• No results found

Jacoba van Beierenweg 146a, Voorhout Gemeente Teylingen. Colofon. IDDS Archeologie rapport Projectnummer / dr. A.W.E.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Jacoba van Beierenweg 146a, Voorhout Gemeente Teylingen. Colofon. IDDS Archeologie rapport Projectnummer / dr. A.W.E."

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Colofon

Projectnummer 43910914/63496

In opdracht van Rho Adviseurs voor Leefruimte

Auteurs dr. A.W.E. Wilbers

Redactie drs. S. Moerman

Versie 1.1

Status concept

Goedkeuring

College van B&W Gemeente Teylingen

© IDDS Archeologie Noordwijk, oktober 2014 ISSN 2212-9650

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Archeologisch bureauonderzoek

Jacoba van Beierenweg 146a, Voorhout

Gemeente Teylingen

IDDS Archeologie rapport 1706

(2)

IDDS Archeologie rapport 1706 Versie 1.2 (concept)

SAMENVATTING:

In opdracht van Rho Adviseurs voor Leefruimte heeft IDDS Archeologie in oktober 2014 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor de Jacoba van Beierenweg 146a in Voorhout, gemeente Teylingen. De aanleiding voor dit onderzoek is de geplande bouw van een loods aansluitend op de bestaande bedrijfsgebouwen van W. Oskam & Zn. Bv. Ten aanzien van deze bouw moet het bestemmingsplan van de locatie worden aangepast voordat een omgevingsvergunning kan worden aangevraagd. De exacte bouwplannen zijn daarom in dit stadium nog niet uitgewerkt. De diepte van de bodemverstoring die hierdoor mogelijk optreedt, is ook onbekend. De kans bestaat echter dat eventueel aanwezige archeologische waarden door de bodemverstoringen verstoord dan wel vernietigd kunnen worden.

Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied is gelegen op de overgang van een strandwal in het zuiden naar een strandvlakte in het noorden. In een dergelijk landschap kunnen archeologische resten voorkomen in de top van de strandwal of strandvlakteafzettingen. Op de strandwal ligt deze top direct onder de bouwvoor in de strandvlakte kan dat niveau begraven zijn onder een veenpakket tot ongeveer 2,0 m –mv. Het landschap, en de daarbij horende bodemopbouw, is echter volledig verstoord door het gebruik van de percelen voor de bloembollenteelt. Sinds ongeveer 1995 zijn de betreffende percelen van het plangebied één voor één omgespit, waarbij de bovengrond is vervangen door zand uit de ondergrond. De bodem in het plangebied is grotendeels tot een diepte van 5,0 m – mv omgespit en deels waarschijnlijk tot 8,0 m. Op basis hiervan zullen in het plangebied geen archeologische waarden meer in situ voor komen.

Aan de hand van het bureauonderzoek is geconstateerd dat er geen archeologische resten aanwezig kunnen zijn in het plangebied. Er wordt geadviseerd om in het plangebied geen vervolgonderzoek uit te laten voeren.

(3)

IDDS Archeologie rapport 1706 Versie 1.2 (concept)

INHOUDSOPGAVE:

ADMINISTRATIEVE GEGEVENS VAN HET PLANGEBIED ... 4

1. INLEIDING ... 5

1.1. Aanleiding ... 5

1.2. Doel- en vraagstelling van het onderzoek... 5

1.3. Ligging van het plan- en onderzoeksgebied ... 5

1.4. Werkwijze ... 5

2. GEOMORFOLOGIE EN BODEM ... 7

2.1. Ontstaansgeschiedenis landschap ... 7

2.2. Geomorfologie ... 9

2.3. Bodem ... 9

3. ARCHEOLOGISCHE EN (BOUW)HISTORISCHE INFORMATIE ... 10

3.1. Archeologische en ondergrondse bouwhistorische waarden ... 10

3.2. Historische situatie en mogelijke verstoringen ... 10

3.3. Huidig landgebruik ... 12

4. CONCLUSIE EN VERWACHTINGSMODEL ... 13

5. AANBEVELINGEN ... 14

5.1. Betrouwbaarheid ... 14

GERAADPLEEGDE BRONNEN ... 15

VERKLARENDE WOORDENLIJST ... 16

LIJST VAN AFKORTINGEN ... 16

BIJLAGEN

1. Topografische kaart 2. Archis-informatie

3. Locatiekaart met verstoringen 4. Topografische kaart uit 1990 5. Periodentabel

(4)

Administratieve gegevens van het plangebied

Onderzoeksmeldingsnummer 63496

Toponiem Jacoba van Beierenweg 146a

Plaats Voorhout

Gemeente Teylingen

Kadastrale aanduiding Voorhout A 4327

Provincie Zuid-Holland

Kaartblad 30F

Coördinaten Centrum Hoekpunten

94.565 / 472.525 94.521 / 472.598 (N) 94.577 / 472.537 (O) 94.560 / 472.521 (Z) 94.495 / 472.574 (W)

Oppervlakte 2353 m2

Onderzoekskader Bestemmingsplanwijziging voorafgaand aan een Omgevingsvergunning

Uitvoerder IDDS Archeologie

Contactpersoon: dhr. A. Wilbers Postbus 126

2200 AC Noordwijk (ZH) Tel: 071-4028586 E-mail: awilbers@idds.nl Bevoegde overheid Gemeente Teylingen

Contactpersoon: mevr. C. Bekker Postbus 149

2215 ZJ Voorhout Tel: 025-2783300

E-mail: c.bekker@teylingen.nl Adviseur namens de bevoegde

overheid

Gemeente Katwijk

Contactpersoon: dhr. H. Siemons Tel: 06-10911420

E-mail: h.siemons@katwijk.nl Beheer en plaats van

documentatie

Provinciaal Depot voor Bodemvondsten van de provincie Zuid-Holland

Uitvoeringsperiode onderzoek oktober 2014

(5)

1. Inleiding

1.1. Aanleiding

In opdracht van Rho Adviseurs voor Leefruimte heeft IDDS Archeologie in oktober 2014 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor de Jacoba van Beierenweg 146a in Voorhout, gemeente Teylingen. De aanleiding voor dit onderzoek is de geplande bouw van een loods aansluitend op de bestaande bedrijfsgebouwen van W. Oskam & Zn. Bv. Ten aanzien van deze bouw moet het bestemmingsplan van de locatie worden aangepast voordat een omgevingsvergunning kan worden aangevraagd. De exacte bouwplannen zijn daarom in dit stadium nog niet uitgewerkt. De diepte van de bodemverstoring die hierdoor mogelijk optreedt, is ook onbekend. De kans bestaat echter dat eventueel aanwezige archeologische waarden door de bodemverstoringen verstoord dan wel vernietigd kunnen worden.

Op basis van het bestaande bestemmingsplan en het archeologische beleid van de gemeente Teylingen moet het terrein archeologisch worden onderzocht indien er werkzaamheden plaatsvinden die een omvang hebben van meer dan 100 m2 en een diepte van meer dan 30 cm. De geplande bouwwerkzaamheden voldoen hier waarschijnlijk aan en daarom is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd.

1.2. Doel- en vraagstelling van het onderzoek

Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde verwachting voor het plangebied. Dit gebeurt aan de hand van bestaande bronnen over bekende en verwachte archeologische waarden binnen het plangebied. Op basis van de resultaten van het onderzoek worden aanbevelingen gedaan over eventueel behoud of vervolgonderzoek.

Het bureauonderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.3 (Centraal College van Deskundigen 2013) en de gemeentelijke eisen.

Voor de in dit rapport gebruikte geologische en archeologische tijdsaanduidingen wordt verwezen naar bijlage 4. Afkortingen en enkele vaktermen worden achterin dit rapport uitgelegd (zie lijst van afkortingen en begrippen).

1.3. Ligging van het plan- en onderzoeksgebied

De ligging van het (her) in te richten gebied, ofwel het plangebied, is weergegeven in Bijlage 1. Het plangebied ligt op het terrein van W. Oskam & Zn. Bv. aan de Jacoba van Beierenweg 146a en wordt aan drie zijden omgeven door landbouwgronden en aan de zuidwestzijde door de gebouwen van de firma Oskam. Het plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer 2353 m2 en een gemiddelde maaiveldhoogte van -0,4 tot -0,3 m NAP. De exacte ligging en contouren van het plangebied zijn nader weergegeven in Bijlage 3 en Figuur 1.

Om tot een gespecificeerde verwachting voor het plangebied te komen, is niet alleen gekeken naar bekende gegevens over het plangebied zelf maar ook naar de omgeving. Voor het totale onderzochte gebied, oftewel het onderzoeksgebied, is als begrenzing een straal van 1000 m rondom het plangebied gekozen. Deze ruime straal van 1000 m is gekozen omdat in de omgeving van het plangebied wel verschillende onderzoeken zijn uitgevoerd maar geen waarnemingen bekend zijn.

1.4. Werkwijze

Bij het bureauonderzoek zijn gegevens verzameld over bekende of verwachte archeologische en bouwhistorische waarden binnen het onderzoeksgebied. Er is gebruik gemaakt van informatie uit de onderstaande lijst. Deze gegevens zijn aangevuld met relevante informatie uit beschikbare achtergrondliteratuur (zie literatuurlijst).

Archeologie en bouwhistorie

(6)

 Verwachtingskaart en de beleidskaart van de gemeente Teylingen (Schute 2009)

 Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW)

 Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van de provincie Zuid-Holland

 Archeologisch Informatie Systeem (Archis II) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE)

Bodemkaarten, geomorfologische kaarten en hoogtekaarten

 Bodemkaart 30 ‘s Gravenhage (Stichting voor Bodemkartering 1982)

 Geomorfologische kaart 30 (DLO-Staring Centrum / Rijks Geologische Dienst 1994)

 Actueel Hoogtebestand van Nederland (ahn.geodan.nl)

Historische kaarten

Aanvullende historische informatie is verkregen uit via watwaswaar.nl beschikbaar historisch kaartmateriaal, waaronder:

 Fl. Balthasar / B. Florisz. van Berckenrode (1615)

 Het kadastrale minuutplan uit het begin van de 19e eeuw

 Diverse topografische kaarten uit het einde van de 19e eeuw en de 20e eeuw

Overige informatie

Voor informatie omtrent bodemsaneringen en ontgrondingen is het Bodemloket (www.bodemloket.nl) geraadpleegd en is overlegt met de eigenaar/bewoner van het plangebied. Deze gegevens zijn aangevuld met informatie uit onderzoeksrapporten en achtergrondliteratuur (zie literatuurlijst).

Figuur 1: Het plangebied (rood omlijnd) op een luchtfoto uit ongeveer 2011 (bron: Bing Maps). De getoonde bebouwing direct aangrenzend ten zuidwesten van het plangebied is inmiddels vervangen na een brand.

(7)

2. Geomorfologie en bodem

2.1. Ontstaansgeschiedenis landschap

Het plangebied is gelegen in het Hollandse duingebied (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 2009).

Dit duingebied omvat het huidige strand, alle strandwallen, -vlakten en de duinen die aan de oostzijde van het strand voorkomen in Noord- en Zuid-Holland (Berendsen 2005). Aan de zeezijde komen de buitenduinen voor, die ook wel de jonge duinen worden genoemd. Verder landinwaarts liggen de lagere en minder reliëfrijke oude duinen.

Het ontstaan van het duingebied, schematisch weergegeven in Figuur 2, is sterk gerelateerd aan de zeespiegelstijging gedurende het Holoceen (vanaf circa 9500 voor Chr.). Tijdens een periode van relatief snelle zeespiegelstijging die tot circa 4500-4000 voor Chr. duurde, bestond de kust van Nederland uit een uitgebreid waddengebied met zandbanken en -platen die gescheiden werden door grote getijdegeulen. Dit waddengebied werd gedeeltelijk afgeschermd van de open zee door een reeks eilanden. Deze eilanden en het waddengebied werden als gevolg van de alsmaar stijgende zeespiegel geleidelijk omgewerkt en steeds verder naar het oosten verplaatst (Figuur 2a en 2b).

Vanaf 4500-4000 voor Chr. nam de stijging van de zeespiegelstand sterk af en kwam de oostwaartse verplaatsing van de eilanden tot stilstand. Vanuit de Noordzee en de grote rivieren werden grote hoeveelheden zand aangevoerd, waardoor de getijdengeulen geleidelijk verzandden en de reeks eilanden aan elkaar groeide tot een strandwal. Achter de strandwallen had grootschalige veenvorming plaats, waarbij het Hollandveen Laagpakket werd gevormd (de Mulder et al. 2003).

Tot ongeveer 0-100 na Chr. bleef de grote aanvoer van zand in stand, waardoor de kustlijn steeds verder westwaarts uitbreidde (Figuur 2c). Bij die uitbreiding werden afwisselend strandvlaktes en strandwallen gevormd. Strandvlakten werden gevormd gedurende perioden (van tientallen tot honderden jaren) met gemiddeld een kleiner aantal of minder hevige stormen. Het strand werd langzaam breder en op de hogere delen die alleen tijdens springvloed en zware storm onder water stonden, kon zich vegetatie (gras en struiken) vestigen en vormden zich kleine solitaire duinen. In perioden met meer en/of hevigere stormen werd het door de zee aangevoerde zand boven de vloedlijn op het strand hoog opgeworpen in een rug, een strandwal. Deze strandwallen sloten de strandvlakten af voor overstromingen door de zee. Op de strandwallen kwam nauwelijks begroeiing voor waardoor de wind vrij spel had. Door verstuivingen konden er bovenop de strandwallen (oude) duinen ontstaan (van der Valk 1996).

Door de voortgaande zeespiegelstijging lagen de strandwallen in westelijke richting steeds hoger ten opzichte van NAP dan oudere strandwallen. Ook het grondwaterniveau steeg als gevolg van de zeespiegelstijging, waardoor de strandvlaktes (de gebieden tussen de strandwallen) natter werden en er veenvorming kon optreden.

Vanaf ongeveer 200-300 na Chr. nam de snelheid van de zeespiegelstijging nog verder af, werd er minder zand aangevoerd uit de Noordzee en werden verschillende riviermondingen inactief. Door golfwerking en in mindere mate het getij werden een deel van de strandwallen en de buiten de kustlijn uitstekende delta’s van de Maas, Rijn en Oude Rijn geërodeerd (Figuur 2d). Het bij deze erosie vrijkomende zand werd door de wind opgeblazen in een brede zone met jonge duinen die voor een groot deel de oudere strandwallen en strandvlaktes bedekken.

Vanaf de tweede helft van de 16e eeuw ontdekte men dat de strandwallen gunstige locaties waren voor de bloembollenteelt1. In hun oorspronkelijke staat voldeden echter weinig strandwallen aan de eisen van een homogene kalkrijke zandgrond met een grondwaterstand van 55 cm beneden maaiveld. Om de gronden geschikt te maken werden strandwallen afgegraven en werd het kalkrijke zand uit de ondergrond omhoog gehaald.

1 De meeste bollenvelden zijn echter pas in de 20e eeuw aangelegd.

(8)

Figuur 2: Verband tussen de zeespiegelstijging en de vorming en ligging van strandwallen en duinen voor de Hollandse kust (Berendsen 2005). De verschillende geologische formaties in de figuur zijn terug te vinden in De Mulder et al. 2003.

Naast de strandwallen werden op verschillende plaatsen ook de strandvlaktes tussen de strandwallen verbeterd om bloembollenvelden te creëren. Deze gronden, waar het kalkrijke zand onder een laag

(9)

veen of klei voorkwam, zijn vaak ernstig vergraven. Grondverbetering heeft in deze gevallen plaatsgevonden door middel van diepdelven en/of omspuiten. Bij diepdelven werd de grond afgegraven tot op het kalkrijke zand, dat vervolgens werd opgegraven en op het maaiveld werd neergelegd. Bij omspuiten werd eerst een gat gegraven, waarna met een zuiger zand omhoog werd gespoten en op het land achter de zuiger werd neergelegd. Zo kon voor de bollenteelt geschikt land ontstaan. Door het regelmatig verbeteren van de gronden door diepdelven of omspuiten zijn in veel gebieden aan de Hollandse kust gronden ontstaan met een humushoudende bovengrond die dikker is dan 50 cm.

2.2. Geomorfologie

Het plangebied ligt volgens de geomorfologische kaart grotendeels op afgegraven/geëgaliseerde duinen of strandwallen (kaartcode 1M49). Volgens de verwachtingskaart van de gemeente Teylingen betreft het een deels afgegraven strandwal met een kalkloze top. In het noordwesten van het plangebied gaat de strandwal over in een ingesloten strandvlakte met of zonder vervlakte duinen (kaartcode 2M40). Dit komt overeen met de verwachtingskaart van de gemeente Teylingen (Figuur 3).

2.3. Bodem

Volgens de bodemkaart komen in het hele plangebied kalkhoudende enkeerdgronden van matig fijn zand (kaartcode EZ50A) met grondwatertrap II* voor. Het zijn gronden die ontstaan onder invloed van bodemverbeterende methodes die worden toegepast bij de bollenteelt. Grondwatertrap II* betekent dat de grondwaterstand kunstmatig hoog wordt gehouden.

Figuur 3: Uitsnede van de verwachtingskaart van de gemeente Teylingen (geel=strandwal, groen=strandvlakte).

(10)

3. Archeologische en (bouw)historische informatie

3.1. Archeologische en ondergrondse bouwhistorische waarden

Binnen het plangebied zijn geen terreinen aanwezig die op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) als waardevol staan aangegeven. Ook zijn er geen waarnemingen en vondsten gemeld en geen eerdere onderzoeken uitgevoerd. In het plangebied zijn voor zover bekend geen ondergrondse bouwhistorische waarden aanwezig.

Het plangebied staat op de gemeentelijke verwachtingskaart aangegeven als een gebied met een hoge trefkans voor archeologische waarden op de strandwal en een lage trefkans op de strandvlakte.

Binnen een straal van 1 km rondom het plangebied zijn geen archeologische monumenten, waarnemingen of vondstmeldingen aanwezig. De archeologische onderzoeken die eerder zijn uitgevoerd binnen een straal van 1 km hebben voornamelijk bodemverstoringen ten gevolge van bollenteelt aangetoond (Bijlage 2).

3.2. Historische situatie en mogelijke verstoringen

Op de kaart van het Hoogheemraadschap van Rijnland uit 1615 staat sporadisch bebouwing aangegeven langs de Jacoba van Beierenweg. In hoeverre het plangebied toen bebouwd was, is op basis van deze kaart niet te bepalen. De Jacoba van Beierenweg heet op deze kaart nog Heerweg, en op basis van die benaming kan een middeleeuwse ouderdom worden vermoed.

Figuur 4: uitsnede van het minuutplan (de eerste kadastrale kaart) uit ongeveer 1830 met het plangebied aangegeven in rood. Opvallend is dat het plangebied deels ligt op een weiland omringd met een bosrand.

weiland

weiland

bos

bos

(11)

De eerste kaart die informatie levert over het landgebruik in het verleden, is het minuutplan uit het begin van de 19e eeuw (Figuur 4). Het landgebruik was destijds weiland en bos. In de perceelsindeling die zichtbaar is op het minuutplan verandert op de verschillende historische kaarten uit de 19e en 20e eeuw niets, tot en met de laatste kaart uit 1990 (Bijlage 4). Sindsdien zijn er wel veranderingen geweest in de perceelsindeling als gevolg van de opbouw van het bedrijf W. Oskam &

Zn. Bv.

Het gebruik van de verschillende percelen varieert op de verschillende historische kaarten. Op een topografische kaart uit 1892 is het plangebied bijvoorbeeld in gebruik als akker en weiland met bosrand. Op een kaart uit 1914 is het volledige plangebied in gebruik als tuingrond, mogelijk voor de bollenteelt. De bosrand is op deze kaart niet afgebeeld. Op latere kaarten lijkt de oude situatie van een weiland met daaromheen een bomenrand weer hersteld te zijn. Uit een gesprek met dhr. Oskam (bewoner van het perceel) blijkt dat de bosrand bestond uit een enkele meters brede band met struiken en bomen. Deze bosrand is bij het omspitten van het perceel, ongeveer 20 jaar geleden, verwijderd en ook omgespit.

Informatie aangeleverd door dhr. Oskam toont aan dat alle percelen die onderdeel zijn van het plangebied zijn omgespit in de laatste 20-25 jaar. Sinds de laatste topografische kaart uit 1990 (bijlage 4) zijn de percelen deel voor deel aangekocht door de fam. Oskam en is de bodem meters diep omgezet om bollenteelt mogelijk te maken. De voormalige bodem bestond volgens dhr. Oskam uit “zwarte grond” direct aan het maaiveld. Deze “zwarte grond” bevatte vaak veenlagen, maar kon ook uit humeus zand bestaan. In beide gevallen is een dergelijk grondtype niet gunstig voor de teelt van bloembollen omdat deze het beter doen op kalkrijke en enkel licht humeuze grond. Het hierboven beschreven perceel met weiland en bosrand is in zijn geheel omgezet tot een diepte van mogelijk 8,0

Figuur 5: uitsnede van de kaart geleverd door Gebr. v.d. Geest over het omspitten van de grond in 2006.

(12)

m –mv in opdracht van de vader van dhr. Oskam rond 1995. Dit is uitgevoerd door Warmerdam Drainage en Grondwerken. In ongeveer dezelfde periode is door de fam. Oskam het perceel ten noordoosten van het plangebied aangekocht van de gemeente en heeft men ook deze grond laten omzetten. In 2006 is door Gebr. v.d. Geest Bv. in opdracht van de fam. Oskam een gebied omgespit ten noorden van de toenmalige gebouwen (Figuur 5). Het noordelijke deel van het plangebied ligt in dit omgespitte gebied. Op basis van de stukken aangeleverd door v.d. Geest blijkt dat de bovenste 2,5 m van de bodem is verwisseld met zand uit de ondergrond. Op basis hiervan kan worden gesteld dat de bodem ongeveer 5,0 m diep is verstoord. Van de eerst genoemde omzettingen zijn geen bewijsstukken meer beschikbaar omdat deze bij een brand, op 12 mei 2011, verloren zijn gegaan. Bij deze brand zijn de bedrijfsgebouwen van Oskam uitgebrand die in Figuur 1 staat direct aangrenzend aan het plangebied.

3.3. Huidig landgebruik

Na de brand van 12 mei 2011 zijn de bedrijfsgebouwen herbouwd en is het terrein van het plangebied aangepast. Dit verklaart het verschil tussen de gebouwen in Figuur 1 en Bijlage 3. Bij het veldbezoek op 27 oktober 2014 bleek het plangebied in gebruik te zijn voor de opslag van kratten. De sloot die voor 2011 ligt aan de noordoostzijde van het plangebied is gedempt en het gehele terrein is bestraat met Stelcon-platen.

(13)

4. Conclusie en verwachtingsmodel

Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied is gelegen op de overgang van een strandwal in het zuiden naar een strandvlakte in het noorden. In een dergelijk landschap kunnen archeologische resten voorkomen in de top van de strandwal of strandvlakteafzettingen. Op de strandwal ligt deze top direct onder de bouwvoor in de strandvlakte kan dat niveau begraven zijn onder een veenpakket tot ongeveer 2,0 m –mv. Het landschap, en de daarbij horende bodemopbouw, is echter volledig verstoord door het gebruik van de percelen voor de bloembollenteelt. Sinds ongeveer 1995 zijn de betreffende percelen van het plangebied één voor één omgespit, waarbij de bovengrond is vervangen door zand uit de ondergrond. De bodem in het plangebied is grotendeels tot een diepte van 5,0 m – mv omgespit en deels waarschijnlijk tot 8,0 m. Op basis hiervan zullen in het plangebied geen archeologische waarden meer in situ voor komen.

(14)

5. Aanbevelingen

Aan de hand van het bureauonderzoek is geconstateerd dat er geen archeologische resten aanwezig kunnen zijn in het plangebied. Er wordt geadviseerd om in het plangebied geen vervolgonderzoek uit te laten voeren.

NB. Bovenstaand advies dient gecontroleerd en beoordeeld te worden door de bevoegde overheid, in dit geval de Gemeente Teylingen. Deze zal vervolgens een besluit nemen inzake de te volgen procedure. IDDS Archeologie wil meegeven dat voordat dit besluit genomen is, er niet begonnen kan worden met bodemverstorende activiteiten of activiteiten die voorbereiden op bodemverstoringen.

5.1. Betrouwbaarheid

Het uitgevoerde onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Het archeologisch onderzoek is erop gericht om de kans op het onverwacht aantreffen dan wel het ongezien vernietigen van archeologische waarden bij bouwwerkzaamheden in het plangebied te verkleinen. Aangezien het onderzoek is uitgevoerd door middel van een bureaustudie kan echter, op basis van de onderzoeksresultaten, de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische waarden niet gegarandeerd worden. Wij wijzen u er graag op dat indien archeologische waarden worden aangetroffen deze conform de Monumentenwet 1988, artikel 53, bij de minister voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gemeld dienen te worden. Dit kan door het invullen van het vondstmeldingsformulier op de website van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (www.cultureelerfgoed.nl) of door contact op te nemen met de InfoDesk (info@cultureelerfgoed.nl).

(15)

Geraadpleegde bronnen

ANWB, 2005: ANWB Topografische Atlas Zuid-Holland 1:25000, Den Haag.

Berendsen, H.J.A., 20053 (1997): Landschappelijk Nederland. De fysisch-geografische regio’s, Assen.

Centraal College van Deskundigen, 2013: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.3, Gouda.

DLO-Staring Centrum / Rijks Geologische Dienst, 1994: Geomorfologische kaart van Nederland, 1:50.000, blad 30 ’s-Gravenhage, Wageningen / Haarlem.

Mulder, E.F.J. de/ M.C. Geluk/ I.L. Ritsema/ W.E. Westerhoff/ T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland, Groningen/Houten.

Schute, I.A., 2009: Gemeente Teylingen, een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart.

RAAP-rapport 1979.

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2009: Erfgoedbalans 2009. Amersfoort

Stichting voor Bodemkartering, 1982: Bodemkaart van Nederland, 1:50.000, blad 30 ‘s-Gravenhage, Wageningen.

Valk, L. van der, 1996: Coastal barrier deposits in the central Dutch coastal plain, Haarlem (Mededelingen van de Rijks Geologische Dienst 57).

Websites

ahn.geodan.nl watwaswaar.nl www.bodemloket.nl

(16)

Verklarende woordenlijst

ARCHIS-melding Elke melding bij het centraal informatiesysteem (ARCHIS).

Edelmanboor Een handboor voor bodemonderzoek.

enkeerdgronden Dikke laag met donkere, min of meer rulle grond, met organische en anorganische bestanddelen die ontwikkeld is op zandgrond onder invloed van de mens; worden veelal aangetroffen op grote akkergronden.

Holoceen Jongste geologisch tijdvak dat nog steeds voortduurt (vanaf de laatste IJstijd: ca. 8800 jaar voor Chr.).

horizont Kenmerkende laag binnen de bodemvorming.

humeus Organische stoffen bevattend; bestaande uit resten van planten en dieren in de bodem.

in situ Achtergebleven op exact de plaats waar de laatste gebruiker het heeft gedeponeerd, weggegooid of verloren.

laag Een vervolgbare grondeenheid die op archeologische of geologische gronden als eenheid wordt onderscheiden.

lithologie Wetenschap die zich bezighoudt met de beschrijving en het ontstaan van de sedimentaire gesteenten.

lutum Kleideeltjes kleiner dan 0,002 mm

plangebied gebied waarbinnen de realisering van de planvorming het bodemarchief kan bedreigen

silt Zeer fijn sediment met grootte 0,002-0,063 mm strandvlakte groot vlak zandig gebied tussen twee strandwallen

strandwal langs de kust gevormde langgerekte zandrug die uitsteekt boven het gemiddelde hoogwaterniveau; geeft in Nederland de oude ligging van de kustlijn weer

vindplaats Ruimtelijk begrensd gebied waarbinnen zich archeologische informatie bevindt.

Lijst van Afkortingen

AHN Actueel Hoogtebestand Nederland AMK Archeologische Monumenten Kaart AMZ Archeologische Monumenten Zorg ARCHIS Archeologisch Informatie Systeem B&W Burgemeester en Wethouders CHS CultuurHistorische Hoofdstructuur

IVO Inventariserend Archeologisch Onderzoek IKAW Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie -mv beneden maaiveld (het landoppervlak) NAP Normaal Amsterdams Peil

NEN Nederlandse Norm

RCE Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (voormalig RACM)

(17)

94000 94500 95000

472000472500473000

Bijlage 1: Topografische kaart

º

0 650 m

Legenda

plangebied

(18)

58221 41735

57267 49491

49379

51853

45547

23165

94300 94400 94500 94600 94700 94800

472300472400472500472600472700472800

Bijlage 2: Archeologische informatiekaart

º

0 200 m

Legenda

plangebied

X

Waarnemingen Onderzoeksmeldingen

Monumenten WAARDE

Terrein van archeologische waarde Terrein van hoge archeologische waarde Terrein van zeer hoge archeologische waarde

(19)

94400 94500 94600 94700

472400472500472600472700

Bijlage 3: Locatiekaart met verstoringen

º

0 125 m

Legenda

plangebied omgezette grond

onzeker zeker

(20)

94200 94300 94400 94500 94600 94700 94800 472200472300472400472500472600472700472800472900

Bijlage 4: Topografische kaart uit 1990

º

0 250 m

Legenda

plangebied

(21)

Bijlage 5: Periodentabel

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Omdat in 1942 niet met metaaldetectoren gezocht kon worden en op basis van de grote hoeveelheden Romeinse vondsten in de teruggestorte grond, wordt geadviseerd om bij de

de werken of werkzaamheden als bedoeld in 3.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te

15 Beoordeling door dhr. Vermunt, archeologisch adviseur van gemeente Steenbergen.. Het betreft een poldervaaggrond. In het onderliggende kleipakket is nauwelijks sprake van

Hamaland Advies heeft in opdracht van BJZ.nu Bestemmingsplannen een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Wethouder Swagemakersstraat te

Hier kunnen archeologische resten worden aangetroffen daterend vanaf het Laat-Paleolithicum tot en met de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd.. Voor de bebouwde delen

In opdracht van Centraal Orgaan opvang asielzoekers is van 29 september t/m 7 oktober en van 14 oktober t/m 5 november 2014 een archeologische begeleiding (protocol opgraven)

Aanvullend onderzoek in de vorm van archeologisch proefsleuvenonderzoek zou duidelijkheid kunnen verschaffen over de aanwezigheid van archeologische resten uit de 18 e

Het doel van het bureauonderzoek is het inventariseren van bekende gegevens in en nabij het plangebied en het opstellen van een specifiek advies voor eventueel vervolgonderzoek