• No results found

DE KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN DE GEMEENTE AMERSFOORT IN SCHOOLJAAR 2015-2016

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "DE KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN DE GEMEENTE AMERSFOORT IN SCHOOLJAAR 2015-2016"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN DE GEMEENTE AMERSFOORT IN SCHOOLJAAR 2015-2016

Onderzoeksnummer : 286973 Datum vaststelling : 13 juli 2016

(2)
(3)

Inhoud

Voorwoord ... 5

1 Samenvatting van de belangrijkste oordelen ... 7

2 Inleiding ... 9

3 Vve in de gemeente Amersfoort ... 11

4 De oordelen over de voor- en de vroegscholen ... 23

5 Conclusies ... 37

(4)
(5)

Voorwoord

In de periode 2007-2012 heeft de Inspectie van het Onderwijs een landelijke bestandsopname uitgevoerd naar de kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie (vve). Daarna is het signaalgestuurde toezicht op vve in de kleine en middelgrote gemeenten in werking getreden.

Voor de periode 2012-2015 hebben het Rijk en de 37 grote steden (G37) afspraken gemaakt om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk kinderen met een taalachterstand gebruik kunnen maken van hoogwaardige onderwijsvoorzieningen. In deze

afspraken staan kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen voor de voor- en vroegschoolse educatie. Daarbij is afgesproken dat de inspectie in 2013 en 2015 een monitor uitvoert om de kwaliteit van vve op gemeentelijk niveau, op voorscholen en op vroegscholen (groep 1 en 2 van basisscholen) in beeld te brengen. Dit rapport beschrijft de kwaliteit van vve in de gemeente Amersfoort aan het einde van de monitorperiode in schooljaar 2015-2016.

De hoofdinspecteur primair onderwijs, Dr. A. Jonk

(6)

Pagina 6 van 39

(7)

1 Samenvatting van de belangrijkste oordelen

In de gemeente Amersfoort is de kwaliteit van het gemeentelijk beleid voor voor- en vroegschoolse educatie grotendeels op orde.

De kwaliteit van het gemeentelijk vve-beleid kenmerkt zich door:

 Twee indicatoren die nog verbetering behoeven, te weten 1. Het ouderbeleid

2. De externe zorg

 Vijf indicatoren die van voldoende niveau zijn, te weten 1. De interne kwaliteitszorg op de voor- en vroegscholen 2. De doorgaande lijn

3. De resultaten 4. Het GGD-rapport 5. Het subsidiekader

 Zes indicatoren die van goed niveau zijn en daarmee een voorbeeld voor anderen, te weten:

1. De definitie doelgroepkind 2. Het bereik

3. De toeleiding

4. Het integraal vve-programma

5. De vve-coördinatie op gemeentelijk niveau 6. De systematische evaluatie en verbetering.

De kwaliteit van de uitvoering van voor- en vroegschoolse educatie in de voor- en vroegscholen laat het volgende beeld zien:

 De condities zijn op alle voorscholen in orde, op de vroegscholen is dit nog niet overal het geval.

 Er is sinds het onderzoek van 2013-2014 een duidelijke verbetering zichtbaar op het onderdeel Kwaliteit van de uitvoering van vve. Hierin hebben de onderzochte locaties zich goed ontwikkeld. Ditzelfde geldt voor de interne kwaliteitszorg op de voor- en vroegscholen.

 Op de onderdelen Doorgaande lijn en Ouderbeleid is nog verbetering wenselijk. Hierin hebben de locaties zich minder ontwikkeld.

 De resultaten zijn niet op alle locaties te beoordelen. De inspectie kan hier dus geen oordeel over uitspreken.

De voor- en vroegscholen hebben van tevoren de kwaliteit van hun eigen voor- of vroegschoolse educatie ingeschat. Daaruit volgen de volgende waarderingen:

 Bij het aspect Condities is het merendeel van de indicatoren als voldoende beoordeeld, maar geen enkele locatie beschouwt zichzelf als een voorbeeld voor anderen. Verbeterpunten liggen er bij de voorscholen vooral bij het Nederlandse taalniveau van de pedagogisch medewerkers en de

groepsgrootte. Op de vroegscholen geldt dit vooral voor de dubbele bezetting op de groepen.

 Het aspect Ouders beoordelen de meeste locaties of met een onvoldoende of als een voorbeeld voor anderen. Op de meeste locaties is het gerichte ouderbeleid een verbeterpunt en dat geldt ook voor de participatie van vve- activiteiten door ouders.

(8)

Pagina 8 van 39

 Het aspect Kwaliteit van de Uitvoering van de vve geeft een divers beeld.

Hoewel alle locaties aangeven te werken met een vve-programma, zijn er op alle overige onderdelen nog verbeteringen mogelijk. Verbeterpunten zijn er wat betreft het werken met een doelgerichte planning, het opklimmen in moeilijkheidsgraad en de aantrekkelijke inrichting van de ruimte. Hier staat tegenover dat er ook locaties aangeven hierin een voorbeeld voor anderen te zijn.

 Voor wat betreft de zorg en begeleiding van kinderen wordt duidelijk dat er nog op enkele punten verbetering wenselijk is bij een groot deel van de indicatoren. Het volgen van de brede ontwikkeling van kinderen en de

planmatige begeleiding wordt door veel locaties als voldoende gewaardeerd.

 De kwaliteitszorg vinden zowel de voor- als de vroegscholen nog op

meerdere indicatoren een verbeterpunt. Voor de vroegscholen geldt dit met name voor het evalueren van de resultaten. Het borgen van de kwaliteit van vve wordt door alle locaties een verbeterpunt gevonden.

(9)

2 Inleiding

Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (vve) in de gemeente Amersfoort in schooljaar 2015-2016. Voor meer informatie hierover zie

www.onderwijsinspectie.nl/onderwijssectoren/voor-en-vroegschoolse-educatie.

De opbouw van het rapport is als volgt:

Het rapport begint met een beeld van het vve-beleid op gemeentelijk niveau. Daarin wordt ingegaan op de ontwikkeling van de gemeente sinds de bestandsopname en de relatie met de bestuursafspraken tussen het Rijk en de gemeente Amersfoort (paragraaf 3.1). Daarna wordt een overzicht gegeven van de voor- en vroegscholen in de gemeente (paragraaf 3.2) en van de door de gemeente aangeleverde vve- documenten (paragraaf 3.3). Tevens geven wij in dit hoofdstuk een oordeel over het gemeentelijk vve-beleid (paragraaf 3.4). De basis van deze beoordeling is een digitale vragenlijst die de gemeente heeft ingevuld. Wij hebben deze vragenlijst geverifieerd aan de hand van de aangeleverde documenten en in een gesprek met betrokkenen van de gemeente.

Ook de voor- en vroegscholen in de gemeente hebben een digitale vragenlijst ingevuld.

De inspectie heeft in de gemeente Amersfoort twee voorschoollocaties en twee vroegschoollocaties bezocht om de antwoorden op de vragenlijsten te verifiëren. De resultaten van de locatiebezoeken worden in hoofdstuk 4 toegelicht en de oordelen van de inspectie worden vergeleken met de resultaten van de vragenlijsten. Deze staan in paragraaf 4.2 in de vorm van overzichtstabellen met daarin de

waarderingen op basis van eigen antwoorden van de locaties per kwaliteitsaspect (uitkomsten digitale vragenlijst).

Hoofdstuk 5 bevat de conclusies over de kwaliteit van vve in de gemeente

Amersfoort. In hoofdstuk 6 geeft de gemeente een reactie op de bevindingen van de inspectie.

Bij de beoordeling wordt gewerkt met een vierpuntsschaal:

1. Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig Deze kwalificatie geeft aan dat echt iets verbeterd dient te worden.

2. Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn nodig

Deze kwalificatie geeft aan dat het wenselijk is dat iets verbeterd wordt.

3. Voldoende

4. Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen

Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige manier dat anderen hiervan kunnen leren.

(10)
(11)

3 Vve in de gemeente Amersfoort

De gemeente Amersfoort heeft een digitale vragenlijst ingevuld.

De digitale vragenlijst levert de volgende informatie:

 Een lijst met de vve-documenten die de gemeente heeft aangeleverd: zie paragraaf 3.3.

 Een beoordeling van het gemeentelijk vve-beleid : zie paragraaf 3.4.

3.1 Ontwikkeling van vve in Amersfoort sinds 2013

Eind 2012 hebben alle Amersfoortse schoolbesturen voor basisonderwijs,

besturen/directies van voorschoolse voorzieningen, de GGD en de gemeente een convenant ondertekend waarbij zij zich verantwoordelijk stellen voor het realiseren van een dekkend en kwalitatief hoogwaardig aanbod voor de voor- en vroegschoolse educatie. In het convenant zijn met de schoolbesturen resultaatafspraken gemaakt.

Ook zijn er afspraken vastgelegd over een warme overdracht van peuters die van de voor- naar de vroegschool gaan.

Met ingang van 2013 is het peuterspeelzaalwerk in Amersfoort afgeschaft en wordt voorschoolse educatie in de gehele stad aangeboden binnen de kinderopvang. Op basis van een subsidieregeling, waarin ook de afspraken die vastgelegd zijn in de Bestuursafspraken G4/G33 – Rijk ‘Effectief benutten van VVE en extra leertijd voor jonge kinderen’ zijn verwerkt, bieden drie organisaties voorschoolse educatie aan voor kinderen die geïndiceerd zijn door de GGD, omdat ze een risico hebben op taalachterstand. Dit gebeurt volgens een brede doelgroepdefinitie. Binnen de gemeente Amersfoort wordt Voorschoolse Educatie aangeboden door de drie overkoepelende organisaties Partou Kinderopvang, SKA (Stichting Kinderopvang Amersfoort) en Kinderopvang BijdeHandjes. De veranderingen binnen de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk hebben flinke aandacht en inspanning gevergd van de betrokken organisaties.

De resultaten van de geïndiceerde kinderen worden gemonitord, dit gebeurt aan de hand van de CITO-toetsen die zowel in de peuterperiode als in de kleuterperiode worden afgenomen. Daarnaast worden de resultaten aangevuld met observaties van de pedagogisch medewerkers/leerkrachten en worden er twee keer per jaar op wijkniveau, dan wel in clusters van wijken, gesprekken gevoerd met de pedagogisch medewerkers/leerkrachten over de doelen en het daaraan gekoppelde

gedifferentieerde groepsaanbod. Dit gebeurt één keer met de voor-en vroegschoolse instellingen gezamenlijk en één keer gescheiden.

Op basis van de monitor worden de resultaatafspraken eventueel aangescherpt.

Daarmee stellen schoolbesturen basisonderwijs, besturen/directies van voorschoolse voorzieningen, besturen/directies van overige organisaties, de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Midden-Nederland en de Gemeente Amersfoort zich gezamenlijk verantwoordelijk voor het realiseren van een dekkend en kwalitatief hoogwaardig aanbod voor vve. Dit vloeit voort uit Operatie Amersfoort Jong II 2012-2015.

Daartoe ondertekenden genoemde partijen in het convenant de volgende uitgangspunten:

 Dat een doorgaande ontwikkel- en leerlijn van voorschoolse voorzieningen naar vroegschoolse voorzieningen, een betere startpositie oplevert in groep 3;

(12)

Pagina 12 van 39

 Dat de wijziging in het onderwijsachterstandenbeleid in 2006 heeft gezorgd voor een knip in de verantwoordelijkheden tussen gemeente en onderwijs- en opvanginstellingen en daardoor een structureel overleg tussen de voor- en vroegschoolse partijen nog urgenter is geworden voor het realiseren van een doorgaande ontwikkel- en leerlijn;

 Dat gemeente, voorschoolse voorzieningen en schoolbesturen, gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de afstemming tussen voor- en vroegschoolse educatie (WPO, art. 167a);

 Dat de OKE-wet nieuwe verantwoordelijkheden met zich meebrengt voor gemeenten, GGD, voorschoolse voorzieningen en schoolbesturen op het gebied van kwaliteit en bereik van vve en het waarborgen van de doorgaande ontwikkel- en leerlijn;

 Dat de ‘Bestuursafspraken G4/G33 -Rijk Effectief benutten van vve en extra leertijd voor jonge kinderen’ nieuwe eisen met zich meebrengt voor

gemeenten en uitvoerders van voorschoolse educatie;

 Dat de gemeente Amersfoort de eisen uit de bestuursafspraken heeft verwerkt in de Subsidieregeling voorschoolse educatie Amersfoort.

Op 1 juli 2014 is door de Onderwijsinspectie (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) een oordeel gegeven op de kwaliteit van Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) in de gemeente Amersfoort. Middels dit inspectierapport wordt duidelijk dat de gemeente Amersfoort goed op weg is met VVE, maar dat er ook nog verbetering nodig is. Daarnaast hebben de organisaties een eigen oordeel gegeven middels het invullen van een vragenlijst. Mede op basis van deze oordelen en waarderingen heeft de gemeente een VVE-actieplan opgesteld in november 2014. In dit plan wordt allereerst benoemd welke verbeterpunten er zijn bij voorschoolse instellingen stadsbreed en op organisatieniveau. Vervolgens wordt aangegeven welke doelen er zijn met betrekking tot de verbeterpunten, met welke acties of taken hiertoe gekomen kan worden, door wie en wat er voor nodig is. De

schoolbesturen gaan met hun vroegscholen zelf aan de slag met verbeterplannen, waarvan zij de gemeente op de hoogte brengen. Deze aanpak zal bij een

vervolgmeting moeten leiden tot een hogere kwaliteit van VVE binnen de gemeente Amersfoort.

3.2 Overzicht van de voor- en de vroegscholen in Amersfoort

Voorafgaand aan de digitale vragenlijst hebben wij de gemeente gevraagd naar een overzicht met de vve-peuterspeelzalen en -kinderdagverblijven (dus: de

voorscholen) en de bijbehorende vroegscholen (de vve-basisscholen).

Alle locaties hebben een digitale vragenlijst gekregen en onderstaande (voor)scholen zijn ook bezocht.

Tabel 3.1: Overzicht van de bezochte voor- en vroegscholen in de gemeente Amersfoort.

Voorschool:

Peuterspeelzaal/kinderdagverblijf

Vroegschool:

Basisschool

Partou KDV Het Scala Basisschool ‘t Spectrum Partou KDV De Kubus Basisschool De Kubus

(13)

3.3 Lijst met de vve-documenten die de gemeente heeft aangeleverd Ter onderbouwing van de antwoorden van de vragenlijst heeft de gemeente de volgende beleidsdocumenten toegestuurd of aangereikt tijdens of na het gesprek met de inspectie:

 CED vve monitor 2012-2013 nulmeting

 CED vve monitor 2013-2014

 GGD Eemland verantwoording maatwerk JGZ 2013

 GGD Eemland verantwoording maatwerk JGZ 2014

 Rapportage vve-monitor Amersfoort 2014-2015

 Convenant vve 2012

 Overdracht kind gegevens

 Voorblad voorschoolse educatie overdracht

 G32 brief onderwijsachterstanden beleid (OAB)

 Kamerbrief verdeling middelen achterstandenbeleid

 Bestuursafspraken vve en extra leertijd

 Convenant signalering-toeleiding-plaatsing

 Bijlage signaleren-indiceren-toeleiden

 Kamerbrief voortgang bestuursafspraken

 Uitvoeringsprogramma jeugd versie juni 2015

 Opzet onderzoek voor- en vroegschool

 Presentatie conferentie vve oudertevredenheid

 Rapportage 2e oudertevredenheidsonderzoek

 Verslag werkgroep vve

 Resultaatafspraken voor- en vroegscholen Amersfoort

 Subsidieregeling vve 2013-2015

 Toelichting subsidieregeling vve

 Tekst subsidieregeling voorschoolse educatie Amersfoort

 Toelichting subsidieregeling voorschoolse educatie Amersfoort

 Subsidie verbeterplannen voorschoolse educatie

 Subsidieaanvraag verbeterplan vve Bijdehandjes

 Subsidieaanvraag verbeterplan vve Partou

 Subsidieaanvraag verbeterplan vve SKA

 Vve-actieplan Amersfoort – plan van aanpak verbeteringen vve

3.4 Het gemeentelijk vve-beleid

In deze paragraaf geven wij onze bevindingen weer over het gemeentelijk vve- beleid.

Per domein wordt weergegeven op welke punten wij het gemeentelijk beleid en uitvoering als voldoende (‘3’) beoordelen, waar wij nog verbeterpunten zien, zowel zonder (‘2’) als met (‘1’) afspraken en op welke punten wij de gemeente als een voorbeeld voor anderen zien (‘4’). Het kan voorkomen dat wij voor een bepaalde indicator geen oordeel geven (GO).

Wij baseren onze bevindingen op onze verificatie van de digitale vragenlijst door middel van documentenanalyse, gesprekken met betrokkenen en informatie uit locatiebezoeken. Waar onze bevindingen afwijken van het beeld uit de digitale vragenlijst van de gemeente, wordt dit vermeld en onderbouwd.

(14)

Pagina 14 van 39

Tabel 3.2: De beoordeling van het gemeentelijk vve-beleid

Het gemeentelijk vve beleid - Amersfoort 1 2 3 4 GO

1A1 Definitie doelgroepkind ●

1A2 Bereik ●

1A3 Toeleiding ●

1A4 Ouders ●

1A5 Integraal vve-programma ●

1A6 Externe zorg ●

1A7 Interne kwaliteitszorg van de voor- en vroegscholen ●

1A8 Doorgaande lijn ●

1A9 Resultaten ●

1B Vve-coördinatie op gemeentelijk niveau ●

1C Systematische evaluatie en verbetering van vve op gemeentelijk niveau ●

2A GGD-rapport ●

2B Gemeentelijk subsidiekader ●

De inspectie publiceert jaarlijks ook een oordeel over het toezicht dat door de gemeenten op de kinderopvang en peuterspeelzalen wordt uitgevoerd. Voor meer informatie hierover zie www.onderwijsinspectie.nl/onderwijs/Kinderopvang.

Toelichting:

’1’ Verbeterpunten met een afspraak Er zijn geen verbeterpunten met een afspraak

’2’ Verbeterpunten 1a4 Ouders

Het ouderbeleid is net als tijdens het vorige onderzoek in 2013-2014 als

onvoldoende beoordeeld. De gemeente heeft sindsdien het ouderbeleid wel verder ontwikkeld. In het vorige rapport constateerde de inspectie dat op gemeentelijk niveau concreet beleid was vastgelegd om ouders als partner te betrekken bij het voorkomen van achterstanden bij peuters. Omdat dit beleid echter onvoldoende was afgestemd op een analyse van de ouderpopulatie en geen concrete doelen van de te verwachten resultaten bevatte, beoordeelde de inspectie dit aspect als verbeterpunt.

Inmiddels heeft de gemeente acties ingezet om het ouderbeleid te verbeteren. Zo zijn er oudertevredenheidsmetingen gedaan onder alle ouders van geïndiceerde kinderen op de voorschoolse voorzieningen en de betrokken scholen. De resultaten hiervan zijn meegenomen voor aanscherping van het beleid. De voorschoolse voorzieningen en de bibliotheek hadden eerder al samenwerkingsovereenkomsten afgesloten om de ontluikende geletterdheid van (zeer) jonge kinderen te

onderkennen en aan te moedigen door het positief stimuleren van kijk- en leesgedrag door ouders. Hoewel er hiermee nu wel voldaan wordt aan de eis om concreet beleid vast te leggen, is er nog onvoldoende sprake van een analyse van de kenmerken van de ouderpopulatie op gemeentelijk niveau waaruit maatregelen zijn afgeleid om ouderbetrokkenheid te versterken.

(15)

Bovendien bevat de visie nog geen concrete doelen en ontbreken verwachtingen over resultaten om ouders als partner te betrekken. Zo zijn het programma VVE- thuis en de Voorleesexpress initiatieven waarvan nog onduidelijk is of ze passen bij de kenmerken van de ouderpopulatie en wat het verwachte resultaat is. Vandaar dat het ouderbeleid nog een verbeterpunt is.

1a6 Externe zorg

Net als het ouderbeleid, is ook de organisatie van de externe zorg voor kinderen, een verbeterpunt voor de gemeente. Ook dit was in het onderzoek van 2013-2014 het geval. En ook hier constateert de inspectie dat de gemeente al verschillende maatregelen heeft genomen om de organisatie van de externe zorg te verbeteren.

Gemeenten zijn, in het kader van integraal jeugdbeleid, verantwoordelijk voor een sluitend netwerk van zorgverleners, zodat kinderen op effectieve en efficiënte wijze de zorg en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. Voor vve is het van belang dat de gemeente een dergelijke

zorgstructuur ook in het leven heeft geroepen voor peuters, zodat voorscholen en ouders van peuters hier gebruik van kunnen maken als dit nodig is.

Bij een dergelijke externe zorgstructuur is het belangrijk dat duidelijk is wie waar verantwoordelijk voor is en dat de regiefunctie duidelijk belegd is. Dit om te

voorkomen dat een kind of een gezin door meerdere instellingen ondersteund wordt zonder dat de instellingen dit van elkaar weten. Ook is het van belang dat er heldere procedures zijn vastgelegd voor het aanmelden van een zorgkind, dat de zorg tijdig geleverd kan worden (geen wachtlijsten) en dat er vanuit de zorginstelling een terugkoppeling is naar de voorschool, zodat deze met haar activiteiten aan kan sluiten bij de zorg die extern geboden wordt.

In de vorige monitor gaf de gemeente aan niet te beschikken over een heldere zorgstructuur voor peuters. Verder gaf de gemeente aan geen procedures voor aanmelding van (doelgroep)peuters bij de externe zorginstanties te hebben vastgelegd en gecommuniceerd met de vve-instellingen. Om die reden was de externe zorg een verbeterpunt voor de gemeente Amersfoort.

Inmiddels is de gemeente gaan werken met wijkteams. Deze zijn sinds januari 2015 actief. Deze wijkteams werken met een “linking pin” die de verbinding vormt tussen de school, ouders en de (externe) zorgaanbieders. Hiermee ligt de regierol bij de wijkteams. Voor de voorscholen is nog geen “linking pin”, tenzij de voorschool verbonden is aan een basisschool. Dit is echter op lang niet alle voorscholen het geval. In die gevallen is de GGD verantwoordelijk voor de vroegsignalering.

De aanpak met de wijkteams is nog in ontwikkeling en de effecten hiervan zijn dus ook nog niet zichtbaar. De aanpak moet nog verder uitgewerkt en geconcretiseerd worden.

Omdat de zorgstructuur voor de peuters nog niet verder ontwikkeld is, en het effect van het werken met de nieuwe wijkteams op de zorg en begeleiding voor jonge kinderen nog onduidelijk is, blijft dit een verbeterpunt in de gemeente Amersfoort.

‘3’ Voldoende

1a7 Interne kwaliteitszorg van de voor- en vroegscholen

Een positieve ontwikkeling is zichtbaar bij de interne kwaliteitszorg van de voor- en vroegscholen. Waar dit bij de vorige bestandsopname al als voldoende werd

beoordeeld, is dit ook nu het geval.

Effecten van vve zijn mede afhankelijk van de kwaliteit van de vve die geleverd wordt door de voorscholen.

(16)

Pagina 16 van 39

Het gaat dan om de pedagogische en educatieve vaardigheden van de pedagogisch medewerkers, de wijze waarop het vve-programma wordt gebruikt, de zorg en begeleiding die aan peuters geboden wordt, de inrichting van de ruimtes, enz. Van vve-instellingen wordt verwacht dat ze deze kwaliteit regelmatig evalueren,

verbeteren en borgen. Gemeenten dienen met vve-instellingen afspraken te maken over de wijze waarop ze dit doen en hoe ze zich over deze kwaliteit verantwoorden aan de gemeente.

De gemeente Amersfoort stelt, net als in 2014 het geval was, bij de toekenning van subsidie voor voorschoolse educatie eisen aan de interne kwaliteitszorg van vve- locaties en aan de wijze waarop zij zich verantwoorden naar de gemeente. Elk jaar dient elk schoolbestuur een beleidsverslag in. Maar ook werken de voorscholen jaarlijks mee aan de Amersfoortse vve-monitor en worden door alle vroegscholen verbeterplannen uitgevoerd. Hiermee voldoet de gemeente aan eisen voor een voldoende beoordeling. Om in dit opzicht ook een voorbeeld voor anderen te zijn dient de gemeente kwaliteitsnormen te formuleren waaraan de vve-instellingen moeten voldoen. Hiervan is nu nog geen sprake.

1a8 Doorgaande lijn

Gemeenten dienen minimaal afspraken gemaakt te hebben met vve-instellingen en schoolbesturen over de overdracht van kindgegevens van voor- naar vroegschool, waarbij gegevens over de ontwikkeling van het kind een onderdeel zijn van deze gegevens. Daarnaast is het wenselijk dat er een warme overdracht voor

zorgkinderen plaatsvindt voor de continuïteit van de zorg. Een warme overdracht houdt in dat er een (telefonisch of mondeling) gesprek is over de bijzonderheden in de ontwikkeling van een kind op de vier ontwikkelingsgebieden.

De gemeente Amersfoort heeft met de ondertekenaars van het Convenant afspraken gemaakt over de overdracht van zorgkinderen van de voorschool naar de

vroegschool. Er is vastgelegd dat alle voorschoolse instellingen gebruik maken van het overdrachtsformulier.

Dit formulier is opgesteld door de voorschoolse voorzieningen Het zijn er toch meer in Amersfoort? en dit bevat:

• Uitkomsten van toetsen (CITO) en observaties van het vve-geïndiceerde kind op het gebied van taal en rekenen;

• Informatie over de ontwikkelingsgebieden sociaal-emotionele ontwikkeling en motoriek van het vve-geïndiceerde kind middels de Peuter Observatie- en Overdrachtslijst Amersfoort (POOA);

• Belemmerende en bevorderende factoren in de ontwikkeling van het betreffende vve-geïndiceerde kind (opgenomen in de POOA).

Er is vastgelegd dat een warme overdracht plaatsvindt op het moment dat het vve- geïndiceerde kind naar de basisschool gaat. Bij de overdracht zijn de basisschool, de voorschoolse voorziening en de ouder(s) van het kind betrokken.

De gemeente Amersfoort heeft nog geen invulling gegeven aan de inhoudelijke doorgaande lijn tussen de voor- en vroegschool. Om op dit onderdeel een voorbeeld voor anderen te worden kan de gemeente overwegen nadere afspraken te maken over de doorstroom van peuters van een voorschool naar een vroegschool en de afstemming tussen voor- en vroegschool op de onderdelen aanbod, pedagogisch en educatief handelen, ouderparticipatie en de inrichting van de zorg en begeleiding.

1a9 resultaten

Volgens de wet op het Primair Onderwijs (artikel 167, lid 1b) moet de gemeente met de vve-instellingen en schoolbesturen afspraken maken over wat de resultaten van vroegscholen moeten zijn.

(17)

Welke resultaten behaald moeten worden kan per gemeente verschillen. Belangrijk is wel dat de resultaten meetbaar zijn en daadwerkelijk gemeten worden. Dit betekent dat scholen/schoolbesturen concrete gegevens moeten aanleveren (bijvoorbeeld gegevens uit het observatiesysteem of Cito-toetsgegevens) zodat de gemeente (en de inspectie) kan (kunnen) nagaan in hoeverre de gewenste

resultaten bereikt worden.

De resultaatafspraken moeten ook voldoende ambitieus zijn. Dat wil zeggen dat ze erop gericht zijn achterstanden bij kinderen in te lopen, zodat ze zonder of hooguit met een beperkte achterstand aan groep 3 kunnen beginnen.

In de gemeente Amersfoort gelden de volgende resultaatafspraken:

Taal:

 De totale groep VVE-geïndiceerde leerlingen die als peuter op de P1-toets taal een IV- of V-score behaalt, maakt een bovengemiddelde progressie door.

 De totale groep VVE-geïndiceerde leerlingen die als peuter op de P1-toets taal een score III of hoger hebben behaald, laten tenminste een gemiddelde groei zien.

Rekenen:

 De totale groep VVE-geïndiceerde leerlingen die als peuter op de P1-toets rekenen een IV- of V-score behaalt, maakt een bovengemiddelde progressie door.

 De totale groep VVE-geïndiceerde leerlingen die als peuter op de P1-toets rekenen een score III of hoger hebben behaald, laten tenminste een gemiddelde groei zien.

De gemeente gaat uit van de veronderstelling dat een leerling een gemiddelde groei laat zien wanneer hij/zij een vaardigheidsscore behaalt waarmee hij/zij op hetzelfde vaardigheidsniveau blijft. Zij spreekt van bovengemiddelde groei/progressie

wanneer een leerling een dusdanige groei in vaardigheidsscore laat zien dat hij/zij daarmee een niveau stijgt. Bij de groep VVE-geïndiceerde leerlingen die beginnen op niveau V en IV is het nadrukkelijk de bedoeling dat ze meer vooruitgaan dan wat landelijk gemiddeld is.

De gemeente voldoet aan de vereisten dat er inhoudelijke resultaatafspraken zijn voor de vroegschoolse educatie en er afspraken zijn met de schoolbesturen over het aanleveren van de gegevens. Uit de “Rapportage vve-monitor Amersfoort 2014- 2015” blijkt echter dat de gemaakte afspraken niet concreet en meetbaar zijn.

De monitor meldt hierover:

“1. De cohorten bestaan niet jaarlijks uit dezelfde (aantallen) kinderen:

a. Alleen de vve-geïndiceerde peuters en kleuters worden in de monitor betrokken.

Dat betekent dat wanneer de overdracht van vve-indicatie van voorschool naar basisschool niet waterdicht is, er kinderen uit het zicht verdwijnen (vve-peuter kan vve-indicatie verliezen bij overgang naar school waardoor hij/zij uit de monitorgroep verdwijnt). Ze doen als peuter dan wel mee in het cohort, maar van hen zijn geen kleutertoetsgegevens beschikbaar.

b. Niet alle basisscholen in Amersfoort doen mee. Dat betekent dat vve-geïndiceerde peuters die naar een niet-monitorschool gaan uit de monitorgroep verdwijnen. Ze doen als vve-peuter dan wel mee in het cohort, maar van hen zijn geen

kleutertoetsgegevens beschikbaar.

c. Vve-kleuters die niet op een vve-peutergroep van SKA, BijdeHandjes of Partou hebben gezeten nemen wel deel aan de monitor (zitten dus wel in het cohort) maar van hen zijn geen peutertoetsgegevens beschikbaar.

(18)

Pagina 18 van 39

2. Niet alle kinderen hebben alle toetsen gemaakt:

a. Van niet alle vve-peuters is een P1- en een P2-score beschikbaar. Dat is soms vanwege niet-toetsbaarheid (overwegend bij P1), soms is het niet bekend.

b. Ook van een aantal kleuters ontbreken E1- en/of E2-gegevens.

c. In de rapportage is beschreven om hoeveel ontbrekende peutertoetsscores het gaat.

Eén en ander heeft tot gevolg dat er te weinig longitudinale gegevens van de kinderen in kaart gebracht kunnen worden. Dit heeft tot gevolg dat de

oorspronkelijk geformuleerde resultaatafspraken niet kunnen worden gehandhaafd.

Voorstel voor nieuwe resultaatafspraak:

1. De ontwikkeling van de gemiddelde vaardigheidsscore van de totale groep vve- geïndiceerde leerlingen (P1-E2) op zowel taal als rekenen laat een meer dan gemiddelde (raadpleeg tabel 1.1 of 1.2) progressie zien.

Ad 1. Er kunnen hierbij ook de andere cohorten worden bijhouden, dus van P1 naar E1 en van P2 naar E2. Tevens kunnen we ook per cohort naar de verdeling in percentages over de niveaus bekijken. P1-E2 kan nu (nog) niet, maar dus wel cohort 2014 P1-E1, cohort 2013 P2-E2 en eventueel nog cohort 2015 P1-P2.”

De gemeente heeft nog geen nieuw besluit genomen over nieuwe

resultaatafspraken. De gemeente gebruikt deze monitor gegevens om het huidige beeld te verscherpen en is er op gericht om nieuwe ambities te formuleren voor vve.

Ten tijde van het schrijven van dit rapport wordt over de resultaten gerapporteerd via de eerder vastgestelde systematiek.

2a GGD rapport

De gemeente Amersfoort heeft de GGD opdracht gegeven jaarlijks de basiskwaliteit van voorschoolse educatie in de voorscholen te inspecteren. Met de

bestandsopname in 2010 zijn hier afspraken over gemaakt met de inspectie van het onderwijs. Er is voldaan aan de criteria en de afspraken werken naar behoren.

2b subsidiekader

De gemeente Amersfoort heeft een subsidiekader voor de aanbieders van voorschoolse educatie vastgelegd.

Om in aanmerking te komen voor de subsidie verplichten de aanbieders zich om te voldoen aan de voorwaarden van de Wet op de Kinderopvang en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Dit is voor de voorscholen vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst. Daarnaast is vastgelegd dat de aanbieders van voorschoolse educatie toewerken naar aanvullende voorwaarden, zoals uitgewerkt in het handboek vve. Dit betreft onder meer afspraken over de kwalificatie van de pedagogisch medewerkers, de coördinatie van vve, het aanbod, de doorgaande lijn en de ouderactiviteiten. Daarmee beoogt de gemeente ook langs deze lijn een kwaliteitsimpuls te geven aan de praktijk van vve.

‘4’ Voorbeeld voor anderen 1a1 Definitie doelgroepkind

Na de monitor in 2013-2014 is het gemeentelijk vve-beleid ten aanzien van de definiëring van vve-doelgroepkinderen ongewijzigd gebleven. De gemeente

Amersfoort is hierin nog steeds een voorbeeld voor andere gemeenten omdat ze in haar definitie voor doelgroeppeuters niet alleen het leerlinggewicht als criterium hanteert, maar daarnaast aanvullende criteria formuleert ten aanzien van taal- en ontwikkelingsachterstand. Bovendien hanteert de gemeente naast een

doelgroepdefinitie voor peuters, ook een definitie voor kleuters.

(19)

Dit is als volgt geformuleerd:

Leerlinggewicht

0.0: één van de ouders heeft meer dan twee klassen mavo, vmbo gemengde leerweg, vmbo theoretische leerweg, havo of vwo gevolgd, of één van de ouders heeft een mbo-, hbo- of wo-opleiding gevolgd.

0.3: één van de ouders heeft alleen basisonderwijs gevolgd en de ander heeft maximaal lbo/vbo, praktijkonderwijs of vmbo-basis of vmbo-kaderberoepsgericht onderwijs gevolgd. Voor een eenoudergezin geldt dat als de ouder maximaal lbo/vbo heeft, de leerling het gewicht 0.3 krijgt.

1.2: één van de ouders heeft een opleiding van alleen (speciaal) basisonderwijs of (v)so/zmlk. Voor een eenoudergezin geldt dat als de ouder maximaal basisonderwijs heeft, de leerling het gewicht 1.2 krijgt.

Aanvullende criteria

In Amersfoort geeft de consultatiebureau-arts een vve-indicatie af, indien verwacht wordt dat de peuter (die volgens de landelijke criteria geen vve-indicatie krijgt) een grotere kans op een onderwijsachterstand heeft dan peuters zonder deze indicatie.

Een vve-indicatie wordt in dat geval toegekend aan de peuter die:

a. een geconstateerde taalachterstand heeft (op basis van de Lexilijst);

b. opgroeit in een omgeving met een lage sociaal-economische status (sociale risicofactor).

Deze indicatie wordt gegeven aan kinderen met een leerlinggewicht 0.

Peuters en kleuters met een leerlinggewicht 0.3 en 1.2 of met een door het consultatiebureau toegekende vve-indicatie behoren tot de doelgroep ‘vve- geïndiceerde peuters en kleuters’.

1a2 Bereik

Tijdens de bestandsopname in 2013-2014 is het bereik, zowel het aanbod als het gerealiseerde bereik, als voldoende aangemerkt. Nu is dit als voorbeeld voor anderen benoemd. Hiermee heeft de gemeente Amersfoort een positieve ontwikkeling doorgemaakt.

Volgens de WPO (artikel 166) dienen gemeenten voldoende aanbod te realiseren.

Een belangrijk punt bij het gerealiseerde bereik is of de gemeente 4 dagdelen (of tenminste 10 uur) bekostigt van een doelgroepkind. Dit is beide het geval in

Amersfoort. Het aantal voorscholen binnen de gemeente is in 2015 gestegen van 37 naar 56. Bij de voorschoolse voorzieningen zijn 472 kindplaatsen beschikbaar.

Volgens de gemeentelijke doelgroepdefinitie zijn er 466 kinderen die voor een plaats op de voorschool in aanmerking komen. Daarnaast leveren de voorzieningen

maandelijks overzichten aan de gemeente met de bezetting van de kindplaatsen.

Vier keer per jaar dienen voorscholen overzichten in met namen van kinderen die deelnemen aan een vve-programma. De GGD heeft hierdoor ook inzicht in het non- bereik.

1a3 Toeleiding

De toeleiding van doelgroeppeuters naar de voorscholen, is tijdens de vorige bestandsopname als een voorbeeld voor anderen aangemerkt en dat is ook nu het geval. De gemeente Amersfoort heeft met de GGD een procedure afgesproken waarbij op de consultatiebureaus doelgroeppeuters worden gesignaleerd en

geïndiceerd. Het is duidelijk hoe de doelgroeppeuters naar de voorscholen toegeleid worden.

Daarnaast ontvangt de GGD vier keer per jaar overzichten van de voorzieningen met kinderen die geplaatst zijn op basis van een indicatie. Deze worden naast de eigen gegevens gelegd. Ouders van kinderen die nog niet geplaatst zijn, worden gebeld en eventueel wordt een huisbezoek afgelegd om ouders te motiveren tot toeleiding.

(20)

Pagina 20 van 39

Mocht dit niet lukken, dan wordt getracht ouders te motiveren tot deelname aan de Voorleesexpress, waardoor de peuter toch kan profiteren van extra (taal)aanbod.

Omdat er duidelijke afspraken zijn, de gemeente zicht heeft op het non-bereik en daar ook een vervolg aan geeft, de uitvoering van de toeleiding activiteiten helder is en wordt geëvalueerd, is de toeleiding een voorbeeld voor anderen.

1a5 Integraal vve-programma

Gemeenten dienen er voor te zorgen dat voorscholen gebruik maken van een integraal programma waarmee de ontwikkeling van peuters op de vier ontwikkelingsgebieden (taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotioneel) wordt gestimuleerd.

Als voorscholen niet werken met een integraal vve-programma moeten ze wel kunnen aantonen dat het aanbod voldoet aan de eisen van het Besluit

basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, art. 5. Gemeenten dienen bovendien afspraken te maken over het gebruik van een observatiesysteem in de voorscholen voor het volgen van de brede ontwikkeling van peuters.

De gemeente Amersfoort voldoet aan deze voorwaarden, zoals dat ook tijdens de vorige bestandsopname al het geval was.

Daarbij heeft de gemeente nu aanvullende afspraken gemaakt om de kwaliteit van de vve verder te verhogen. Er zijn afspraken gemaakt, met zowel de voor- als de vroegscholen over het gebruik van hetzelfde observatiesysteem om de doorgaande lijn te bevorderen. Er zijn nog geen afspraken voor de vroegscholen om te werken met eenzelfde integraal programma. De vroegscholen werken wel met een

beredeneerd aanbod bij de kleuters.

Door deze aanvullende afspraken stroomlijnt de gemeente niet alleen het aanbod, maar ook de manier waarop gevolgd wordt wat het aanbod voor effect heeft op de ontwikkeling van de peuter. Dit is een positieve ontwikkeling binnen het

gemeentelijk beleid en hiermee een voorbeeld voor anderen.

1b Vve-coördinatie op gemeentelijk niveau

De gemeenten zijn regievoerder voor vve in hun gemeente. Dit betekent allereerst het formuleren van helder vve-beleid vanuit de gemeente met duidelijke ambities en concrete doelen. Daarnaast vraagt het om voldoende sturing en coördinatie vanuit de gemeente om vve tot stand te brengen en te borgen in de gemeente. Hierdoor wordt vve een gezamenlijk gedragen beleid, waar schoolbesturen, instellingen voor peuterspeelzaalwerk en kinderopvang, centra voor jeugd en gezin en anderen bij betrokken zijn. Ook gaat het om de coördinatie van de uitvoering. Sommige gemeenten stellen specifiek een (interne of externe) vve-coördinator aan, die

zorgdraagt voor de uitrol van vve, de scholing, de doorgaande lijn, de evaluatie enz.

De gemeente Amersfoort voldoet aan deze beschrijving en is hiermee een voorbeeld voor anderen. Zij voert de regie en stuurt een aantal overlegstructuren aan voor de coördinatie van vve. Dit zijn o.a:

 Werkgroep VVE: hierbij zijn GGD, de schoolbesturen en de kinderopvang organisaties betrokken

 Uitvoeringsoverleg kinderdagverblijven

 Plenair overleg resultaten VVE monitor Amersfoort: uitvoering monitor door CED

 Conferentie VVE: jaarlijkse studiedag over uitvoering van VVE metvoor- en vroegscholen samen

 Regionale overleg VVE

 Klankbordgroep VVE (vanuit Vereniging Nederlandse Gemeenten).

1c Systematische evaluatie en verbetering van vve op gemeentelijk niveau De gemeente dient het eigen vve-beleid, de afspraken, de uitvoering en de resultaten regelmatig (jaarlijks) te evalueren.

(21)

Deze jaarlijkse evaluatie wordt vastgelegd en kan leiden tot conclusies voor verbeteringen of aanpassingen van het beleid.

De gemeente Amersfoort evalueert jaarlijks de kwaliteit van het eigen vve-beleid.

Aan de hand van het opstellen en rapporteren van de vve-monitor Amersfoort wordt het vve-beleid van zowel voor- als vroegscholen geëvalueerd. De rapportage wordt met alle betrokken partijen besproken en verbeteringen worden aan de hand daarvan afgesproken. In het Vve-convenant Amersfoort rapporteren vroegscholen jaarlijks over hun resultaten. Dit wordt teruggekoppeld in de werkgroep vve. Soms is er ook individueel overleg per organisatie, als daar aanleiding voor is.

In november 2014 heeft de gemeente een vve-actieplan opgesteld. Dit is een plan van aanpak ter verbetering van het vve-beleid en de uitvoering van vve op locaties.

Hierin beschrijft de gemeente alle verbeteracties op zowel gemeentelijk niveau als op locatie niveau.Vervolgens wordt aangegeven welke doelen er zijn met

betrekking tot de verbeterpunten, met welke acties of taken dit bereikt kan worden en wie/wat er voor nodig is. Deze aanpak zal bij een vervolgmeting moeten leiden tot een hogere kwaliteit van vve binnen de gemeente Amersfoort. Dit actieplan gaat alleen over de verbeteringen op voorscholen. Schoolbesturen van vroegscholen hebben allen in hun beleidsplan vermeld waar zij mee aan de slag gaan en dit is bekend bij de gemeente.

(22)

Pagina 22 van 39

(23)

4 De oordelen over de voor- en de vroegscholen

De voor- en vroegscholen hebben een digitale vragenlijst gekregen om zelf te rapporteren over de kwaliteit van vve. De vragen hebben betrekking op het vve- waarderingskader. Elke voor- en vroegschool heeft een zelfrapportage

teruggekregen.

In paragraaf 4.1 worden de resultaten van de locatiebezoeken door de inspectie toegelicht. Paragraaf 4.2 bevat een overzicht van de resultaten van de vragenlijst.

Een overzicht van de eigen waarderingen van alle vve-locaties is naar de gemeente gestuurd.

4.1 Resultaten inspectiebezoek

Wij hebben ter verificatie van de vragenlijsten 3 voorscholen en 2 vroegscholen bezocht. Het gaat om de helft van het aantal locaties dat in 2013 is bezocht. Het onderzoek bestond uit groepsobservaties, gesprekken en documentenanalyse.

In onderstaande tabellen staan onze oordelen in percentages van het totaal aantal vve-locaties in de gemeente. Onder iedere tabel wordt een toelichting gegeven op de oordelen.

Toelichting bij de tabellen: ‘go’ betekent ‘geen oordeel’ omdat dit tijdens het onderzoek niet te beoordelen was. ‘N’ is het aantal voor- en vroegscholen waar de gegevens betrekking op hebben. De oordelen worden weergegeven in een

percentage. Indien van toepassing is het hoogste percentage naar boven of naar beneden afgerond om op 100% uit te komen.

Tabel 4.1a De beoordeling van de indicatoren: Condities Tabel oordelen

inspectiebezoek Amersfoort

Voorschool Vroegschool

A Condities 1 2 3 4 go N 1 2 3 4 go N

A0.1 Er is een recent GGD-rapport beschikbaar

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 0% 0% 100% 2

A2 De groepsgrootte voldoet aan de maximumeisen

(voorschool)

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 0% 0% 100% 2

A3 Beroepskracht - kind ratio ("dubbele bezetting")

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 50% 50% 0% 0% 2

A4.1 De peuters volgen gedurende voldoende tijd (per week) een vve-programma op de voorschool

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 0% 0% 100% 2

A5.2 Alle beroepskrachten zijn toereikend gekwalificeerd (opleiding)

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 0% 0% 100% 2

A5.3 Alle beroepskrachten spreken voldoende Nederlands

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 50% 0% 50% 2

A5.4 Alle beroepskrachten zijn toereikend vve-geschoold

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2

(24)

Pagina 24 van 39

A5.5 Er is een jaarlijks vve- opleidingsplan

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 50% 0% 50% 2

De belangrijkste conclusie voor wat betreft de voorscholen is dat op de 3 onderzochte locaties de condities op orde zijn. Ten opzichte van de vorige

bestandsopname 2013-2014 is dit een verbetering. Toen was op een derde deel van de locaties de dubbele bezetting niet goed geregeld en was ook de scholing niet bij alle locaties op orde. Dit is nu op beide locaties wel het geval. Bij de 2 vroegscholen ligt dit iets anders. Op 1 locatie was er onvoldoende sprake van een dubbele

bezetting op de groep. De overige indicatoren zijn hier echter ook als voldoende beoordeeld. Hierbij moet natuurlijk wel opgemerkt worden dat het zowel bij de voor- als bij de vroegscholen om kleine aantallen gaat die bezocht zijn.

Tabel 4.1b De beoordeling van de indicatoren: Ouders Tabel oordelen

inspectiebezoek Amersfoort

Voorschool Vroegschool

B Ouders 1 2 3 4 go N 1 2 3 4 go N

B1 Gericht vve-ouderbeleid 0% 50% 50% 0% 0% 2 0% 50% 50% 0% 0% 2 B2 Ouders zijn vooraf adequaat

geïnformeerd

0% 0% 50% 50% 0% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2

B3 Intake 0% 0% 50% 50% 0% 2 0% 0% 50% 50% 0% 2

B4 Stimuleren om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen

0% 50% 50% 0% 0% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2

B5 Participatie in vve-activiteiten in de voorschool/vroegschool

0% 50% 50% 0% 0% 2 0% 50% 50% 0% 0% 2

B6 Informeren over de ontwikkeling van hun kind

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2

B7 Rekening houden met thuistaal 0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2

Bij de beoordeling van de indicatoren van het ouderbeleid op de locaties valt op dat het ouderbeleid nog aandacht verdient. Dit is vooral het geval bij de gerichtheid van het ouderbeleid, de participatie van ouders op de locatie bij vve-activiteiten en de stimulatie om thuis vve-activiteiten uit te voeren met de kinderen. Dit komt overigens overeen met het beeld wat er is op gemeentelijk niveau. Ook hier is het ouderbeleid een aandachtspunt. Wel stellen we vast dat er een verbetering zichtbaar is ten opzichte van de locatiebezoeken in 2014, toen op vrijwel alle indicatoren van dit aspect een forse verbetering nodig was. Toen was bijvoorbeeld op geen enkele voorschool sprake van het stimuleren om thuis ontwikkelingsstimulerende

activiteiten te doen. Het beeld van het gemeentelijk beleid dat zich op het aspect Ouders verbeterd heeft zien we op de locaties terug.

Tabel 4.1c De beoordeling van de indicatoren: Kwaliteit van de uitvoering van vve Tabel oordelen

inspectiebezoek Amersfoort

Voorschool Vroegschool

C Kwaliteit van de uitvoering van vve

1 2 3 4 go N 1 2 3 4 go N

C1.1 Een integraal vve-programma 0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2 C1.2 Werken met een doelgerichte

planning

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 50% 50% 0% 2

(25)

C1.3 Het activiteitenaanbod gericht op de taalontwikkeling is voldoende dekkend en geconcretiseerd

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 50% 50% 0% 2

C1.4 Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt gedifferentieerd

0% 50% 50% 0% 0% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2

C2.1 Het pedagogisch handelen van de pedagogisch

medewerkers/leerkrachten is respectvol

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2

C2.2 De pedagogisch

medewerkers/leerkrachten structureren en hanteren duidelijke pedagogische gedragsgrenzen

0% 50% 50% 0% 0% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2

C2.3 De pedagogisch

medewerkers/leerkrachten stimuleren de sociale

vaardigheden en de persoonlijke competenties van de kinderen

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2

C2.4 De pedagogisch

medewerkers/leerkrachten bevorderen de zelfstandigheid van de kinderen en tonen respect voor de autonomie van het kind

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2

C2.5 De inrichting van de ruimte is aantrekkelijk, uitdagend en spel- en taal-uitlokkend

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2

C3.1 Het educatief handelen van beide pedagogisch

medewerkers/leerkrachten is goed op elkaar afgestemd

0% 50% 0% 50% 0% 2 0% 0% 50% 0% 50% 2

C3.2 Er worden structureel effectieve en gerichte activiteiten voor de taalontwikkeling uitgevoerd

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2

C3.3 De pedagogisch

medewerkers/leerkrachten bevorderen de interactie met en tussen kinderen

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2

C3.4 De pedagogisch

medewerkers/leerkrachten stimuleren actieve betrokkenheid van de kinderen en verrijken het spelen en werken

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2

C3.5 De pedagogisch

medewerkers/leerkrachten bevorderen de ontwikkeling van aanpakgedrag (strategieën) bij de kinderen

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2

(26)

Pagina 26 van 39

C3.6 Het gedrag van de pedagogisch medewerkers/leerkrachten met de kinderen is responsief

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2

C3.7 De pedagogisch

medewerkers/leerkrachten stemmen de activiteiten af op verschillen in de ontwikkeling van de individuele kinderen

0% 50% 50% 0% 0% 2 0% 0% 50% 50% 0% 2

Op de beide bezochte vroegscholen valt op dat alle onderzochte indicatoren

minimaal van voldoende niveau zijn en in sommige gevallen ook een voorbeeld voor anderen. Dit is een mooi resultaat. Op de voorscholen is de kwaliteit van de educatie verbeterd in vergelijking met het vorige onderzoek. Toen waren nog op 8

indicatoren verbeteringen nodig, nu is dat nog op 4 indicatoren het geval. Ook dit is een mooie verbetering die aangeeft dat de investeringen die locaties hebben gedaan om de kwaliteit van vve te verbeteren, succes hebben. De gewenste verbeteringen liggen nu vooral op het vlak van samenwerking tussen de pedagogisch medewerkers onderling en het afstemmen van activiteiten op verschillen tussen kinderen. Ook het opklimmen in moeilijkheidsgraad van het aanbod kan nog verder versterkt worden.

Tabel 4.1d De beoordeling van de indicatoren: Ontwikkeling, begeleiding en zorg en externe zorg

Tabel oordelen

inspectiebezoek Amersfoort

Voorschool Vroegschool

D Ontwikkeling, begeleiding en zorg

1 2 3 4 go N 1 2 3 4 go N

D1.1 Volgen van de brede ontwikkeling van alle kinderen

0% 50% 50% 0% 0% 2 0% 50% 0% 50% 0% 2

D1.2 De begeleiding is planmatig voor: de hele groep, de kleine (tutor)groep en het individuele kind

0% 100% 0% 0% 0% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2

D1.3 De evaluatie van de aangeboden begeleiding en zorg

0% 100% 0% 0% 0% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2

D1.4 Specifieke aandacht voor de taalontwikkeling bij begeleiding en zorg

0% 50% 50% 0% 0% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2

D2.1 De pedagogisch

medewerkers/leerkrachten hebben een overzicht van de kinderen die zorg nodig hebben die de voor- resp. vroegschool niet kan leveren, en van de aard van die zorg

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 50% 0% 50% 2

D2.2 De pedagogisch

medewerkers/leerkrachten zorgen dat kinderen aangemeld worden voor externe zorg wanneer de voor- resp.

vroegschool de gewenste zorg niet kan leveren

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2

(27)

D2.3 De pedagogisch

medewerkers/leerkrachten blijven de ontwikkeling van kinderen met extra zorg bijhouden

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2

Ondanks het feit dat de oordelen zijn uitgesproken op lage aantallen bezochte locaties, valt wel op dat op het onderdeel zorg en begeleiding van kinderen de oordelen op de vroegscholen positiever uitvallen dan op de voorscholen. Zo is op de vroegscholen slechts 1 indicator een verbeterpunt, terwijl dat op de bezochte voorscholen voor meerdere indicatoren het geval is. In het bijzonder de planmatige begeleiding van kinderen en de evaluatie van de geboden zorg vragen om

verbetering. Dit was ook tijdens de vorige locatiebezoeken het geval. Net als in het onderzoek van 2013-2014, zijn nu de indicatoren die betrekking hebben op de extra zorg, allemaal als voldoende beoordeeld. Hierin hebben de locaties dus hun kwaliteit weten vast te houden. Tenslotte kreeg één vroegschoollocatie hier geen oordeel.

Tabel 4.1e De beoordeling van de indicatoren: Kwaliteitszorg binnen de voor- en vroegschool

Tabel oordelen

inspectiebezoek Amersfoort

Voorschool Vroegschool

E Kwaliteitszorg binnen de voor- en de vroegschool

1 2 3 4 go N 1 2 3 4 go N

E1 Er is vve-coördinatie op de voor- resp. vroegschool

0% 0% 50% 50% 0% 2 0% 0% 50% 50% 0% 2

E2 De voor- resp. vroegschool evalueert de kwaliteit van vve regelmatig

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2

E3 De voor- resp. vroegschool evalueren de resultaten van vve

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 50% 50% 0% 2

E4 De voor- resp. vroegschool werkt planmatig aan vve- verbetermaatregelen

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2

E5 De voor- resp. vroegschool borgt de kwaliteit van haar vve- educatie

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2

E6 In de kwaliteitszorg van de vroegschool wordt ook specifiek naar vve gekeken

0% 0% 50% 0% 50% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2

Het oordeel over de kwaliteitszorg geeft over de hele linie en zowel op de voor- als op de vroegscholen een positief beeld. Dit is op geen enkele locatie als een

verbeterpunt aangemerkt. Hierin hebben alle locaties zich ruimschoots en positief ontwikkeld.

Dit geldt in het bijzonder voor de evaluatie van de kwaliteit van vve en de resultaten. Dit is een mooie prestatie.

Tabel 4.1f De beoordeling van de indicatoren: Doorgaande lijn Tabel oordelen

inspectiebezoek Amersfoort

Voorschool Vroegschool

F Doorgaande lijn 1 2 3 4 go N 1 2 3 4 go N

(28)

Pagina 28 van 39

F1 Er is vve-coördinatie tussen de voor- en vroegschool

0% 0% 50% 50% 0% 2 0% 0% 50% 50% 0% 2

F2 Er is concreet beleid om zoveel mogelijk kinderen te laten doorstromen naar een vroegschool

0% 0% 50% 0% 50% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2

F3 De voor- en vroegschool zorgen voor een warme overdracht

0% 0% 50% 50% 0% 2 0% 0% 50% 50% 0% 2

F4 Het aanbod van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd

0% 50% 50% 0% 0% 2 0% 50% 50% 0% 0% 2

F5 Het pedagogisch klimaat en het educatief handelen van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd

0% 50% 50% 0% 0% 2 0% 50% 50% 0% 0% 2

F6 De manier om met de ouders om te gaan op de voor- en de vroegschool is op elkaar afgestemd

0% 50% 50% 0% 0% 2 0% 50% 50% 0% 0% 2

F7 De interne begeleiding en zorg zijn op de voor- en

vroegschool op elkaar afgestemd

0% 100% 0% 0% 0% 2 0% 100% 0% 0% 0% 2

In de oordelen op de doorgaande lijn is zichtbaar dat het beeld vrij divers is. Dit geldt zowel voor de voor- als voor de vroegscholen. Met name de afstemming van de interne begeleiding kan verbeterd worden. Dit is op geen enkele locatie als voldoende beoordeeld. Maar ook de manier van met ouders omgaan en het pedagogisch klimaat kan sterker. Daarnaast valt ook op dat bij de overige

indicatoren een deel van de locaties een voorbeeld voor anderen is. Dit geldt voor de vve-coördinatie, de doorstroming en de warme overdracht. Over het geheel

genomen, is de doorgaande lijn wel positiever beoordeeld dan in 2014, wat aangeeft dat ook hier verbeteringen zijn doorgevoerd.

Tabel 4.1g De beoordeling van de indicatoren: Resultaten van vve Tabel oordelen

inspectiebezoek Amersfoort

Voorschool Vroegschool

G Opbrengsten van vve 1 2 3 4 go N 1 2 3 4 go N

G1 De resultaten worden gemeten conform de gemeentelijke afspraken

0% 0% 100% 0% 0% 2 0% 0% 100% 0% 0% 2

G2 De resultaten zijn van voldoende niveau

0% 0% 0% 0% 100% 2 0% 0% 50% 0% 50% 2

G3 Verlengde kleuterperiode 0% 0% 0% 0% 100% 2 0% 0% 50% 0% 50% 2 Bij de beoordeling van de resultaten zijn geen verbeterpunten vastgesteld. Wel blijkt dat de resultaten op veel locaties geen oordeel krijgen.

(29)

Hiervoor zijn meerdere verklaringen maar vooral geldt het feit dat de groei van leerlingen niet kon worden vastgesteld. Op 1 vroegschool zijn de resultaten van voldoende niveau. Het percentage kinderen met een verlengde kleuterperiode bleef op beide vroegschoollocaties binnen de normen van de inspectie en is hiermee voldoende beoordeeld.

4.2 Resultaten vragenlijst

De antwoorden van de locaties op de vragen in de vragenlijst zijn conform de werkinstructie van de inspectie vertaald naar eigen waarderingen van een indicator.

Het gaat hierbij nadrukkelijk niet om oordelen die door de inspectie zijn gegeven. In de onderstaande tabel staan deze eigen waarderingen weergegeven in percentages van het totaal aantal vve-locaties in de gemeente. Bij de tabellen volgt een

toelichting.

De ‘gw’ betekent ‘geen waardering’ omdat één of meer onderliggende vragen met

‘onbekend’ of ‘niet van toepassing’ is beantwoord. ‘N’ is het aantal voor- en vroegscholen waar de gegevens betrekking op hebben.

De waarderingen worden weergegeven in een percentage. Indien van toepassing is het hoogste percentage naar boven of naar beneden afgerond om op 100% uit te komen.’

Tabel 4.2a. De waardering van de indicatoren: Condities Tabel waarderingen

vragenlijsten Amersfoort

Voorschool Vroegschool

1 2 3 4 gw N 1 2 3 4 gw N A2 De groepsgrootte

voldoet aan de maximumeisen (voorschool)

10 90 52

A3 Pedagogisch medewerker - kind ratio ("dubbele bezetting")

100 52 67 33 6

A4.1 De peuters volgen gedurende voldoende tijd (per week) een vve-programma op de voorschool

100 52

A5.2 Alle pedagogisch medewerkers zijn toereikend gekwalificeerd (opleiding)

100 52

A5.3 Alle pedagogisch medewerkers spreken voldoende Nederlands

10 88 2 52

A5.4 Alle beroepskrachten zijn toereikend vve- geschoold

2 98 52 33 17 50 6

(30)

Pagina 30 van 39

A5.5 Er is een jaarlijks vve- opleidingsplan

92 8 52

In vergelijking met het vorige onderzoek valt op te merken dat een aantal

uitkomsten overeen komt met de vorige afname van vragenlijsten maar dat er ook verschillen zijn. Dit geldt voor het aantal indicatoren waarvan locaties aangeven dat deze verbetering behoeven, maar vooral om de hoeveelheid locaties die dit

aangeven. Zo wordt nog op 10% van de locaties het Nederlandse taalniveau van de medewerkers als verbeterpunt gezien, waar dit in 2014 om 78% van de locaties ging. Dit betekent dat een klein deel van de pedagogisch medewerkers aangeeft voor spreken en schrijven het 2F/B1 Nederlands taalniveau en voor lezen het 3F/B2 niveau nog niet te beheersen.

Er is op onderdelen ook een achteruitgang te zien. Dit geldt met name voor de groepsgrootte op de voorscholen. Dit is op 10% van de ondervraagde locaties niet (meer) op orde, terwijl dit in het vorige onderzoek overal wel op orde was.

Eenzelfde achteruitgang zien we ook bij de toereikende scholing van de

beroepskrachten maar hier geldt dit vooral de leraren op de vroegschool. In 2014 gaven alle locaties aan voldoende geschoolde leraren te hebben, terwijl in 2016 33%

aangeeft dat dit niet het geval is. Hiermee geven de vroegscholen aan in onvoldoende mate in hun personeelsbeleid te hebben opgenomen dat leraren in groep 1 en 2 regelmatig bijgeschoold worden op het gebied van vve en/of onderwijs aan het jonge kind. Voor de dubbele bezetting valt op dat dit op alle voorscholen goed geregeld is, maar op de meeste vroegscholen niet gegarandeerd is. Dit heeft wellicht te maken met de wijze van bekostiging. Volgens de Convenant Agenda

“Focus op vroegschoolse educatie” moeten er ook minimaal 10 uur per week twee leerkrachten (of een leerkracht plus een onderwijsassistent) zijn in de vroegschool.

Ook kan de school er voor kiezen om bewust met kleine groepen te werken (maximaal 16 kleuters per kleutergroep). In dat geval volstaat 1 leerkracht.

Tabel 4.2b De beoordeling van de indicatoren: Ouders Tabel waarderingen

vragenlijsten Amersfoort

Voorschool Vroegschool

1 2 3 4 gw N 1 2 3 4 gw N B1 Gericht vve-ouderbeleid 23 8 57 12 52 100 6 B2 Ouders zijn vooraf

adequaat geïnformeerd

4 81 15 52 50 50 6

B3 Intake 12 89 52 100 6

B4 Stimuleren om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen

35 2 61 2 52 66 17 17 6

B5 Participatie in vve- activiteiten in de voorschool/vroegschool

33 65 2 52 83 17 6

B7 Rekening houden met thuistaal

15 2 69 14 52 17 17 66 6

In 2013-2014 is er vanuit de vragenlijsten die door de locaties zijn ingevuld een aantal verbeterpunten vastgesteld voor zowel de voor- als de vroegscholen maar ook een aantal goede voorbeelden aangegeven.

(31)

Ook nu is daar sprake van; het percentage goede voorbeelden ligt nu wel beduidend hoger. Bovendien valt in het huidige onderzoek op dat de voorscholen vaker

aangeven aandacht te hebben voor ouderbeleid dan de vroegscholen.

Het ontbrak in 2013-2014 op 94% van de voor- en vroegscholen aan een gericht ouderbeleid. De vroegscholen geven aan zich daar niet in verbeterd te hebben; de voorscholen wel. Hier zijn de voorscholen dus beduidend verder in hun ontwikkeling dan de vroegscholen. Vroegscholen dienen een ouderbeleid op te stellen dat gericht is op het ondersteunen van ouders om zelf, in het verlengde van de activiteiten op de voor- en vroegschool, hun kind in hun ontwikkeling te stimuleren. Dit beleid moet duidelijke doelen bevatten en gebaseerd zijn op een analyse van de kenmerken van de ouderpopulatie.

Ook de intake was een belangrijk verbeterpunt in 2013-2014 omdat 92% van de respondenten aangaf hier onvoldoende aandacht voor te hebben. Inmiddels geven alle vroegscholen en de meeste voorscholen aan dat dit nu een voorbeeld is voor anderen. Op 12% van de voorscholen is hierin nog verbetering wenselijk. Hierin is dus een duidelijke verschuiving waar te nemen.

Het tegenovergestelde is het geval bij het participeren door ouders bij vve-

activiteiten. In teveel gevallen geven (vooral vroegscholen) aan dat ook hierin nog verbetering wenselijk is. Dit is in meer gevallen zo dan in 2014 het geval was. Dit betekent ofwel dat scholen onvoldoende relevante ouderactiviteiten organiseren, zoals informatiebijeenkomsten over vve, themabijeenkomsten, inloopuren en koffieochtenden, ofwel dat zij zien dat onvoldoende ouders hieraan meedoen.

Tabel 4.2c De beoordeling van de indicatoren: Kwaliteit van de uitvoering van vve Tabel waarderingen

vragenlijsten Amersfoort

Voorschool Vroegschool

1 2 3 4 gw N 1 2 3 4 gw N C1.1 Een integraal vve-

programma

96 4 52 33 17 50 6

C1.2 Werken met een doelgerichte planning

4 96 52 50 50 6

C1.4 Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt gedifferentieerd

19 81 52 17 66 17 6

C2.5 De inrichting van de ruimte is aantrekkelijk, uitdagend en spel- en taal-uitlokkend

37 63 52 66 17 17 6

Alle voor- en vroegscholen gebruiken één van de door de gemeente voorgestelde en erkende vve-programma’s. Op de vroegscholen is dit op 17% van de ondervraagde locaties zelfs een voorbeeld voor anderen, mogelijk doordat zij veel aanvullende materialen inzetten naast het vve-programma. Op dit onderdeel hebben de locaties een positieve ontwikkeling doorgemaakt ten opzichte van 2013-2014.

Het werken met een doelgerichte planning geeft een ander beeld, zowel in de vergelijking tussen de voor- en vroegscholen, als in de vergelijking tussen 2016 en 2014.

Allereerst valt op dat nu geen enkele bevraagde locatie zichzelf een voldoende geeft.

Het is ofwel onvoldoende, ofwel een voorbeeld voor anderen.

(32)

Pagina 32 van 39

In 2013-2014 gaf nog geen enkele locatie aan dat de doelgerichte planning een voorbeeld was voor anderen. Daarnaast valt op dat in 2016 aangegeven wordt dat de planning beter ontwikkeld is op de voorscholen dan op de vroegscholen, waar dit op de helft van de locaties een verbeterpunt is. Dit is een opvallend groot verschil, temeer omdat de meeste ondervraagde locaties wel gebruik maken van een vve- programma. De locaties werken volgens eigen zeggen dus niet met een jaarrooster waarin de thema’s worden aangegeven en een dag- of weekplanning waarin de activiteiten die bij de thema’s horen, worden uitgewerkt.

Tenslotte is het opvallend dat een hoog percentage locaties aangeeft de ruimte niet aantrekkelijk en voldoende uitdagend in te richten. Dit geldt voor de voorscholen maar in het bijzonder voor de vroegscholen waar het om 66% van de locaties gaat.

Het gaat dan om het hebben van een rijke uitnodigende leeromgeving met veel verschillende echte materialen en materialen waarmee kinderen ontdekkingen kunnen doen. Er zijn dan verschillende hoeken terug te vinden in de groepsruimte (zoals huishoek, bouwhoek, kunsthoek, taal- en denkhoek, water-/zandtafel, computerhoek, leeshoek en ontdekhoek) die aansluiten bij de belevingswereld van de kinderen. Het gaat bovendien ook om een ruimte die is ingericht met materialen die ontluikende en beginnende geletterdheid en gecijferdheid uitlokken.

Tabel 4.2d De beoordeling van de indicatoren: Ontwikkeling, begeleiding en zorg en externe zorg

Tabel waarderingen vragenlijsten

Amersfoort

Voorschool Vroegschool

1 2 3 4 gw N 1 2 3 4 gw N D1.1 Volgen van de brede

ontwikkeling van alle kinderen

10 27 63 52 100 6

D1.2 De begeleiding is planmatig voor: de hele groep, de kleine

(tutor)groep en het individuele kind

46 54 52 50 50 6

D1.3 De evaluatie van de aangeboden begeleiding en zorg

12 12 76 52 17 17 66 6

D2.1 De pedagogisch

medewerkers/leerkrachten hebben een overzicht van de kinderen die zorg nodig hebben die de voor- resp.

vroegschool niet kan leveren, en van de aard van die zorg

96 4 52 100 6

D2.2 De pedagogisch

medewerkers/leerkrachten zorgen dat kinderen aangemeld worden voor externe zorg wanneer de voor- resp. vroegschool de gewenste zorg niet kan leveren

12 6 76 6 52 100 6

(33)

D2.3 De pedagogisch

medewerkers/leerkrachten blijven de ontwikkeling van kinderen met extra zorg bijhouden

4 2 88 6 52 17 83 6

In 2014 werden de locaties op minder indicatoren bevraagd dan nu het geval is, waardoor slechts voor een aantal indicatoren een vergelijking mogelijk is. Allereerst valt dan op dat het volgen van de brede ontwikkeling van kinderen een sterke verbetering laat zien. Dit onderdeel wordt door 10% van de ondervraagde voorscholen als verbeterpunt gezien en op alle ondervraagde vroegscholen een voorbeeld voor anderen. Eenzelfde verbetering zien we ook bij de evaluatie van de geboden zorg. Waar dit in 2014 nog op bijna 30% van de locaties verbetering behoefde en nog nergens een voorbeeld voor anderen was, is nu zichtbaar dat het percentage locaties dat verbetering wenselijk acht, gedaald is. Maar ook is het percentage dat zichzelf hierin een voorbeeld voor anderen beschouwt, gestegen.

Dit verschil tussen de voor- en de vroegscholen is niet zichtbaar bij de planmatige begeleiding waar het beeld gelijk is aan het beeld in 2014. Toen was op de helft van de locaties hierin nog verbetering wenselijk en dat is nu nog zo. Ofwel

leidsters/leerkrachten geven aan dat zij aan de hand van de informatie uit de observaties (en eventueel toetsen) in onvoldoende mate bepalen welke (groepen) kinderen extra zorg nodig hebben, ofwel dat zij onvoldoende vastleggen welke doelen ze nastreven, welk aanbod en welke begeleiding ingezet wordt en wanneer en hoe geëvalueerd wordt of de doelen behaald zijn. Tegelijkertijd was toen ook op de andere helft van de locaties de planmatige begeleiding een voorbeeld voor anderen en ook dat is nu het geval. Hierin zijn dus grote verschillen waarneembaar tussen de ondervraagde locaties onderling.

Een zeer opvallend punt is tenslotte dat op vrijwel alle ondervraagde voorscholen, men geen overzicht heeft van kinderen die externe zorg nodig hebben die de voorschool zelf niet kan bieden. Zij geven hiermee aan dat de kinderen die externe zorg nodig hebben (of hebben gehad) niet bij de pedagogisch medewerkers bekend zijn. Ook kennen zij mogelijk de problemen en de reden van de benodigde extra zorg niet. Dit is enerzijds een verschuiving in negatieve zin ten opzichte van 2014, maar daarnaast ook een opvallend verschil met de vroegscholen. Hier geven namelijk alle locaties aan dit wel te hebben.

(34)

Pagina 34 van 39

Tabel 4.2e De waardering van de indicatoren: Kwaliteitszorg binnen de voor- en vroegschool

Tabel waarderingen vragenlijsten

Amersfoort

Voorschool Vroegschool

1 2 3 4 gw N 1 2 3 4 gw N E1 Er is vve-coördinatie

op de voor- resp.

vroegschool

17 81 2 52 33 17 50 6

E2 De voor- resp.

vroegschool evalueert de kwaliteit van vve regelmatig

52 48 52 100 6

E3 De voor- resp.

vroegschool evalueren de resultaten van vve

31 69 52 33 67 6

E4 De voor- resp.

vroegschool werkt planmatig aan vve- verbetermaatregelen

31 59 10 52 67 33 6

E5 De voor- resp.

vroegschool borgt de kwaliteit van haar vve-educatie

83 17 52 83 17 6

E6 In de kwaliteitszorg van de vroegschool wordt ook specifiek naar vve gekeken

33 33 34 6

Wanneer we kijken naar de kwaliteitszorg binnen de voor- en vroegschool, is het duidelijk dat hier nog veel verbetering mogelijk is maar wel een verschuiving zichtbaar is ten opzichte van de ingevulde vragenlijsten uit 2014. Toen was de conclusie dat er (net als in 2010) sprake was van een groot aantal verbeterpunten.

Dit gold in het bijzonder voor het evalueren van de kwaliteit van vve, het evalueren van de resultaten en het borgen van de bereikte vve-kwaliteit. Nu, in 2016 is hierin enige verbetering gekomen, hoewel er nog altijd veel locaties zijn die dit als

verbeterpunt zien. Het percentage locaties dat hieraan werkt is toegenomen en ook zijn er meer locaties die zichzelf hierin een voorbeeld voor anderen vinden.

De kwaliteitszorg blijft echter een belangrijk aandachtspunt op de Amersfoortse locaties, gezien het feit dat de helft van de ondervraagde voorscholen en alle

ondervraagde vroegscholen aangeven de eigen kwaliteit van vve niet te evalueren of te borgen. Voor een voldoende waardering van de evaluatie van het educatieve proces of de resultaten is het nodig de kwaliteit jaarlijks te evalueren en hierover aan belanghebbenden te rapporteren. Voor een voldoende waardering van de borging is het nodig regelmatig klassenconsultaties te doen en de afspraken en procedures voor het aanbieden van vve vast te leggen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar het gemeentelijke beleid ten aanzien van voor- en vroegschoolse educatie (vve) in de

1a3 toeleiding: de gemeente zorgt dat ten laatste 1 december 2016 afspraken zijn gemaakt over wie er wanneer verantwoordelijk is voor de toeleiding van doelgroepkinderen

Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar het gemeentelijke beleid ten aanzien van voor- en vroegschoolse educatie (vve) in de

D it rapport is het vers lag van een onderzoek van de Inspect ie van het Onderw ijs naar het gemeente l ijke be le id ten aanz ien van voor- en vroegschoo lse educat ie (vve) in

De gemeente Menterwolde heeft op gemeentelijk niveau geen afspraken gemaakt over de wijze waarop de voor- en vroegscholen hun interne kwaliteitszorg monitoren.. Wel heeft zij in

Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar het gemeentelijke beleid ten aanzien van voor- en vroegschoolse educatie (vve) in de

Wij hebben zowel op het niveau van de gemeente, als op het niveau van de afzonderlijke locaties, de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Delft

Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar het gemeentelijke beleid ten aanzien van voor- en vroegschoolse educatie (vve) in de gemeente