• No results found

Vraag nr. 212 van 7 juni 2001 van mevrouw SONJA BECQ

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 212 van 7 juni 2001 van mevrouw SONJA BECQ"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 212 van 7 juni 2001

van mevrouw SONJA BECQ Kinderopvang – Blinde vlekken

Om in de uitbreiding van het kinderopvangland-schap prioriteiten te bepalen, werd gesteld dat on-derzoek zou gebeuren naar de blinde vlekken. O p grond hiervan zou worden bepaald waar nog bijko-mende (gesubsidieerde) kinderopvang mogelijk is. Voldoende gesubsidieerde opvang is immers be-langrijk om zowel toegankelijke, betaalbare als kwaliteitsvolle opvang te garanderen.

Naar aanleiding van een debat in de Commissie voor We l z i j n , Volksgezondheid en Gelijke Kansen bleek onder meer dat als uitgangspunt zowel de ge-subsidieerde als niet-gege-subsidieerde opvang wordt g e n o m e n . Nochtans kan men stellen dat – in de mate dat voldoende gesubsidieerde opvang een noodzakelijke voorwaarde is om kwaliteitsvolle en betaalbare kinderopvang te garanderen – dit ook gedifferentieerd aanwezig zou moeten zijn in de premissen van het onderzoek naar blinde vlekken. Om de draagwijdte van de blinde vlekken bijge-volg voldoende te situeren, is het van belang te weten welke uitgangspunten en welke bereke-ningswijze worden gehanteerd om tot de vastleg-ging van de blinde vlekken te komen, om aldus eventueel in mogelijkheden voor bijsturing te voorzien.

1. Op grond van welke uitgangspunten en volgens welke berekeningen werden de blinde vlekken vastgelegd ?

2. Is er reeds kritiek op deze uitgangspunten/bere-keningswijze bekend ? Zo ja, welke ?

3. Op welke wijze en wanneer is eventueel bijstu-ring mogelijk of wordt in een evaluatie voor-z i e n ?

Zijn er bijsturingen op geregelde tijdstippen ge-pland ? Wanneer vindt een eerste bijsturing plaats ?

Antwoord

De Vlaamse volksvertegenwoordiger formuleert m . b. t . de door de raad van bestuur van Kind en Gezin gehanteerde "wittevlekmethode" een "kwa-liteitspremisse" m.b. t . de verhouding gesubsidieer-de kingesubsidieer-deropvang – particuliere kingesubsidieer-deropvang. I k

ga daar kort op in. Daarbij beantwoord ik de drie gestelde vragen.

Het uitgangspunt dat er in een bepaalde regio vol-doende gesubsidieerde opvang moet zijn om een kwaliteitsvolle en betaalbare kinderopvang te ga-r a n d e ga-r e n , deel ik niet volledig. Het is onmisken-baar zo dat het aanwezig zijn van gesubsidieerde kinderopvang de prijsvorming binnen de sector b e ï n v l o e d t . Het is minder evident om te stellen dat een minimumpercentage gesubsidieerde opvang noodzakelijk is om binnen de regio van een kwali-tatief aanbod te kunnen spreken. Ook particuliere kinderopvang voldoet aan toezichtsvoorwaarden waarop controle is door Kind en Gezin. P a r t i c u l i e-re opvanginstellingen met een capaciteit tussen 8 en 22 plaatsen, de belangrijkste deelsector binnen de particuliere voorzieningen, worden momenteel specifiek ondersteund (15.000 fr. per plaats per jaar) wanneer ze aan een aantal belangrijke kwali-tatieve normen voldoen op het vlak van het peda-gogische aanbod, het aanwezige personeel en de gevolgde opleiding.

Het lijkt mij dus niet evident om het onderscheid tussen de gesubsidieerde en de zelfstandige voor-zieningen als premisse te hanteren bij het bepalen van een methode die de noden definieert in de ver-schillende regio's van Vlaanderen.

Aansluitend bij deze algemene reflectie ga ik hier-na in op de concreet gestelde vragen.

1. De bepaling van de "blinde vlekken" m.b. t . d e kinderopvang in Vlaanderen is het resultaat van een dubbele beweging.

In eerste instantie is een planningsoefening ge-beurd waarbij op grond van een aantal parame-ters (bestaande aanbod, gebruik van kinderop-v a n g, g e b o o r t e c i j f e r, specifieke doelstellingen m . b. t . allochtonen en kansarmen, ...) een theore-tisch aantal nodige plaatsen is toegekend aan de verschillende provincies.

(2)

aan-b o d , het aantal kinderen tussen 0 en 3 jaar en het aantal in het basisonderwijs ingeschreven k i n d e r e n . De verhouding tussen het beschik-baar aantal opvangplaatsen en het aantal kinde-ren tussen 0 en 3 jaar resulteerde in een zoge-naamde kinderopvangindex. De verhouding tus-sen het aantal ingeschreven kinderen in basis-scholen en het aantal kinderen tussen 3 en 12, resulteerde in een onderwijsindex.

De gemeentelijke resultaten van deze bewer-kingen werden getoetst aan de arrondissemen-tele gemiddelden. Op grond van de gecumuleer-de afwijking van gecumuleer-de beigecumuleer-de ingecumuleer-dexen ten opzichte van de arrondissementele gemiddelden w o r d t een indicatief cijfer verkregen dat rechtstreeks in verhouding staat tot de relatieve nood aan kinderopvang in de gemeente in kwestie. Dit cij-fer werd tot slot gecorrigeerd op grond van het aantal kansarmen dat in een bepaalde gemeente leeft.

2. Deze manier van werken wordt door alle be-trokkenen kritisch beoordeeld, zowel door Kind en Gezin zelf als door het werkveld.

Zo hebben de steden en gemeenten met een centrumfunctie opgemerkt dat hun specificiteit te weinig wordt " v e r r e k e n d " . Daarover heeft de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten contact gehad met Kind en Gezin.

Uit het overleg is de optie gegroeid om, a a n v u l-lend aan de vermelde parameters, na te gaan of ook de tewerkstellingsgraad en de eventuele aantrekkingskracht van een gemeente op omlig-gende gemeenten bijkomend zou kunnen wor-den verrekend.

3. Uit het antwoord op vraag 2 blijkt dat een even-tuele bijsturing mogelijk is.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er bestaat een centrale lijst met alle vergunde Vlaamse zwembaden, doch deze bevat niet alle door de Vlaamse volksvertegenwoordiger ge- vraagde gegevens over redenen met betrekking

Kan per provincie en per "categorie" van perso- nen met een handicap of per categorie van voorziening een overzicht worden gegeven van het aantal personen dat op

Het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk (SAW ) heeft op basis van de gegevens van 1999 een be- hoeftepeiling uitgevoerd bij de autonome centra voor algemeen welzijnswerk, rekening

In het rapport worden zowel algemene cijfers voor het volledige Vlaamse gewest, als detailmatige cij- fers per gemeente weergegeven.. Deze detailmatige cijfers zijn uitgesplitst naar

Minister Sauwens verwees tevens enerzijds naar de aanpassing van sociale woningen en ander- zijds naar individuele bijstand van het V l a a m s Fonds voor Sociale Integratie

De mate waarin personeelsleden van het Ministe - rie van de Vlaamse Gemeenschap hun loopbaan opnieuw volledig of gedeeltelijk opnemen na een (deeltijdse) loopbaanonderbreking van één,

De wachttijd begint te lopen vanaf het moment dat de zorgbehoevende of zijn vertegenwoordi- ger het aanvraagformulier in het kader van de zorgverzekering ingevuld bij een zorgkas

Vindt de minister het niet belangrijk om na te gaan of de prijzen van dienstverlening en hulp- middelen de hoogte ingaan onder invloed van de zorgverzekering, of om te voorkomen dat