• No results found

Invloed op de concurrentiepositie in de EU

HOOFDSTUK 4: DE VERSCHILLEN TUSSEN DE BANKENBELASTING EN DE DAARAAN VERBONDEN

4.5 Invloed op de concurrentiepositie in de EU

Koninkrijk is gevestigd. In deze situatie, geldt de uitzonderingsituatie en gaat de verrekening van dubbele bankenbelasting die door het Verenigd Koninkrijk wordt gegeven niet meer op. Nederland zal in de situatie op het niveau van tussenhoudster voorkoming van dubbele bankenbelasting moeten geven. Er wordt voor de verdragstoepassing weer gekeken naar de verhouding houdster (gevestigd in het Verenigd Koninkrijk) en tussenhoudster (gevestigd in Nederland).

In de situatie dat een Duitse moedermaatschappij een Nederlandse dochteronderneming heeft treedt er waarschijnlijk geen dubbele bankenbelasting op, doordat de Duitse heffing plaatsvindt op een standalone basis. In Duitsland wordt in deze situatie enkel het enkelvoudige balanstotaal van de moedermaatschappij in de heffing betrokken, terwijl Nederland enkel de dochtermaatschappij in de heffing betrekt wanneer het balanstotaal meer dan € 20 mld. bedraagt. Wanneer het balanstotaal van de Nederlandse dochter dus minder bedraagt dan wordt er toegekomen aan de vrijstelling en is er in Nederland geen bankenbelasting verschuldigd. In deze situatie is alleen Duitse bankenbelasting door de Duitse moedermaatschappij verschuldigd.

Er zal slechts in incidentiele gevallen, sprake zijn van dubbele bankenbelasting, doordat Nederland een hoge doelmatigheidsvrijstelling van €20 mld. in de wet heeft opgenomen.232 Hierdoor worden de kleine banken niet in de heffing betrokken en zal er dus geen dubbele belastingheffing ontstaan voor groepen die een “kleine” Nederlandse bank als dochtermaatschappij hebben. Hetzelfde geldt wanneer er een dochtermaatschappij of vaste inrichting in het Verenigd Koninkrijk is gevestigd. Het Verenigd Koninkrijk heeft namelijk ook een vrijstelling van £20 mld. in de wet opgenomen. Tevens is er in de relatie met het Verenigd Koninkrijk een bilateraal verdrag ter voorkoming van dubbele bankenbelasting gesloten. Een dubbele heffing dreigt wel in de gevallen indien landen een bankenbelasting als een bijdrage aan een resolutiefonds kwalificeren en om die reden geen voorkoming willen geven. Deze landen zijn dan veelal van mening dat de aard van een resolutiefondsheffing anders is dan een bankenbelasting.

4.5 Invloed op de concurrentiepositie in de EU

In 2012 had de bankenbelasting een negatief effect op de nettowinst van de banken. De nettowinst bedroeg in het vierde kwartaal van 2012 bijna € 900 mln. minder dan in hetzelfde kwartaal in 2011. Deze vermindering is deels te wijten aan de bankenbelasting, die in 2012 ongeveer € 536 mln. heeft opgebracht.233 Wanneer banken de bankenbelasting rechtstreeks doorberekenen aan de klanten door middel van een lagere rente op de spaartegoeden en hogere rentes op kredieten234 (scenario 1 volgens de DNB), zullen de huizenprijzen slechts met 1 tot 2% dalen in tien jaar tijd. In tegenstelling tot de anders verwachte daling van 19% van de huizenprijzen, wanneer de banken de bankenbelasting niet doorberekenen (scenario 2 volgens de DNB).235 De verwachte daling van de huizenprijzen in scenario 2 is aanzienlijk groter dan die in scenario 1, omdat de kredietverlening in scenario 2 de komende tien jaar met € 20 mld. per jaar daalt. Terwijl in scenario 1 de kredietverlening in een periode van tien jaar met € 10 mld. daalt236, wat neerkomt op € 1 mld. per jaar. De reden voor de grote daling van de kredietverlening in scenario 2 is dat de banken in dit scenario niet de mogelijkheid hebben om de bankenbelasting door te berekenen aan hun klanten.

232 De redactie, Voorkoming dubbele belasting bij bankenbelasting, NTFR 2012/2295

233 http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/macro-economie/publicaties/dne/sectoren/archief/2013/2013-29-03-02-ne-s.htm

234http://www.vno-ncw.nl/SiteCollectionDocuments/Brieven/brief12-10100.pdf

235 Kamerstukken II, 2012-2013, 33 121, nr. 32

47

Daarnaast wordt verondersteld dat de banken hun winst, gedurende een periode van tien jaar, zullen gebruiken om hun kapitaal op te bouwen en dat zij geen kapitaal kunnen aantrekken op de kapitaalmarkten en de bankenbelasting dus ten koste van hun eigen vermogen gaat.237

De kans dat de banken de belasting volledig doorberekenen aan de klanten is echter klein gezien de onderlinge concurrentie tussen banken. Omdat de geschatte opbrengst van de bankenbelasting van € 600 mln. en daadwerkelijke jaarlijkse opbrengst van € 536 mln. is, zal het effect van de bankenbelasting zich tussen deze twee scenario’s bevinden.238 De bankenbelasting kan er dus voor zorgen dat het opbouwen van buffers wordt bemoeilijkt, waardoor de kredietverlening mogelijk terugloopt en of de weerbaarheid van het financiële systeem wordt verminderd.239 Wanneer de banken de bankenbelasting zullen doorberekenen aan de klanten, zal de kredietverlening naar alle waarschijnlijkheid duurder worden. Hetgeen negatieve effecten kan hebben voor de economische ontwikkeling in sectoren, zoals het MKB, die afhankelijk zijn van deze kredietverlening.240 Het daadwerkelijke effect op de kredietverlening is echter erg lastig te kwantificeren, aangezien de kredietverlening afhankelijk is van meerdere factoren zoals de economische situatie, de toestand op de financiële markten etc. Hetzelfde geldt voor het meten van dit effect in andere landen zoals het Verenigd Koninkrijk.241

Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk hebben alle vier een vrijstelling in de wet opgenomen om er voor te zorgen dat kleine banken niet direct in de heffing worden betrokken. Daarnaast zorgt de Nederlandse doelmatigheidsvrijstelling van € 20 mld. er voor dat de concurrentiepositie van groepen waarin de bankactiviteiten een ondergeschikte rol spelen wordt gewaarborgd.242 In dat geval is alleen de bank zelf belastingplichtig en vindt de heffing dus plaats over het enkelvoudige balanstotaal van de bank. Hierdoor wordt voorkomen dat een hele groep in de heffing van de bankenbelasting wordt betrokken terwijl de bankactiviteiten in die groep gering zijn.

Op basis van cijfers van 2010 blijkt dat de belastingdruk van de Nederlandse bankenbelasting uitgedrukt in een percentage van het BBP groter is dan die van Duitsland en Frankrijk, maar lager dan die van het Verenigd Koninkrijk. Als reden wordt aangegeven dat het karakter van de Nederlandse bankenbelasting meer lijkt op de heffing van Duitsland (de Bankenabgabe) en Frankrijk (Taxe systémique sur les banques), dan op de Bank levy van het Verenigd Koninkrijk.243 Dit is wel opmerkelijk, aangezien de Nederlandse bankenbelasting gebaseerd is op de Bank levy van het Verenigd Koninkrijk.

4.6 Samenvatting

Zoals in par. 4.1 is besproken bestaan er tussen de verschillende varianten van bankenbelasting verschillen en overeenkomsten. Deze verschillen en overeenkomsten kunnen tot dubbele bankenbelasting leiden. Om deze dubbele heffing te voorkomen kunnen landen maatregelingen treffen in de vorm van eenzijdige regelingen en/of in de vorm van verdragen. Zo heeft Nederland het Bvdb 2001 aangepast voor de Wet bankenbelasting, zodat Nederland door middel van een

237 Kamerbrief, mr. drs. F.H.H. Weekers, Bevindingen DNB over effecten van een verhoogde opbrengst van de bankenbelasting op de kredietverlening

238 Kamerstukken II, 2012-2013, 33 121, nr. 32

239 Kamerstukken II, 2012-2013, 33 121, nr. 35, pag. 10

240 http://www.vno-ncw.nl/SiteCollectionDocuments/Brieven/brief12-10100.pdf

241 Kamerstukken II, 2012-2013, 33 121, nr. 35, pag. 8

242 Kamerstukken II, 2011-2012, 33 121, nr. 3

48

eenzijdige regeling kan voorzien in de voorkoming van de dubbele bankenbelasting. Echter deze voorkoming wordt alleen verleend, wanneer het andere land ook een dergelijke regeling in de wet heeft opgenomen (de wederkerigheidseis). Het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk hebben ook een soortgelijke eenzijdige regeling in de wet opgenomen, terwijl landen zoals België en Duitsland geen dergelijke eenzijdige regeling hebben. Tevens zijn er tussen de hier besproken landen twee bilaterale verdragen ter voorkoming van dubbele bankenbelasting gesloten. Een tussen het Verenigd Koninkrijk en Duitsland en een tussen het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Wanneer de eenzijdige regeling of het bilaterale verdrag niet van toepassing is, kan er dus dubbele bankenbelasting optreden die kan leiden tot een extra kostenpost voor de bank. De bankenbelasting heeft ook gevolgen voor de kredietverlening, deze kan afnemen doordat banken door de bankenbelasting minder ruimte hebben om buffers op te bouwen.

49