• No results found

BANKENBELASTINGEN, EEN SLUITEND SYSTEEM VAN HEFFINGEN?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "BANKENBELASTINGEN, EEN SLUITEND SYSTEEM VAN HEFFINGEN?"

Copied!
56
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

BANKENBELASTINGEN, EEN SLUITEND

SYSTEEM VAN HEFFINGEN?

De bestudering van de voornaamste varianten van bankenbelasting die in Europa worden geheven om vast te kunnen stellen of er sprake is van een sluitend systeem van heffingen.

Master Fiscale Economie

Faculteit Economie en Bedrijfskunde Rijksuniversiteit Groningen

M.M.E. (Marlyn) Rödel Studentnummer: s1856030

Adres: Rossumerstraat 9, 7573GE, Oldenzaal Scriptiebegeleider: Prof. dr. J.N. Bouwman

Tweede beoordelaar: Prof. mr. dr. E.M. Kneppers-Heijnert Opleidingscoördinator: mr. M.C. Christen-Schiere

(2)

2

VOORWOORD

Voor u ligt mijn masterscriptie, die ik heb ik geschreven ter afronding van mijn opleiding Fiscale Economie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Mijn studententijd vloog voorbij en nu komt er een einde aan deze leerzame tijd.

De afgelopen maanden heb ik met veel plezier deze scriptie geschreven. Tijdens mijn het schrijven van mijn bachelor scriptie werd mijn interesse voor de bankenbelasting al gewekt. Het leek mij dan ook interessant, om mijn masterscriptie aan dit onderwerp te wijden.

Graag wil ik prof. dr. J.N. Bouwman en prof. mr. dr. E.M. Kneppers-Heijnert bedanken voor de begeleiding en beoordeling van mijn masterscriptie. Tevens wil ik mijn vrienden en familie bedanken voor de steun die zij mij gegeven hebben tijdens mijn studie en tijdens het schrijven van deze scriptie.

Ik wens u veel plezier met het lezen van deze masterscriptie. Marlyn Rödel

(3)

3

AFKORTINGENLIJST:

art. artikel

BBP bruto binnenland product

Bvdb 2001 Besluit voorkoming dubbele belasting 2001

DNB de Nederlandse Bank

EER Europese Economische ruimte

EMU Economische Monetaire Unie

EU Europese Unie

FAT Financial Activities Tax

FMSA Federal Agency for Financial Market Stabilisation

FTT Financial Transaction Tax

i.p.v. in plaats van

i.v.m. in verband met

KfW Kreditanstalt für Wiederaufbau KWG Kreditwesengesetz MKB midden- en kleinbedrijf mld. miljard mln. miljoen NL Nederland

o.a. onder andere

par. paragraaf

PPE reserves Plant Property and Equipment reserves

VK Verenigd Koninkrijk

(4)

4

INHOUDSOPGAVE

VOORWOORD ... 2

AFKORTINGENLIJST: ... 3

HOOFDSTUK 1: DE INLEIDING ... 6

HOOFDSTUK 2: DE NEDERLANDSE BANKENBELASTING... 9

2.1 Inleiding ... 9

2.2 Achtergrond voor het invoeren van de Nederlandse bankenbelasting ... 9

2.2.1 Bijdrage bancaire sector voor de gegeven overheidsgarantie. ... 9

2.2.2 Het bonusbeleid reguleren ... 10

2.2.3 Risicobeheersing ... 11

2.2.4 Budgettair motief ... 12

2.3 Werking bankenbelasting ... 12

2.3.1 Belastingplichtigen, subjectieve belastingplicht ... 12

2.3.2 Het object ... 16

2.3.3 Het tarief ... 18

2.3.4 Verloop van de heffing ... 20

2.4 Tegenstrijdigheid rechtsgrond ... 21

2.5 Samenvatting... 21

HOOFDSTUK 3: DE BANKENBELASTING IN ENKELE CONCURRERENDE LANDEN ... 23

3.1 Inleiding ... 23

3.2 Bank Levy ... 23

3.3 Bankenabgabe... 26

3.4 Heffingen en bankenwet België ... 28

3.4.1 Inleiding... 28

3.4.2 Bijzonder Beschermingsfonds ... 28

3.4.3 Bijdrage Resolutiefonds ... 29

3.4.4 Heffing op de omwisseling van deviezen, bankbiljetten en munten (wetsvoorstel) ... 30

3.5 Taxe systémique sur les banques ... 32

3.6 Samenvatting... 35

HOOFDSTUK 4: DE VERSCHILLEN TUSSEN DE BANKENBELASTING EN DE DAARAAN VERBONDEN GEVOLGEN ... 37

(5)

5

4.2 De verschillen tussen de eerder besproken systemen van bankenbelasting ... 37

4.3 Verdragen en eenzijdige regelingen inzake dubbele bankenbelasting ... 38

4.3.1 Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 ... 39

4.3.2 Verdragen en eenzijdige regeling van het Verenigd Koninkrijk ... 40

4.3.3 Eenzijdige regeling Frankrijk en België ... 43

4.3.4 Bilaterale verdragen ter voorkoming van dubbele bankenbelasting wenselijk? ... 44

4.4 Is er mogelijk sprake van dubbele bankenbelasting? ... 44

4.5 Invloed op de concurrentiepositie in de EU ... 46

4.6 Samenvatting... 47

HOOFDSTUK 5: DE CONCLUSIE ... 49

5.1 Beantwoording van de deelvragen ... 49

5.2 Beantwoording van de onderzoeksvraag ... 51

(6)

6

HOOFDSTUK 1: DE INLEIDING

Het begin van de economische en financiële crisis was eind 2007 toen de Amerikaanse huizenmarkt instortte. De aanleiding hiervoor was dat vele Amerikaanse burgers niet meer aan de hypotheeklasten konden voldoen, waardoor enkele (hypotheek) banken (bijna) omvielen. Door de sterke wereldwijde verwevenheid van de financiële instellingen, had dit ook grote gevolgen voor de rest van de wereld.1 Door deze Amerikaanse crisis kwamen banken in vele andere landen, waaronder veel landen in Europa, in financiële problemen.

Niet alleen de bankenwereld werd getroffen, maar ook de rest van de samenleving. Voor bedrijven werd het namelijk steeds lastiger om kredieten te krijgen en bij de consumenten daalde het vertrouwen in de banken en de economie sterk.2 Het vertrouwen in banken is erg belangrijk, omdat banken als geldschietende instantie en als beheerders van spaargelden een belangrijke functie in de maatschappij vervullen. Wanneer het vertrouwen van de maatschappij wegvalt kan dit hoge kosten voor de samenleving tot gevolg hebben. Hieruit blijkt dat de problemen die de financiële sector heeft, niet alleen gevolgen heeft voor die specifieke sector, maar voor de gehele samenleving.3 Gedurende de crisis bleken de ongedekte kortlopende schulden van banken, want alleen het deel waarop het depositogarantiestelsel van toepassing is is gedekt, een kwetsbare financieringsvorm die een aantal banken in heeft moeilijkheden bracht. Om deze banken overeind te houden is er door staten aan deze banken overheidssteun verleend.4 Banken wentelden het risico soms af op staten, waardoor daarvoor door de staten een redelijke prijs in de vorm van een bankenbelasting wordt gevraagd.5 De bankenbelasting is dus een beprijzing voor de genoten overheidssteun en de mogelijke toekomstige overheidssteun. Wel moet deze overheidssteun (inclusief rente) in veel gevallen worden terugbetaald aan de staten. Doordat de Nederlandse overheid aan de noodlijdende banken steun heeft verleend zijn er uiteindelijk in Nederland maar twee banken omgevallen, te weten DSB en van der Hoop Bankiers. Nog opvallender is dat in de Verenigde Staten slechts enkele hypotheekbanken zijn omgevallen, terwijl juist daar de financiële en economische crisis is begonnen.6

In Nederland kreeg de bankenbelasting de vorm van de Wet bankenbelasting. Deze is sinds 1 oktober 2012 in Nederland in werking getreden. De voorbereidingen voor deze bankenbelasting zijn al een jaar eerder, in oktober 2011, begonnen. Nederland is niet het enige land dat een vorm van bankenbelasting heeft ingevoerd. Verscheidende landen hebben in de loop der jaren een vorm van bankenbelasting ingevoerd, waaronder het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, België en Frankrijk. De vormen van bankenbelasting die in deze landen zijn ingevoerd zijn niet identiek aan elkaar en niet

1 http://www.europa-nu.nl/id/vhrtcvh0wnip/economische_crisis 2 Idem 3 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. 3, p. 1-2 4 http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/macro-economie/publicaties/dne/sectoren/archief/2013/2013-29-03-02-ne-s.htm 5 Kamerstukken II, 2012-2013, 33 121, nr. 36

(7)

7

identiek aan de Nederlandse Wet bankenbelasting. Echter de Nederlandse Wet bankenbelasting is wel gebaseerd op de bank levy die vanaf 2011 van kracht is in het Verenigd Koninkrijk.7

In dit onderzoek worden de bankenbelastingen die de afgelopen jaren in belangrijke en met elkaar concurrerende Europese landen zijn ingevoerd besproken. Daarbij is aan de orde of er sprake is van een sluitend systeem van heffingen. De onderzoeksvraag is:

“Hoe werken de belangrijkste bankenbelastingen die in Europa worden geheven en is er sprake van een sluitend systeem van heffingen?”

Er is sprake van een sluitend systeem van heffingen, wanneer er ten eerste geen dubbele heffing optreedt en ten tweede als er geen sprake is van underkill. Bij underkill wordt gedoeld op de situatie dat er geen heffing plaatsvindt, omdat een in beginsel belaste grondslag door de toepassing van meerdere concurrerende regelingen onbelast blijft.

Om een goed antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag zullen eerst de volgende deelvragen beantwoord moeten worden:

Wat is de aanleiding geweest voor de invoering van de Wet bankenbelasting (Nederland)? Wat is de Wet bankenbelasting (Nederland) en hoe werkt deze?

Wat zijn de rechtsgronden van de Wet bankenbelasting (Nederland)? Hebben deze een consistente uitwerking gekregen? Hierbij wordt ook nagegaan of er mogelijk sprake is van belastinguitval (underkill).

Wat is de Bank Ievy (Verenigd Koninkrijk) en hoe werkt deze? Wat is de Bankenabgabe ( Duitsland) en hoe werkt deze?

Welke varianten van bankenbelasting zijn in België ingevoerd en hoe zitten deze in elkaar? Wat is Tax systémique sur les banques ( Frankrijk) en hoe werkt deze?

Wat zijn de verschillen tussen de hier besproken varianten van bankenbelasting? Wanneer ontstaat er mogelijk dubbele bankenbelasting en wat zijn de oplossingen?

Onderzoeksmethode en -bronnen

Dit onderzoek is een literatuurstudie en een rechtsvergelijking. Voor het onderzoek is van verschillende bronnen gebruik gemaakt, zoals wetenschappelijke en vak artikelen, verdragen, wetteksten, kamerstukken en het internet. Een overzicht van de gebruikte bronnen is te vinden in de literatuurlijst.

Opbouw

In hoofdstuk 2 wordt de Nederlandse Wet bankenbelasting uitvoerig besproken. Er zal allereerst worden ingegaan op wat de achtergrond en aanleiding was voor het invoeren van deze wet. Tevens zal uitgebreid worden ingegaan op het subject, het object, het tarief en het verloop van de heffing van de bankenbelasting. Als laatste zal de vraag worden besproken of de rechtsgronden waarop de bankenbelasting is gebaseerd consistent zijn uitgewerkt.

(8)

8

In hoofdstuk 3 worden de verschillende varianten van bankbelasting die in concurrerende landen in de EU zijn ingevoerd besproken. Respectievelijk wordt achtereenvolgens de bankenbelasting in het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, België en Frankrijk besproken.

(9)

9

HOOFDSTUK 2: DE NEDERLANDSE BANKENBELASTING

2.1 Inleiding

De economische en financiële crisis die in de Verenigde Staten is ontstaan heeft een groot effect gehad op de Nederlandse banken. Er waren meerdere banken die de overheid verzocht hebben om een kapitaalinjectie. In dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op de achtergrond van de Wet bankenbelasting. Hierbij wordt ingegaan op de drie doelstellingen die de wet beoogd en op het budgettaire motief. In paragraaf 2.3.1 wordt het subject voor de bankenbelasting besproken, waarna in paragraaf 2.3.2 het object wordt besproken. Vervolgens komt in paragraaf 2.3.3 en 2.3.4 het tarief van de bankenbelasting en het verloop van de heffing aan de orde.

2.2 Achtergrond voor het invoeren van de Nederlandse bankenbelasting

Op 12 oktober 2011 is er een wetsvoorstel aanhangig gemaakt voor de invoering van een nieuwe rijksbelasting, namelijk de bankenbelasting. Deze nieuwe belasting geldt voor iedereen die in Nederland bevoegd is om het bankbedrijf uit te oefenen.8 Het wetsvoorstel is op 15 december 2011 bij de Tweede Kamer ingediend, welke op 10 juli 2012 door de Eerste Kamer is aangenomen. De Wet bankenbelasting is op 1 oktober 2012 in werking getreden.9

Er worden met de invoering van deze nieuwe wet drie doelstellingen beoogd, te weten; een bijdrage van de bancaire sector voor de ontvangen overheidsgarantie (de hoofddoelstelling), het reguleren van het bonusbeleid en de bankenbelasting moet een bijdrage leveren aan de risicobeheersing van banken (de nevendoelstellingen).10 Er is nog een vierde doelstelling bijgekomen, namelijk het budgettaire motief. Dit motief is in de loop der jaren een steeds belangrijkere rol gaan spelen.

2.2.1 Bijdrage bancaire sector voor de gegeven overheidsgarantie.

Om de financiële sector overeind te houden heeft de overheid de banken financiële ondersteuning verleend. Het is dan ook gerechtvaardigd dat de overheid in de vorm van een bankenbelasting een bijdrage vraagt van de bancaire sector. De gegeven overheidssteun is namelijk noodzakelijk, omdat de problemen bij banken van invloed kunnen zijn op de financiële stabiliteit en dus op de economische activiteiten die plaatsvinden.11 Het is dus van belang dat de continuïteit van de financiële sector wordt gewaarborgd. De staat zal dan ook in de toekomst waarschijnlijk steun blijven bieden aan noodlijdende banken, om de financiële stabiliteit te garanderen. Van een absolute garantie is geen sprake. De regering geeft namelijk aan dat de bankenbelasting niet kan worden beschouwd als een verzekeringspremie voor de banken wanneer zij zich in moeilijke tijden bevinden.12 Zij willen geen verzekering geven voor onaanvaardbaar risicovol gedrag. De kosten die worden gemaakt om de financiële sector in stand te houden, zal de financiële sector zelf moeten dragen. Zij moeten namelijk gaan bijdragen aan een mogelijke toekomstige ondersteuning van de overheid voor deze sector.13

8 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. 4, p.1

9 http://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/33121_wet_bankenbelasting

10 Drs. S.G.J.W. van der Doelen en L.H. Storm van ’s Gravesande RA, Bankenbelasting: Robuust en eenvoudig? WFR 2013/893 11 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. 3, p.2

12 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. 3, p.2

(10)

10

De bankenbelasting geldt voor de gehele bancaire sector, terwijl de staat tijdens de economische crisis maar enkele banken ondersteuning heeft geboden. Dit lijkt enerzijds scheef, maar toch is het verdedigbaar, omdat de gehele bancaire sector van de gegeven overheidssteun heeft geprofiteerd. 14 De organisaties waarin de overheid kapitaalinjecties heeft gedaan, hebben deze kapitaalsinjecties onderhand al geheel of gedeeltelijk (inclusief rente) terugbetaald aan de staat.

Op 9 oktober 2008 stelde de Nederlandse staat zo’n €20 miljard (mld.) beschikbaar om bancaire instellingen en verzekeraars te versterken. Echter konden alleen de fundamenteel gezonde organisaties verzoeken om een kapitaalinjectie van de overheid.

De ING heeft in totaal €10 mld. aan steun ontvangen, waarvan zij tot en met maart 2014 €12,506 mld. (bestaande uit €9,317 aflossing op de hoofdsom en €3,189 aan rente en premies) heeft terugbetaald. ING verwacht uiterlijk in mei 2015 het laatste gedeelte van de ontvangen kapitaalinjectie af te betalen. Zij heeft dan in totaal €13,5 mld. terugbetaald aan de staat, waarvan €3,5 mld. aan rente en premies, zodat de gegeven staatssteun de overheid een rendement van 12,5% heeft opgeleverd.15 ABN AMRO is in tegenstelling tot de ING nog volledig in handen van de overheid. Er wordt vanuit gegaan dat de staat op deze transactie geen positief rendement zal behalen zoals zij deed bij de ING, maar een verlies zal gaan lijden. De aandelen van ABN AMRO zullen waarschijnlijk in 2015 op de beurs worden gebracht, zodat de staat weer een deel van zijn steun terug zal krijgen.16 Niet alleen bancaire instellingen waren aangewezen op de overheidssteun, ook verzekeraar AEGON heeft €3 mld. aan leningen van de Nederlandse staat verkregen. AEGON heeft in juni 2011 het laatste deel van de lening afbetaald. Een bijkomend voordeel voor het bedrijf was dat de aandelenkoers daarna omhoog ging.17

In Nederland is in 2014 de Tijdelijke wet resolutieheffing 2014 van kracht. Dit is dus een tijdelijke en eenmalige heffing van in totaal €1 mld., waar alle banken die deelnemen aan het depositogarantiestelsel aan bij moeten dragen.18 De heffing draagt bij aan de nationalisering van SNS Reaal.19

2.2.2 Het bonusbeleid reguleren

Het verminderen van de grootte van de variabele beloningen die de bestuurders van banken ontvangen; het bonusbeleid reguleren. Met name de excessieve hoge variabele beloningen die bestuurders van financiële instellingen ontvingen was een van de oorzaken van de financiële en economische crisis. Een koppeling van het bonusbeleid aan de bankenbelasting is, volgens de fractieleden van de Tweede Kamer, wellicht niet het meest geschikte middel om de excessieve beloningen tegen te gaan. Toch is het kabinet van mening dat deze aanpak gerechtvaardigd is, omdat een harde en brede aanpak noodzakelijk is om deze excessieve beloningen tegen te gaan.20 In de financiële sector is er een verband tussen bonussen die de bestuurders ontvangen en het risico dat het bankbedrijf neemt, want hoe meer risico er wordt genomen des te hoger is de kans op een

14 Prof. dr. P. Kavelaars, Bankenbelasting, WFR 2012/116

(11)

11

bonus. Wanneer deze bonussen worden weg belast is het voor de bestuurders minder aantrekkelijk om zulke risico’s te nemen. Echter het tegenovergestelde kan zich ook voordoen, meer risico nemen zodat de kans op een hogere bonus ontstaat. Op deze manier zouden de bestuurders hun netto inkomen op peil kunnen houden.21 Er is maatschappelijke irritatie ontstaan over het feit dat de banken, zelfs wanneer zij overheidssteun genoten, omvangrijke bonussen toekenden aan de bestuurders wanneer de financiële prestaties zwaar tekortschoten.22 Om dit tegen te gaan, is een wetsvoorstel door de Tweede Kamer aangenomen die het uitkeren van bonussen door staatsgesteunde financiële instellingen aan hun bestuurders verbiedt. 23

2.2.3 Risicobeheersing

De derde doelstelling is dat de bankenbelasting een bijdrage moet leveren aan de risicobeheersing van bancaire lichamen, zodat de risico’s die banken lopen beheersbaar blijven.24 Binnen het bankbedrijf wordt er namelijk gewerkt met risicovolle financiële instrumenten. De bedoeling is dat deze risico’s door middel van de bankenbelasting worden gematigd. De economische crisis is het gevolg van een drietal feiten. Ten eerste hebben de banken teveel risico’s genomen, ten tweede is er tussen deze banken een grote wereldwijde verwevenheid, waardoor banken in de gehele wereld werden geraakt door de economische crisis. En als laatste hebben zich er een aantal economische ontwikkelingen voorgedaan.25

De bankenbelasting is op het gebied van de risicobeheersing een onderdeel van een groter geheel, omdat de banken ook via Basel III en/of de ex-ante financiering van het depositogarantiestelsel worden geprikkeld om de risico’s te beheersen.26 Wat betreft Basel III, doordat door de kredietcrisis is gebleken dat de huidige kapitaaleisen onvoldoende waren, zijn de normen voor het door de banken aan te houden kapitaal aangescherpt. Dit is gedaan om de solvabiliteit van banken te versterken. Het ex-ante gefinancierd depositogarantiestelsel is geïntroduceerde om deposito’s veiliger te stellen.27 Beide begrippen zullen verderop nader worden toegelicht. Doordat de banken dus via verschillende kanalen prikkels krijgen om de risico’s te beperken, zal dat de financiële stabiliteit ten goede komen.28

Er rijst nog de vraag waarom er niet gekozen is voor aanvullende niet-fiscale regelgeving om de risico’s te verminderen in plaats van de risico’s te belasten door middel van een heffing. Belastingheffing zal namelijk alleen effectief zijn als de vormgeving van deze belasting zodanig aansluit bij de aard en omvang van de risico’s dat zij worden teruggebracht. P. Kavelaars twijfelt eraan of dit bij de bankenbelasting wel het geval is. Men had, zijns inziens, ook kunnen kiezen voor aanvullende niet-fiscale regelgeving om risicovolle financiële diensten en producten te voorkomen. Echter men is voorzichtig met het invoeren van nieuwe regelgeving, ondanks dat deze doelstelling met aanvullende niet-fiscale regelgeving waarschijnlijk op een eenvoudigere en met name effectievere manier kan worden behaald.29

21 Prof. dr. P. Kavelaars, bankenbelasting: ‘Panacee voor de financiële crisis?´, WFR 2011/6923 22 Prof. dr. P. Kavelaars, ‘Ongewenst: bankenbelasting’, NTFR 2011-1462

23 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. D, p.10

24 S. Klein, ’Voorkoming van internationale dubbele bankenbelasting’, WFR 2012/1684 25 Prof. dr. P. Kavelaars, ongewenst: Bankenbelasting, NTFR 2011-1462

26 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. D, p.9 27 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. 3, p.2 28 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. D, p.9

(12)

12

2.2.4 Budgettair motief

Een budgettair motief voor de invoering van de bankenbelasting is het gedeeltelijk financieren van de tijdelijke tariefsverlaging van de overdrachtsbelasting van 6% naar 2%.30 Inmiddels is deze, in eerste instantie, tijdelijke tariefsverlaging per 25 mei 2012 definitief geworden.31 De bankenbelasting die jaarlijks aanvankelijk zo’n € 300 miljoen (mln.) moest opbrengen, welke later bij behandeling in de Tweede Kamer is verhoogd naar € 600 mln.32, moet een bijdrage leveren aan de financiering van het verlaagde overdrachtsbelastingtarief. De verlaging van de overdrachtsbelasting zorgt namelijk voor een budgettair gat van € 1,2 mld..33 Door een amendement zijn de tarieven voor de bankenbelasting verdubbeld, het tarief voor langlopende schulden was in eerste instantie 0,022% en is verhoogd naar 0,044% en het tarief voor de kortlopende schulden is verdubbeld van 0,011% naar 0,022%.34 Door het wijzigen van de tarieven beoogd men de budgettaire opbrengst van € 600 mln. per jaar in plaats van € 300 mln. per jaar te kunnen behalen. 2.3 Werking bankenbelasting

2.3.1 Belastingplichtigen, subjectieve belastingplicht

Welke lichamen onderworpen zijn aan de Wet bankenbelasting, staat beschreven in art. 3 van de Wet op de bankenbelasting. Het betreft de volgende lichamen:

“Belastingplichtig voor de bankenbelasting is:

a. een lichaam met zetel in Nederland dat een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht heeft voor het uitoefenen van het bedrijf van bank;

b. een lichaam met zetel in een andere lidstaat dan Nederland dat vanuit een in Nederland gelegen

bijkantoor het bedrijf van bank uitoefent, een door een toezichthoudende instantie als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht van die lidstaat verleende vergunning voor het uitoefenen van het bedrijf van bank heeft en een mededeling van de Nederlandsche Bank als bedoeld in artikel 2:14, eerste of tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht heeft ontvangen;

c. een lichaam met zetel in een andere staat dan Nederland dat vanuit een in Nederland gelegen

bijkantoor het bedrijf van bank uitoefent en een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning als bedoeld in de artikelen 2:16, eerste lid, of 2:20, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht heeft.”35

Het lichaam waar onderdeel a van art. 3 op ziet zijn in Nederland gevestigde lichamen met een Nederlandse bankvergunning. Dit betreft een vergunning die door de Nederlandse Bank (DNB) is verstrekt voor het uitoefenen van het bedrijf van bank. Onderdeel a ziet op alle vergunning houdende banken die hun zetel in Nederland hebben, dus ook op de dochtermaatschappijen van buitenlandse banken die in Nederland zijn gevestigd.36 Onderdeel b en c zien op de situaties dat een lichaam die de zetel buiten Nederland heeft, toch als belastingplichtige voor de bankenbelasting kan worden aangemerkt.37 Dus als een bank haar zetel in Duitsland of België heeft, kan zij alsnog in de heffing van de Nederlandse bankenbelasting worden betrokken, wanneer zij een bijkantoor (vaste

30 Prof. dr. P. Kavelaars, Bankenbelasting, WFR 2012/116

31 Besluit staatssecretaris Weekers, Besluit van 25 mei 2012, nr. BLKB 2012/863M

32 Drs. S.G.J.W. van der Doelen en L.H. Storm van ’s Gravesande RA, Bankenbelasting: Robuust en eenvoudig? WFR 2013/893 33 http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2011/07/01/impuls-woningmarkt-overdrachtsbelasting-tijdelijk-naar-2.html 34 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121 nr. D, p. 6-7

35 Art. 3 Wet bankenbelasting, http://wetten.overheid.nl/BWBR0031796/geldigheidsdatum_29-08-2012#2 36 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. 3, p.16

(13)

13

inrichting) in Nederland heeft. Er moet wel sprake zijn van een fysieke aanwezigheid van deze vaste inrichting in Nederland.38 De reden waarom deze internationale vertakking, de vaste inrichting, in de heffing wordt betrokken, is het streven van de wetgever naar rechtsvormneutraliteit. Voor buitenlandse banken doet het met betrekking tot de bankenbelasting niet ter zake of deze hun activiteiten in Nederland uitoefenen door middel van een juridisch zelfstandige entiteit of een filiaal. De neutraliteit wordt dus gewaarborgd, doordat de bankenbelasting zich richt op alle banken die in Nederland actief het bankbedrijf uitvoeren. Op deze manier ontstaat er geen door de bankenbelasting gedreven keuze voor de manier waarop een bankbedrijf dat fysiek in Nederland aanwezig is wordt uitgeoefend.39 Het is overigens toch merkwaardig dat Nederlandse filialen van banken die hun zetel in het buitenland hebben in de heffing voor de bankenbelasting worden betrokken, aangezien het niet aannemelijk is dat de Nederlandse overheid garant zal staan voor deze filialen wanneer zij in moeilijkheden komen.40

Wanneer een bedrijf dat het bankbedrijf uitoefent onderdeel is van een groep, dan kan er verlegging plaatsvinden. Dit is geregeld in art. 4 Wet bankenbelasting. Verlegging van de bankenbelasting vindt plaats wanneer de financiële gegevens van een of meer belastingplichtige(n) deel uit maken van de geconsolideerde jaarrekening die is opgesteld door een in Nederland gevestigd lichaam.41 Dan wordt de belasting niet geheven van die belastingplichtige, maar van het bedrijf dat de commerciële jaarrekening van die groep opstelt. De bank is dan niet de belastingplichtige, maar het lichaam dat de geconsolideerde jaarrekening heeft opgesteld. Er dient te worden opgemerkt dat het bedrijf dat die geconsolideerde jaarrekening opstelt niet het bedrijf van bank hoeft uit te voeren.42 In beginsel rust de consolidatieplicht op ieder groepshoofd, maar op basis van art. 4 lid 1 Wet bankenbelasting kunnen meerdere lichamen belastingplichtig zijn. Het tweede lid van art. 4 gaat dit tegen door het groepshoofd van de grootste denkbare Nederlandse groep aan te wijzen als de belastingplichtige. Het moet dus steeds gaan om een in Nederland gevestigde vennootschap, de verlegging kan dus niet plaatsvinden naar een in het buitenland gevestigde entiteit.43

Voorgaande wordt uitgelegd aan de hand van een voorbeeld. Het Nederlandse groepsdeel in onderstaand figuur bestaat uit de vennootschappen II, IV, V en VI. Vennootschap VI is een buitenlandse vennootschap, maar behoort wel tot het Nederlandse groepsdeel, aangezien vennootschap II de zeggenschap en beheersing over deze vennootschap heeft. Door de werking van de consolidatieplicht van art. 4 zal dus het gehele Nederlandse groepsdeel in de heffing worden betrokkenen en niet alleen vennootschap II die het bankbedrijf uitvoert. Stel dat vennootschap V het bankbedrijf zou uitoefenen, in plaats van vennootschap II, dan is alsnog vennootschap II belastingplichtig, omdat zij aan het hoofd staat van de grootst denkbare Nederlandse groep.

38 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. 3, p.17 39 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. 3, p.3

40 Prof. dr. P. Kavelaars, Bankenbelasting, WFR 2012/116, p. 4 41 Art. 4 Wet bankenbelasting

42 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. 3, p.3

(14)

14

Figuur 244:

Het (feitelijk) in de heffing betrekken van buitenlandse vennootschappen die onder een Nederlands groepshoofd vallen, is begrijpelijk als wordt bedacht dat gebeurtenissen die zich bij deze vertakkingen van een Nederlandse groep voordoen gevolgen kunnen hebben voor de financiële stabiliteit in Nederland.45 Impliciet staat de Nederlandse overheid garant voor deze internationale vertakkingen, waardoor het ook redelijk is dat deze in de Nederlandse heffing worden betrokken. De ontwikkelingen die zich voordoen bij buitenlandse vennootschappen, die deel uit maken van het Nederlandse groepsdeel, zullen echter wel een geringere invloed op de financiële stabiliteit van Nederland hebben dan de ontwikkelingen die zich voordoen bij Nederlandse vennootschappen.46 Toch worden de buitenlandse vertakkingen in de heffing betrokken, om de fiscale neutraliteit te kunnen waarborgen.

Het is opmerkelijk dat de verzekeraars uit de heffing zijn gelaten. Bevinden zij zich in een concern dan zijn zij wel onderworpen aan de belastingheffing, maar dan worden de verzekeringsverplichtingen uit de grondslag gelaten. Tevens zijn pensioenfondsen en treasury afdelingen die een bankfunctie uitoefenen binnen een concern niet in de heffing van art. 3 betrokken, omdat deze afdelingen niet beschikken over een bankvergunning.47Zij kunnen wel in de heffing van art. 4 of 5 worden betrokken, aangezien alle verplichtingen die op de geconsolideerde balans staan voor de heffing in aanmerking worden genomen, dus ook de verplichtingen met betrekking tot niet- bancaire instellingen.48 Treasury afdelingen houden zich bezig met het beheersen van de financiële posities en de daarmee verbonden kosten en risico’s. Het gaat onder andere om rente-, krediet- en valutarisicobeheer. Het sturen van kasstromen en het beheersen van risico’s is zeer belangrijk voor de continuïteit van een organisatie.49

In het derde lid van art. 4 staan twee omstandigheden beschreven wanneer het in Nederland gevestigde consoliderende lichaam (groepshoofd) toch niet belastingplichtig voor de bankenbelasting is. Ten eerste is er in de wet in art. 9 een doelmatigheidsvrijstelling van €20 mld. opgenomen, te weten de absolute norm. Wanneer het balanstotaal van de bank binnen de groep, of

44 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. 3, p.5 45 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. 3, p.5

(15)

15

ingeval er sprake is van meerdere belastingplichtigen het gezamenlijke balanstotaal van deze banken, minder bedraagt dan € 20 mld. wordt er toegekomen aan de vrijstelling en dan is het in Nederland gevestigde groepshoofd niet belastingplichtig voor de bankenbelasting. Tevens wordt de bankenbelasting niet geheven van het Nederlandse groepshoofd wanneer het balanstotaal van de bank binnen de groep, of bij meerdere banken het gezamenlijke balanstotaal van deze banken, minder bedraagt dan 10% van het geconsolideerde balanstotaal van het in Nederland gevestigde groepshoofd, te weten de relatieve norm.

Er dient te worden opgemerkt dat er geen negatief bedrag kan ontstaan, aangezien de doelmatigheidsvrijstelling niet meer kan bedragen dan de belastbare som.50 Wanneer aan een van deze twee omstandigheden wordt voldaan, zal de heffing dus niet plaatsvinden bij het in Nederland gevestigde groepshoofd, maar bij het lichaam dat het bankbedrijf uitvoert. Er wordt dan dus teruggevallen op de hoofdregel. Belastingplichtig is dan het in art. 3 genoemde lichaam, dat het bankbedrijf uitoefent. De bankactiviteiten nemen in deze uitzonderingsgevallen slechts een klein gedeelte in binnen de activiteiten van het Nederlandse groepsdeel of de Nederlandse groep.51 Bovenstaande geldt bijvoorbeeld wanneer het hoofd van de Nederlandse groep (vennootschap X) het bankbedrijf uitoefent en haar balans totaal minder is dan € 20 mld. of minder is dan 10% van het geconsolideerde balanstotaal van de Nederlandse groep. In dat geval wordt voor de heffing van de bankenbelasting aangesloten bij het enkelvoudige balanstotaal van vennootschap X en wordt dus niet de hele Nederlandse groep in de heffing betrokken.

Art. 5 Wet bankenbelasting geldt in de situatie waarin een buitenlandse moedermaatschappij van een Nederlands groepshoofd een aansprakelijkheidsverklaring in de zin van art. 2:403 onderdeel F, BW afgeeft. Als gevolg van deze verklaring en wanneer er ook voldaan wordt aan de overige voorwaarden die in art. 2:403 BW worden gesteld, mag deze dochtermaatschappij afzien van het opstellen van een geconsolideerde jaarrekening.52 In dit geval kan er op grond van art. 4 Wet bankenbelasting geen groepshoofd worden aangewezen, maar op grond van art. 5 Wet bankenbelasting wel. Belastingplichtig is die vennootschap, die zonder dat de aansprakelijkheidsverklaring zou zijn afgegeven, belastingplichtig zou zijn op grond van art. 4 Wet bankenbelasting.53 De dochtermaatschappij die aan het hoofd van een Nederlands groepsdeel staat is nu dus niet belastingplichtig op grond van art. 4, maar op grond van art. 5. Verder stelt het tweede lid van art. 5 dat art. 4 lid 2 en 3 van overeenkomstige toepassing zijn. Stel art. 5 zou niet in de wet zijn opgenomen, dan zou de Nederlandse dochtervennootschap belastingplichtig zijn op grond van art. 3 Wet bankenbelasting. Echter de heffing zal dan plaatsvinden over het enkelvoudige balanstotaal.54

Doordat de heffing van de bankenbelasting zich uitstrekt tot alle banken die in Nederland het bankbedrijf actief en bevoegd uitoefenen, wordt de neutraliteit binnen deze wet gewaarborgd. Op deze wijze wordt namelijk voorkomen dat er een voorkeur ontstaat voor de manier waarop een bankbedrijf dat fysiek in Nederland aanwezig is wordt uitgeoefend.55

50 Mr. I.M. de Groot, ‘Bankenbelasting: overbelasting?’, MBB 2012/04 51 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. 3, p.5

52 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. 3, p. 20

53 Mr. I.M. de Groot, ‘Bankenbelasting: overbelasting?’, MBB 2012/04 54 idem

(16)

16

2.3.2 Het object

De Nederlandse bankenbelasting wordt geheven over de ongedekte schulden, of te wel de resterende passiva, van de belastingplichtige (art. 6 Wet Bankenbelasting). De reden dat de wetgever aansluiting heeft gezocht bij de omvang van het vreemd vermogen is, dat deze verplichtingen risico’s met zich mee brengen.56 De belastingheffing vindt plaats over de ongedekte schulden, bestaande uit het balanstotaal dat volgt uit titel 9 boek 2 BW (art. 7 Wet bankenbelasting), verminderd met een aantal (passiva)posten die genoemd staan in art. 8 Wet bankenbelasting. Ten eerste wordt het balanstotaal verminderd met het toetsingsvermogen, dat is het minimale kapitaal dat de financiële instellingen moeten aanhouden, als gevolg van Basel III. Deze minimumeis wordt gesteld zodat banken een goed solvabiliteitsniveau kunnen waarborgen.57 Echter deze strengere kapitaaleisen zorgen wel voor een verhoging van de administratieve lasten voor de bancaire sector. De banken hebben zelf wel direct baat bij deze strengere regulering. Daarnaast raken deze strengere kapitaaleisen, de bankenbelasting en het ex ante gefinancierde depositogarantiestelsel alle drie andere delen van de passivakant van de balans, zodat een opeenstapeling van maatregelen op dezelfde posten wordt beperkt. 58 De strengere kapitaaleisen hebben namelijk betrekking op het minimale vermogen dat banken moeten aanhouden (het toetsingsvermogen), dit vermogen is vrijgesteld van de bankenbelasting. Hierdoor wordt het toetsingsvermogen niet met een dubbele maatregel belast, namelijk strengere eisen en de heffing van bankenbelasting. Het ex ante gefinancierde depositogarantiestelsel heeft betrekking op de daadwerkelijk gedekte deposito’s (wordt hierna behandeld), deze post is ook vrijgesteld van de bankenbelasting zodat deze post ook niet met een dubbele maatregel wordt belast.

Er bestaat een wisselwerking tussen de bankenbelasting en Basel III. Wanneer een bank een hoge kredietwaardigheid heeft hoeft deze bank op grond van de kapitaaleisen die volgen uit Basel III minder toetsingsvermogen aan te houden en tevens kan deze bank beschikken over meer ongedekte schulden.59 Doordat deze bank een lager toetsingsvermogen aan hoeft te houden, betekent dit, dat er een grotere belastbare som voor deze bank overblijft in vergelijking met eenzelfde bank met een lager risicoprofiel. De bank met het hogere risicoprofiel zal dus meer bankenbelasting moeten betalen. Deze wisselwerking is gerechtvaardigd, omdat deze bank een lager minimaal kapitaal aan hoeft te houden en in tijden van moeilijkheden de kans op overheidsgarantie ook mogelijk hoger is.60 Om de te betalen bankenbelasting te verminderen, zouden deze banken ervoor kunnen kiezen om meer risico-gewogen activa aan te houden. Het nadeel hiervan is dat de bank op basis van Basel III ook meer kapitaal moet aanhouden.61

Ten tweede worden de daadwerkelijk gedekte deposito’s in mindering gebracht, waarbij ook gedekte deposito’s ingevolge een buitenlands depositogarantiestelsel in aftrek mogen worden gebracht. Per belastingplichtige wordt er een garantie van maximaal €100.000 gegeven voor het ingelegde kapitaal, wanneer de bank niet meer aan de verplichtingen kan voldoen.62 Om de depositohouders extra zekerheid te verschaffen is een ex ante gefinancierd depositogarantiestelsel

56 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121 nr. 3, par.1 57 Prof. dr. P. Kavelaars Bankenbelasting, WFR 2012/116 58 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121 nr. D, p.6 59 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121 nr. D, p.5 60 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. 6, p. 7 61 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121 nr. D, p.6

(17)

17

geïntroduceerd, deze treedt per 1 juli 2015 inwerking.63 Echter dat brengt voor het bepalen van de gedekte deposito's wel een verhoging van de administratieve lasten met zich mee, omdat het bedrag dat wordt berekend onder het premiestelsel niet gelijk is aan de daadwerkelijke gedekte deposito’s berekend onder het depositogarantiestelsel.64

Als laatste worden de passiva die verband houden met activiteiten die gepaard gaan met het bedrijf van verzekeraar in aftrek gebracht. De passiva die betrekking hebben op het bedrijf van verzekeraar worden niet meegenomen bij de berekening van de bankenbelasting, omdat er voor die passiva afzonderlijke regels gelden op basis van Solvency II65 (excessieve eisen betreffende het vereiste kapitaal, rapportages en risicomanagement om faillissement van (her)verzekeraars te voorkomen66). Doordat deze passiva niet meegenomen worden, wordt er een level playing field gecreëerd tussen banken en bank-verzekeraars.67 De overheid heeft door middel van de gekozen tarieven en de geschatte budgettaire opbrengst rekening gehouden met de al ingevoerde varianten van bankenbelasting in concurrerende Europese landen. De Nederlandse Wet bankenbelasting is namelijk gebaseerd op de bank levy die in het Verenigd Koninkrijk van toepassing is. Bij het bepalen van de budgettaire opbrengst is vooral rekening gehouden met de budgettaire opbrengst van Duitsland en Frankrijk en minder met die van het Verenigd Koninkrijk, omdat de Nederlandse banken meer concurrentie ondervinden van banken die zich bevinden op het Europese continent.68 De belastbare som die men na aftrek van deze posten overhoudt, wordt nog verminderd met de doelmatigheidsvrijstelling van €20 mld. (art. 9) om zo te komen tot het belastbare bedrag voor de bankenbelasting. Hieronder wordt dit schematisch weergegeven.

Figuur 169:

Echter wanneer de belastingplichtige volgens art. 4 het lichaam is dat de geconsolideerde jaarrekening opstelt, is het geconsolideerde balanstotaal de belastbare som. Dit balanstotaal wordt verminderd met de passiva die in art. 8 genoemd staan.70 Betreft het een filiaal van een buitenlandse bank, dan wordt er aansluiting gezocht bij de balans van de gehele vennootschap (hoofdhuis en filiaal), omdat het filiaal geen eigen jaarrekening heeft (zie art. 3 b & c Wet bankenbelasting). Wel mag dan naast het toetsingsvermogen en de gedekte deposito’s ook de passiva die niet toegerekend

63 http://www.dnb.nl/over-dnb/de-consument-en-dnb/de-consument-en-toezicht/depositogarantiestelsel/#

64 Drs. S.G.J.W. van der Doelen en L.H. Storm van ’s Gravesande RA, Bankenbelasting: Robuust en eenvoudig? WFR 2013/893 65 Art. 8 Wet Bankenbelasting.

66 http://www.pwc.nl/nl/verzekeraars/solvency-ii-in-het-kort.jhtml 67 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. 3, p.23

(18)

18

kunnen worden aan het in Nederland gelegen bijkantoor in mindering worden gebracht (art. 8 onderdeel b Wet bankenbelasting). Er is voor een bijkantoor geen aftrekmogelijkheid voor de passiva die verband houden met het bedrijf van verzekeraar. Een verzekeraar mag niet tegelijk het bedrijf van bank uitoefenen, omdat vermeden moet worden dat het verzekeringsbedrijf geraakt wordt door risico’s die afkomstig zijn uit andere activiteiten dan die, die het verzekeringsbedrijf uitvoert. De risico’s mogen dus ook niet afkomstig zijn uit bankactiviteiten. Beide bedrijven kunnen wel tot dezelfde groep behoren, maar ze mogen niet samen in één lichaam worden uitgeoefend.71 Bij het bepalen van de passiva wordt er een onderscheid gemaakt tussen de belastingplichtigen genoemd in art. 3 onderdeel a, art. 4 en art. 5 en de belastingplichtigen genoemd in art. 3 onderdeel b en c, omdat een bank die zijn zetel in Nederland heeft, volkomen in de heffing wordt betrokken en een bijkantoor van een buitenlandse bank alleen voor de passiva die toerekenbaar zijn aan het bijkantoor dat in de heffing wordt betrokken.72

Door de werking van de doelmatigheidsvrijstelling zijn er banken die geen bankenbelasting verschuldigd zijn. Het betekent niet dat deze banken niet belastingplichtig zijn, want alle banken die in Nederland actief zijn, zijn belastingplichtig voor de bankenbelasting.73 Het betreft vooral de kleine banken die niet in de heffing worden betrokken. Hiervoor zijn een aantal redenen. Ten eerste zijn de administratieve lasten voor deze financiële instellingen in verhouding tot de “grote” bankbedrijven veel zwaarder. Ten tweede zullen de grote banken wanneer zij problemen hebben veel meer invloed hebben op de wereldeconomie en de financiële stabiliteit van de bankensector, dan wanneer kleine banken in zware tijden zitten.74 Doordat er dus slechts een beperkt aantal belastingplichtigen echt bankenbelasting betalen, zullen zowel de administratieve lasten voor de banken als de uitvoeringslasten voor de belastingdienst worden beperkt.75

2.3.3 Het tarief

De bankenbelasting bevat twee tarieven, te weten één voor langlopende schulden en één voor kortlopende schulden. Het tariefonderscheid komt voort uit het feit dat de kortlopende schulden risicovoller zijn dan de langlopende schulden. Dus de banken die korter gefinancierd zijn aan de creditkant van de balans opereren (veelal) risicovoller dan de banken die langer gefinancierd zijn aan de creditkant.76 De kortlopende financiering is tevens de oorzaak van de liquiditeitsproblemen die zijn ontstaan in de bancaire sector.77 Door het tariefonderscheid, sluit de bankenbelasting nauw aan bij de risico’s die door de banken worden genomen.78 Het tarief dat voor de kortlopende schulden geldt, is 0,044% en het tarief dat betrekking heeft op de langlopende schulden bedraagt 0,022% de helft van het tarief dat geldt voor de kortlopende schulden.79 Het deel van het belastbaar bedrag dat toe te rekenen is aan de kortlopende of langlopende schulden wordt bepaald door het

71 Artikelsgewijs commentaar NDFR bij artikel 8 Wet bankenbelasting 72 Mr. I.M. de Groot, ‘Bankenbelasting: overbelasting?’, MBB 2012/04 73 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. D, p.9

74 E. Helling ‘De randvoorwaarden en doelstellingen van de Wet bankenbelasting’ Forfaitair 2012/232 75 Mr. I.M. de Groot, ‘Bankenbelasting: overbelasting?’, MBB 2012/04

76 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. D, p.5

77 Mr. I.M. de Groot, ‘Bankenbelasting: overbelasting?’, MBB 2012/04 78 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. D, p.5

79http://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/zakelijk/overige_belastingen/bankenbelasting/tarief

(19)

19

belastbare bedrag te vermenigvuldigen met een factor die voortvloeit uit de breuk: kortlopende schulden of langlopende schulden/ totaal van de (geconsolideerde) schulden.80

Het verschil in tarief is gerechtvaardigd, omdat kortlopende schulden vaak moeten worden geherfinancierd moeten worden. Dit kan voor liquiditeitstekorten zorgen. De wijze waarop de tariefstructuur voor de bankenbelasting momenteel is vormgegeven, beoogt banken een stimulans te geven om hun bankactiviteiten zoveel mogelijk met langlopende schulden te financieren.81 Het aangaan van kortlopende schulden wordt door de bankenbelasting niet verboden, maar men hoopt wel dat banken door de belasting hun financieringsmix gaan aanpassen.82

Echter banken dienen er rekening mee te houden dat hun langlopende schulden in het laatste jaar automatisch kortlopende schulden worden en deze schulden ook tegen dat tarief voor de heffing van de bankenbelasting worden belast. Deze redenering is niet helemaal correct, aangezien een schuld niet risicovoller wordt naarmate hij dichterbij de aflossingsdatum komt.83

De tarieven die gelden voor de langlopende schulden (0,044%) en kortlopende schulden (0,022%) worden vermenigvuldigd met een factor 1,1 zodra de norm die in de Code Banken is bepaald wordt overschreden.84 Deze norm houdt in dat dat de variabele beloning van een bestuurder niet meer mag bedragen dan 100% van zijn vaste salaris.85 Wanneer dus een of meerdere bestuurders deze norm overschrijden worden de tarieven met 1,1 vermenigvuldigd. Door deze strafheffing beoogt de staat één van zijn doelstellingen te verwezenlijken, te weten het reguleren van het beloningsbeleid. De strafheffing zal voor de banken een extra prikkel moeten vormen, om aan deze norm te voldoen.86 De vraag is wat het effect van deze strafheffing zal zijn. Wanneer banken de variabele beloningen gaan omzetten in een vaste beloning, zal het effect van deze heffing waarschijnlijk nihil zijn zo blijkt uit het volgende voorbeeld. Als het vaste salaris van één van de bestuurders eerst €750.000 per jaar bedroeg en deze bestuurder in dat jaar een variabele beloning van € 1 mln. ontving, werd niet aan de norm voldaan en volgde er een strafheffing. Wanneer deze bestuurder een aantal jaar later alleen een vaste beloning heeft van € 1,5 mln. per jaar, dus geen variabele beloning, dan wordt er niet aan de strafheffing toegekomen, omdat het niet in strijd is met de Code Banken. Toch vertrouwt het kabinet erop dat deze regel banken zal aansporen om over te gaan tot een terughoudend bonusbeleid.87

De maximale variabele beloning die een bestuurder mag ontvangen wordt twee jaar na inwerkingtreding van de Wet bankenbelasting verlaagd van 100% naar 25%. De reden hiervoor is dat een hogere variabele beloning dan 25% niet passend zou zijn, aangezien banken handelen met financiële middelen die afkomstig zijn van de samenleving.88 Op 13 februari 2014 is een voorstel bij de Raad van State aanhangig gemaakt met betrekking tot het beloningsbeleid van financiële ondernemingen. In het voorstel wordt onder andere bepaald dat de maximale variabele beloning die een bestuurder mag ontvangen wordt verlaagd van 25% naar 20% van de vaste beloning.89

80 Drs. S.G.J.W. van der Doelen en L.H. Storm van ’s Gravesande RA, Bankenbelasting: Robuust en eenvoudig? WFR 2013/893 81 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. D, p. 7

82 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. D, p.8 83 Prof. dr. P. Kavelaars Bankenbelasting, WFR 2012/116 84 Art. 10 lid 2 Wet Bankenbelasting

85 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. 3, p. 24

86 Mr. I.M. de Groot, ‘Bankenbelasting: overbelasting?’, MBB 2012/04 87 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. D, p.11

(20)

20

2.3.4 Verloop van de heffing

Jaarlijks moet er door de banken aangifte worden gedaan bij de belastingdienst. Art. 11 lid 2 Wet bankenbelasting bepaalt dat deze belasting op aangifte zal moeten worden voldaan op de eerste dag van de tiende kalendermaand na de datum waarop de balans is opgemaakt. Dus als het boekjaar gelijk is aan het kalender jaar, is de belasting op 1 oktober van het volgende jaar verschuldigd. Er kan zich ook de situatie voor doen dat de jaarrekening nog niet is vastgesteld op het moment waarop de belasting volgens lid 2 verschuldigd zou zijn. Wanneer dat het geval is, zal de belasting verschuldigd zijn op de eerste dag van de kalendermaand na het moment waarop de jaarrekening wordt vastgesteld, art. 11 lid 3. Dus stel de jaarrekening wordt vastgesteld op 3 december, dan is de belasting verschuldigd op 1 januari van het volgende jaar. Opgemerkt dient te worden dat lid 3 niet van toepassing is voor een lichaam dat belastingplichtig is op grond van art. 5 Wet bankenbelasting, dit lichaam is de belasting dus verschuldigd op 1 oktober van het volgende jaar (art. 11 lid 4).

Verder zullen de banken ook in overleg moeten treden met de belastingdienst en zal de belastingdienst toezicht moeten houden op de banken.90 De gegevens die de banken nodig hebben voor de aangifte zijn grotendeels op te maken uit de commerciële jaarrekening. Dit geldt zowel voor de belastingplicht volgend uit art. 3, op basis van de enkelvoudige commerciële jaarrekening en 4 Wet bankenbelasting, op basis van de geconsolideerde commerciële jaarrekening.91 Voor art. 5 geldt dat de belastbare som wordt opgemaakt uit de geconsolideerde jaarrekening die opgesteld had moeten zijn als art. 2:403 niet van toepassing was (art 7 lid 4). Voor de commerciële jaarrekening geldt een openbaarmakingsverplichting. Ook worden de gegevens gecontroleerd door een accountant. Mede hierdoor, en door het feit dat de aangifte jaarlijks is, zullen de administratielasten voor de banken slechts gering stijgen92 en worden de uitvoeringslasten voor de belastingdienst zoveel mogelijk beperkt.93 Banken zullen door de hogere kapitaaleisen wel eenmalige aanpassingskosten moeten maken, dit volgt uit onderzoek van het Centraal Plan Bureau.94 Door de bankenbelasting komt er een extra kostenpost voor de banken bij, wat nadelig is voor de winstgevendheid. De winstgevendheid is namelijk nodig om het eigen vermogen te laten toenemen. Een nadelig effect op de winstgevendheid kan ook voor mogelijk lagere winstreserves zorgen, waardoor het lastig wordt om aan de hoge kapitaalvereisten van Basel III (verhoging van de ingehouden winsten en van het aandelenkapitaal) te voldoen.95

De bankenbelasting die de banken moeten afdragen zullen zij waarschijnlijk gedeeltelijk afwentelen op hun klanten. Het is echter moeilijk controleerbaar of een verhoging of verlaging van de rente of een verhoging van andere kosten die aan de klanten worden doorberekend, verband houden met de (invoering van de) bankenbelasting.96 Het kabinet is van mening dat de banken de bankenbelasting niet zullen afwentelen op de spaarders.97 Spaarders kunnen namelijk gemakkelijk overstappen naar een andere bank, wanneer de belasting wordt doorberekend. Tevens zullen de banken de belasting afwentelen op hun eigen personeel door te snijden in de bonussen en lonen.

90 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. 3, p.13

91 Mr. I.M. de Groot, ‘Bankenbelasting: overbelasting?’, MBB 2012/04 92 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. 3, p.14

93 Mr. I.M. de Groot, ‘Bankenbelasting: overbelasting?’, MBB 2012/04

94 M.Bijlsma en G. Zwart (2010), Zijn strengere kapitaaleisen kostbaar?, CPB Document No. 215, Den Haag. 95 Mr. I.M. de Groot, ‘Bankenbelasting: overbelasting?’, MBB 2012/04

(21)

21

2.4 Tegenstrijdigheid rechtsgrond

De hoofddoelstelling van de Wet bankenbelasting is de beprijzing van de ontvangen overheidssteun en de mogelijk toekomstige overheidssteun. Echter is het de vraag of deze rechtsgrond wel past bij de vormgeving van de Wet bankenbelasting. P. Kavelaars merkt naar mijn mening terecht op of het wel juist is dat de opbrengst van de bankenbelasting in de algemene middelen van de staatskas vloeit en niet in een separaat fonds wordt ondergebracht.98 Het zou, gezien de rechtsgrond van de Wet bankenbelasting, logischer zijn dat de opbrengsten in een separaat fonds worden ondergebracht, aangezien de bankenbelasting een heffing is die wordt geheven van een specifieke sector. Er bevindt zich dus naar mijn mening een tegenstrijdigheid tussen de rechtsgrond en de bestemming van de opbrengsten van de Wet bankenbelasting. Echter er moet worden opgemerkt dat een dergelijke fondsheffing niet past in een belastingstelsel dat bestaat uit rijksbelastingen, waar

de Nederlandse bankenbelasting een onderdeel van is.99 Het gevolg is dat dat de

belastingopbrengsten terecht komen in de totaalopbrengst, waarmee de staat zijn overheidsuitgaven financiert.100

De nevendoelstelling van de Wet Bankenbelasting is slecht gedrag (het nemen van teveel risico’s) bij banken te vermijden. De vraag is alleen of die doelstelling door de Wet bankenbelasting wordt behaald. Bij het reguleren van het bonusbeleid wordt er een strafheffing geheven wanneer excessieve bonussen worden uitgekeerd, deze vindt plaats wanneer de variabele beloning meer dan 25% bedraagt van de vaste beloning. Naar mijn mening zullen banken hun variabele beloningen niet beperken door deze strafheffing. Een beperking van de excessieve bonussen zou beter kunnen worden bereikt door er een verbod voor op te stellen. Een verbod zal de overheid waarschijnlijk nooit invoeren, omdat deze bonussen ook voor belastinginkomsten zorgen.

Tevens is het opmerkelijk dat zogeheten schaduwbanken buiten de heffing van de Wet bankenbelasting worden gelaten. Schaduwbanken zijn geen echte banken, maar het zijn wel kredietverschaffers die sterk zijn verweven met de financiële sector. Zij hebben slechts met beperkte regulering en toezicht te maken en hoeven dus niet aan de strenge regulering die voor banken geldt te voldoen.101 Bij deze schaduwbanken is er sprake van underkill, omdat zij dus niet belastingplichtig voor de bankenbelasting zijn, maar indirect, door de sterke verwevenheid, wel hebben geprofiteerd van de overheidssteun.

2.5 Samenvatting

De reden dat de bankenbelasting is ingevoerd, is dat de banken als mede-veroorzakers van de financiële- en economische crisis een bijdrage moeten leveren in verband met de schade die hierdoor is ontstaan. Tevens wordt hierdoor een extra belastingopbrengst gegenereerd, waardoor het budgettaire gat dat ontstaan is door de (tijdelijke) verlaging van de overdrachtsbelasting gedeeltelijk wordt gedicht. Belastingplichtig voor de bankenbelasting zijn alle vergunning houdende banken die een zetel in Nederland hebben. Echter wanneer dit bankbedrijf onderdeel is van een groep kan er ook verlegging plaatsvinden. Hierdoor wordt het groepshoofd van de grootst denkbare Nederlandse groep aangewezen als belastingplichtige. De belastingplichtige moet de belasting op aangifte voldoen. De kosten van de bankenbelasting zullen zij waarschijnlijk gedeeltelijk afwentelen

98 Prof. dr. P. Kavelaars, Bankenbelasting: ’Panacee voor de financiële crisis?’ WFR 2011/6923 99 Idem

100 Prof. dr. P. Kavelaars, ‘Ongewenst: bankenbelasting’, NTFR 2011-1462

(22)
(23)

23

HOOFDSTUK 3: DE BANKENBELASTING IN ENKELE

CONCURRERENDE LANDEN

3.1 Inleiding

In de loop der jaren is in diverse landen een vorm van bankenbelasting ingevoerd. De meeste landen hebben deze bankenbelasting ingevoerd als een reactie op de financiële crisis, waar de banken medeveroorzakers van waren. Om te kijken in hoeverre de verschillende vormen van bankenbelasting invloed kunnen hebben op een mogelijke concurrentieverstoring tussen banken in de EU, zullen eerst deze verschillende vormen moeten worden bekeken. In dit hoofdstuk worden de verschillende bankenbelastingen in aantal concurrerende landen van Nederland besproken. Achtereenvolgens worden de bankenbelastingen in het Verenigd Koninkrijk (VK), Duitsland, België en Frankrijk behandeld.

3.2 Bank Levy

De overheid van het Verenigd Koninkrijk heeft in juni 2010 aangekondigd dat zij een bankenbelasting gaat invoeren, de Bank Levy. Op 1 januari 2011 is deze bankenbelasting in werking getreden.102 Er is gekozen voor maatregelen in de vorm van een belasting, omdat de overheid denkt dat het de banken zal ontmoedigen om risicovolle leningen aan te gaan en te verstrekken. Het feit dat de banken teveel risico’s hebben genomen, is mede de oorzaak van de financiële crisis die in 2007 begon. Veel van de uitstaande verplichtingen van banken waren korte termijn verplichtingen, wat inhield dat banken deze verplichtingen op korte termijn moesten herfinancieren. Toen de financiële crisis begon, weigerden investeerders om leningen te verstrekken, omdat ze bang waren dat de lening ontvangers hun schulden niet zouden kunnen terug betalen. Hierdoor zijn liquiditeitstekorten ontstaan.103 Volgens de overheid moet deze bank levy in 2011 en 2012 tenminste £2,5 mld. opbrengen en in de jaren daaropvolgend jaarlijks zo’n £2,6 mld..104

Belastingplichtig voor de bank levy zijn entiteiten die het bankbedrijf uitoefenen en gevestigd zijn in het Verenigd Koninkrijk. Tevens zijn hypotheekbanken en relevante buitenlandse banken, hieronder worden verstaan buitenlandse banken die een vaste inrichting in het Verenigd Koninkrijk hebben en die door middel van die vaste inrichting banktransacties/activiteiten uitvoeren in het Verenigd Koninkrijk, ook belastingplichtig voor de bank levy.105 Een bank die geen onderdeel uitmaakt van een groep of een hypotheekbank is moet in het Verenigd Koninkrijk zijn gevestigd om onderworpen te zijn aan de bank levy. Een groep is belastingplichtig, wanneer tenminste een groepsmaatschappij een bank is die actief het bankbedrijf uitoefent in het Verenigd Koninkrijk.106 Er zijn vier soorten groepen mogelijk, namelijk;

- een UK banking group, hiervan is de houdstermaatschappij gevestigd in het Verenigd Koninkrijk,

(24)

24

- een groep buitenlandse banken, de houdstermaatschappij is in dit geval niet in het Verenigd Koninkrijk gevestigd. De houdstermaatschappij is in dit geval een relevante buitenlandse bank. Dat wil zeggen zij heeft een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde vaste inrichting waarmee het bankbedrijf wordt uitgeoefend.

- een relevante niet-bancaire groep, deze groep mag geen groep zijn die alleen maar uit bancaire instellingen bestaat. Tevens mag het geen building society group zijn.107

De groep bestaat dus uit een houdstermaatschappij en alle andere entiteiten die aan het einde van de belastbare periode deel uitmaken van de groep. Wanneer een bank dus onderdeel uitmaakt van een groep, wordt de belasting niet geheven van de bank, maar van de houdstermaatschappij. De bank levy wordt geheven over het wereldwijd belastbare eigen vermogen en de verplichtingen van de groep of entiteit, zoals deze vermeld staan in de eindbalans.108 Het gehele eigen vermogen wordt voor de bank levy behandeld als langlopende schulden, dit houdt in dat het tarief dat geldt voor langlopende schulden dus van toepassing is op het eigen vermogen.109 Voor een bank die in het Verenigd Koninkrijk is gevestigd, een relevante buitenlandse bank, een hypotheekbank en voor de verschillende soorten groepen, is de belastbare som het totaal van de passiva zoals die vermeldt staat in de (geconsolideerde) jaarrekening, verminderd met een aantal posten. Ten eerste worden de passiva verminderd met het Tier 1-kapitaal (op basis van Basel III)110, dit is het minimum vermogen dat banken aan kapitaal moeten houden om bijvoorbeeld eventuele verliezen te kunnen opvangen. Andere posten die worden vrijgesteld, zijn onder andere de verzekerde deposito’s, verzekeringsactiviteiten, relevante belastingposten (zoals (latente) belasting schulden en de te betalen bank levy), reserves met betrekking tot vaste activa (PPE reserves) en de pensioenverplichtingen.111 Voor de “highly quality liquid assets112” bestaat er ook een aftrekmogelijkheid, maar hierdoor mag er geen negatief belastbaar bedrag ontstaan. Deze post moet allereerst in mindering worden gebracht op het eigen vermogen en de lange termijn schulden. Wanneer er na deze vermindering nog een bedrag resteert van de post “highly quality liquid assets” mag deze in mindering worden gebracht op de korte termijnschulden.113 Verder is er in de wet een vrijstelling opgenomen voor de eerste £20 mld. van het belastbare bedrag.114 Kleine banken zullen waarschijnlijk wanneer zij omvallen of in moeilijkheden komen minder invloed hebben op de financiële stabiliteit.

(25)

25

heffingsgrondslag van de vaste inrichting geldt. Dit is dus het belastbare bedrag voor de bank levy in het Verenigd Koninkrijk. Net zoals de Nederlandse bankenbelasting heeft de bank levy twee tariefschijven, een voor de kortlopende schulden en een voor de langlopende schulden. Voor de langlopende schulden geldt de helft van het tarief dat geldt voor de kortlopende schulden. Voor januari en februari 2011 gold een gereduceerd tarief van 0,05% voor de kortlopende schulden.116 De reden voor dit lage tarief was dat de overheid de banken niet direct wilde confronteren met hoge kosten, aangezien de financiële stabiliteit van de banken nog niet zeker was.117 Daarna steeg het tarief naar 0,1% voor de maanden maart en april 2011, omdat er compensatie moest plaatsvinden voor het eerdere gereduceerde tarief van 0,05%.118 Vanaf mei 2011 geldt een tarief van 0,075% voor de kortlopende schulden en een tarief van 0,0375% voor de langlopende schulden.119 Echter dit tarief is in de loop der jaren geleidelijk gestegen naar 0,156% voor de kortlopende schulden en 0,078% voor de langlopende schulden (geldend vanaf 1 januari 2014).120 De reden dat het tarief verhoogd is, is omdat anders niet de gewenste opbrengst van £2,5mld. kan worden gerealiseerd.121 Tot nu toe heeft de bank levy deze gewenste opbrengst nog niet kunnen realiseren. In het jaar 2011/2012 heeft bank levy £1,8 mld. opgebracht en in 2012/2013 slechts £1,6 mld.122 In het afgelopen jaar 2013/2014 heeft de levy ongeveer £2,2 mld. opgebracht wat nog steeds minder is dan de gewenste £2,5 mld. Vanaf volgend jaar wordt verwacht dat de bank levy wel de verwachte opbrengst zal behalen. Geschat wordt dat de opbrengst volgend jaar ongeveer £2,7 mld., zal zijn en vanaf de daaropvolgende jaren zelfs £2,9 mld. per jaar. 123

De bank levy is nihil wanneer het belastbare eigen vermogen en de schulden van een bank of, ingeval een bank onderdeel uitmaakt van een groep, de houdstermaatschappij minder bedragen dan £20 mld. Indien het belastbare bedrag meer bedraagt dan £20 mld. moet er bepaald worden welk gedeelte lange termijnverplichtingen zijn en welk gedeelte korte termijnverplichtingen zijn. De vrijstelling die geldt voor de eerste £20 mld. moet proportioneel worden toegerekend aan de kortlopende en langlopende schulden.124 Stel dat een bedrijf 70% aan kortlopende schulden en 30% aan langlopende schulden heeft dan wordt 70% van 20 mld. (14 mld.) in mindering gebracht op het belastbare bedrag aan kortlopende schulden. Het resterende belastbare bedrag wordt dan vermenigvuldigd met 0,156%, wat leidt tot de bank levy voor de kortlopende schulden. De berekening voor de langlopende schulden vindt op dezelfde wijze plaats.

Wanneer de belastbare periode anders is dan 12 maanden, moet deze berekening worden aangepast zodat het de lengte van de periode die het omvat weergeeft.125 Stel bedrijf A heeft een belastbare periode van 18 maanden, dus tot 31-06 van het volgende jaar. Het totaal belastbare bedrag voor de bank levy bedraagt £400 mld., waarvan £240 mld. toe te rekenen is aan de kortlopende schulden en £160 mld. toe te rekenen aan de langlopende schulden. De levy voor kortlopende schulden bedraagt in dit geval 0,156% van £240 mld. wat neerkomt op £374 mln. De levy voor de langlopende schulden bedraagt dan 0,078% van £160 mld. wat neerkomt op £125 mln.

116 http://www.hmrc.gov.uk/budget-updates/autumn-tax/bank-levy-manual.pdf P. 20 117 http://www.bbc.co.uk/news/business-12391532 118 https://www.gov.uk/government/news/bank-levy-rates-to-be-increased-raising-800m-more-in-2011 119 http://www.hmrc.gov.uk/budget-updates/autumn-tax/bank-levy-manual.pdf 120 https://www.gov.uk/government/uploads/system/uploads/attachment_data/file/264604/2._Bank_levy_rates.pdf 121 http://www.kpmg.com/uk/en/issuesandinsights/articlespublications/newsreleases/pages/uk-bank-levy-increases-top-five-uk-banks-tax-rate-to-71.aspx

122 S. Slater, UK raises bank tax for sixth time as proceeds fall short, 5-12-2013 123 A. Seely, Taxation of banking 27-05-2014

(26)

26

Het totaal van £499 mln. wordt vermenigvuldigd met de factor 1,5 (18/12), wat leidt tot een bank levy van £748 mln.

De bank levy heeft in beginsel geen directe invloed op huishoudens en individuen. Er is een depositogarantie door de overheid afgegeven voor de eerste £85.000 voor individuen., zodat zij zich geen zorgen hoeven te maken over de veiligheid van hun geld. Tevens zorgt deze garantie ervoor dat de banken niet bang hoeven te zijn dat hun klanten hun geld van hun rekening zullen halen (bank run) wanneer er sprake is van een financiële crisis.126

Er zijn in het Verenigd Koninkrijk in totaal ongeveer 30 tot 40 banken, bankgroepen en building sociaties onderworpen aan de bank levy.127 De bank levy heeft bij de vijf grootste banken in het Verenigd Koninkrijk voor een stijging van het effectieve belastingtarief gezorgd. In 2011 was het effectieve belastingtarief 36%, bestaande uit de bank levy en de vennootschapsbelasting (de bank levy is niet aftrekbaar voor de vennootschapsbelasting). Terwijl dit tarief in 2013 71% bedroeg, deze stijging is gedeeltelijk te wijten aan de invoering van de bank levy. 128

3.3 Bankenabgabe

De Duitse variant van de bankenbelasting, de Bankenabgabe, is vanaf 1 januari 2011 in werking getreden. De hoogte van de Bankenabgabe is afhankelijk van de grootte, de omvang van de werkzaamheden en de mate van de verwevenheid binnen het financiële systeem.129 Het doel van deze heffing is wederom het verminderen van de risico’s die banken nemen en tevens moet de heffing een bijdrage leveren aan de impliciet gegeven overheidsgarantie.130 Er dient te worden opgemerkt dat de Bankenabgabe niet wordt gezien als een belasting en het te betalen bedrag wordt ook niet opgelegd door de Duitse fiscus.131

Onderworpen aan de Bankenabgabe zijn alle kredietinstellingen die in het bezit zijn van een Duitse bankvergunning. De Duitse federale bank, de Bundesbank, en bepaalde Duitse banken zoals het Kreditanstalt für Wiederaufbau (KfW, een bank die in handen is van de Duitse overheid) die vrijgesteld zijn van de vennootschapsbelasting, zijn ook niet onderworpen aan de Bankenabgabe.132 Verder zijn hedge funds en andere bedrijven die zich in de financiële sector bevinden zoals verzekeringsbedrijven niet onderworpen aan de Bankenabgabe.133

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze vraag wordt door het EHRM beantwoord door te kijken naar (a) de geografische en tempo- rele reikwijdte van sectie 7, (b) de discretionaire ruimte die ambtenaren belast met

Door bezuinigingen van de Britse overheid (met als gevolg minder beschikbare budgetten van de lokale overheden) was er de laatste jaren een significante daling in het

In 2016 – in de periode tot en met augustus — had Vlaanderen al voor € 17,85 miljard naar Verenigd Koninkrijk uitgevoerd, een verwaarloosbare vooruitgang (+0,26%) tegenover

De overheid besliste om te opteren voor het bijbouwen van een derde landingsbaan in Heathrow, maar eerst worden er nog bijkomende onderzoeken gedaan (The Guardian (b), 2017).

Door de voorspelde overgang naar Brexit wordt er een lagere groei verwacht tussen 2019 en 2021, maar die zou tussen 2022 en 2024 opnieuw verbeteren, hoewel consumenten nog

Alhoewel deze varia- belen ook gebruikt worden voor het beschrijven van de inhoud van het corporate governance rap- port, hebben ze een andere achtergrond omdat ze elementen uit de

(2) As soon as practicable after receipt of the notice, the Secretary shall serve a copy of the same (with a copy of the applicant's statement) on the operator of the licensing

Onafhankelijke Variabele Volatiliteit   4,77 2,18 0,00 58,86 7,26 Volatiliteit (Ln) 0,76 0,77 ‐5,75 4,08 1,35 Afhankelijke Variabelen CEO Narcisme 7,78 8,00 0,00 14,00