten van de nieuwe controleverklaring bij ondernemingen die aan de FTSE 100 en 250 in het Verenigd Koninkrijk genoteerd staan. De nieuwe controleverklaring geldt sinds 2013 voor alle beursgenoteerde ondernemingen in het Verenigd Koninkrijk, waardoor nog relatief weinig onderzoek is gedaan naar de nieuwe controleverklaring. Een belangrijke verandering ten opzichte van de oude controleverklaring is dat de accountant de kernpunten van de controle moet benoemen in de nieuwe controleverklaring. Het benoemen van de kernpunten in de nieuwe controleverklaring heeft namelijk tot doel om de communicatieve waarde te verhogen, omdat deze waarde in de oude controleverklaring erg beperkt was. De leesbaarheid is een bewezen maat om de communicatieve waarde te meten, waardoor de leesbaarheid van de kernpunten in de nieuwe controleverklaring in dit onderzoek centraal staat. In dit onderzoek wordt aan de hand van de volgende onderzoeksvraag onderzocht of het type Big-4 accountantsorganisatie en karakteristieken van de audit commissie van invloed zijn op de eerder genoemde leesbaarheid.

In hoeverre zijn het type Big-4 accountantsorganisatie en de karakteristieken van de audit commissie geassocieerd met een betere leesbaarheid van de kernpunten in de nieuwe controleverklaring?

Aan de hand van de opgestelde hypotheses en de resultaten van de uitgevoerde analyses kan de hoofdvraag worden beantwoordt. Allereerst blijkt uit de beschrijvende statistiek dat de nieuwe controleverklaring over het algemeen ‘zeer moeilijk’ leesbaar is, slechts enkele controleverklaringen komen in de categorie ‘moeilijk’ leesbaar voor. Van de controleverklaringen die in die laatste categorie vallen is de hoogste leesbaarheidsscore 35,97 en dus liggen die scores dichter bij de categorie ‘zeer moeilijk’ dan bij de categorie ‘vrij moeilijk’. Dat de controleverklaringen zeer moeilijk leesbaar zijn komt overeen met het onderzoek van Smith (2016) naar de leesbaarheid van de nieuwe controleverklaring in het Verenigd Koninkrijk. Wat bovendien opvalt uit de beschrijvende statistiek is dat de gemiddelde leesbaarheidsscore toeneemt gedurende de drie jaren die onderzocht zijn. Dit komt ook overeen met de resultaten uit het onderzoek van Smith (2016). Echter, de controleverklaringen zijn ook na de invoering van de nieuwe controleverklaring nog steeds moeilijk leesbaar, wat impliceert dat er op het gebied van leesbaarheid niet veel is veranderd.

(34)

[34]

De verwachting is dat het lastig zal zijn om dit in de toekomst te verbeteren, omdat de controleverklaring niet bedoeld is voor de lezer met een geringe financiële kennis.

Met betrekking tot de invloed van het type Big-4 accountantsorganisatie op de leesbaarheid van de kernpunten van de nieuwe controleverklaring (H1) is empirisch bewijs gevonden. Uit de resultaten blijkt dat de leesbaarheidsscore van PwC significant beter is dan de leesbaarheidsscores van de andere drie Big-4 accountantsorganisaties wat betreft de kernpunten van de nieuwe controleverklaring. Het feit dat één van de vier accountantsorganisaties significant verschilt ten opzichte van de rest sluit aan bij resultaten uit andere onderzoeken waarbij wordt vastgesteld dat er wel degelijk een verschil in kwaliteit tussen de Big-4 organisaties voor kan komen (Gilbertson & Avila, 1999; Fung & Gul, 2005). Het verschil in leesbaarheid tussen de Big-4 accountantsorganisaties is goed te verklaren, omdat er nog weinig richtlijnen zijn met betrekking tot de voorwaarden waaraan de kernpunten van de nieuwe controleverklaring moeten voldoen. Zo heeft de Financial Reporting Council ook al opgemerkt dat er grote verschillen zijn tussen de Big-4 organisaties wat betreft het aantal kernpunten, het gebruik van gestandaardiseerde tekst en het aantal gebruikte woorden om de kernpunten te beschrijven (FRC, 2015; FRC 2016). Daarnaast beschikt elke Big-4 organisatie over een bureau vaktechniek dat het beleid bepaalt rondom de inhoud van de controleverklaringen. Doordat de eisen en vormgevingen met betrekking tot de controleverklaring kunnen verschillen per Big-4, kan dit ook leiden tot verschillen in de leesbaarheid van de kernpunten. Het bureau vaktechniek speelt zodoende een grote rol omtrent de leesbaarheidsverschillen tussen accountantsorganisaties. De andere drie Big-4 organisaties zullen in navolging van PwC meer moeten letten op het beknopter schrijven van de controleverklaring om zo te voorkomen dat er te veel gebruik wordt gemaakt van langdradige zinnen. De reden voor de lange zinnen die organisaties gebruiken is waarschijnlijk het inbouwen van zekerheid, zodat men niet kan worden aangesproken op teksten die niet specifiek genoeg zijn. Accountantsorganisaties zullen dus de afweging moeten maken tussen leesbaarheid en specificiteit van de controleverklaring.

De resultaten met betrekking tot de drie karakteristieken van de audit commissie en de audit commissie effectiviteit leveren voor drie van de vier hypotheses geen significante relatie op met de leesbaarheid van de kernpunten. Allereerst is getest of de audit commissie effectiviteit een positieve associatie heeft met de leesbaarheid (H2). Aan de hand van de resultaten kan geconcludeerd worden dat de effectiviteit van de audit commissie geen significante invloed heeft op de leesbaarheid van de kernpunten van de nieuwe controleverklaring. Bovendien is

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij deze druk gaven de buizen het water gelijkmatig af door een groot aantal kleine poriën.. De ingegraven poreuze buizen zijn voortdurend gevuld gehouden met

Toelichting van begrippen • Arbeidsopbrengst ondernemer = de vergoeding voor de arbeid die de ondernemer levert inclusief leidinggeven en het door hem gedragen ondernemersrisico in

Als er meerdere voersoorten gebruikt worden, dan dient het voer met het laagste gehalte als basis voor het antwoord?. ☐

Op basis van mogelijke aanwezigheid van gevaren in diervoedergrondstoffen en diervoeders, mogelijke overdracht van deze gevaren naar dierlijke producten én toxiciteit van de gevaren

In situaties waarbij de parkeerdruk in de openbare ruimte structureel hoog is, maar er nauwelijks gebruik wordt gemaakt van de parkeervoorzieningen op eigen ter- rein,

De Sobane-strategie en het geheel van de methodes werden ontwikkeld door de Unité Hygiène et Physiologie de Travail van professor J.Malchaire van de Université catholique de

Bovendien worden bonussen in veel gevallen ook als nuttiger ervaren door boeren, die bijvoorbeeld weinig gebruik kunnen maken van de middelen omdat deze niet passen, of niet in

Taking a signaling perspective, this study investigates the extent to which mandatory CSR reports published by European fashion companies are more reliable signals of a commitment