RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 EN 2016 IN DE GEMEENTE
Goeree-Overflakkee
Plaats : Middelharnis
Gemeentenummer : 1924 Onderzoeksnummer : 289634 Datum onderzoek : 6 juni 2016
Datum vaststelling : 30 september 2016
Pagina 2 van 19
VOORWOORD . . . 5
1 INLEIDING . . . 7
2 VVE IN DE GEMEENTE GOEREE-OVERFLAKKEE . . . 9
3 CONCLUSIES. . . 19
INHOUDSOPGAVE
Pagina 4 van 19
In de periode 2007-2012 heeft de Inspectie van het Onderwijs een landelijke bestandsopname uitgevoerd naar de kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie (vve). Daarna is het signaalgestuurde toezicht op vve in werking getreden.
Het signaalgestuurde toezicht vve begon eind 2013 met het versturen van digitale vragenlijsten naar de 315 middelgrote en kleine gemeenten. Voor de 37 grote gemeenten is er tot en met 2015 een apart monitortraject.
Op basis van een analyse van de digitale vragenlijsten is besloten om in middelgrote en kleine gemeenten waar risico’s ten aanzien van de uitvoering van de wettelijke vve-verplichtingen lijken te bestaan, een onderzoek uit te voeren. Het onderzoek is uitgevoerd in de tweede helft van 2015 en de eerste helft van 2016. Dit rapport beschrijft in hoeverre de gemeente Goeree- Overflakkee in 2015 voldoet aan de eisen ten aanzien van vve en welke veranderingen hebben plaatsgevonden ten opzichte van de bestandsopname.
De hoofdinspecteur primair onderwijs en speciaal onderwijs, dr. A. Jonk
VOORWOORD
Pagina 6 van 19
Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar het gemeentelijke beleid ten aanzien van voor- en vroegschoolse educatie (vve) in de gemeente Goeree-Overflakkee in 2015 en 2016.
De aanleiding van het onderzoek is het mogelijk bestaan van risico’s ten aanzien van het voldoen aan wettelijke eisen ten aanzien van voor- en vroegschoolse educatie in deze gemeente.
De basis van het onderzoek is een digitale vragenlijst die de gemeente heeft ingevuld. Wij hebben deze vragenlijst geverifieerd aan de hand van de aangeleverde documenten en de toelichting daarop in een gesprek met
betrokkenen van de gemeente. Vervolgens hebben wij de eisen met betrekking tot het vve-beleid beoordeeld en de veranderingen ten opzichte van de
bestandsopname in beeld gebracht.
Het signaalgestuurde toezicht op de vve-locaties maakt nog geen deel uit van dit onderzoek. Wij zijn na de zomer van 2015 gestart met het signaalgestuurde toezicht op vve op de locaties. De signalen van de GGD zijn leidend om te bepalen welke peuterspeelzalen en kinderdagverblijven met voorschoolse educatie worden bezocht.
Het onderzoek bestond uit de volgende activiteiten:
• Analyse van de beantwoorde digitale vragenlijst in relatie tot de bevindingen tijdens de bestandsopname.
• Analyse van aanvullend opgevraagde informatie in relevante beleidsdocumenten van de gemeente.
• Intern overleg met het team Kinderopvang over GGD-toezicht in de gemeente.
• Een gesprek met de betrokken beleidsambtenaren over het vve-beleid van de gemeente.
• Beoordeling van vve-beleid van de gemeente Goeree-Overflakkee.
INLEIDING 1
Onderzoeksopzet
Als basis voor de beoordeling gelden de beoordelingscriteria toezichtkader voor- en vroegschoolse educatie voor gemeenten, zoals die te vinden zijn op:
www.onderwijsinspectie.nl > onderwijssectoren > voor- en vroegschoolse educatie.
Hoofdstuk 2 geeft een beeld van het vve-beleid op gemeentelijk niveau. Daar wordt ingegaan op de ontwikkeling van de gemeente sinds de bestandsopname (paragraaf 2.1) en op de door de gemeente aangeleverde vve-documenten (paragraaf 2.2). Tenslotte geven wij in dit hoofdstuk een oordeel over het gemeentelijke vve-beleid (paragraaf 2.3). Hoofdstuk 3 bevat de conclusies over het vve-beleid in de gemeente Goeree-Overflakkee.
Toezichtkader
Opbouw rapport
Pagina 8 van 19
De gemeente Goeree-Overflakkee heeft een digitale vragenlijst ingevuld. Op basis van de antwoorden hebben wij mogelijke risico’s gesignaleerd ten aanzien van het voldoen aan wettelijke eisen betreffende voor- en vroegschoolse educatie.
De digitale vragenlijst levert informatie over:
• wel of geen afspraken van de gemeente met de schoolbesturen en de houders over de doelgroepdefinitie, toeleiding, doorgaande lijn en resultaatafspraken;
• het bereik;
• de veranderingen bij de aspecten ouderbeleid, integraal vve-programma, externe zorg en interne kwaliteitszorg;
De beoordeling van het gemeentelijke beleid is gebaseerd op de digitale vragenlijst, opgevraagde gemeentelijke beleidsdocumenten, eventuele aanvullende informatie en het gesprek met de gemeente (zie paragraaf 2.3).
Bij de beoordeling wordt gewerkt met een vierpuntsschaal:
1. Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig.
Deze kwalificatie geeft aan dat echt iets verbeterd dient te worden.
2. Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn nodig.
Deze kwalificatie geeft aan dat het wenselijk is dat iets verbeterd wordt.
3. Voldoende.
4. Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen.
Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige manier dat anderen hiervan kunnen leren.
Sinds 1 januari 2013 zijn de vier gemeenten op het eiland Goeree-Overflakkee gefuseerd tot één gemeente Goeree-Overflakkee.
Per 1 januari 2012, dus één jaar voor de gemeentelijke fusie, waren de vier toenmalige gemeenten al begonnen met samenwerking inzake vve.
Van de voormalige gemeenten zijn afzonderllijke stadsrapporten geschreven.
Hierin kwam het beeld naar voren dat er geen grote verschillen bestonden in de aanpak van de vier gemeenten. Bij alle vier werd geconstateerd dat
verbeteringen nodig waren inzake beleid op participatie van ouders (1a4), de interne kwaliteitszorg van de voor- en vroegscholen (1a7), de doorgaande lijn (1a8) en de systematische evaluatie en verbetering van vve op gemeentelijk
VVE IN DE GEMEENTE GOEREE-OVERFLAKKEE 2
Ontwikkeling van vve in de gemeente Goeree-Overflakkee sinds de bestandsopname
2.1
niveau (1c). Eveneens werd vastgesteld dat de gemeente met de betrokken partners geen afspraken had gemaakt over wat de resultaten van vve moeten zijn. Dit is een wettelijke vereiste, waaraan de gemeente niet voldeed (1a9).
Op basis van de verwachte omvang van de doelgroep is in eerste instantie gesteld dat met zes vve-locaties (twee locaties in de voormalige gemeenten Oostflakkee en Middelharnis en één locatie in de voormalige gemeenten Dirksland en Goedereede) aan 100% van de doelgroepkinderen een vve-
programma geboden kon worden. Omdat de gemeente niet kon voorspellen of in de praktijk alle doelgroepkinderen ook daadwerkelijk naar de vve-locaties zouden komen, werd besloten om te starten met het inrichten van vier vve- locaties, te weten in Ouddorp, Dirksland, Middelharnis en Oude-Tonge. Daarbij werd aangegeven dat per schooljaar zou worden bezien of het noodzakelijk zou zijn om een locatie toe te voegen of te laten vervallen. Over de samenstelling van vve-groepen op de vve-locaties was aanvankelijk verwarring. Uiteindelijk zijn op iedere locatie gemengde groepen opgezet, waarin maximaal zeven vve- kinderen zitten, samen met reguliere peuterspeelzaalkinderen in een groep.
Hierdoor kunnen de vve-kinderen zich optrekken aan het niveau van de
reguliere kinderen. Daarnaast heeft een leidster meer tijd en aandacht voor een individueel vve-kind als de groep niet volledig uit vve-kinderen bestaat. Dit betekent echter wel dat er veel minder kinderen op een vve-locatie geplaatst kunnen worden.
Inmiddels zijn de pedagogisch medewerkers op de vve-locaties allemaal volledig vve- geschoold.
De uitvoering van het vve-beleid bij de gemeente Goeree-Overflakkee berust voornamelijk bij de vijf zogenaamde basisclusters in de woonkernen op het eiland. Uitgangspunt van de gemeente is dat ieder basiscluster voor- en
vroegschoolse educatie kan bieden. Vanuit elke school en voorschoolse instelling is een vve-contactpersoon aangewezen die de school of instelling
vertegenwoordigt binnen het basiscluster en aanspreekpunt is. In de basisclusters worden afspraken vastgelegd in het activiteitenplan.
Juist vanwege de belangrijke rol van de basisclusters is het problematisch dat door verschillende omstandigheden geen van de clusters momenteel een clustercoördinator hebben. Men is wel bezig met de werving. Het takenpakket van de clustermanager is echter uitgebreid, en er is betrekkelijk weinig tijd voor beschikbaar. De gemeente bekijkt of behalve de regiegroep, ook de
schoolbesturen op het eiland betrokken kunnen worden in het proces van werving en ook bij het functioneren van de toekomstige clustermanagers.
Pagina 10 van 19
1. de profielschets basisclustercoördinator vve;
2. de prestatieafspraken met een van de basisclustercoördinatoren;
3. een activiteitenplan van een van de basisclusters;
4. het protocol vroegsignalering en toeleiding van doelgroepkinderen naar vve op Goeree-Overflakkee;
5. een mail over een te vormen werkgroep in het kader van de resultaatafspraken;
6. de opdrachtbevestiging voor het uitvoeren van een vve-monitor aan de CED-Groep;
7. de prestatieafspraken vve met St. ZIJN Peuterspeelzalen;
8. het meest recente overzicht van het CJG met het aantal indicaties van de afgelopen periode.
In deze paragraaf geven wij onze bevindingen weer over het gemeentelijke vve- beleid. Per domein is beschreven op welke punten wij het gemeentelijk beleid en uitvoering als voldoende ('3') beoordelen, waar nog verbeterpunten worden gezien, zowel zonder ('2') als met ('1') afspraken en op welke punten wij de gemeente als een voorbeeld voor anderen zien ('4').
Wij baseren onze bevindingen op de uitkomsten van de verificatie van de digitale vragenlijst door middel van documentenanalyse en gesprekken met vertegenwoordigers van de gemeente. Waar de bevindingen van de inspectie afwijken van het beeld uit de digitale vragenlijst van de gemeente wordt dit vermeld en onderbouwd.
Lijst met de vve-documenten die de gemeente Goeree-Overflakkee heeft aangeleverd
2.2
Het gemeentelijk vve-beleid 2.3
HET GEMEENTELIJK VVE-BELEID 1 2 3 4
•
•
• 1A1 Definitie doelgroepkind
1A2 Bereik 1A3 Toeleiding
De inspectie publiceert jaarlijks ook een oordeel over het toezicht dat door de gemeenten op de kinderopvang en peuterspeelzalen wordt uitgevoerd. Voor meer informatie hierover ziewww.onderwijsinspectie.nl >onderwijssectoren >
Kinderopvang.
Toelichting:
'4' Goed ontwikkeld '3' Voldoende ontwikkeld '2' Verbeterpunten
'1' Verbeterpunten met een afspraak
Goed ontwikkeld (1a1):
1a1 Definitie doelgroepkind (art. 167 WPO, lid 1a,1)
Gemeenten krijgen geld van het rijk om de benodigde VVE-voorzieningen in de voorscholen te bekostigen op basis van schoolgewichten in een gemeente.
Daarbij wordt de volgende vuistregel gehanteerd om het aantal
doelgroepkinderen vast te stellen waarvoor voldoende aanbod moet zijn gerealiseerd: het aantal doelgroep-peuters is driekwart van het aantal kleuters van een gemeente met een leerling-gewicht. Gemeenten hebben nadrukkelijk de ruimte om hun definitie van ‘doelgroepkind’ nader in te vullen door aanvullende criteria te benoemen bijvoorbeeld de taalachterstand van kinderen mee te nemen. De gemeente dient helder te verantwoorden welke definitie ze hanteert.
HET GEMEENTELIJK VVE-BELEID 1 2 3 4
•
•
•
•
•
•
•
•
1A4 Ouders
1A5 Integraal vve-programma 1A6 Externe zorg
1A7 Interne kwaliteitszorg van de voor- en vroegscholen 1A8 Doorgaande lijn
1A9 Resultaten
1B Vve-coördinatie op gemeentelijk niveau
1C Systematische evaluatie en verbetering van vve op gemeentelijk niveau
DE VVE-CONDITIES 1 2 3 4
•
• 2A GGD-rapport
2B Gemeentelijk subsidiekader
Pagina 12 van 19
De gemeente Goeree-Overflakkee hanteert een ruimere definitie van
'doelgroeppeuter' dan alleen het leerling-gewicht. Deze definitie is weldoordacht en breed. Het omvat ook kinderen met een feitelijk geconstateerde taal- en/of ontwikkelingsachterstand. De gemeente heeft bepaald dat ook sprake is van een doelgroepkind wanneer tenminste één van de onderstaande criteria van
toepassing is op het betreffende kind: a. Geen van de ouders of regelmatige verzorgers in het gezin spreekt meer dan 50% van de tijd Nederlands tegen het gezin. b. De consultatiebureaumedewerker ziet op basis van een
omgevingsanalyse risico met betrekking tot achterstand in één of meerdere ontwikkelingsgebieden (motorische ontwikkeling, sociaal-emotionele
ontwikkeling, zelfredzaamheid) bij het kind die van invloed zijn op de spraak- en taalontwikkeling. Dit kan berusten op factoren in het gezin of bij het kind. c. Een medewerker van de voorschoolse opvang signaleert een
ontwikkelingsachterstand in een of meerdere ontwikkelingsgebieden bij het kind, die van invloed zijn op de spraak- en taalontwikkeling. Dit kan berusten op factoren in het gezin of bij het kind.
De gemeente heeft geen definitie van een doelgroepkleuter afgesproken met de schoolbesturen.
Voldoende ontwikkeld (1a3, 1a5, 1a6, 1a8, 2a, 2b):
1a3 De toeleiding (art. 167 WPO, lid 1a, 2)
Bij de toeleiding wordt gewaardeerd óf die op gemeentelijk niveau geregeld is en of daar een verantwoording bij wordt gegeven, met name hoe wordt geprobeerd het non-bereik aan te pakken.
Bij de gemeente is het CJG verantwoordelijk voor de toeleiding van
doelgroepkinderen en heeft daartoe een protocol opgesteld. Het CJG bewaakt ook de kwaliteit van de toeleiding en bespreekt de effectiviteit hiervan regelmatig in de regiegroep. Dit betreft ook de criteria die in het protocol zijn vastgelegd. Het CJG informeert de gemeente.
1a5 Integraal VVE-programma (Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie art. 5; art. 15i, lid 1c)
Gemeenten dienen er voor te zorgen dat voorscholen gebruik maken van een integraal programma dat voldoet aan artikel 5. Dat betekent dat het gaat om een programma waarmee de ontwikkeling van peuters op de vier
ontwikkelingsgebieden (taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotioneel) wordt gestimuleerd. Gemeenten dienen bovendien afspraken te maken over het
gebruik van een observatiesysteem in de voorscholen voor het volgen van de brede ontwikkeling van peuters.
Alle voorscholen op Goeree-Overflakkee werken met hetzelfde erkende vve- programma. De pedagogisch medewerkers zijn hierin ook geschoold. Ook hebben alle voorscholen één en hetzelfde observatiesysteem waarmee de ontwikkeling van de kinderen in brede zin wordt gevolgd. Dit blijkt ook uit de GGD-rapporten.
1a6 Externe zorg (art. 15i WOT, lid 1d)
Gemeenten zijn, in het kader van integraal jeugdbeleid, verantwoordelijk voor een sluitend netwerk van zorgverleners, zodat kinderen op effectieve en efficiënte wijze de zorg en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. Veel gemeenten stellen hiervoor netwerken, platforms, zorgadviesteams (ZAT’s), e.d. in. Vaak onder aanvoering van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Voor vve is het van belang dat de gemeente een dergelijke zorgstructuur ook in het leven heeft geroepen voor peuters, zodat voorscholen en ouders van peuters hier gebruik van kunnen maken als dit nodig is. Bij een dergelijke externe zorgstructuur is het belangrijk dat duidelijk is wie waar verantwoordelijk voor is en dat de regiefunctie ergens belegd is
(bijvoorbeeld een casemanager). Dit om te voorkomen dat een kind of een gezin door meerdere instellingen geholpen wordt zonder dat de instellingen dit van elkaar weten. Ook is het van belang dat er heldere procedures zijn vastgelegd voor het aanmelden van een zorgkind, dat de zorg tijdig geleverd kan worden (geen wachtlijsten) en dat er vanuit de zorginstelling een terugkoppeling is naar de voorschool, zodat deze met haar activiteiten aan kan sluiten bij de zorg die extern geboden wordt.
De gemeente Goeree-Overflakkee heeft de afgelopen jaren verdere stappen gezet om een sluitend netwerk van zorgverleners te realiseren of dit verder te verbeteren. De diverse zorgstructuren zijn beter op elkaar afgestemd en zoeken samenwerking met de voor- en vroegscholen. Het CJG speelt hierin een
coördinerende rol.
De gemeente heeft nog te weinig grip op de kwaliteit van de hulpdossiers (per kind). Om langs elkaar heen werken te voorkomen, is men op initiatief van de gemeente bezig met het opstellen van zogenaamde VOT's (voorschools
ondersteuningsteam), waarin hulptrajecten en de verantwoordelijkheid daarvan per kind zullen worden vastgelegd. De gemeente beschouwt dit als een cruciale stap om overlap in de zorg te voorkomen. Op dit moment is het nog niet duidelijk wanneer deze VOT's ook daadwerkelijk gerealiseerd zullen zijn.
Pagina 14 van 19
1a8 Doorgaande lijn (art. 167 WPO, lid 1a, 3; art. 15i WOT, lid 1f)
Gemeenten dienen minimaal afspraken gemaakt te hebben met vve-instellingen en schoolbesturen over de overdracht van kindgegevens van voor- naar
vroegschool, waarbij gegevens over de ontwikkeling van het kind een onderdeel zijn van deze gegevens. Daarnaast is het wenselijk dat er een warme overdracht voor zorgkinderen plaatsvindt voor de continuïteit van de zorg. Een warme overdracht houdt in dat er een (telefonisch of mondeling) gesprek is over de bijzonderheden in de ontwikkeling van een kind op de vier
ontwikkelingsgebieden. Daarnaast is het van belang dat gemeenten gericht beleid ontwikkelen om de doorgaande lijn zo optimaal mogelijk te realiseren. Het gaat hierbij o.a. om de coördinatie tussen voor- en vroegschool, en de
afstemming op het gebied van bijvoorbeeld aanbod, zorg, ouderbetrokkenheid en pedagogisch-educatief handelen.
Alle vve-locaties gebruiken een overdrachtsformulier wanneer kinderen van de voor- naar de vroegschool gaan. Dit is vastgelegd in een protocol,
waarin bovendien de warme overdracht van alle vve-kinderen (en van alle zorgkinderen in het algemeen) naar het vervolgonderwijs is geregeld.
Over de doorgaande lijn is verder het volgende afgesproken: in de clusters wordt gewerkt met dezelfde programma's. Ook worden inhoudelijke thema's en Boekenpret op elkaar afgestemd. Verder wordt er afstemming gezocht over het wel of niet haalbaar zijn van het behalen van verschillende SLO-doelen bij vertrek van de voorschool.
De vve-instellingen hanteren hetzelfde observatiesysteem, maar dat is een ander systeem dan op de basisscholen wordt gebruikt. Ter wille van de doorgaande lijn streeft de gemeente naar één digitaal observatiesysteem voor alle instellingen. De gemeente beziet of een en ander opgenomen kan worden in de prestatieafspraken met de basisclusters, of onderdeel kan zijn van de
subsidievoorwaarden.
2a GGD-rapport (art. 1.63 en 2.21 Wet Kinderopvang en kwaliteit peuterspeelzalen)
De gemeente heeft geregeld dat alle vve-locaties jaarlijks door de GGD
beoordeeld worden. Het betreft hier zowel de basiskwaliteit als de kwaliteit van de voorschoolse educatie.
De gemeente moet goed in de gaten houden dat de GGD alle onderdelen die zij geacht wordt te inspecteren in het kader van voorschoolse educatie, ook daadwerkelijk in haar toezicht opneemt.
2b Gemeentelijk subsidiekader
De gemeente heeft een subsidiebeschikking. Daarnaast zijn er ook
prestatieafspraken gemaakt die verder gaan dan de wettelijke basisvoorwaarden voor vve.
Verbeterpunten (1a2, 1a4, 1a7, 1b, 1c):
1a2 Het bereik (peuters) (art. 166 WPO)
Dit betreft zowel het aantal aangeboden kindplaatsen (voor hoeveel doelgroepkinderen zijn er ‘plaatsen’ gecreëerd) als het aantal bezette VVE- kindplaatsen (hoeveel vve-kindplaatsen worden ook daadwerkelijk ’bezet’ door doelgroepkinderen).
Op 1 oktober 2012 waren er 89 doelgroepkleuters volgens de eigen definitie. Op basis van de gewichtenregeling (de grondslag voor de oab-gelden) zouden vve- plaatsen gerealiseerd moeten worden. Per 1 oktober 2012 waren er 35 vve- plaatsen beschikbaar.
Momenteel zijn er vijf vve-locaties met (nog steeds) 35 vve-plekken. De
gemeente geeft aan dat de vervoersproblematiek op het uitgestrekte eiland voor ouders de grootste hindernis vormt om hun kind op een vve peuterspeelzaal te plaatsen.
De gemeente krijgt drie maal per jaar van het CJG gegevens over het aantal doelgroepkinderen op het eiland (via de eigen definitie). Van de grootste peuterspeelzaalorganisatie krijgt de gemeente gegevens over het aantal daadwerkelijke deelnemers aan vve. Op peildatum 1 mei 2016 nemen op deze peuterspeelzalen circa 26 doelgroepkinderen vier dagdelen deel aan vve. Een groot deel van de doelgroepkinderen komt minder dan vier dagdelen. Ook zijn er enkele doelgroeppeuters die op de wachtlijst staan voor plaatsing.
1a4 Ouders (art. 15i WOT, lid 1b)
Het is van belang dat een gemeente actieve participatie van ouders van doelgroeppeuters inzet als instrument om achterstanden van peuters te voorkomen of te verminderen. Hiervoor is het belangrijk dat de gemeente concreet beleid ontwikkelt, waarin is aangegeven welke doelen de gemeente nastreeft op het gebied van ouderparticipatie, op welke wijze de gemeente deze doelen wil verwezenlijken (inclusief financiering/subsidiering), welke instellingen hierbij betrokken zijn en welke concrete resultaten de gemeente verwacht te behalen, om na te gaan of de doelen behaald zijn. Het gaat hier expliciet om gemeentelijk beleid. Ouderactiviteiten die door een gemeente worden
Pagina 16 van 19
geïnitieerd, dienen onderdeel uit te maken van het beleid en op die manier de doelen van dat beleid te realiseren.
De verantwoordelijkheid voor de organisatie van ouderparticipatie legt de gemeente vooral bij de basisclusters. De gemeente stimuleert dit en de
basisclusters zouden hier dan ook 'druk mee bezig' zijn en een behoorlijk bereik realiseren, maar het is voor zowel de effectiviteit als voor de continuïteit van belang dat de gemeente hier grip op heeft. Dit betreft dan vooral beleid dat gericht is op het stimuleren van ouders om thuis ontwikkelings-stimulerende activiteiten te doen en hen te betrekken bij vve-activiteiten op de vve-locatie.
De gemeente overweegt deze punten op te nemen in de prestatieafspraken met de basisclusters.
1a7 Interne kwaliteitszorg (art. 15i WOT, lid 1e)
Effecten van vve zijn mede afhankelijk van de kwaliteit van de vve die geleverd wordt door de voorscholen. Het gaat dan om de pedagogische en educatieve vaardigheden van de pedagogisch medewerkers, de wijze waarop het vve- programma wordt gebruikt, de zorg en begeleiding die aan peuters geboden wordt, de inrichting van de ruimtes, enz. Van vve-instellingen wordt verwacht dat ze deze kwaliteit regelmatig evalueren, verbeteren en borgen. Gemeenten dienen met vve-instellingen afspraken te maken over de wijze waarop ze dit doen en hoe ze zich over deze kwaliteit verantwoorden aan de gemeente.
Het terechte uitgangspunt van de gemeente is dat de interne kwaliteit van de vve-instellingen vooral afhangt van de kwaliteit van de pedagogisch
medewerkers. Deze zijn inmiddels allemaal volledig vve-geschoold. De
gemeente wil, vanwege de noodzakelijk continuïteit op dit gebied, de vinger aan de pols houden door het toezicht op de personele kwaliteiten onder te brengen in de prestatieafspraken met de basisclusters. Hierin dienen duidelijke afspraken te komen over de wijze waarop zij hun kwaliteiten evalueren, verbeteren en borgen.
Op dit moment zijn er met de houders van vve-locaties geen afspraken over de wijze waarop zij de brede kwaliteit, zoals in vorige paragraaf aangegeven, evalueren en dit aan de gemeente verantwoorden.
1b VVE-coördinatie op gemeentelijk niveau (art. 1.50a en 2.5 WKo; art 167 WPO)
Bij de vve-coördinatie op gemeentelijk niveau gaat het zowel om de sturing als om de uitvoerende coördinatie.
De gemeente Goeree-Overflakkee is regievoerder van het vve-beleid. Zij heeft
verantwoordelijkheden voor inhoudelijke coördinatie, uitvoering, specifieke zorg en beleidsontwikkeling belegd bij diverse partijen. Er is een regiegroep 0−6 jarigen, waarin vertegenwoordigers van alle betrokken partijen (schoolbesturen, peuterspeelzaal, kinderdagopvang, CJG, bibliotheek en gemeente) minimaal vier maal per jaar bijeenkomen.
De coördinatie van de uitvoering berust bij de basisclusters, die echter, zoals hierboven al vermeld, door verschillende oorzaken, momenteel geen
clustercoördinatoren hebben.
1c Systematische evaluatie en verbetering van VVE op gemeentelijk niveau (art.
1.50a en 2.5 WKo)
De gemeente dient het eigen vve-beleid, de afspraken, de uitvoering en de resultaten regelmatig (jaarlijks) te evalueren. Deze jaarlijkse evaluatie wordt vastgelegd en kan leiden tot conclusies voor verbeteringen of aanpassingen van het beleid.
De gemeente wil het in 2012 geformuleerde en sindsdien op allerlei terreinen aangepaste en aangevulde beleid opnieuw duidelijk verwoorden in een beleidsstuk, met daarin ook de ambities voor de komende jaren.
Het ontbreken van een actueel beleidsstuk bemoeilijkt momenteel de jaarlijkse monitoring van de kwaliteit.
Verbeterpunten met een afspraak (1a9):
1a9 De resultaten van VVE (art. 167 WPO, lid 1b)
De bedoeling van vve is het gericht inlopen van geconstateerde achterstanden bij de doelgroepkinderen. Op gemeentelijk niveau dienen daarom afspraken te bestaan over de resultaten van vve. Die zijn in de gemeente Goeree-Overflakkee nog niet gerealiseerd.
Er is wel het initiatief genomen voor een 'werkgroep resultaatafspraken'.
Met de gemeente is de afspraak gemaakt dat per 1 maart 2017 voor alle vve- instellingen concrete, meetbare afspraken zijn gemaakt over wat de resultaten van vve moeten zijn.
Pagina 18 van 19
De inspectie heeft op het niveau van de gemeente het beleid voor de voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Goeree-Overflakkee beoordeeld. Dit vanwege mogelijke risico's ten aanzien van de uitvoering van wettelijke eisen betreffende voor- en vroegschoolse educatie.
De samenvoeging van de gemeentes heeft tot vertraging geleid van de opzet van het vve- beleid. Mede daardoor voldoet de gemeente op een aantal belangrijke onderdelen nog niet aan de wettelijke verplichtingen.
Bepaalde gekozen constructies, zoals de coördinatie van de uitvoering van het beleid via de basisclusters, blijkt in de praktijk kwetsbaar te zijn.
Het is belangrijk dat de gemeente nu doorzettingsmacht toont om het vve beleid vlot te trekken.
Verbeterafspraken 1a9
Verbeterpunten 1a2, 1a4, 1a7, 1b, 1c
Voldoende oordelen 1a3, 1a5, 1a6, 1a8, 2a, 2b
Voorbeelden voor anderen 1a1
Vervolgafspraken:
• Uitvoeren Verbeterafspraken (1)
Betreft 1a9 Resultaten. Per 1 maart 2017 zijn er voor alle vve-instellingen concrete, meetbare afspraken gemaakt over wat de resultaten van vve moeten zijn.
• Signaalgestuurd toezicht: wij zullen eind 2016 opnieuw een vragenlijst sturen naar de middelgrote en kleine gemeenten en een inschatting maken van mogelijke risico's. Tevens nemen wij de uitkomsten van eventuele locatieonderzoeken mee. Op grond van de analyses bekijken wij opnieuw in welke gemeenten in 2017 een onderzoek plaats zal vinden.