Vraag nr. 158 van 18 juli 2002
van mevrouw ISABEL VERTRIEST Regularisatievergunningen – BPA-afwijking Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 1 4 5 van 23 augustus 2001 kan worden geconcludeerd dat het huidige artikel 159, iuncto artikel 158, e e n vergelijk en regularisatie van de bouwovertreding op grond van een afwijkingsregeling, zoals onder meer vervat in artikel 49 van het coördinatiede-c r e e t ,u i t s l u i t . Een afwijking vooronderstelt immers noodzakelijk een inbreuk op de plannen, v e r o r d e-ningen of voorschriften (Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 3 van 6 november 200 1, blz. 532). De afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen (ROHM) V l a a m s -Brabant betwist het antwoord van de minister op de bovenvermelde parlementaire vraag.
In een brief gericht aan de Vlaamse Ombudsman meldt de afdeling ROHM V l a a m s-Brabant dat de mogelijkheid om een misdrijf te regulariseren na een wijziging van de plannen van aanleg, b e p a a l d in artikel 3 van het besluit van de Vlaamse regering van 5 mei 2000 betreffende de transactiesom, t e-genstrijdig is met het standpunt ingenomen in het antwoord van de minister.
De afdeling gaat ervan uit dat een afwijking met toepassing van artikel 49 van het coördinatiede-creet in het kader van een regularisatie te beschou-wen is als een wijziging van de plannen van aanleg en dat de transactiesom moet worden berekend op grond van artikel 3 van het besluit van de V l a a m s e regering van 5 mei 2000.
Artikel 3 van voornoemd besluit bepaalt de bere-kening van de transactiesom wanneer het misdrijf ophoudt te bestaan als gevolg van de wijziging van de ruimtelijke uitvoeringsplannen, de plannen van a a n l e g, de krachtens het decreet vastgestelde ver-ordeningen of de voorschriften van een verkave-l i n g s v e r g u n n i n g, of na de invoering bij decreet van een afwijkingsregeling op de normale bestemming. Vandaar volgende vragen aan de minister.
1. Blijft het antwoord van de minister op de parle-mentaire vraag nr. 145 van 23 augustus 2001 ge-handhaafd ?
2. Kan het verlenen van afwijkingen in toepassing van artikel 49 van het coördinatiedecreet, in het kader van een regularisatie van
bouwovertre-d i n g e n , worbouwovertre-den beschouwbouwovertre-d als een hanbouwovertre-deling die de toepassing van artikel 3 van het besluit van de Vlaamse regering van 5 mei 2000 be-treffende de transactiesom mogelijk maakt ?
Antwoord
1. Artikel 158, zowel vóór als na de wijziging door het decreet van 8 maart 2002, sluit een vergelijk uit wanneer er een inbreuk wordt gepleegd op de ruimtelijke uitvoeringsplannen of plannen van aanleg, of op de uitvoering van de krachtens het decreet van 18 mei 1999 houdende de orga-nisatie van de ruimtelijke ordening vastgestelde v e r o r d e n i n g e n , of op voorschriften van een ver-kavelingsvergunning.
De individuele afwijkingen op de voorschriften van een bijzonder plan van aanleg of verkave-lingsvergunning op basis van artikel 49 van het coördinatiedecreet konden vóór het wijzigings-decreet van 8 maart 20 enkel worden toegestaan voor werken, handelingen of wijzigingen waar-voor een waar-voorafgaande stedenbouwkundige vergunning werd aangevraagd en verkregen. Van dit artikel kon geen gebruik worden ge-maakt voor de afgifte van regularisatievergun-n i regularisatievergun-n g e regularisatievergun-n , gelet op de oregularisatievergun-nmogelijkheid tot het aaregularisatievergun-n- aan-bieden van een voorafgaand vergelijk wegens strijdigheid met de voorschriften van het bijzon-der plan van aanleg of de verkavelingsvergun-ning.
Na de wijziging van artikel 158 kan eventueel wel een regularisatievergunning worden afgege-ven met toepassing van artikel 49 van het coör-dinatiedecreet.
2. Artikel 3 van het besluit van de Vlaamse rege-ring van 5 mei 2000 betreffende de transactie-som inzake ruimtelijke ordening heeft enkel be-trekking op een decretale regeling die gelijktij-dig een afwijking op de vergunningsvoorwaar-den én de voorwaarvergunningsvoorwaar-den voor het aangaan van een vergelijk omvat.