• No results found

Stabiliteit in cacao : huishoudtstrategieën voor cacaoboeren in Ghana

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Stabiliteit in cacao : huishoudtstrategieën voor cacaoboeren in Ghana"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Stabiliteit in cacao

Huishoudtstrategieën voor cacaoboeren in Ghana

Thirza Tiel (10799346) | thtiel@gmail.com| Bachelorscriptieproject Sociale Geografie (UvA) International Development Studies | Fred Zaal | 16-08-2019 | Aantal woorden: 1295

(2)

2

Inhoudsopgave

Voorwoord 3 1. Inleiding 4 1.1 Doelstelling 5 1.2 Probleemstelling 5 1.3 Cacao in context 6 1.4 Leeswijzer 6 2. Theoretisch kader 7

2.1 Theoretisch kader bedrijf 7

2.2 Capability Approach 9

2.3 Kwaliteit van leven 10

2.4 Huishoudstrategieën 13

3. Methodologie 15

3.1 Verantwoording deelname onderzoek 15

3.2 Research design 15 3.3 Casusbeschrijving 16 3.4 Dataverzameling 17 3.5 Data-analyse 19 4. Resultaten focusgroepen 21 4.1 Diversificatie 21 4.2 Jeugd 23 4.3 Feedback loop 24 4.4 Financiële uitdagingen 25

4.5 Tijdigheid van diensten en middelen 27

4.6 Toepassen van trainingen 28

4.7 Subconclusie 28

5. Een-op-een interviews 30

5.1 Keuzevrijheid en kansen 30

5.2 Een stabiele toekomst voor de jeugd 32

5.3 Weinig tot geen verandering 34

5.4 Subconclusie 34

6. Analyse en Conclusie 36

7. Discussie en suggesties voor vervolgonderzoek 38

Literatuurlijst 40

(3)

3

Voorwoord

Voor u ligt het eindresultaat van een bijzondere, leerzame en unieke reis die ik heb gemaakt voor mijn scriptieonderzoek. Met een schamele vier weken voorbereidingstijd, waarin ik op en neer naar het AMC ging voor mijn vaccinaties en naar de Ghanese ambassade in Den Haag ging voor mijn visum, begon ik mijn onderzoek met enige tijdsdruk. Tot enkele maanden geleden kwam mijn kennis over cacao niet veel verder dan het opnoemen van enkele organisaties die zich bezighouden met fair

trade. Gelukkig gaf dit onderwerp mij keer op keer weer nieuwe energie.

Door dit project begrijp ik nu beter hoeveel meer cacao is dan enkel een ingrediënt voor een lekker tussendoortje. Voor de ene boer is het al generaties lang een familieproduct en voor de andere boer betekent het hebben van een stuk land dat er een zekere stabiliteit is voor de generaties die nog gaan komen. Maar bovenal is het voor de boeren die ik heb gesproken en hun families een onderdeel van de Ghanese cultuur.

In mijn drie weken in Ghana ben ik fantastisch opgevangen door het team. Bij dezen wil ik dan ook mijn dank uitspreken voor alle hulp en liefde die ik heb gekregen van het lokale team in Ghana. De avonturen die wij samen in de vele uren in de bus hebben beleefd, zal ik nooit vergeten. Ook wil ik mijn dank uitspreken voor de goede begeleiding van Anna en Cedric van het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT). Zonder hen zou deze scriptie er nooit zijn gekomen. Ten slotte wil ik Fred Zaal bedanken voor zijn geduld, begeleiding en vakkennis.

(4)

4

1. Inleiding

Wanneer men aan Ghana denkt, denkt men aan cacao. De chocoladeboon is de economische

ruggengraat van het land en beslaat 10 procent van het bruto nationaal product. Daarnaast levert de cacaoproductie een inkomen op voor ongeveer een derde van de bevolking (Glin et al., 2015).

De afgelopen decennia is er veel werk verricht in de sector om de productieketen inzichtelijker en transparanter te maken. Ook heeft tegenwoordig elke reep wel een logo van UTZ of een ander keurmerk op de verpakking. Deze programma’s hebben veelal als doel om de kwaliteit van leven van de cacaoboeren te verhogen. Desalniettemin is er alsnog een beeld van cacaoboeren in West-Afrika waarin wordt benadrukt dat armoede wijdverspreid is en dat de meeste boeren in onvermijdelijke armoede leven (Fountain en Hütz-Adams, 2015).

In Ghana wordt het gewas sterk gereguleerd door de overheid via Ghana Cacao Board (COCOBOD). Zij bepalen de prijs en de kwaliteitseisen van de cacaobonen en zijn de enige exporteur van het land. Door middel van Licensed Buying Companies (LBC’s) worden de cacaobonen verkocht aan

chocoladebedrijven. Hierdoor is er concurrentie tussen de verschillende LBC’s voor het kopen van de cacaobonen van de boer. Dit resulteert erin dat LBC’s samen kunnen werken met bijvoorbeeld chocoladebedrijven in Europa om programma’s op te zetten die meer te bieden hebben aan de boerengezinnen. Dit kan zijn in de vorm van een bonus, of door training en middelen (Glin et al., 2015, Aneani et al., 2011).

Recentelijk is er veel wetenschappelijke literatuur geschreven over diversificatie van gewassen. Door meerdere gewassen te verbouwen, zouden boeren meer stabiliteit en inkomen kunnen verkrijgen. Voor overheden is het ook een aantrekkelijke strategie om meer te verdienen aan export en op deze manier meer geld te kunnen investeren in duurzame ontwikkeling. Toch blijft het een uitdaging om boeren te ondersteunen met de nodige kennis en financiële middelen om hun cacaoboerderij op een duurzame wijze te cultiveren (Aneani et al., 2011).

Een andere manier om meer stabiliteit te creëren op huishoudniveau is het faciliteren van een diverse huishoudstrategie (Ellis, 1998). Een cacaoboerderij wordt vaak door meer dan een persoon van het huishouden onderhouden. Andere leden van het huishouden, dus leden die niet het hoofd zijn, hebben de mogelijkheid om via andere wegen dan de boerderij geld binnen te brengen. Hierdoor kan er ook in het laagseizoen genoeg geld worden verdiend voor een goede kwaliteit van leven.

Er is echter nog weinig onderzoek verricht naar de effectiviteit van programma’s die gediversifieerde huishoudstrategieën proberen te stimuleren. Daarnaast zijn er weinig kwalitatieve data over hoe boeren huishoudens in de cacaosector hun strategie ervaren. In dit onderzoek zal derhalve de focus

(5)

5

liggen op gediversifieerde huishoudstrategieën en de ervaring hiermee van cacaoboeren. In het bijzonder zal hiervoor het programma van een Europese chocoladefabrikant worden gebruikt.

1.1 Doelstelling

Dit onderzoek is ingebed in een bredere consultancy opdracht voor een Europees chocoladebedrijf. Deze instantie zal in het vervolg van deze scriptie aangeduid worden als ‘het bedrijf’, in verband met de geheimhoudingsclausule die onderdeel was van de voorwaarden voor deelname aan het onderzoek waar dit onderzoek bij aansloot. Dit bedrijf heeft een programma opgezet dat geproduceerde cacao volgt en de boeren ondersteunt met behulp van materiële en financiële ondersteuning met behulp van trainingen. Het programma, dat enkele jaren geleden is opgestart, is uniek in de zin dat het een grote nadruk wil leggen op de autonomie van de boer. De doelstelling van het brede onderzoek is om een evaluatie uit te voeren van het programma met de focus op de effectiviteit van de

verschillende onderdelen van het programma. Hierbij ligt de nadruk niet alleen op financiële uitkomsten, maar ook op de ervaringen van de boer.

1.2 Probleemstelling

Uit de doelstellingen van het bedrijf kan worden afgeleid dat het hebben van een diverse portefeuille aan inkomsten voor boeren volgens het bedrijf leiden tot meer stabiliteit en een hogere mate van zelfstandigheid. De onderzoeksvraag van dit onderzoek luidt daarom:

“Hoe verhouden diverse huishoudstrategieën zich tot het zelf gerapporteerde welzijn van boerengezinnen in een ontwikkelingsprogramma in de cacaosector van Ghana?”

Om deze vraag te beantwoorden, zal worden gekeken naar de volgende aspecten: 1. Wat zijn de verschillende huishoudstrategieën?

2. Wat is er de afgelopen jaren veranderd in huishoudstrategieën? 3. Wat is de mogelijke impact van het bedrijf hierin geweest? 4. Hoe tevreden zijn boeren met hun werk en kwaliteit van leven? 5. Hoe verhoudt deze kwaliteit van leven zich tot de huishoudstrategie?

(6)

6 Wetenschappelijke relevantie

De toekomst van de cacao sector in Ghana is op verschillende manieren onzeker. De degradatie van de kwaliteit van het land en toename van ziektes en klimaatveranderingen dragen bij aan verliezen in de oogst (Kongor et al., 2018). Dit leidt op zijn beurt tot financiële instabiliteit binnen

huishoudens. Een beter begrip van de ervaringen en percepties van boeren en hun besluitvorming als het gaat om adaptatietechnieken is nodig om beleid rondom adaptatie beter aan te laten sluiten op de boerengemeenschappen. Bestaande onderzoeken naar adaptatietechnieken richten zich niet altijd op het niveau van het huishouden. Bestaande onderzoeken wijzen echter uit dat autonome adaptatie ontoereikend is om bepaalde uitdagingen zoals klimaatverandering te overzien (Bryan et al., 2013). Derhalve is het noodzakelijk om meer onderzoek te doen naar lange termijn oplossingen die vooruitlopen op de uitdagingen die nog komen gaan binnen de specifieke context van cacao in Ghana.

Maatschappelijke relevantie

Het bestudeerde programma in Ghana heeft als doel om innovatieve en inclusieve agrarische producten en diensten te leveren aan meer dan 72.000 Ghanese cacaoboeren. Hierdoor wordt het voor boeren mogelijk om hun praktijken te professionaliseren. Tegelijkertijd probeert het bedrijf door het programma om de levering en kwaliteit van cacao te verzekeren door een stabiel fundament voor boeren.

1.4 Leeswijzer

In het vervolg van deze scriptie zal het theoretisch kader worden omschreven dat de basis vormt voor de probleemstelling. Hierbij zal de visie van het bedrijf worden gekoppeld aan het concept kwaliteit van leven en de capability approach van Amartya Sen. Vervolgens is er een hoofdstuk waarin de methodologische verantwoording wordt gegeven en waar enkele limitaties van de

methodes worden aangestipt. De resultaten en bevindingen zullen opgedeeld worden omschreven in een hoofdstuk over de uitkomst van de focusgroepen en in een hoofdstuk over de interviews.

Vervolgens volgt er een paragraaf waarin de interactie van de resultaten wordt geanalyseerd, gevolgd door de conclusie en discussie.

(7)

7

2. Theoretisch kader

Dit hoofdstuk omschrijft het theoretisch kader dat is gebruikt voor dit onderzoek. Allereerst wordt hiervoor de strategie en visie van het bedrijf toegelicht waarop het programma dat wordt

onderzocht, is gebaseerd. Vervolgens zal dit worden gekoppeld aan het concept ‘kwaliteit van leven’. Tevens wordt de Capability Approach van Amartya Sen aangehaald met een focus op de link tussen een hogere mate van geluk en het hebben van meer kansen. Tot slot wordt het centrale begrip huishoudstrategie toegelicht. Iedere theorie zal eerst geïntroduceerd worden, vervolgens in context worden geplaatst en als laatste zullen er enkele kritische opmerkingen worden geplaatst bij de validiteit van de theorie.

2.1 Theoretisch kader cacaobedrijf

Om meer inzicht te krijgen in het programma van het bedrijf is het interessant om in te gaan op de visie achter het programma. Het bedrijf werkt in dit project met een zelf opgestelde Theory of Change. De visie die hiervoor de basis vormt, is dat het programma leidt tot een fatsoenlijk en veerkrachtig bestaan voor de boerengezinnen van vandaag en morgen. Daarnaast wordt er gestreefd naar een duurzame intensivering van de landbouw, waarbij de toevoer van hoge kwaliteit cacaobonen van een stabiele groep boeren in stand wordt gehouden.

De Theory of Change is opgesteld in een raamwerk met vier componenten wat is gevisualiseerd is figuur 1. Deze verbinden de interventies aan de uitkomsten, de resultaten en de impact. Hierbij wordt ook benadrukt door het bedrijf dat de focus ligt op de meest belangrijke veranderingen die verwacht worden op basis van de interventies. Tevens wordt aangegeven dat de daadwerkelijke loop van het programma anders zal zijn per land en regio.

De vier elementen die ten grondslag liggen aan het hele programma zijn als volgt: 1. Traceerbaarheid van cacao en formatie van boerenorganisaties

2. Training en kennisoverdracht

3. Investeringen in boeren en de ontwikkeling van de gemeenschap 4. Externe verificatie van het programma en continue vooruitgang

Deze vier elementen leiden volgens het bedrijf tot de volgende directe resultaten: a. Boeren zijn geregistreerd en organiseren zichzelf in groepen

b. Boeren zijn getraind

(8)

8

d. Cacaoboerderijen worden vernieuwd en gediversifieerd en boerengezinnen hebben meerdere inkomstenbronnen

e. Boeren hebben toegang tot financiële producten f. Kinderarbeid wordt gemonitord

g. Er wordt geïnvesteerd in de infrastructuur van de gemeenschap (op basis van een behoefteanalyse)

h. Boeren worden gemonitord in hun vooruitgang

De voordelen die hier op korte termijn uit voortkomen zijn een hogere productiviteit van de boerderijen, een hogere mate van veerkrachtigheid van boerengezinnen, betere conservatie van biodiversiteit en ecosystemen en verbeterde gemeenschapsinfrastructuur. De eerdergenoemde voordelen dragen op hun beurt weer bij aan de impact van het programma op lange termijn.

Het ontwikkelen van een diverse huishoudstrategie

Ten slotte worden elementen uit de Theory of Change uitgelicht en verbonden aan de Sustainable Development Goals (SDG’s). Hierbij valt op dat er een grote focus ligt op het huishouden als eenheid. In het bijzonder bij SDG 1 (Geen armoede) en SDG 8 (Waardig werk en economische groei) worden de interventies en uitkomsten geformuleerd in termen van een diverse en een stabiele huishoudstrategie. Hierbij kan gedacht worden aan ‘job training’ voor de jeugd en het financieren van niet aan cacao gerelateerde kansen voor inkomsten. Het idee hierachter is dat de boeren hiermee een hogere mate van zelfstandigheid bereiken en meer economische stabiliteit ervaren door het jaar heen.

Kritiek op deze Theory of Change is dat in dit element van het programma geen duidelijke verbinding wordt gelegd met het belang voor het bedrijf. Mogelijkerwijs dient dit als positieve marketing voor de waarden van het bedrijf. Een andere mogelijkheid is dat een stabiel huishouden uiteindelijk ook meer cacao produceert.

(9)

9 2.2 Amartya Sens Capability Approach

De Capability Approach werd als eerst door Indiase wetenschapper en filosoof Amartya Sen voorgesteld. Armoede wordt in deze context gezien als het ontbreken van kansen om een goed leven te leven, in plaats van in concrete kwantitatieve termen (Verkerk et al., 2001). Voor Sen was het essentieel om een begrip te hebben van hoe individuen verschillen in hun capaciteit om dezelfde middelen om te zetten naar waardevolle persoonlijke mogelijkheden (Verkerk et al., 2001). Om deze reden is evaluatie die enkel focust op middelen, zonder rekening te houden met de persoonlijke omgang ermee, inefficiënt, aldus Sen. Tevens is het volgens Sen zeer belangrijk om nadruk te leggen op het feit dat het hebben van keuzes op zichzelf al een significant gegeven is om mee te nemen in onderzoek. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt in daadwerkelijke prestaties (‘achievements’) en de effectieve vrijheid (‘capabilities’) (Verkerk et al., 2001).

De centrale concepten in het werk van Sen zijn functionings en capabilities. Een functioning is volgens Sen de verschillende dingen die een persoon op waarde kan stellen om te doen of zijn (Sen, 1999). Capability verwijst vervolgens naar de vrijheid om te handelen naar wat een persoon op waarde stelt, oftewel functionings. Sens theorie begint bij de middelen die aanwezig zijn in een bepaalde context. Vervolgens leiden de middelen tot kansen, die door middel van persoonlijke mogelijkheden (‘personal utilization function’) de kansen die beschikbaar zijn beïnvloeden. Dit kan op de volgende manier worden voorgesteld: een fiets is een middel dat kan leiden tot een kans, maar als een individu niet kan fietsen, beïnvloedt dit de kans. Ten slotte leiden de kansen die worden behaald tot een bepaalde utiliteit (subjectief welzijn) (Verkerk et al., 2001).

De Capability Approach draait dus om het idee dat het leven en leven, combinaties zijn van staten van doen en zijn. De kwaliteit van leven wordt hierin gewaardeerd aan de hand van onze capaciteit om bepaalde kansen te benutten. Ook hecht Sen intrinsieke waarde aan het de mogelijkheid hebben om kansen te benutten. Een essentiële vraag hierbij is: “Als het voor een individu belangrijk is om genoeg eten te hebben of om een andere baan te nemen, bestaat er dan de vrijheid om deze zaken te bereiken?” (Walker, 2015). In het geval van cacaoboeren binnen het programma leidt dit dus tot de vraag of de boeren dankzij de meer diverse huishoudstrategie meer vrijheid hebben om te kiezen wat zij willen doen of zijn.

Een punt van kritiek op het werk van Sen is dat de nadruk die ligt op nuance en complexiteit, kan leiden tot een gebrek aan theoretisering in onderzoek. Anderzijds houdt de theorieTevens is het nut van de theorie en de precisie van de toepassing beperkt door hoe men bepaalde kansen evalueert en rangschikt (Robeyns, 2006).

(10)

10 2.3 Kwaliteit van leven

De Capability Approach sluit grotendeels aan bij het de term kwaliteit van leven en bied meer concrete handvatten bij het meten van functionings en capabilities. De term kwaliteit van leven wordt de

afgelopen decennia al binnen de sociale- en medische wetenschappen gebruikt om ons begrip van de menselijke ervaring te omvatten en om hiervoor meetschalen te bedenken. Voor het laatste wordt grotendeels met enkel kwantitatieve methoden gewerkt zoals het meten aan de hand van

economische indicatoren. Anderzijds wordt er ook gewerkt met kwalitatieve methoden die voornamelijk kijken naar het subjectieve welzijn van individuen of groepen, waarvan de definitie later verder uiteen wordt gezet (Costanza et al., 2006).

Door methoden op te splitsen in objectief en subjectief ontstaat er een gefragmenteerd beeld van welzijn. Kwantitatieve methoden handelen vaak vanuit ‘objectieve’ indicatoren. Deze indicatoren zijn echter gebaseerd op ‘subjectieve’ associaties van wat welzijn inhoud voor degene die hierover

uitspraak heeft gedaan. Daarnaast kunnen hiermee dimensies die onderdeel zijn van de kwaliteit van leven zoals identiteit en psychologische zekerheid niet gemeten worden. Eveneens zijn enkel

subjectieve indicatoren ontoereikend in de zin dat individuen en groepen hun welzijn waarderen in relatie tot hun omgeving (Costanza et al., 2006).

In het raamwerk dat in 2006 is opgesteld door Costanza et al. (figuur 2) worden zowel het niveau waarin menselijke behoeftes worden vervuld als de mate waarin individuen of groepen tevreden zijn met het niveau gecombineerd. Waar objectieve indicatoren enkel de mogelijkheden nagaan voor individuen of groepen om hun kwaliteit van leven te verbeteren, geven subjectieve indicatoren onderzoekers de kans om te kijken waar respondenten zelf het meeste waarde aan hechten als het gaat om kwaliteit van leven. Hierdoor is het mogelijk veronderstellingen zoals de waarde die gehecht wordt aan een lange levensverwachting in perspectief te plaatsen.

Costanza et al. (2006) stelt dat kwaliteit van leven de mate is waarin menselijke behoeftes worden vervuld in verhouding tot de persoonlijke of gemeenschappelijke perceptie van subjectief welzijn. Menselijke behoeftes worden hier aangeduid als basisbehoeftes voor levensonderhoud, voortplanting, veiligheid, etc. Subjectief welzijn kan gemeten worden aan de hand van vragen over geluk en

tevredenheid. De relatie tussen behoefte en welzijn kan beïnvloed worden door bijvoorbeeld culturele context en scholing.

Het laatste grote fundament van Costanza’s raamwerk zijn de kansen (‘opportunities’). Om menselijke behoeftes te vervullen is er namelijk infrastructuur nodig die hiertoe de kans biedt.

(11)

11

Costanza identificeert er hiervan vijf: fysieke en sociale infrastructuur, menselijk en natuurlijk kapitaal en tijd. Deze houden het volgende in:

1. Fysieke infrastructuur beslaat de gebouwde wereld. Het zijn de gebouwen, het gereedschap en de uitrusting die ons werk mogelijk maken.

2. Sociale infrastructuur zijn de netwerken en normen die coöperatief werk mogelijk maken. 3. Menselijke kapitaal is de kennis en informatie waar individuen of groepen toegang tot

hebben.

4. Natuurlijk kapitaal zijn de hernieuwbare en niet hernieuwbare ecosysteemdiensten waaruit men kan putten.

5. De dimensie tijd wordt in het raamwerk geschaard onder natuurlijk kapitaal, maar kan ook gezien worden als een zelfstandige input die leidt tot het vervullen van behoeftes.

Verschillende basisbehoeftes behoeven verschillende soorten infrastructuur of kapitaal. Voor het hebben van genoeg eten is de fysieke en menselijke infrastructuur van groot belang, terwijl voor affectie of zorg voor de medemens voornamelijk tijd een essentiële input is. Echter kan fysieke infrastructuur ook een vervulling zijn van een basisbehoefte.

Om het raamwerk in de praktijk toe te passen moet er per specifieke context gekeken worden naar in hoeverre de vervulling van basisbehoeftes leidt tot een gevoel van tevredenheid. Het belang hiervan kan immers variëren, bijvoorbeeld in het geval van een andere culturele context. Voor het analyseren van de kwaliteit van leven is het derhalve van belang om een middel te ontwikkelen waarmee waarde kan worden gegeven aan elke behoefte die wel of niet wordt vervuld. Dit kan door middel van bijvoorbeeld een simpele schaal. Hierbij is het van belang om te benoemen dat ook deze waarde kan variëren in de loop van de tijd en afhankelijk van individu of groep. Menselijke behoeftes fluctueren zowel kwalitatief als kwantitatief (Costanza et al., 2006).

(12)

12

Figuur 2 conceptueel model kwaliteit van leven (bron: Constanza et al., 2006)

Subjectief welzijn

Zowel bij de Capability Approach als bij kwaliteit van leven speelt het subjectieve welzijn een grote rol. Onderzoek naar subjectief welzijn vind plaats sinds de jaren ‘60 van de vorige eeuw. Sindsdien is het begrip hiervan en de factoren die correleren aan subjectief welzijn veranderd. Een belangrijke trend hierin is een toename in de waarde van het individu, het belang van de subjectiviteit in de evaluatie van het leven en de wetenschap dat welzijn facetten kent die voorbij economische welvaart gaan (Diener, Suh, Lucas & Smith, 1999). Desalniettemin blijft het lastig om subjectief welzijn te zien als een omkaderd concept. Diener et al. (1999) benadrukt dat subjectief welzijn meer een breed veld aan wetenschappelijke interesses inhoudt, waarbij de focus ligt op emotionele stemming,

tevredenheid per domein en globale oordelen over het algehele welzijn van een individu.

Een kritiekpunt op deze benaderingswijze is dat de rol van de onderzoeker groter is als het gaat om het interpreteren van de data. Subjectieve antwoorden worden beïnvloed door de stemming en de staat van het geheugen van een respondent. Eveneens speelt context een grote rol voor de uitkomst. De formulering waarmee en de context waarin de vragen worden gesteld zijn mogelijkerwijs sturend voor de respondent (Kahneman en Krueger, 2006).

Uit een studie van Dolan, Peasgood en White (2008) wordt geconcludeerd dat er een

verscheidenheid aan problemen is in het trekken van gegronde conclusies over de oorzaken van subjectief welzijn. De richting van de causaliteit is vaak lastig te bepalen en sommige variabelen blijven onopgemerkt. Tevens worden enkele factoren in bepaalde onderzoeken wel in verband

(13)

13

gebracht met subjectief welzijn en in andere weer niet. Een voorbeeld hiervan is onderwijs. Uit het onderzoek van Dolan, Peasgood en White, volgt dat enkele factoren wel in het meeste onderzoek structureel geassocieerd worden met subjectief welzijn, zoals leeftijd, gezondheid en arbeidsstatus. Daarnaast wordt in de studie benadrukt dat er in verder onderzoek een grotere focus moet worden gelegd op het huishouden als eenheid ten opzichte van het individu. Onderzoek naar de mogelijke afwegingen in welzijn tussen familieleden kunnen meer inzicht bieden in of bepaalde diensten die familieleden elkaar bieden elkaar compenseren in termen van welzijn (Dolan, Peasgood en White, 2008). Hier wordt later in dit hoofdstuk op ingegaan.

2.4 Huishoudstrategieën en levensonderhoud

De term huishoudstrategie is een breed begrip dat verwijst naar de verschillende en veranderende economische activiteiten die leden van een huishouden toepassen als reactie op de veranderende omstandigheden in hun leefomgeving en om hun leefomstandigheden te verbeteren (Ellis, 1998). Sinds de jaren ‘90 is onderzoek naar huishoudstrategieën in populariteit toegenomen. De focus ligt hierbij op levensonderhoud (‘livelihoods’). Hierbij moet gedacht worden aan meer dan alleen inkomen, maar ook sociale instituties, de verhoudingen met betrekking tot gender en

eigendomsrechten (Ellis, 1998). Eveneens omvat de term levensonderhoud in de vakliteratuur ook de toegang tot sociale en publieke diensten zoals onderwijs, gezondheidszorg, wegen en toegang tot water (Blackwood en Lynch, 1994). Door het huishouden niet alleen als sociale eenheid, maar ook als productieve onderneming te zien, kan er meer waardevol onderzoek gedaan worden naar

verschillende culturele settingen. Wat betreft de onderzoekseenheid is er echter een belangrijke zaak om op te letten: een huishouden maakt geen keuzes, maar individuen binnen een huishouden wel. Vaak houden keuzes op huishoudniveau in dat er een complex proces plaatsvindt van weerstand tussen genders en generaties (Eder, 1991). Wanneer er wordt gesproken van een keuze van een huishouden wordt dit complexe proces bedoeld.

Voorbeelden van huishoudstrategieën zijn gezinnen waarin de ene partner het land bewerkt en de andere partner met handel bezig is. Echter kan een huishoudstrategie ook inhouden dat het huishouden de keuze maakt om de inkomstenbronnen te diversifiëren, zoals dat een cacaoboer ook andere cash crops of food crops gaat verbouwen. Gewassen die niet cacao zijn, kunnen op deze wijze dienen als extra bron van inkomsten of ze kunnen dienen ter consumptie (Aneani, 2011). Een mogelijke uitkomst hiervan is dat boeren meer stabiliteit ervaren gedurende het jaar en daardoor meer geld overhouden voor andere zaken die zij belangrijk achten.

Een belangrijke kanttekening bij onderzoek in het kader van de kwaliteit van leven en Capability

(14)

14

Iversen (2003) benadrukt in haar onderzoek dat ongelijkheid, voornamelijk op basis van gender, vaak prevalent is binnen het huishouden in ontwikkelingslanden. Het individuele agentschap van individuen binnen een huishouden om welzijn te realiseren, zal in veel gevallen beïnvloed worden door machtsrelaties. Het raamwerk van Amartya Sen houdt hier geen rekening mee. Ellis (1998) onderschrijft in zijn review dat het van belang is in onderzoek naar huishoudtstrategieën om generalisaties over oorzaak en gevolg te vermijden. Hoe diversificatie binnen een huishouden vorm aanneemt, is een heterogeen, sociaal en economisch proces dat sterk beïnvloed wordt door locatie, demografie, kwetsbaarheid van het huishouden en andere factoren. Echter benadrukt Ellis dat er wel geconcludeerd kan worden dat puur de mogelijkheid om een inkomen te diversifiëren een

verbetering kan zijn voor de zekerheid van levensonderhoud en de verhoging van inkomsten voor een huishouden. Concluderend kan worden gezegd dat beleid dat belemmering weghaalt voor diversificatie en meer opties mogelijk maakt voor huishoudens een voordelig effect heeft (Ellis, 1998).

Kansen in context

In de context van Ghanese boerengezinnen in de cacao sector kan er door de lens van de Capability

Approach gekeken worden naar in hoeverre een gediversifieerde huishoudstrategie leidt tot een

hogere mate van welzijn voor individuen. De Capability Approach en kwaliteit van leven houden zich beide bezig met de oorzaak-gevolg-relatie van (subjectief) welzijn, met een focus op het hebben van kansen. Het bedrijf heeft als doel, naast het verhogen van de opbrengst, om veerkrachtig

levensonderhoud te ontwikkelen bij boeren en hun families. Hierbij worden maatregelen toegepast die de boerengezinnen meer kansen geven om hun inkomsten te diversifiëren. Hierdoor is het volgens de Theory of Change mogelijk dat er een stabieler en hoger inkomen is gedurende het jaar. Concreet sluit de Theory of Change ook aan bij de handvatten die worden aangereikt in het raamwerk van kwaliteit van leven. Door te investeren in sociale en fysieke infrastructuur kunnen kansen sneller benut worden.

(15)

15

3. Methodologische verantwoording

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de methodologie van het onderzoek. Er wordt in dit onderzoek gebruik gemaakt van een casus. In een paragraaf zal kort worden toegelicht hoe deze specifieke casus zich verhoudt tot de bredere Ghanese cacaosector. Tevens zullen de methoden van dataverzameling en -analyse worden toegelicht.

3.1 Verantwoording deelname onderzoek

Zoals eerder is benoemd in de inleiding is dit onderzoek uitgevoerd binnen een consultancy opdracht van het Tropeninstituut in Amsterdam, die is uitgevoerd voor een Europees chocoladebedrijf. Hierdoor zijn een aantal beslissingen vooraf genomen vanuit het hoofdonderzoek. Ten eerste stonden de regio’s en de gemeenschappen al vast. Het bedrijf wilde een zo gevarieerd mogelijk beeld, door uit elk district minstens één groep te spreken. Hierdoor heeft dit individuele onderzoek moeten plaatsvinden binnen de geografische en temporale restricties van het hoofdonderzoek en was er geen mogelijkheid om

gemeenschappen te bezoeken die geen onderdeel waren van het bedrijf. Het gevolg hiervan was dat het samplen van eigen respondenten plaatsvond binnen de gemeenschappen waarin de focusgroepen waren. Eveneens was het vaak niet mogelijk om een lang interview te houden in verband met het afwezig zijn van de tolk of een gebrek aan tijd. Daarnaast is de vragenlijst voor de focusgroepen ook in combinatie met het bedrijf opgesteld, waardoor enkele onderdelen zoals vragen naar kinderarbeid wel in het template opgenomen maar onvoldoende zijn uitgewerkt om meegenomen te kunnen worden in de analyse. Ten slotte zijn data geanonimiseerd waardoor de resultaten niet transparant gedeeld kunnen worden met de gemeenschappelijke gemeenschap.

3.2 Research design

Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van een multiple case study. Het voordeel hiervan is dat er meer inzicht kan worden gegeven in verschillende causaliteiten. Patronen kunnen worden vastgesteld in vergelijkbare en contrasterende omgevingen. Casussen kunnen op verschillende wijzen worden uitgekozen. Door het bedrijf is er in dit geval voor gekozen om van zoveel mogelijk districten van de provincie Western North één gemeenschap te selecteren, om zo tot meer representatieve resultaten voor de hele regio te komen. Een nadeel van een dergelijk research design is dat er minder rekening gehouden kan worden met

(16)

16

de specifieke context van één casus of gemeenschap, om op die manier meer aandacht te geven aan elementen waar de casussen contrasteren (Bryman. 2012).

3.3 Casusbeschrijving

Cacaoboerderijen in Ghana

In Ghana geeft 84% van de cacaoboeren aan dat cacao hun meest belangrijke of op-een-na meest belangrijke gewas is. Een grote reden die hiervoor wordt genoemd is de hoge stabiliteit van cacao, als het gaat om de prijs over een langere periode van tijd (Laven et al., 2017). De cacao wordt geproduceerd door bijna 6.3 miljoen boeren (ICCO, 2016). Tevens is het verbouwen van cacao onderdeel van de Ghanese cultuur. In een onderzoek dat uitgevoerd is door het Tropeninstituut, wordt uitgelegd waarom cacao gezien wordt als de ruggengraat van de Ghanese economie. Het is, in de perceptie van veel boeren, de grootste bron van buitenlandse investeringen en een grote bijdrager aan de ontwikkeling van het land. Tevens wordt cacao gezien als een nationale boom of een nationaal product, dat een zekere historische waarde heeft voor de cultuur, omdat het al generaties lang

verbouwd wordt op het land (Laven et al., 2017).

“We know cocoa since time immemorial, our great grandparents started it. It is the national product

of Ghana.” (Male FGD participants, Brong Ahafo) (Laven et al., 2017). Handel in cacao en Licensed Buying Companies

Cacao in Ghana is een gewas met een nationale prioriteit. Bovenaan de organisatie van landbouw staat het Ministerie van Financiën en Economische planning (MOFEP). Zij overzien het nationale budget en zijn verantwoordelijk voor de verdeling hiervan. Cacao is een hoge prioriteit van het ministerie, waardoor veel van de aandacht uitgaat naar aan cacao gerelateerde activiteiten.

Direct hieronder valt het Ghana Cocao Board (COCOBOD), een orgaan dat het beleid van de overheid implementeert. Onder deze organisatie vallen onder andere de Quality Control Company en de Cacao Marketing Company, die zich respectievelijk bezighouden met de kwaliteit en verkoop van cacao (Essegbey en Ofori-Gyamfi, 2012).

In de jaren ‘90 van de vorige eeuw is er door de overheid gekozen om de verkoop en export van cacao grondig te herzien. Het monopolie van de Produce Buying Company werd ontbonden en de Licensed Buying Companies (LBC’s) konden onderling competitie aangaan. Deze LBC’s verschillen hierdoor lichtelijk van elkaar, bijvoorbeeld als het gaat om de bonus die wordt uitgereikt voor elke zak cacao. Hun functie is om de cacao van de

(17)

17

Elke buitenlandse koper is dus genoodzaakt zijn cacao te kopen via een van de pakweg 27 LBC’s (Essegbey en Ofori-Gyamfi, 2012).

Het bedrijf

Het bedrijf dat is geïntroduceerd in de inleiding van deze scriptie opereert in Ghana door middel van een lokale LBC. De boeren die ervoor kiezen zich aan te sluiten bij het

programma van het bedrijf, verkopen hun cacao aan deze LBC. Het bedrijf voorziet de LBC vervolgens van de middelen om de boeren trainingen en inputs te geven (Glin, Oosterveer en Mol, 2015).

De organisatie van de LBC bestaat uit verschillende bestuurlijke lagen. Onderaan staan de inkopers, die vaak ook zelf boer zijn en de cacao van de boeren in de gemeenschap kopen namens de LBC. In het Engels wordt hiernaar gerefereerd als een Purchasing Clerk (PC). In het geval van het bedrijf staan hierboven de Field Trainers (FT), die de training geven aan de verschillende boerengemeenschappen. Op hun beurt worden FT’s getraind door Field

Officers (FO), die grotere gebieden onder zich hebben. Hierboven bestaat nog één

bestuurlijke laag, namelijk die van de Field Coordinator (FC). FC’s staan in contact met het regionale management van de LBC (Glin et al., 2015).

3.4 Dataverzameling

De kwalitatieve data in dit onderzoek zijn verzameld door middel van diepte-interviews en

focusgroepen op locatie in West-Ghana gedurende een periode van een maand (april). De interviews werden gehouden aan de hand van een semigestructureerde lijst met vragen. Voor de groepssessies wordt gebruikt gemaakt van de PADev-methode (Participatory Assessment of Development). Het doel van deze methode is om een holistische- en interactieve evaluatie uit te voeren van interventies in het kader van ontwikkeling (Hoebink, 2012). In plaats van te kijken naar interventies van enkel één externe actor, is het voornaamste doel van de PADev-methode om eerst de veranderingen in een gebied over een langere tijd te bestuderen. Vervolgens wordt er gekeken naar welke interventies mogelijk hebben geleid tot welke veranderingen. Dit kan veel inzicht bieden aan NGO’s omdat zij dan hun eigen impact kunnen analyseren naast de impact van andere actoren. Dit kan potentieel veel informatie bieden voor het implementeren van toekomstige interventies (Hoebink, 2012).

Opzet van de focusgroepen

Naar aanleiding van de PADev-methode is de opzet van de focusgroep uitgewerkt. Hierbij zijn de vragen opgedeeld in drie verschillende onderwerpen, namelijk betreffende (1) trainingen, (2) middelen en diensten en (3) elementen van het programma die niet aan cacao gerelateerd waren.

(18)

18

Vervolgens werden er per gemeenschap een of meerdere onderwerpen aangesneden na een korte openingsdiscussie.

In totaal hebben er in het hoofdonderzoek 32 focusgroepen plaatsgevonden in 23 districten in de provincies Western en Western North (figuur 3). Per gemeenschap werden niet alle onderdelen van de opzet behandeld om tijd te besparen en de concentratie te behouden. Hierbij werd in veertien gemeenschappen de oefening gehouden die over niet aan cacao gerelateerde zaken ging, waarvan de resultaten gebruikt zullen worden voor de analyse van dit onderzoek.

Tegelijkertijd met de focusgroepen vonden kwantitatieve enquêtes plaats voor het hoofdonderzoek. Een reden hiervoor is geweest dat men de gemeenschap geëngageerd wilde houden. Op het moment dat een persoon nog niet aan de beurt was voor een enquête nam deze deel aan de focusgroep. Aanvankelijk werd er gestreefd naar 25 deelnemers per focusgroep. In werkelijkheid telden de focusgroepen tussen de 15 en 70 deelnemers. Deze vonden plaats met mannen en vrouwen door elkaar, vaak nabij de lokale kerk. De gespreksleider bij deze sessies voor de groep, met naast hem/haar de tolk en degene die notities maakte.

Limitaties focusgroepen

In groepscontext zijn participanten meer geneigd om antwoorden te geven die in lijn staan met de lokale culturele verwachtingen (Bryman, 2016). Doordat de focusgroepen gemengd plaats hebben gevonden, waren veelal enkel mannen aan het woord. Ook namen in enkele gemeenschappen de lokale chiefs vaker het woord. Regelmatig werden er specifiek vragen gesteld aan de vrouwen in de gemeenschap omdat deze niet of nauwelijks het woord namen. In het geval dat de groepen

gescheiden waren tussen man en vrouw zoals in Demystifying Cacao (2017) was het mogelijk geweest om meer data te verzamelen over de ervaringen met het programma onder vrouwen ten opzichte van mannen en andersom. Tevens is er kans op miscommunicatie aangezien er met een tolk werd gewerkt.

Tot slot zijn er uitdagingen ondervonden bij de opkomst van de focusgroepen. De lokale organisatie van het hoofdproject had op veel dagen twee gemeenschappen bij elkaar geplaatst in verband met logistiek waardoor de groepsgrootte inefficiënt werd. Ook zijn er incidenten geweest waar niet iedereen die deelnam aan de focusgroep, onderdeel was van het programma, waardoor de representativiteit van de data geschaad kan zijn. Daarnaast waren er veel onverwachte omstandigheden waardoor een veldwerkdag niet door kon gaan. Zo stond er enkele keren een gemeenschap op de planning waar het marktdag was, waardoor de boeren niet aanwezig waren en waren er soms gemeenschappen die hun rustdag hielden op de zaterdag.

Opzet van de een-op-een interviews

Ook zijn er een-op-een interviews afgenomen met boeren na afloop van de focusgroep, ter aanvulling op de opgedane kennis in de focusgroepen en om verder in te gaan op de thema’s van de

(19)

19

onderzoeksvraag. Hiervoor werd terplekke gevraagd of er vrijwilligers waren die deel wilden nemen. Er is afwisselend met mannen, vrouwen en jeugd gepraat aan de hand van een vragenlijst die in de appendix staat. De focus lag hierbij op de ervaring van de boer met programma. De vragen zijn zo neutraal mogelijk gesteld, door bijvoorbeeld te vragen of en wat de verandering in de kwaliteit van leven is na de komst van het bedrijf en de implementatie van het programma. Hierbij was het belangrijk om de geïnterviewde de ruimte te geven om zoveel te praten als hij of zij wilde, om op deze wijze meer inzicht te krijgen in wat hij of zij belangrijk vindt (Bryan, 2016).

Limitaties een-op-een interviews

Zoals eerder is genoemd, vond het samplen plaats in gemeenschappen van het

hoofdonderzoek. Echter was er niet altijd voldoende tijd beschikbaar in de planning om een lang interview af te nemen. Daarnaast is de tolk enkele dagen afwezig geweest waardoor iemand anders uit het team moest inspringen en er mogelijk minder accuraat vertaald is en meer miscommunicatie heeft plaatsgevonden.

3.5 Data-analyse

Voor de analyse is gebruik gemaakt van een zogeheten thematische analyse. Hierbij is gaandeweg een index gemaakt van centrale thema’s en subthema’s. Nadat alle data van de focusgroepen waren verzameld, zijn de antwoorden op de vragen per gemeenschap en per interview samengevoegd in een document in Excel. Dit document is vervolgens in ATLAS.ti geïmporteerd en aandachtig gelezen om thema’s binnen de antwoorden te onderscheiden. Deze thema’s vormen de motieven binnen de data. Vervolgens zijn de data open gecodeerd. Met behulp van axiale codering zijn categorieën van codes aan elkaar verbonden. Er is vooral veel aandacht besteed aan het vinden van herhaling binnen de subthema’s. Maar herhaling is geen vereiste om iets als thema aan te wijzen. Wel kan het gebruikt worden om verzadiging van de data mee aan te tonen.

(20)

20

Figuur 3 Kaart van Ghana

(21)

21

4. Resultaten focusgroepen

De grote thema’s die zijn besproken zijn: diversificatie van het inkomen, jeugd, de verhoudingen met het bedrijf en de processen rondom het maken van keuzes. Ook zijn er specifieke subthema’s die betrekking hebben op uitdagingen rondom onder andere analfabetisme besproken. Aan het einde van het hoofdstuk zullen de verschillende thema’s aan elkaar verbonden worden in een subconclusie.

4.1 Diversificatie

Een belangrijk onderdeel van het programma is trainingen rondom diversificatie van

inkomstenbronnen. Er worden onder meer trainingen gegeven over het diversifiëren van gewassen, maar ook over niet aan akkerbouw gerelateerde activiteiten.

Diversifiëren van gewassen

In de overgrote meerderheid van de focusgroepen werd aangegeven dat de boeren training hadden ontvangen over het verbouwen van gewassen die niet cacao zijn. Het betrof hier andere cash crops zoals palmolie, maar ook voedselgewassen als yam, okra, garden eggs, pepe, cassave, maïs en plantanen. Over het algemeen gezien waren boeren grotendeels tevreden over deze trainingen. Een groot

voordeel is dat deze gewassen ook ter consumptie dienen voor de boeren. Dit kan gezien worden als een verhoging van natuurlijk kapitaal.

“One importance is that we can consume some of the crops we produce.” (Man, Asawinso)

Ook biedt het een mogelijkheid om geld te verdienen in het laagseizoen wanneer er geen geld van de cacao komt. De gewassen kunnen verkocht worden tijdens de lokale marktdag, om vervolgens weer naar grotere markten in centra te brengen. Omdat de schoolgelden betaald moeten worden tijdens dit seizoen is het ook een bron van zekerheid en stabiliteit voor de boeren met kinderen.

“Now during the lean season, when cacao is not available, I can raise tomatoes and use the money to support my

family when it comes to school tuition and other things.” (Man, Juaboso)

“In case of any emergency or any problem, you can readily harvest and sell on the market and have some income

and even temporarily some ease around you.” (Woman, Juaboso)

Een veelvoorkomende opmerking was echter ook dat dergelijke praktijken al beoefend werden en dat de training van het bedrijf grotendeels een opfrisser was. Wanneer men aangaf dat ze de training van

(22)

22

het bedrijf niet toepassen, had dit in enkele gevallen te maken met een gebrek aan land of geld om zaad te kunnen kopen. Tevens kan het zo zijn dat specifiek zaad voor een gewas niet beschikbaar is of dat de juiste kwaliteit lastig te bereiken is.

“You may clear land to plant corn, but when you've cleared it, you don't have money to plant the corn.” (Man, Asawinso)

“The first point is that, with garden eggs it is easy to find [the seeds], but with carrots and cabbages you have to

go far because it is not common. Sometimes you are looking for the quality ones, you may even have to go to Kumasi. Because different people plant different qualities.” (Man, Asawinso)

Een tweede uitdaging is dat de gewassen vaak ten prooi vallen aan verschillende plagen zoals schimmels of insecten of niet tot bloei komen. Pesticides zijn soms ontoereikend, te duur of niet verkrijgbaar. Hetzelfde geldt echter ook voor cacao.

De laatste grote uitdaging heeft te maken met de verkoop van de gewassen op de markt. De grote hindernis in het brengen van de gewassen naar de markt is de infrastructuur. De wegen zijn vaak niet alleen slecht, maar de kosten om naar het dichtstbijzijnde dorp met een markt te gaan, zijn ook hoog. De gewassen zelf zijn helaas ook onderhevig aan een beperkte houdbaarheid. Het aanbieden van training en faciliteiten rondom het verwerken van voedselgewassen is daarom een verzoek dat meerdere malen aan bod is gekomen tijdens de focusgroepen.

“In the event of heavy rainfall, we cannot transport to market centers so [the produce] remain here and go bad.” (Man, Asawinso)

De hoge concurrentie op de market zorgt er daarnaast voor dat het lang niet altijd profijtelijk is om tijd en moeite in het verbouwen van andere gewassen te stoppen. Als iedereen training krijgt van elkaar over de voordelen van diversifiëren, gaat iedereen ook dezelfde ‘andere’ gewassen verbouwen. Deze zijn dan op hetzelfde moment rijp om geoogst te worden, wat de prijs op de markt omlaag brengt.

“We are not the only ones who produce these crops. So sometimes you go to the market and you realize there is an

abundance so it pushes the price down, and sometimes you are forced to give them away for free because you cannot spend money on transporting them back.” (Man, Asawinso)

Niet akkerbouw gerelateerde activiteiten

In veel gevallen is aan de gemeenschappen beloofd dat zij training zullen ontvangen over niet aan akkerbouw gerelateerde activiteiten zoals het houden van kippen, slakken en geiten. In een aantal

(23)

23

gemeenschappen hadden de boeren dergelijke training niet ontvangen. Mogelijkerwijs was dit het geval omdat programma van het bedrijf daar nog niet lang gevestigd was. In de gemeenschappen waar de trainingen wel gegeven zijn, gaven deelnemers aan erg tevreden te zijn met de trainingen. Het hebben van meer kennis, geeft enkelen al het gevoel meer kansen te hebben in het leven. Veel van dezelfde problemen als bij het verbouwen van gewassen treden echter ook op bij niet aan akkerbouw gerelateerde activiteiten. Zo is het vaak lastig om startkapitaal te verzamelen voor het opstarten van een activiteit. Men kan wel beschikking hebben tot kennis, maar tegelijkertijd niet financieel in staat zijn om naar de stad te gaan om alle benodigdheden te verzamelen. Tevens kunnen sommige

materialen niet beschikbaar of betaalbaar zijn in de omgeving. Het menselijk kapitaal is wel aanwezig, maar de fysieke infrastructuur komt tekort.

“With the tomatoes, the garden eggs and the pepe, we were provided with the seeds, so people started planting

them. But with the snails we were not provided with anything, so nobody is raising snails.” (Man, Proso)

De drempel om in te stappen is dus vaak vrij hoog, en men heeft niet veel andere succesvolle voorbeelden gezien van boeren die dezelfde activiteit ondernemen. Tevens vallen landbouwdieren vaak ook ten prooi aan ziektes.

“For poultry, we don't have any veterinary office here, so when they get attacked by disease, they start dying on

mass.” (Man, Asawinso)

4.2 Jeugd

Een thema dat ook vaak aan bod kwam is de jeugd. In het beleid van het bedrijf staat dat zij door hun programma banen willen creëren voor de jeugd in de cacaosector. Vaak is de werkeloosheid onder jongeren hoog. Velen zijn hoog opgeleid en vertrekken naar de stad om daar op zoek te gaan naar een baan. Echter keert de overgrote meerderheid tegen hun wens in terug naar huis om op de boerderij van de ouders te werken of om een beroep uit te oefenen zoals timmerman. Een enkeling kan

seizoenswerk vinden door de sproeiploegen van het bedrijf en een paar jonge mensen kunnen via het bedrijf trainer worden op locatie en zo een extra inkomen verkrijgen.

“Put yourself in my shoes: If you have a child that has gone to polytechnic or even university to hope and find

employment, and they have to go back and labour on the farm. Do you think it was worth it?” (Man, Proso)

Zelfs als er kansen lijken te zijn voor werk voor de jeugd, wordt er vaak door tussenpersonen om geld gevraagd. Daarnaast zijn veel jongeren niet in staat hun eigen boerderij op te starten.

(24)

24

“Because of a lack of land, many of them turn into labourers. They cannot find land on their own.” (Man, Sefwi Wiawso)

Hierdoor blijft een groot deel van de jongeren in de cacao werken, waar veel concurrentie is. Tevens belemmert dit boeren, om hun inkomstenbronnen te diversifiëren. Hoewel het bedrijf duidelijk in hun doelstelling aangeeft de jeugd meer baankans te willen geven, is dit in de meeste gevallen niet gelukt tot nu toe in het programma.

4.3 Feedback loop

Uit het programma van het bedrijf volgt dat boerengemeenschappen ondersteund worden in het organiseren van zichzelf. Toen dit onderwerp aan bod kwam in de focusgroepen werd hier wisselend op gereageerd. De helft van de gemeenschappen sprak zich tevreden uit over het contact met het bedrijf en gaf aan het gevoel het gevoel te hebben dat ze inspraak hebben in de besluitvorming. De andere helft ervaart het contact juist als gebrekkig of negatief. Tevens zijn er focusgroepen geweest waar zowel negatieve als positieve aspecten werden belicht.

“When we express our opinions, we are heard. Example: last year farmers complained that they were not

receiving bonuses. We reported to higher ups and now we have bonus. The challenge is that it takes a long time before we get feedback when we voice our opinion.” (Man (Inkoper), Sefwi Asafo)

Zoals in het citaat hierboven staat, werd vaak de langdurigheid van het proces als hinder ervaren. Daarnaast hebben gemeenschappen vaak het idee dat er niks met hun vragen wordt gedaan. Ze krijgen niet of pas heel laat en mondjesmaat antwoord.

“If we want to take a decision and we speak to the field trainer, we don’t feel that our voice is heard, because it

goes through that process, through one representative to the company representative. Even if we have made our voice known, we don’t feel the help is coming. What does the field trainer do? He informs those who are higher up, and after he informs the help is still not forthcoming.” (Man, Juaboso)

Zo geeft een man in het district Boako aan dat hij weinig eigen macht heeft om keuzes te maken: “We have low decision-making power, because to us… you have come here and we have given our opinions, but

that is the end. We don’t get any feedback.” (Man, Boako)

Echter wordt in meerdere gemeenschappen ook aangegeven dat de persoonlijke begeleiding van het bedrijf juist als reden wordt ervaren om onderdeel te zijn van het programma.

(25)

25 4.4 Financiële uitdagingen

Het grootste thema uit de focusgroepen is bij uitstek financiën. In bijna elk onderdeel van de focusgroepoefening zijn uitspraken gedaan over de financiële uitdagingen van de boeren. Zoals eerdergenoemd is, kan dit gaan over het gebrek aan geld om benodigdheden en gewassen te kopen. Echter kan een familieverplichting zoals een begrafenis ook reden zijn waarvoor op korte termijn geld ingezameld moet worden

“Not everybody had a good yield. And a lot of people are bereaved they have family members who are no more, so

they had to give money for the funeral.” (Man, Proso)

Ook is er meerdere keren aangekaart door de boeren dat er behoefte is aan een regeling waarbij er redelijke leningen worden verstrekt aan boeren die onderdeel zijn van het project. Hoewel de inkopers in de gemeenschappen vaak een lening kunnen verschaffen, is dit niet altijd het geval op de momenten dat boeren het nodig hebben. De drie bestaande opties om op een andere wijze geld te lenen zijn als volgt:

1. Via de bank

2. Via een vriend of kennis

3. Van iemand die woekerleningen aanbiedt

De eerste optie is echter vaak niet haalbaar omdat de desbetreffende boer geen rekening heeft en niet genoeg geld of geen goed genoeg trackrecord heeft om betrouwbaar over te komen op de bank. De tweede optie is niet altijd beschikbaar en de derde optie heeft een zeer hoge rente van soms wel 100 procent. Soms zijn boeren echter genoodzaakt in zee te gaan met de derde optie zoals een man uit Proso aangeeft:

“You have to go to local loan sharks and it is a 100 percent interest for 4 months, and now in the lean season if

you are looking for a loan, it is hard to access.” (Man, Proso)

In het geval van het verkrijgen van gereedschap en middelen, wordt er bij het bedrijf gewerkt met op rekening aanschaffen. Als een boer bijvoorbeeld pesticides nodig heeft om een plaag te bestrijden kan hij of zij met een aanbetaling via de inkoper vaak het product krijgen, waarna het resterende bedraag wordt afgetrokken van zijn of haar uitbetaling als hij of zij heeft geoogst. Dit creëert echter op zijn beurt weer een probleem voor boeren die, op het moment dat zij een middel nodig hebben, niet beschikken over afdoende fondsen om een aanbetaling te doen. Nadat een man in Sefwi Asafo was gevraagd naar zijn tevredenheid met de bestaande regeling, reageerde hij als volgt:

(26)

26

“I am not satisfied at all, because we do not have the money for the initial deposit, so we cannot access [it]. We

need it fully on credit so we can access [it] and pay back in cocoa later.” (Man, Sefwi Asafo)

Een man uit Asempanaye reageerde op een soortgelijke wijze op dezelfde vraag en verwoorde hierbij ook hoe de tijd van het jaar hier betrekking op heeft:

“We are not all that interested with that arrangement. During the period when we need it, there are serious

financial constraints, because we have other responsibilities like paying the school fees. So, we would be happier if the company can give it to us fully on credit. We are their customers, so we think it is their responsibility.” (Man,

Asempanaye)

Hoewel de fysieke en sociale infrastructuur dus bestaat voor financiële middelen. Is het niet mogelijk voor boeren om hiervan gebruik te maken, omdat de systemen niet toegankelijk zijn voor de financiële situatie van de boerengezinnen en de stabiliteit hiervan gedurende het jaar.

Bonussen

Een ander terugkerend thema in de focusgroepen was de bonus die gekoppeld is aan elke zak cacao. Deze bonussen zijn in de helft van de focusgroepen naar voren gebracht door individuen als een van de meest belangrijke redenen om aangesloten te zijn bij het bedrijf. Hoewel het bedrijf meer

ondersteuning en trainingen aanbiedt aan de boeren die aangesloten zijn bij het programma, biedt de concurrentie hogere bonussen aan. Deze aansporing zorgt ervoor dat sommige boeren gebruik maken van de trainingen van het bedrijf, die aan de hele gemeenschap worden gegeven ongeacht of boer is aangesloten, terwijl hij of zij ook cacao verkoopt aan een ander bedrijf. Bovendien worden bonussen in veel gevallen ook als nuttiger ervaren door boeren, die bijvoorbeeld weinig gebruik kunnen maken van de middelen omdat deze niet passen, of niet in staat zijn om de trainingen toe te passen, zoals een vrouw uit Aboaboso aangeeft:

“From my perspective as a woman: I cannot spray [the crops] myself, I cannot use the wellington boots. I would

prefer a higher cash bonus instead of the equipment I can’t use.” (Vrouw, Aboaboso)

Een andere vrouw uit dezelfde gemeenschap voegde hieraan toe dat de trainingen die de boeren ontvangen binnen het programma voor iedereen toegankelijk zijn, wat ervoor zorgt dat er weinig redenen zijn om aan cacao aan het bedrijf te verkopen, als andere bedrijven een hogere financiële bonus aanbieden:

“The whole community benefits from our labour, everyone can access the borehole we paid for with our labour.

(27)

27

Opvallend hieraan is dat er door het bedrijf en de gemeenschap verschillende waardes worden gehecht aan een financiële bonus. Uit de focusgroepen kan geconcludeerd worden dat een groot deel van de boerengezinnen een hogere uitbetaling belangrijker vindt. Denkend vanuit de Capability Approach, zou een cash bonus dus resulteren in een hoger welzijn. Mogelijkerwijs wordt dit veroorzaakt door het feit dat boeren die aangesloten zijn bij het bedrijf hun welzijn waarderen in relatie tot hun omgeving die wel hogere bonussen krijgt. Dit slaat aan bij de theorie van Costanza et al. (2006).

4.5 Tijdigheid van diensten en middelen

Naast training biedt het bedrijf ook financiële en niet-financiële middelen en diensten aan. Zo worden er onder andere pesticides en kunstmest aangeboden tegen speciale prijzen. Boeren zijn over het algemeen zeer tevreden over deze diensten, maar er zijn enkele hekelpunten zoals de kosten van sommige producten en de betaalwijze, zoals eerder al genoemd is. Echter is de tijdigheid van deze diensten en middelen ook een grote uitdaging voor boeren binnen het project. Zo geeft een boer aan dat de kunstmest van het bedrijf niet op tijd beschikbaar was om een groot effect te hebben op de oogst:

“If we apply it, time is essence. This is the month that you need to apply [March], it needs to kick in for six

months. If you do it later, then the fertilizer has not enough time to kick in the soil. We notice that if you apply the fertilizer in the right season. You see a jump in the yield. If not on time, the yield is less.” (Man, Samreboi)

Het probleem is tweezijdig. Enerzijds zijn de middelen er niet op het juiste moment, anderzijds hebben de boeren soms de financiën niet om op de lange termijn bijvoorbeeld zaadjes kan kopen. Een man in Sefwi Wiawso gaf aan dat het gebrek aan geld op het juiste moment ertoe kan leiden dat je niet kan zaaien:

“There are financial challenges, we cannot access on credit so you may not be able to buy the seeds when it is time

to plant.” (Man, Sefwi Wiawso)

4.6 Toepassen van trainingen

De trainingen van het bedrijf worden gegeven op zeer praktische onderwerpen die gerelateerd zijn aan het tot stand brengen van een hoge cacaoproductie, het starten of versterken van niet cacao gerelateerde vormen van landbouw en het bijhouden van een eigen boekhouding. Toch is het toepassen van deze trainingen niet altijd een mogelijkheid, door onder andere eerdergenoemde

(28)

28

uitdagingen zoals financiën. Opvallend is echter dat veel respondenten aangaven dat analfabetisme hier ook een grote rol bij speelt. Voornamelijk de training over boekhouding en zogeheten Farmer

Business School is voor veel gemeenschappen lastig toe te passen, omdat maar een kleine groep kan

lezen en schrijven. Wanneer een groep in het district Dadieso werd gevraagd of ze de boekhoudtraining toepaste, werd er geantwoord door een man:

“You already know that a lot of farmers are illerate. We've been trained but applying it has been difficult and

not as we would have liked to.” (Man, Dadieso)

Het antwoord op de vervolgvraag was of men in het hoofd bijhield wat de inkomsten en uitgaven waren of de boekhouding aan de inkoper overlieten.

“Since time and memorial, the PC keeps the records. He does it for us. Sometimes we even keep our books with

him.” (Man, Dadieso)

4.7 Subconclusie

In de focusgroepen is veel informatie gewonnen over de voor- en nadelen van het programma en de uitdagingen. Waar het format echter niet zeer geschikt voor was, was het meten van

huishoudstrategieën. Vooraf het veldwerk is niet goed in acht genomen dat tijdens de focusgroepen er geen individueler aandacht besteed kon worden aan verschillen huishoudtstrategieën. Partners in een huishouden hadden vaak een eigen boerderij. In het format was dit lastig aan het licht te brengen door de grootte van de groepen en de manier waarop de discussie werd geleid. Hierdoor is het niet mogelijk om uitspraken te doen over inkomststrategieën op huishoudniveau.

Wat echter wel mogelijk is, is om uitspraken te doen over het diversifiëren van inkomststrategieën. De training van het bedrijf op het gebied van andere gewassen en niet-agrarische vormen van inkomsten werden over het algemeen gewaardeerd. Door een klein aandeel van de deelnemers werd aangegeven dat de training niks bijdroeg aan hun kennis en hierdoor minder gewaardeerd werd. Hierbij blijven er echter nog veel uitdagingen die het niet mogelijk maken voor elke boer om van de trainingen gebruik te maken. Onder andere de slechte infrastructuur, gebrek aan financiële middelen en instapmiddelen, vormen een barrière tegen het toepassen van de training. Hierbij is het belangrijk om aan te kaarten dat het bedrijf niet even lang in elke gemeenschap heeft geopereerd.

Als de resultaten in verband worden gebracht met de theorie over kwaliteit van leven kan

geconcludeerd worden dat in alle gemeenschappen onderdelen van de fysieke en sociale infrastructuur verbeterd waren, in de vorm van meer toegang tot financiële en niet financiële middelen. Daarnaast is

(29)

29

het menselijke kapitaal ook toegenomen aan de hand van de trainingen. Ten derde is het natuurlijk kapitaal ook toegenomen doordat de trainingen in het verbouwen van andere gewassen en het houden van vee voor meer voedsel voor eigen consumptie zorgde. Daarentegen is in ongeveer de helft van de focusgroepen zorgen geuit omtrent de bonussen. Hieruit kan worden opgemaakt dat deze cash bonus voor de boeren een belangrijke reden is om onderdeel te zijn en blijven van het bedrijf. Ten slotte worden lang niet alle kansen die het programma levert benut, door financiële of temporale barrières. Uit de focusgroepen kan derhalve geen antwoord gedestilleerd worden op de vraag of diversifieerde huishoudstrategieën leiden tot een hogere mate van welzijn onder de boeren. Anderzijds kan er wel worden gesuggereerd dat een grote groep boeren hun bron van inkomsten wel gediversifieerd hebben nadat het programma was gestart. In ongeveer de helft van de focusgroepen is echter ook aangeduid dat veel boeren al andere bronnen van inkomsten hadden, maar dat de training hun handelen versterkt had.

5. Een-op-een interviews

In totaal zijn er 22 een-op-een interviews gehouden, waarvan acht met vrouwen en ongeveer een kwart met jongeren. Hierbij is nader ingegaan op huishoudstrategieën en kwaliteit van leven. Ondanks de semigestructureerde aard van de interviews is er een enorme diversiteit aan antwoorden gegeven. Hieronder zullen twee grote thema’s worden besproken, namelijk keuzevrijheid en kansen, en toekomst voor de jeugd. Daarna volgt er een korte subconclusie.

(30)

30 5.1 Keuzevrijheid en kansen

Huishoudstrategie

In het geval van de een-op-een interviews is er expliciet ingegaan op de huishoudstrategie. Ook hier viel het op dat er een enorme diversiteit aan antwoorden aan bod kwam. Opvallend was dat een kleine meerderheid aangaf het inkomen los van andere leden van hun gezin te vergaren. Uit gesprekken met vier ongehuwde jongeren kwam naar voren dat zij allen hun ouders ondersteunden en dus geen eigen inkomen hadden. Een jongeman uit Bonsu voegde hieraan toe dat zelfs in het geval hij zijn eigen inkomen vergaarde, zijn vader dit overnam.

“We depend on them. So, we don’t earn our own living. Even when the income comes, your father will take it

over with the intention to save the money to help you further your education.” (Man, Bonsu)

Een andere jongeman gaf echter aan een gedeelte van zijn inkomen op te kunnen sparen via de bank: “Because I have my father, I get a small money and after the year he gives it to me and I sent it to the bank.” (Man, Bonsu)

In het geval van een drietal gehuwde jongeren werd het inkomen gezamenlijk vergaard door samen op de boerderij te werken. Echter in alle drie de gevallen was een van de twee partners de bewaarder van het geld en kreeg de ander een gedeelte van het geld om zelf te besteden.

“It is the man who sells he cacao and when the money comes, he gives me a little.” (Vrouw, Sefwi, Asafo) In twee gevallen werd er door de boeren uitgeweid over de taakverdeling binnen het agrarisch werk. Hierbij werd benadrukt dat sommige taken fysieke eisen hadden waardoor ze geschikter waren voor mannen of juist vrouwen.

“There are some tasks for men and women. For instance, just sowing vegetable is something that women can

easily do.” (Man, Bonsu)

“The men do the clearance for the land and women do planting of food crops.” (Vrouw, Bonsu)

In enkele gevallen was er sprake van een bewuste strategie om op verschillende wijzen inkomsten te verdienen buiten de cacaoproductie om. Desalniettemin blijft cacao de meest belangrijke bron van inkomst. In vier gevallen hadden de man en vrouw een aparte baan/bron van inkomst. Hierbij was er

(31)

31

wel sprake van onderlinge assistentie voor elkanders werk. Uit deze vier gesprekken viel er één in het bijzonder op. In dit huishouden onderhield de vrouw een kleine winkel, waarvan het grootste deel van de uitgaven werden betaald. De bijverdiensten uit de cacao waren bedoeld voor de bouw van een huis: “I have a store that my wife takes care off, she doesn’t farm. The household mostly depends on the income from

the store. It is for necessities: taking care of hospital bills, electricity. Cacao is to build a house.” (Man,

Ellukrom)

Een duidelijke verbinding met de huishoudstrategieën en de aanwezigheid van het bedrijf werd niet gemaakt. Wel kwam vaak naar voren dat de trainingen ervoor zorgden dat er meer manieren van inkomsten vergaren waren ontstaan. In een enkel geval is er door de boer aangegeven dat hij sinds de aanwezigheid van het bedrijf zijn geld anders besteedde:

“I have a strategy when I get my income to the cacao, I give some to the wife to go into the trading and also use

some to reinvest in the cacao. It started when [the company] started operating.” (Inkoper, Asawinso) Toegenomen stabiliteit

In veel gesprekken kwam naar voren dat de boeren een verhoogde mate van stabiliteit ervoeren naar aanleiding van het programma van het bedrijf. Zoals ook uit de focusgroepen duidelijk is geworden, komt dit onder andere door verhoogde inkomsten vanuit de cacao productie en de diversificatie van de soorten landbouw.

“Because we have been trained on income diversification, in the lean season, when we don’t have cacao, we are

able to rely on plantain and cassava.” (Vrouw, Sefwi Asafo)

“Now that we have entered into the lean season, some of us have planted okra, and we rely on the proceeds from

the harvest and if you also plant rice you can also trade the rice.” (Vrouw, Sefwi Asafo)

De stabiliteit als het gaat om de oogst is ook omhooggegaan in sommige gevallen. Hierdoor zijn boeren in staat om zich minder zorgen te maken over leningen of schoolgelden. Vooral de afname van de noodzaak om te lenen, werd als een grote zegen beschouwd.

“When we had no training, during June and July all the cacao got rotten. Now with the proper pruning, we

have enough cacao to harvest. It is life changing. I now have money to pay the children’s school fees.” (Man,

(32)

32

“My quality of life has improved. When we were taking loans, we were paying interests, it means that you can’t

buy thing that you want to buy.” (Man, Asawinso)

Tevens heeft de training aangaande het beheren van geld geholpen in het verkrijgen van meer

stabiliteit na het hoogseizoen. Zo benadrukt een vrouw uit Sefwi Asafo, dat de training van het bedrijf heeft geholpen met het beheren van de grote geldinstroom na het oogsten, zodat er meer geld

overblijft en opnieuw geïnvesteerd wordt:

“The income sources are from cacao and vegetables, so with the vegetables and non-cash crops… when we receive

income from that, that is what we use for the household. But the cacao income is deposited into the bank and used for greater expenses.” (Vrouw, Sefwi Asafo)

5.2 Een stabiele toekomst voor de jeugd

In een kwart van de interviews kwam een opvallend perspectief naar voren dat niet in dezelfde mate aan bod was gekomen in de focusgroepen. Oudere boeren gaven aan een hogere mate van geluk te ervaren dankzij het feit dat zij beter in staat waren een toekomst te bieden aan hun kinderen. Veelal was er hier sprake van meer financiële stabiliteit gedurende het jaar, waardoor de kosten van scholing beter te dekken waren. Dit was direct te koppelen aan de training van het bedrijf, omdat de

productiviteit omhoog was gegaan en er nieuwe bronnen van inkomen waren ontstaan door het diversifiëren van de gewassen die werden verbouwd. Ook werd de toegenomen kennis ervaren als een positieve toevoeging, omdat de boeren deze kennis op hun beurt weer konden overdragen aan hun kinderen.

“Yes [the training] has benefitted us because now I can save some money to further the children’s education. I

think that is the best option.” (Man, Juaboso)

Echter kan de toekomst van de jeugd ook een barrière vormen voor het toepassen van de trainingen door de hoge kosten van de scholing.

“We do understand that it is good for us to diversity our income, but the problem is that we overspend our money

to pay school fees, we can’t save enough to diversify our income.” (Vrouw, Juaboso) Jeugd

Uit de gesprekken met jongeren kwam een verdeeld beeld naar voren. Enerzijds waren er jongeren tevreden met hun werk als boer, anderzijds was er sprake van werkeloosheid of zeer gelimiteerde opties voor het vinden van werk. Niet iedereen was in staat om zijn vervolgopleiding af te ronden, en

(33)

33

zelfs na het volgen van een opleiding, waren de baankansen niet zoals verwacht. Zo gaf een jongeman uit Bonsu aan een opleiding tot ingenieur te hebben gevolgd, maar door gebrek aan werk gedwongen te zijn geweest zijn diensten op boerderijen te verlenen als boer:

“I had expectations that I would get some job opportunities. And my expectations were dashed.” (Man, Bonsu) In vele gevallen zijn de baankansen in de regio beperkt tot agrarisch werk. Het leren van een vak zoals timmerman of elektricien, of overheidsbanen zoals politiewerk of lesgeven. Veel jongeren vertrekken naar een grote stad om ander werk te vinden, maar de meesten keren terug naar hun geboorteplaats om in de cacao te gaan werken. Echter ervaren de meeste jongeren wel dat hun kansen in het leven zijn vergroot door de aanwezigheid van het bedrijf en de trainingen die zij hebben

gevolgd.

“We feel that our future will be brighter because of education and training.” (Man, Bonsu)

Zelfs in het geval van werkloosheid, werd het hebben van meer kennis ervaren als een zeer positief iets dat hoop meebracht voor de toekomst:

“We have also gained access to more skills training; these skills will come in handy.” (Vrouw, Bonsu)

Ook voor volwassenen werd het hebben van kansen ervaren als een grote aanwinst. Ongeacht of men in staat is om bepaalde trainingen toe te passen, is er optimisme voor de toekomst.

In meerdere interviews is ook de vraag aan bod gekomen of de jeugd meer kansen heeft dan andere generaties. In enkele gevallen werd dit tegengesproken, maar in de meeste gevallen werd benadrukt dat de jeugd grotendeels hoger opgeleid is en daardoor in staat is om meer kansen te benutten. Ook werd er benoemd dat kunnen lezen en schrijven ervoor zorgde dat de jeugd meer grip heeft op hun financiële situatie. Desalniettemin kan niet iedere jonge boer hier gebruik van maken omdat er niet genoeg land is om verdeeld te worden onder de boeren binnen een gezin.

“It is not like the youth are not interested, but the problem is the scarcity of land. When your fathers’ land has

finished, you don’t have land to go into farming.” (Man, Asawinso)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Geef niet alleen antwoorden, maar laat de hele redenering zien die tot het antwoord leidt.. (1) We werpen N

- Belasting van groot oppervlak - - Vloeistof stroomt snel uit belast gebied - - Totale spanning wordt progressief naar de -. vaste fase

Ook de derde hypothese dient te worden verworpen, aangezien voor deze groep ondernemingen een niet significant afwijkende negatieve winststuring wordt gevonden, daar waar

Door mensen die de performatieve functie van de economische taal bekri- tiseren, wordt vaak dus niet de bruikbaarheid van eco- nomische theorieën ter discussie gesteld, maar eerder

— beleggingsanalisten gebruiken nogal eens een computer voor het opstellen van een SHBM naar eigen inzicht; dit is mede het gevolg van een door hen geconstateerd gebrek aan

Granite, gabbro and andesite rock flours can successfully be used as ameliorants to improve the properties of tailings in storage facilities as a growth medium and base to

Naast de onderzoeksthema’s en -vragen die in paragraaf 3 zijn verwerkt in de onderzoeksopzet, is een groot aantal vragen gesteld die niet direct tot de scope van het

Mensen moeten zo snel mogelijk weer op zichzelf kunnen wonen als de begeleiding en ondersteuning niet meer in de maatschappelijke opvang of in beschermd wonen plaats hoeft te