• No results found

Bureauonderzoek Archeologie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bureauonderzoek Archeologie"

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hamaland Advies Vof, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem, t. 06-51873933

Plangebied

Croonenburgh fase II te Oud Beijerland, Gemeente Oud-Beijerland

Opdrachtgever Dhr. P. van der Hoeven Buro Antares

Aventurijn 60 3316 LB Dordrecht

p.vanderhoeven@buroantares.nl

Projectnummer 151032

Kenmerk

EKU/DIR/HAMA/151032 Eindredactie/kwaliteitscontrole Paraaf Datum

Drs. E.E.A. van der Kuijl 06-01-2016

(2)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 2 van 42 Colofon

Opdrachtgever Buro Antares

Project Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Croonenburgh fase II, gemeente Oud-Beijerland

Projectnummer 151032

Titel Bureauonderzoek Archeologie Plangebied Croonenburgh fase II te Oud Beijerland

Datum en versie 06-01-2016, versie 2.0 (definitief)

Auteurs Ing. L.D.J. de Rouw, drs. E.E.A. van der Kuijl en mw. ing. J.F.M. Rohling

Redactie Drs. E. E.A. van der Kuijl – Hamaland Advies

Afbeelding voorzijde: Luchtfoto (bron: maps.google).

(3)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 3 van 42

Inhoud

Samenvatting ... 4

1. Inleiding ... 6

1.1 Inleiding en onderzoekskader ... 6

1.2 Doel en vraagstelling van het bureauonderzoek ... 7

1.3 Werkwijze ... 7

1.4 Beleidskaders ... 8

1.5 Administratieve gegevens ... 10

2 Bureauonderzoek en verwachtingsmodel... 11

2.1 Landschapsgenese ... 11

2.2 Historische ontwikkeling van het plangebied ... 17

2.3 Archeologische waarden ... 20

2.4 Bouwhistorische waarden ... 22

2.5 Archeologisch verwachtingsmodel ... 22

2.5 Conclusie Bureauonderzoek ... 25

4 Conclusie en aanbeveling ... 26

4.1 Conclusie ... 26

4.2 Selectieadvies ... 26

4.3 Voorbehoud ... 26

Gebruikte literatuur ... 28

BIJLAGEN ... 29

(4)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 4 van 42

Samenvatting

Hamaland Advies heeft in opdracht van Buro Antares uit Dordrecht een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Croonenburgh fase II te Oud-Beijerland, gemeente Oud-Beijerland. Het betreft het verwijderen van verhardingen en bestaand riool ten behoeve van het aanbrengen van een gescheiden riool. Uit een vergelijking van het bestaande riooltracé en het nieuwe riooltracé blijkt dat het bestaande tracé gehandhaafd wordt, maar wel verbreed wordt met circa 1 meter t.b.v. de aanleg van het gescheiden stelsel (infiltratieriool). De lengte van wegen waarin werkzaamheden zullen plaatsvinden bedraagt 3.250m. De totale oppervlakte van het onderzoeksgebied bedraagt ca. 195.000m2. De exacte verstoringsdiepte van de geplande bodemingrepen bedraagt maximaal 2m-mv.

Het plangebied ligt volgens de archeologische waarden- en beleidskaart van de Gemeente Oud-Beijerland (2009) in een gebied met een middelhoge archeologische verwachting op archeologische resten vanaf de IJzertijd tot en met de Nieuwe Tijd. Daarnaast geldt in delen van het plangebied een hoge archeologische verwachting op huisplaatsen vanaf de Late Middeleeuwen tot en met de Nieuwe Tijd. Gemeentelijk beleid voor het gebied met een hoge verwachting is een onderzoeksplicht voor bodemingrepen met een oppervlak groter dan 100 m2 en dieper dan 50 centimeter onder het maaiveld. Voor een middelhoge verwachting geldt een onderzoeksplicht vanaf 500m2 en dieper dan 30 centimeter onder het maaiveld.

Aangezien de omvang van de bodemingrepen de onderzoeksgrens overschrijdt, wordt een archeologisch onderzoek verplicht gesteld.

Het door Hamaland Advies uitgevoerde onderzoek bestaat uit een KNA conform bureauonderzoek. De resultaten en aanbevelingen uit deze rapportage dienen te worden getoetst en onderschreven door het bevoegd gezag, de gemeente Oud-Beijerland (dhr. P.

Bijl).

Conclusie

Het bureauonderzoek toont aan dat er een hoge kans is op archeologische waarden in het plangebied. Deze betreffen voornamelijk boerderijen en agrarisch gerelateerde activiteiten uit de Nieuwe Tijd, met een mogelijke oorsprong in de 15e eeuw. Er is een kleine trefkans op archeologische resten uit de IJzertijd tot en met de Vroege Middeleeuwen, op de top van het Hollandveen laagpakket. Deze veenlaag is echter naar alle waarschijnlijkheid sterk geërodeerd, waardoor mogelijke vindplaatsen verloren zijn gegaan. Ook in het dieper gelegen Wormer laagpakket is het niet uit te sluiten dat er zich archeologische vindplaatsen uit het Neolithicum en de Bronstijd bevinden. Hiervoor geldt een lage verwachting.

Waarschijnlijk wordt tijdens de onderhavige bodemingreep deze diepte niet bereikt.

Archeologische resten kunnen bestaan uit nederzettingsterreinen en graven, maar ook archeologische resten uit de nabijheid van dit soort complexen, zoals akkerlagen, karrensporen etc. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat resten van graven en andere kleinschalige fenomenen als dumps lastig op te sporen zijn met behulp van booronderzoek.

Advies

Uit de nieuwe riooltekeningen blijkt dat het bestaande riooltracé en het nieuwe riooltracé gedeeltelijk van elkaar afwijken, waardoor het nieuwe tracé deels in ongeroerde grond komt te liggen. Het nieuwe tracé wordt volgens mevrouw D. Kramer (projectleider gemeente Oud- Beijerland) maximaal circa 1 meter verbreed ter plaatse van het bestaande tracé. Ter plaatse van het bestaande tracé verwachten wij dat de bodem tot minimaal 2 m-mv geroerd is, waarmee de te verwachten archeologische niveaus reeds vergraven zijn. Ter plaatse van de nog ongeroerde delen van het nieuwe tracé kunnen archeologische niveaus nog wel bewaard gebleven zijn.

(5)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 5 van 42

Wij adviseren daarom om de intactheid van de bodem ter plaatse van de nog ongeroerde delen van het nieuwe riooltracé te laten onderzoeken door middel van verkennende boringen. De boringen dienen om de 100 meter in het toekomstige hart van het ongeroerde tracé gezet te worden tot 25 cm onder de maximale toekomstige verstoringsdiepte.

Als uit de definitieve plannen blijkt dat met de geplande aanleg geen ongeroerde grond verstoord wordt, doordat het bestaande tracé gevolgd wordt en daarbuiten niet gegraven wordt, dan is vervolgonderzoek niet noodzakelijk.

Voorbehoud

Met nadruk wijst Hamaland Advies erop dat het onderhavige advies nog niet betekent dat reeds bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten en aanbevelingen uit het conceptrapport zijn op 31 december 2015 getoetst door het bevoegd gezag, de gemeente Oud-Beijerland (dhr. P. Bijl). De opmerkingen en aanvullingen van dhr. P. Bijl zijn in deze definitieve rapportage verwerkt. Op grond van de definitieve plannen zal gemeente Oud-Beijerland een besluit nemen of vervolgonderzoek noodzakelijk is of niet.

Verder dient te allen tijde bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) kenbaar te worden gemaakt, om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: “Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij onze minister”. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort en de verantwoordelijk ambtenaar (dhr. P. Bijl) van de Gemeente Oud-Beijerland.

(6)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 6 van 42

1. Inleiding

1.1 Inleiding en onderzoekskader

Hamaland Advies heeft in opdracht van Buro Antares uit Dordrecht een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Croonenburgh fase II te Oud-Beijerland, gemeente Oud-Beijerland (zie Afbeelding 1). Het betreft het verwijderen van verhardingen en het verwijderen van een bestaand riool ten behoeve van het aanbrengen van een gescheiden riool. De aanleg van het nieuwe riool tracé leidt tot een nieuwe bodemverstoring door de verbreding van het bestaande tracé met circa 1 meter. De totale lengte van wegen waarin werkzaamheden zullen plaatsvinden bedraagt 3.250m (zie Bijlage 3). De totale oppervlakte van het onderzoeksgebied bedraagt ca. 195.000m2. De exacte verstoringsdiepte van de geplande bodemingrepen bedraagt maximaal 2m-mv.

Het plangebied ligt volgens de archeologische waarden- en beleidskaart van de Gemeente Oud-Beijerland (2009) in een gebied met een middelhoge archeologische verwachting op archeologische resten vanaf de IJzertijd tot en met de Nieuwe Tijd. Daarnaast geldt in delen van het plangebied een hoge archeologische verwachting op huisplaatsen vanaf de Late Middeleeuwen tot en met de Nieuwe Tijd. Gemeentelijk beleid voor het gebied met een hoge verwachting is een onderzoeksplicht voor bodemingrepen met een oppervlak groter dan 100 m2 en dieper dan 50 centimeter onder het maaiveld. Voor een middelhoge verwachting geldt een onderzoeksplicht vanaf 500m2 en dieper dan 30 centimeter onder het maaiveld.

Aangezien de omvang van de bodemingrepen de onderzoeksgrens overschrijdt, wordt een archeologisch onderzoek verplicht gesteld.

Het door Hamaland Advies uitgevoerde onderzoek bestaat uit een KNA conform bureauonderzoek. De resultaten en aanbevelingen uit de conceptrapportage zijn op 31 december 2015 getoetst door het bevoegd gezag, de gemeente Oud-Beijerland (dhr. P. Bijl).

De opmerkingen en aanvullingen van dhr. Bijl zijn verwerkt in deze definitieve rapportage.

Afbeelding 1: Topografische kaart met de situering van het plangebied in het rode kader (Bron:

Topografische Kaart 37G , 2003)

(7)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 7 van 42

1.2 Doel en vraagstelling van het bureauonderzoek

Het doel van het bureauonderzoek is het verkrijgen van inzicht in bekende en te verwachten archeologische waarden in en om het plangebied. Op basis van de verworven informatie wordt een archeologisch verwachtingsmodel voor de onderzoekslocatie opgesteld.

De volgende vragen zullen, indien mogelijk, beantwoord worden:

 Wat is de bodemopbouw en de vermoedelijke intactheid van het bodemprofiel binnen het plangebied?

 Kunnen er archeologische vindplaatsen in het onderzoeksgebied aanwezig zijn en zo ja welke en waar (welke diepte) en in welke vorm?

Het antwoord op deze vragen zal worden verwerkt in een archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied, waarbij aangegeven zal worden of een nader onderzoek door middel van boringen of proefsleuvenonderzoek nodig zal zijn of niet.

 Is aanvullend veldonderzoek door middel van boringen en/of proefsleuvenonderzoek noodzakelijk?

1.3 Werkwijze

Het bureauonderzoek is uitgevoerd conform de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (protocol 4002 Bureauonderzoek KNA, versie 3.3) en bestaat uit de volgende onderdelen:

1. Afbakenen Plan- en onderzoeksgebied, vermelden overheidsbeleid, vaststellen consequenties toekomstig gebruik (KNA-LS01);

2. Beschrijving van het huidig gebruik (KNA LSO2);

3. Beschrijving van de historische situatie en de mogelijke verstoringen KNA LSO3);

4. Beschrijving van de bekende archeologische, ondergrondse bouwhistorische en aardwetenschappelijke kenmerken (KNA LSO4);

5. Het opstellen van een specifieke verwachting en formulering onderzoeksstrategie (KNA LSO5).

Om tot een gefundeerd archeologisch verwachtingsmodel te komen is voor het onderzoek relevant bronnenmateriaal geraadpleegd. Door informatie uit verschillende invalshoeken samen te voegen ontstaat de mogelijkheid dwarsverbanden te leggen tussen de diverse brontypen en aan de hand hiervan een geïntegreerd archeologisch verwachtingsmodel op te stellen. De gegevens voor het bureauonderzoek zijn ontleend aan:

 Archis, het geautomatiseerde archeologische informatiesysteem voor Nederland

 Geomorfologisch, geologische, bodemkundig, topografisch en historisch kaartmateriaal;

 Archeologische waardenkaart Gemeente Oud-Beijerland (2009);

 Provinciale cultuurhistorische waardenkaart Zuid-Holland;

 Relevante archeologische rapporten en publicaties.

Wij zijn de heer J.E. van den Bosch van SOB Research uit Heinenoord zeer erkentelijk voor het ter beschikking stellen van het onderzoeksrapport van Croonenburgh fase I. Wij zijn mw. D. Kramer van gemeente Oud-Beijerland erkentelijk voor het ter beschikking stellen van de meest recente Autocad tekeningen van het riooltracé.

(8)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 8 van 42

1.4 Beleidskaders

Rijksbeleid

In 1992 werd in Valletta door de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen het 'Europees Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed', beter bekend onder de naam 'Verdrag van Malta', ondertekend. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is op 1 september 2007 in werking getreden. De nieuwe wet heeft zijn beslag gekregen via een wijziging van de Monumentenwet 1988, aanpassingen in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en enkele andere wetten en met de invoering van de Wabo (2010). Met de nieuwe Wet op de Archeologische Monumentenzorg is het accent komen te liggen op het streven naar het behoud en beheer van archeologische waarden in de bodem (in situ) en het beperken van (de noodzaak van) archeologische opgravingen. Uitgangspunt van het nieuwe beleid is tevens het principe 'de verstoorder betaalt'. Bij het voorbereiden van werkzaamheden die het bodemarchief kunnen verstoren (zoals de aanleg van een weg, een nieuwe woonwijk, een bedrijventerrein), dient onderzocht te worden of daardoor archeologische resten verstoord kunnen worden. Als uit het onderzoek blijkt dat er archeologische waarden aanwezig zijn en deze niet ter plaatse behouden kunnen blijven, dan dient de initiatiefnemer van het werk de kosten te dragen die gepaard gaan met het opgraven en conserveren van de plaats. Met de introductie van de nieuwe wet zijn de kerntaken en bestuurlijke verantwoordelijkheden van gemeenten veranderd. Eén van de belangrijkste consequenties is, dat gemeenten een centrale rol is toegekend in de bescherming van archeologisch erfgoed. In de wet is bepaald, dat gemeenten door inzet van een planologisch instrumentarium het archeologisch belang dienen te waarborgen.

Bescherming van het archeologisch erfgoed kan onder meer vorm krijgen door in bestemmingsplannen regels ter bescherming van bekende en te verwachten archeologische waarden op te nemen. In de regelgeving is vastgelegd dat in het kader van een omgevingsvergunning van de aanvrager geëist kan worden dat hij een rapport overlegt waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein voldoende is vastgesteld. Voor de toetsing van archeologische waarden is een archeologisch bestel ontwikkeld, waarmee de archeologische waarde van een terrein bepaald kan worden door middel van een getrapt systeem van onderzoek. In het kader van het vrijstellingsbesluit volstaat in eerste instantie een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek.

Provinciaal Beleid

In de Visie Ruimte en Mobiliteit beschrijft de provincie haar ruimtelijke doelstellingen en provinciale belangen (structuurvisie). Daarnaast stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (verordening). De Visie Ruimte en Mobiliteit, vastgesteld op 9 juli 2014, is in de plaats gekomen van de Visie op Zuid-Holland uit juli 2010.

In de Visie Ruimte en Mobiliteit kent de provincie Zuid-Holland vier uitgangspunten:

- Beter benutten en opwaarderen van wat er is - Vergroten van agglomeratiekracht

- Verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit

- Bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving

Voor de archeologie betekent dit concreet dat de provincie Zuid-Holland de ambitie heeft om niet alleen archeologische en cultuurhistorische waarden te behouden, maar waar mogelijk te versterken en te ontwikkelen. Dit gebeurt door deze waarden mee te nemen bij het ruimtelijk kwaliteitsbeleid en in (gebieds)ontwikkelingsopgaven.1

1 Provinciale Staten 2014, 79

(9)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 9 van 42

De provincie heeft een eigen cultuurhistorische en archeologische waardenkaart die als leidraad dient voor archeologisch onderzoek, tenzij een gemeente beschikt over eigen archeologiebeleid. De gemeente Oud-Beijerland heeft echter een eigen archeologische waarden- en beleidsadvieskaart, daarom wordt deze aangehouden.

Gemeentelijk beleid

Met de invoering van de Wet op de archeologische monumentenzorg in 2007 is de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief gedelegeerd aan gemeenten. Gemeente Oud- Beijerland treedt daarom op als bevoegd gezag. De gemeente beschikt over een archeologische waarden- en beleidskaart (2009). Verder zijn de landelijke en provinciale richtlijnen leidend voor het opstellen en toetsen van het onderhavig onderzoek.

Vanuit de gemeente is de heer P. Bijl betrokken bij de toetsing van archeologisch onderzoek in de Gemeente Oud-Beijerland2.

2Telefonisch overleg met de heer Bijl, d.d. 15 december 2015.

(10)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 10 van 42

1.5 Administratieve gegevens

Tabel 1: Gegevens projectgebied

Datum 06-01-2016

Opdrachtgever Dhr. P. van der Hoeven van Buro Antares

Uitvoerder Hamaland Advies

Bevoegd gezag Gemeente Oud-Beijerland

Toetser namens bevoegd

gezag Drs. J. Lanzing

Beheer en plaats documentatie Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem

Provincie Zuid-Holland

Plaats Oud-Beijerland

Gemeente Oud-Beijerland

Toponiem Croonenburgh

Kaartblad 37G

x,y coördinaten X,Y

N 88451, 426203 O 88885, 425855 Z 88817, 425669 W 88018, 426036

Centrumcoördinaat 88494, 425993

Hoogte centrumcoördinaat 0,093m +NAP (bron: www.ahn.nl, AHN2)

CIS code/Archis

onderzoekmeldingsnummer 3981161100 Oppervlakte plangebied 3.250 m1 Oppervlakte onderzoeksgebied 195.000 m2 Huidig grondgebruik Verharding Toekomstig grondgebruik Verharding

Bodemtype

Extrapolatie:

Mn35A Kalkrijke poldervaaggrond bestaande uit lichte klei

Mn45A Kalkrijke poldervaaggrond bestaande uit zware klei

Geomorfologie

Extrapolatie:

2M35 Vlakte van getijdeafzettingen 3K26 Rivier-inversierug

2R13 Getijdegeul

Geologie Afwisseling van duinzand, zeeklei en veen (Formatie van Naaldwijk en Formatie van Nieuwkoop)

Periode IJzertijd t/m Nieuwe Tijd

(11)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 11 van 42

2 Bureauonderzoek en verwachtingsmodel

2.1 Landschapsgenese3

Het plangebied ligt in de Hoeksche Waard in Zuid-Holland, dat deel uitmaakt van het zuidwestelijke zeekleigebied. De geologische ontwikkeling van dit gebied wordt grotendeels bepaald door de relatieve zeespiegelstijging door het afsmelten van de ijskappen aan het eind van de laatste ijstijd (ca. 10.000 BP), gecombineerd met getijdewerking. Gedurende het Atlanticum (7.500 – 5.000 BP) reikte het zeewater tot ver ten oosten van de huidige kustlijn en werd het Wormer Laagpakket gevormd. Deze afzettingen zijn overwegend zandig, maar worden bovenin kleiiger. Door kustwerking kan dit zand echter geërodeerd zijn. In het midden-subboreaal nam de stijging van de zeespiegel af en ontstond een nagenoeg gesloten kustbarrière van strandwallen. Achter de kustbarrière ontstond een groot veengebied (Nieuwkoop Formatie: Hollandveen Laagpakket).

In grote delen van de Hoeksche Waard is het Hollandveen geheel weggeslagen of sterk geërodeerd door inbraken van de zee vanaf ca. 1.000 v.C. tot ca. 1330 n. Chr. Het veen dat niet werd weggeslagen, raakte doordrenkt met zout water. In de Middeleeuwen is dit veen op grote schaal weggegraven voor de zoutwinning (selnering of moernering). Door de inbraken van de zee ontstonden enkele grote kreken, die later weer zijn verland. De sedimenten die in deze transgressiefase tot afzetting kwamen, worden gerekend tot het Walcheren Laagpakket (voorheen Afzettingen van Duinkerke).

Tot in de Late Middeleeuwen blijft het plangebied erg nat, waardoor vooral de hoger gelegen oeverwallen en kreekruggen bewoond zijn geweest. Op het veen hebben ook bewoningsactiviteiten plaatsgevonden, maar deze zijn relatief summier in vergelijking met de hoger gelegen delen. Vanaf de Late Middeleeuwen, in de 15e eeuw, krijgt de mens meer grip op de vernatting van het gebied, en wordt het gebied ontgonnen.

Het plangebied is zowel op de geomorfologische kaart als op de bodemkaart door aanwezige bebouwing niet getypeerd. Wel zijn gegevens in de nabijheid van het plangebied bekend, daarom worden deze gegevens geëxtrapoleerd (zie Afbeelding 2). Op de geomorfologische kaart zijn direct ten zuidoosten van het plangebied drie types toegekend.

Ten zuiden van het plangebied is dit een vlakte van getijdeafzettingen (2M35). Ten oosten van het plangebied is dit een rivier-inversierug (3K26), ook wel kreekrug genoemd. Deze geomorfologische landschapseenheden worden van elkaar gescheiden door een getijdegeul (2R13).

Een getijdegeul en vlakte van getijde-afzettingen betreffen laaggelegen geomorfologische landschapseenheden, die voorafgaand aan de Late Middeleeuwen minder gunstige bewoningslocaties waren. Een rivier-inversierug betreft een hoger gelegen landschapseenheid. Deze ontstaat doordat een omliggend veengebied door ontginningen en afwatering inklinkt. De rivier-inversierug zelf is met zand opgevuld en behoudt daarom zijn hoogte. Dit type landschap ontstaat door menselijk handelen vanaf de Late Middeleeuwen en is vanaf deze periode een gunstige vestigingslocatie.

3 Berendsen 2004, 2005; Huizer, Benjamins & van der A 2009.

(12)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 12 van 42 Afbeelding 2: Geomorfologische kaart met het plangebied in het rode kader (Bron: Archis3)

Bodem

Door bebouwing is het plangebied op de bodemkaart maar ten dele getypeerd. Het oostelijk deel van het plangebied bestaat uit een kalkrijke poldervaaggrond van lichte klei (zie Afbeelding 3). Het westelijke plangebied kan met behulp van extrapolatie van gegevens rondom het plangebied getypeerd worden als een kalkrijke poldervaaggrond met lichte of met zware klei.

Grondwater

Het oostelijk deel van het plangebied heeft een grondwatertrap VI (G.H.G 40-80 cm-mv, G.L.G. >120 cm-mv). In het westelijk deel is het plangebied niet getypeerd. Uit extrapolatie blijkt dat het plangebied hier zowel een grondwatertrap VI als grondwatertrap Vb (G.H.G 25- 40cm-mv, G.L.G. >120cm-mv) aanwezig kan zijn.

Afbeelding 3: Bodemkaart met het plangebied in het rode kader (Bron: Archis3)

(13)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 13 van 42

Hoogte

Op de Algemene Hoogtekaart Nederland (AHN) wordt het plangebied gekenmerkt door bebouwing. Het straatniveau is geëgaliseerd tijdens de aanleg van de wijk Croonenburgh en ligt op een hoogte van ca. 0,1m +NAP (zie afbeelding 4).

Hoogteprofiel Zuid-Noord (blauw)

Hoogteprofiel West-Oost (zwart)

Afbeelding 4: Het plangebied op de Actuele Hoogtekaart Nederland. Met in rood het plangebied, in blauw het zuid-noord georiënteerde hoogteprofiel en in zwart het west-oost georiënteerde hoogteprofiel (bron:www.ahn.nl).

(14)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 14 van 42

Gaafheid bodem

Door de aanleg van infrastructuur in verband met de Wijk Croonenburgh is de bodem naar verwachting verstoord geraakt. De exacte diepte hiervan zal op basis van het RAW-bestek van het bestaande riool en met behulp van een verkennend booronderzoek bepaald worden.

Milieu- en geotechnische gegevens

Het project bevindt zich nog in de ontwerpfase, waarin nog geen planvorming is voorzien.

Op 27-11-2015 zijn van dhr. P. van der Hoeven (Buro Antares vestiging Dordrecht) actuele milieutechnische- en geotechnische gegevens aangeleverd. Uit de onderzoeksresultaten blijkt het volgende (Van der Hoeven, 2015). Bij de uitgevoerde terreininspectie, voorafgaande aan de start van het veldwerk, zijn ter plaatse van de onderzoekslocatie en in de directe omgeving geen waarnemingen gedaan die op een mogelijke bodemverontreiniging wijzen.

Uit de profielbeschrijvingen blijkt dat de bodem vanaf het maaiveld c.q. de onderzijde verharding tot 2,5 à 3,4 m –mv in het algemeen uit siltig zand bestaat. Hieronder is tot de maximaal geboorde diepte van 3,5 m –mv. veen aangetroffen. In het merendeel van de boringen is tot een diepte van circa 1,5 m –mv. een humeuze siltige of zandige kleilaag aanwezig met een dikte van 0,1 tot 1 meter. Lokaal is een klei- en/of veenlaag aangetroffen tussen 1,5 en 3,4 m –mv. Plaatselijk bestaat de bodem alleen uit zand en zijn geen klei- en veenlagen aangetroffen. Voor de ligging van de boorpunten wordt verwezen naar bijlage 5.

Uit de veldwaarnemingen blijkt dat:

 Ter plaatse van het oostelijk deel van het projectgebied is op een diepte tussen 1,5 en 1,7 m –mv. een laag aangetroffen waar met veldwaarnemingen een sterke olie- water-reactie waarneembaar is en met passieve geurwaarneming een stookoliegeur werd geconstateerd;

 Met PID-metingen zijn geen waarnemingen gedaan die duiden op een verontreiniging;

 Onder de verharding is plaatselijk een fundatie aanwezig;

 In de opgeboorde grond is tot een maximale diepte van maximaal 1,5 m –mv.

(baksteen/metsel)puin, kolengruis en plaatselijk aardewerk aangetroffen variërend in de mate van sporen tot sterk;

 In een aantal boringen zijn resten riet en slib waargenomen. Daarnaast zijn plantenresten waargenomen en zijn plaatselijk plantenlaagjes aangetroffen.

 Ter plaatse van twee boorlocaties (25a en 44) zijn op een diepte tussen 0,6 en 1,2 m –mv. ‘fosfaatvlekken’ waargenomen.

Verontreinigingen

- Binnen het projectgebied is nabij de Ranonkelstraat 2 (meetpunt 005) een sterke verontreiniging met PAK in de bovengrond aanwezig. De verontreiniging is afgeperkt door de boringen 1005 t/m 1008. De omvang van de verontreiniging met PAK in de grond is beperkt met een omvang van circa 20 m3 (bodemoppervlakte: 40 m2; bodemlaag: 0,5 m1).

- Globaal op de hoek van Croonenburgh 28 en de Graaf van Egmondstraat 1 (meetpunt: 002) is op een diepte tussen 1,5 en 1,7 meter beneden maaiveld een laag aangetroffen waar met veldwaarnemingen een sterke olie-water-reactie waarneembaar is en met passieve geurwaarneming een stookoliegeur werd geconstateerd. Analytisch is deze laag niet verontreinigd met minerale olie. De onderliggende bodemlaag is licht verontreinigd met minerale olie en PAK. Het grondwater is licht verontreinigd met minerale olie. Rondom meetpunt 002 zijn aanvullend 4 boringen geplaatst. In de omliggende boringen 1001 t/m 1004 is de

(15)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 15 van 42

afwijkende bodemlaag niet geconstateerd. De omvang van de met stookolie verontreinigde laag is beperkt met een omvang van circa 10 m3 (bodemoppervlakte:

20 m2; bodemlaag: 0,5 m1).

Asbest

- In het opgeboorde materiaal zijn, met uitzondering van de aangetroffen asbestverdachte materialen in de bovengrond ter hoogte van Croonenburgh 158 (meetpunt: 078), geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Tijdens analyse is gebleken dat het verdachte materiaal in de bovengrond ter hoogte van Croonenburgh 158 geen asbest bevat. Evenmin is hier in de grond asbest aangetroffen.

- Onder de Croonenburgh en de Sportlaan is een fundatie aangetroffen en is in diverse boringen puin in de bodem aangetroffen in de mate van sporen tot matig.

Plaatselijk is een bijmenging van kolengruis en asfalt waargenomen. Ter ondersteuning van de veldwaarnemingen zijn ter indicatie een aantal analyses op asbest uitgevoerd. Hierbij is in de fundatie en de puinhoudende bodem geen asbest aangetroffen.

Overall kwaliteit projectgebied

- In de grond zijn verspreid over de gehele onderzoekslocatie maximaal licht verhoogde gehalten aan cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, nikkel, zink, PCB, PAK en minerale olie gemeten. De resultaten van één grondmengmonster volgt nog.

- In het grondwater op het noordwestelijk deel van het plangebied (peilbuis 001) is een sterk verhoogde concentratie aan barium gemeten en matig verhoogde concentraties aan nikkel en kwik. Verder zijn licht verhoogde concentraties aan molybdeen en cadmium gemeten. In het grondwater afkomstig uit de overige peilbuizen binnen het projectgebied zijn geen tot maximaal licht verhoogde concentraties aan barium, minerale olie en VOCl’s (vinylchloride, PER, Cis) aangetroffen.

Veiligheid

- Op basis van de bekende gegevens en onderzoeksresultaten is conform de CROW - publicatie 132 de klasse 3T en de Basisklasse van toepassing voor een deel van de werkzaamheden. Op het overig deel zijn geen veiligheidsmaatregelen van toepassing. Voor de exacte zonering wordt verwezen naar de rapportage van het milieukundig onderzoek (Van der Hoeven, 2015).

Civieltechnische kwaliteit zand

- De matig grove zwak siltig zandige ondergrond (mengmonster MM01: 1,60 - 2,20 m –mv.) waarin resten planten en/of brokken veen aanwezig zijn, voldoet op basis van de toetsing aan de Standaard RAW Bepalingen uit hoofdstuk 22.06 civieltechnisch niet als toepassing voor zand in een zandbed maar wel voor aanvulling of ophoging.

- De matig grof tot zeer grof zwak siltig zandige bovengrond (mengmonster MM08:

0,08 - 0,50 m –mv.) en de uiterst fijne tot matig fijn zwak siltig zandige ondergrond (mengmonster MM15: 1,50 - 2,00 m –mv.) is wel geschikt voor toepassing als zand in een zandbed en als zand in aanvulling op ophoging.

(16)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 16 van 42

Geologisch onderzoek

Uit het Dinoloket zijn geen boringen bekend in het plangebied. Wel zijn in de nabijheid van het plangebied 4 geologische boringen bekend.

De eerste boring betreft B37G1150, gezet op 15-11-1985 tot 3,80m-mv, direct ten zuidwesten van het plangebied (zie Afbeelding 5). Uit deze boring blijkt dat de bodem tot een diepte van 2,70m-mv bestaat uit klei en zand van de Formatie van Naaldwijk, laagpakket van Walcheren. De bovenste laag van dit laagpakket bestaat uit klei, tot een diepte van 0,80m- mv. Hieronder bevindt zich zeer fijn zand tot en diepte van 2,70m-mv. De onderste laag, tot een diepte van 3,80m-mv, bestaat uit een veenpakket behorende tot de Formatie van Nieuwkoop: Hollandveen laagpakket.

De tweede boring betreft B37G0966, gezet op onbekende datum tot 6,00m-mv, direct ten zuiden van het plangebied. Uit deze boring blijkt dat zich tot een diepte van 2,20m-mv zand bevindt, behorende tot de Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren. Hieronder bevindt zich vanaf 2,20m-mv tot 2,90m-mv veen behorende tot de Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen laagpakket. Vanaf een diepte van 2,90m-mv tot 6,00mv bevindt zich klei behorende tot de Formatie van Naaldwijk, laagpakket van Wormer. Deze klei is van 2,90m- mv tot 4m-mv sterk humeus en sterk siltig. Vanaf 4m-mv is de klei afwisselend zwak siltig en zandig.

De derde boring betreft B37G0968, gezet op 14-11-1985 tot 6,00m-mv, direct ten oosten van het plangebied. Deze boring typeert de ondergrond als Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren (tot 1,60m-mv) op Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laagpakket (1,60m-mv – 2,00m-mv) op Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer (2,00m-mv – 6m-mv). Het bovenste deel van het laagpakket van Walcheren bestaat in deze boringen uit sterk siltige en matig humeuze klei, tot een diepte van 0,60-mv. Direct hieronder ligt uiterst fijn zand, vanaf 0,60m-mv tot 0,90m-mv. Hieronder ligt matig fijn en matig humeus zand, vanaf 0,90m-mv tot 1,60m-mv. Het laagpakket van Wormer bestaat vanaf 2m-mv tot 3,60m- mv uit zandige klei. Vanaf 3,60m-mv tot 6m-mv bestaat dit laagpakket uit zeer fijn zand.

De vierde boring betreft B37G1148, gezet op onbekende datum tot 5,00 m-mv, direct ten noorden van het plangebied. Deze boring kent eenzelfde stratigrafie als de hiervoor genoemde boringen. Met tot een diepte van 3,60m-mv de Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Walcheren, bestaande uit zand. Vanaf 3,60m-mv tot 4,50m-mv veen behorende tot de Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen laagpakket. Hieronder bevindt zich de Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer, vanaf 4,50m-mv tot 5,00m-mv, bestaande deze uit humeuze en sterk siltige klei.

Afbeelding 5: Ondergrondse gegevens (bron:dinoloket.nl)

(17)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 17 van 42

2.2 Historische ontwikkeling van het plangebied4

Het plangebied is gelegen in het dorp Oud-Beijerland, op ca. 1.000 meter ten zuidoosten van de oorspronkelijk dorpskern. De vroegste vermelding van Oud-Beijerland dateert van 1559.

Hoewel Oud-Beijerland in eerste instantie gericht was op de handel, verschoof het accent vanaf 1700 steeds meer richting een agrarische functie.

Uit archeologisch onderzoek blijkt dat de tot dusver oudste aangetroffen vindplaatsen zich bevinden op oeverafzettingen in de wijdere omgeving van de Hoeksche Waard. Vanaf het Neolithicum tot en met de Vroege Middeleeuwen zijn bewoningsresten met name aangetroffen op de oevers van de binnenbedijkte Maas. Vanaf de Late Middeleeuwen en met name in de Nieuwe Tijd wordt de Hoeksche Waard ontgonnen, waardoor relatief veel bewoningssporen voorkomen, vooral in de huidige dorpskernen en langs de oevers van de binnenbedijkte Maas. De bedijking en ontginning van de Hoeksche Waard is een proces dat pas vanaf de 14e eeuw in gang komt. Uit historische gegevens blijkt dat het plangebied vanaf de 15 eeuw is ingepolderd, waardoor het gebied een gunstige bewoningslocatie werd.

Plangebied

Het plangebied is op historische kaarten als volgt aangegeven:

- Op de Kadastrale kaart uit 1811-1832 kent het plangebied meerdere percelen die als bouwland zijn getypeerd. Daarnaast zijn in het westelijk deel van het plangebied meerdere percelen in gebruik als boomgaard (zie Afbeelding 6). De aanwezigheid van boomgaarden duidt mogelijk op zand of zavel in de ondergrond. Boomgaarden worden normaliter op ooivaaggronden aangelegd.

- Op de Topografische Militaire kaart uit 1830-1850 heeft het plangebied de ongewijzigde functie van bouwland en boomgaarden (zie Afbeelding 7).

- Op de Topografische kaart uit 1958 zijn de boomgaarden niet meer zichtbaar, en heeft het hele plangebied een agrarische functie (zie Afbeelding 8).

- Op de Topografische kaart uit 1963 is te zien hoe de wijk Croonenburgh zich ontwikkeld.

Hierbij is aangevangen met bebouwing het westelijk deel van het plangebied (zie Afbeelding 9).

- Op de Topografische kaart uit 1981 is zichtbaar hoe de geplande ontwikkeling van de Wijk Croonenburgh is voltooid. Vanaf dat moment verandert er op basis van het cartografisch materiaal weinig meer in het plangebied (zie Afbeelding 10).

4Huizer, Benjamins & van der A 2009.

(18)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 18 van 42 Afbeelding 6: Ligging van het plangebied in 1811 in het rode kader (Bron: Minuutplan Oud-Beijerland, sectie B, blad 01.

Afbeelding 7: Situatie in 1830-1850 met het plangebied binnen het rode kader (Bron: Militair Topografische kaart, 1830-1850).

(19)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 19 van 42 Afbeelding 8: Situatie in 1958 met het plangebied binnen het rode kader (Bron: Topografische kaart, 1958, kaartnr: 37G).

Afbeelding 9: Situatie in 1963 met het plangebied in het rode kader (Bron: topografische kaart nr. 67E, 1963).

(20)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 20 van 42 Afbeelding 10: Situatie in 1981 met het plangebied in het rode kader (Bron: Topografische kaart nr. 67E, 1981).

2.3 Archeologische waarden

Voor het inzien van bekende archeologische waarden in of in de nabijheid van het plangebied wordt normaliter gebruik gemaakt van Archis. Helaas is door de overgang van Archis 2 naar Archis 3 de beschikbare informatie slechts beperkt raadpleegbaar, waardoor voor dit bureauonderzoek ook geput is uit informatie in DANS en de archeologische waardenkaart van de gemeente Oud-Beijerland.

Uit Archis 3 blijkt dat er diverse onderzoeken zijn uitgevoerd in de nabijheid van het plangebied. Om deze onderzoeken in te zien is gebruik gemaakt van een bureauonderzoek, voor Croonenburgh fase I, uitgevoerd door SOB Research, direct ten noordwesten van het onderhavige plangebied (zie Afbeelding 11). Uit het door SOB Research uitgevoerde onderzoek is geen vervolgonderzoek voortgekomen, aangezien het booronderzoek geen archeologische resten heeft opgeleverd en daarnaast uitwees dat de top van het veen sterk was geërodeerd.

Uit het door SOB Research uitgevoerde bureauonderzoek blijkt dat zich direct ten zuidwesten van het plangebied waarneming 402.352 bevindt, welke behoort tot een huisplaats van Hofstede Scheermansvliet. Deze hofstede heeft een datering van vóor 1600 en is in 1954 afgebroken en vervolgens in het openluchtmuseum te Arnhem herbouwd.

Verder bevindt zich op circa 400 meter ten noorden van het plangebied waarnemingsnummer 60.376, dat een woonterp met bebouwing betreft, welke ten dele gebouwd is op de oostelijke fundamenten van een voorganger, daterend uit 1552. De waarnemingsnummers op ca. 1000 meter van het plangebied betreffen nederzettingsresten welke behoren tot de historische dorpskern van Oud-Beijerland.

In de nabijheid van het plangebied zijn twee vondstmeldingen bekend (zie Afbeelding 12).

Direct ten zuidoosten van het plangebied bevindt vondstmelding 422.015. Deze bestaat uit de funderingsresten van een voormalige watermolen die bij de aanleg van een natuurvriendelijke oever langs de Oud-Beijerlandse kreek zijn aangetroffen. Op circa 700 meter ten noordwesten van het plangebied bevindt zich vondstmelding 420.242. Deze bestaat uit nederzettingsresten die tijdens een door SOB Research uitgevoerde archeologische begeleiding in 2012 zijn aangetroffen. Deze nederzettingsresten dateren uit de 17e eeuw en houden verband met de historische dorpskern van Oud-Beijerland.

(21)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 21 van 42 Afbeelding 11: Overzicht van alle waarnemingen rondom het plangebied. Met in het rood omkaderd onderhavige plangebied en in blauw het plangebied van het door SOB Research uitgevoerde onderzoek (Bron: van Wilgen 2014, 17, afb. 12; Archis2)

Afbeelding 12: Overzicht van alle vondstmeldingen rondom het plangebied. Met in het rood omkaderd onderhavige plangebied en in blauw het plangebied van het door SOB Research uitgevoerde onderzoek (Bron: van Wilgen 2014, 17, afb. 13; Archis2).

(22)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 22 van 42

2.4 Bouwhistorische waarden

Op grond van het uitgevoerde cartografisch onderzoek blijkt dat het plangebied nooit bebouwd is geweest. Navraag bij de opdrachtgever heeft geen nadere informatie opgeleverd. Tijdens het milieukundig onderzoek door Buro Antares is onder de Croonenburgh en de Sportlaan een fundering aangetroffen. Gezien de relatief ondiepe ligging en op grond van het cartografisch onderzoek kan deze fundering niet ouder zijn dan de 20e eeuw. In het plangebied zijn derhalve geen relevante bovengrondse en ondergrondse bouwhistorische waarden te verwachten.

2.5 Archeologisch verwachtingsmodel

Op grond van de bekende geologische-, landschappelijke-, aardkundige-, archeologische- en historische gegevens in- en rond het plangebied kan de archeologische verwachting worden bepaald. Het plangebied is op de provinciale cultuurhistorische waardenkaart gelegen in een terrein met een lage archeologische waarde waarin geen cultuurhistorische objecten voor komen.5 Op de archeologische waardenkaart van de gemeente Oud- Beijerland is het plangebied voornamelijk gelegen in een terrein met een middelhoge verwachtingswaarde op nederzettingsresten (zie Afbeelding 13). Daarnaast zijn er twee terreinen aanwezig met een hoge verwachting op huisplaatsen. Het gebied ten zuidwesten van het plangebied behoort tot de Hofstede Scheermansvliet, met een datering voor 1600.

Het gebied met een hoge verwachting in het zuidoostelijk deel van het plangebied is niet nader gespecificeerd.

Gemeentelijk beleid voor het gebied met de hoge verwachting is een onderzoeksplicht voor bodemingrepen met een oppervlak groter dan 100 m2 én dieper dan 50 centimeter onder het maaiveld (zie Afbeelding 14). Voor een middelhoge verwachting is dit 500m2 én dieper dan 30 centimeter onder het maaiveld.

5 www.zuid-holland.nl

(23)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 23 van 42 Afbeelding 13: Uitsnede Archeologische waardenkaart Gemeente Oud-Beijerland. Het plangebied ligt in het rode kader (Bron: Gemeente Oud-Beijerland, 2009)

Afbeelding 14: Uitsnede Beleidsadvieskaart Gemeente Oud-Beijerland. Het plangebied ligt in het rode kader (Bron: Gemeente Oud-Beijerland, 2009)

Op de verwachtingskaart van de gemeente Oud-Beijerland staat een grotendeels middelhoge verwachting aangegeven voor het plangebied. In dit bureauonderzoek kan deze verwachting worden aangepast of nader worden gespecificeerd.

Op basis van de landschappelijke context van het plangebied wordt de trefkans op archeologische resten voorafgaand aan de Late Middeleeuwen laag geacht. In het plangebied is geen sprake van een hooggelegen (oever) terrein dat bewoond kan zijn geweest. Daarnaast heeft het door SOB Research uitgevoerde onderzoek, in een terrein aangrenzend aan het plangebied, aangetoond dat de top van het veen ter plaatse sterk is geërodeerd. Mogelijk zijn nog wel archeologische resten uit het Neolithicum en de Bronstijd aanwezig in het Laagpakket van Wormer, gelegen in of onder het Hollandveen laagpakket.

Op basis van de gegevens uit het DINO-loket blijkt dat de diepte van het Wormer laagpakket per locatie verschilt. In één boring is dit laagpakket al vanaf 2m-mv in de bodem aangetroffen. Dit is precies de diepte van de voorgenomen bodemingreep, wat betekent dat het niet uitgesloten is dat dit laagpakket door de voorgenomen bodemingreep verstoord

(24)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 24 van 42

wordt. De exacte diepte van het laagpakket van Wormer verschilt echter zeer in de geologische boringen. Daarnaast blijkt uit de profielbeschrijvingen van het milieukundig bodemonderzoek, uitgevoerd door Buro Antares (Van der Hoeven 2015), dat de bodem vanaf het maaiveld c.q. de onderzijde verharding tot 2,5 à 3,4 m –mv in het algemeen uit siltig zand bestaat. Hieronder is tot de maximaal geboorde diepte van 3,5 m –mv veen aangetroffen dat behoort tot het Hollandveenpakket. In het merendeel van de boringen is tot een diepte van circa 1,5 m –mv. een humeuze siltige of zandige kleilaag aanwezig met een dikte van 0,1 tot 1 meter. Lokaal is een klei- en/of veenlaag aangetroffen tussen 1,5 en 3,4 m –mv. Plaatselijk bestaat de bodem alleen uit zand en zijn geen klei- en veenlagen aangetroffen (Van der Hoeven, 2015). Aangezien de sedimenten, behorende bij het Wormer laagpakket, in de boringen van Antares niet is aangetroffen, betekent dit dat de diepte hiervan in ieder geval onder de maximaal geboorde diepte van 3,5m-mv ligt. Aangezien de onderhavige voorgenomen bodemingreep 2m-mv bedraagt, is de kans klein dat archeologische resten uit het Neolithicum en Bronstijd worden verstoord. Daarom geldt voor de periode Neolithicum en Bronstijd een lage archeologische verwachting.

Vanaf de 15e eeuw wordt het plangebied ingepolderd en neemt bewoning in de regio exponentieel toe. Hoewel het dorp Oud-Beijerland pas vanaf 1559 is ontstaan, doen de aanwezigheid van historische boerderijen in de nabijheid van het plangebied vermoeden dat er in het plangebied ook al vroegere archeologische resten aangetroffen kunnen worden.

Hierdoor geldt een middelhoge verwachting voor archeologische resten uit de Late Middeleeuwen, specifiek de 15e eeuw.

Op de verwachtingskaart staat een hoge archeologische verwachting vermeld in verband met de mogelijke aanwezigheid van een huisplaats in het oostelijke deel van het plangebied.

Deze verwachting is in de bijgesloten rapportage niet nader gespecificeerd en ook in het cartografisch onderzoek zijn er geen aanwijzingen voor een oude huisplaats aangetroffen.

Waarschijnlijk gaat het hier daarom om een ouder (pre-18e eeuws) object.

Door de ontwikkeling van de wijk Croonenburgh in de zestiger jaren van de vorige eeuw, is de bodem verstoord geraakt. Omdat de exacte verstoringsdiepte van het bestaande riooltracé niet achterhaald kan worden op basis van oude bestektekeningen, kan een verkennend booronderzoek inzicht bieden in de mate van bodemverstoring en de bodemsamenstelling.

Op basis van de hierboven beschreven gegevens kan een gespecificeerde archeologische verwachting worden opgesteld. Deze is beschreven in onderstaande tabel (zie Tabel 2).

Tabel 2: Archeologische verwachting per periode, bij een bodemingreep tot maximaal 2m-mv

Periode

Verwachting

Verwachte vindplaatstypen

Verwachte grondlaag (diepte)

Nieuwe Tijd Hoog Verkavelingen, ontginnings-

sporen, huisplaatsen, erfstructuren.

In of direct onder de oude akkerlaag

Late Middeleeuwen Middelhoog Verkavelingen, ontginnings- sporen, huisplaatsen, erfstructuren.

In of direct onder de oude akkerlaag

Vroege Middeleeuwen Laag Nederzettingsterreinen, ontginningssporen, begravingen

Top van het veen

Romeinse Tijd Laag Nederzettingsterreinen,

infrastructuur, begravingen

Top van het veen

IJzertijd Laag Nederzettingsterreinen,

urnenvelden,

Top van het veen

Bronstijd Laag Nederzettingsterreinen,

urnenvelden.

Top van het veen of top van het laagpakket van Wormer (klei). Dit laagpakket bevindt zich zeer waarschijnlijk dieper

(25)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 25 van 42 dan 2m-mv in de bodem en wordt tijdens de voorgenomen bodemingreep niet verstoord.

Neolithicum Laag Nederzettingsterreinen,

jachtkampen,

vuursteenvindplaatsen, haardplaatsen

Top van het laagpakket van Wormer (klei). Dit laagpakket bevindt zich zeer waarschijnlijk dieper dan 2m-mv in de bodem en wordt tijdens de voorgenomen bodemingreep niet verstoord.

2.5 Conclusie Bureauonderzoek

Uit het bureauonderzoek blijkt dat er een hoge trefkans is op archeologische waarden in het plangebied. Deze betreffen voornamelijk boerderijen en agrarisch gerelateerde activiteiten uit de Nieuwe Tijd, met een mogelijke oorsprong in de Late Middeleeuwen (15e eeuw). Er is een kleine trefkans op archeologische resten uit de IJzertijd tot en met de Vroege Middeleeuwen, op de top van het Hollandveen laagpakket. Deze veenlaag is echter naar alle waarschijnlijkheid sterk geërodeerd, waardoor mogelijke vindplaatsen verloren zijn gegaan.

Uit het milieukundig bodemonderzoek door Antares blijkt dat in het plangebied op diverse plaatsen nog wel een veenpakket aanwezig is. In hoeverre dit veenpakket nog intact is of geërodeerd is (geoxideerd of verslagen) kan op basis van de resultaten van het milieukundig onderzoek niet bepaald worden.

Ook in het dieper gelegen Wormer laagpakket is het niet uit te sluiten dat er zich archeologische vindplaatsen uit het Neolithicum en de Bronstijd bevinden. Hiervoor geldt een lage verwachting. Waarschijnlijk wordt dit potentiële archeologische niveau door de beperkte van de diepte van de geplande bodemingreep niet bereikt.

Buiten de mogelijke erosie van het veen heeft ook de aanleg van de wijk Croonenburgh in de zestiger jaren van de vorige eeuw voor een mogelijk bodemverstoring gezorgd. De exacte verstoringsdiepte hiervan is echter niet bekend. Uit de bestudering van de riooltekeningen van de bestaande rioleringen kan niet achterhaald worden wat de exacte aanlegdiepte is geweest.

.

(26)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 26 van 42

4 Conclusie en aanbeveling

4.1 Conclusie

Het bureauonderzoek toont aan dat er een hoge kans is op archeologische waarden in het plangebied. Deze betreffen voornamelijk boerderijen en agrarisch gerelateerde activiteiten uit de Nieuwe Tijd, met een mogelijke oorsprong in de 15e eeuw. Er is een kleine trefkans op archeologische resten uit de IJzertijd tot en met de Vroege Middeleeuwen, op de top van het Hollandveen laagpakket. Deze veenlaag is echter naar alle waarschijnlijkheid sterk geërodeerd, waardoor mogelijke vindplaatsen verloren zijn gegaan. Ook in het dieper gelegen Wormer laagpakket is het niet uit te sluiten dat er zich archeologische vindplaatsen uit het Neolithicum en de Bronstijd bevinden. Hiervoor geldt een lage verwachting.

Waarschijnlijk wordt dit potentiële archeologische niveau door de beperkte van de diepte van de geplande bodemingreep niet bereikt.

Archeologische resten kunnen bestaan uit nederzettingsterreinen en grafvelden, maar ook archeologische resten uit de nabijheid van dit soort complexen, zoals akkerlagen, karrensporen etc. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat resten van graven en andere kleinschalige fenomenen als dumps en graven lastig op te sporen zijn met behulp van booronderzoek.

4.2 Advies

Uit de nieuwe riooltekeningen blijkt dat het bestaande riooltracé en het nieuwe riooltracé gedeeltelijk van elkaar afwijken, waardoor het nieuwe tracé deels in ongeroerde grond komt te liggen. Het nieuwe tracé wordt volgens mevrouw D. Kramer (projectleider gemeente Oud- Beijerland) maximaal circa 1 meter verbreed ter plaatse van het bestaande tracé. Ter plaatse van het bestaande tracé verwachten wij dat de bodem tot minimaal 2 m-mv geroerd is, waarmee de te verwachten archeologische niveaus reeds vergraven zijn. Ter plaatse van de nog ongeroerde delen van het nieuwe tracé kunnen archeologische niveaus nog wel bewaard gebleven zijn.

Wij adviseren daarom om de intactheid van de bodem ter plaatse van de nog ongeroerde delen van het nieuwe riooltracé te laten onderzoeken door middel van verkennende boringen. De boringen dienen om de 100 meter in het toekomstige hart van het ongeroerde tracé gezet te worden tot 25 cm onder de maximale toekomstige verstoringsdiepte.

Als uit de definitieve plannen blijkt dat met de geplande aanleg geen ongeroerde grond verstoord wordt, doordat het bestaande tracé gevolgd wordt en daarbuiten niet gegraven wordt, dan is vervolgonderzoek niet noodzakelijk.

4.3 Voorbehoud

Met nadruk wijst Hamaland Advies erop dat het onderhavige advies nog niet betekent dat reeds bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten en aanbevelingen uit dit rapport zijn op 31 december 2015 getoetst door het bevoegd gezag, de gemeente Oud-Beijerland (dhr. P. Bijl). De opmerkingen en aanvullingen van dhr. P. Bijl zijn in deze definitieve rapportage verwerkt. Op grond van de definitieve plannen zal gemeente Oud-Beijerland een besluit nemen of vervolgonderzoek noodzakelijk is of niet.

Verder dient te allen tijde bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) kenbaar te worden gemaakt, om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: “Degene die anders dan bij het doen van

(27)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 27 van 42

opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij onze minister”. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort en de verantwoordelijk ambtenaar (dhr. P. Bijl) van de Gemeente Oud-Beijerland.

(28)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 28 van 42

Gebruikte literatuur

Bakker, H. de & J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland; de hogere niveaus. Wageningen.

Berendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land. Assen (Fysische geografie van Nederland).

Berendsen, H.J.A., 2005. Landschappelijk Nederland. De fysisch-geografische regio’s.

Assen.

Hoeven, P. van der, 2015. Voorlopig verslag milieukundig verkennend bodemonderzoek Croonenburgh, fase II. Buro Antares. Dordrecht.

Huizer, J., Benjamins, S. & S. van der A, 2009. Archeologisch verwachtings- en beleidsadvieskaart Hoeksche Waard. ADC-Rapport H 314. Amersfoort.

Provinciale Staten van Zuid-Holland, 2014. Visie ruimte en mobiliteit, Den Haag.

Wilgen, L.R., 2014. Archeologisch Bureauonderzoek en Verkennend Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen ‘Rioolaanleg Croonenburghwijk’, Oud- Beijerland, Gemeente Oud-Beijerland. SOB Research rapport 2161-1401. Heinenoord.

Tol A.J. et al. 2012. Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek Archeologie. Status: versie 2.0. Geactualiseerd op 4 december 2012. Versie 1.0 van deze leidraad is op 30 maart 2006 vastgesteld door het CCvD.

Geraadpleegde websites:

www.archis.nl; voor informatie over waarnemingen, vondsten, onderzoeken, Bonneblad, geomorfologie, bodem en GWT

www.watwaswaar.nl; voor informatie historische kaarten www.ahn.nl; voor informatie hoogte

www.oud-beijerland.nl voor gemeentelijke informatie www.dans.easy.nl voor rapporten

http://www.dinoloket.nl/ondergrondgegevens voor informatie over boringen in de omgeving www.google.maps voor luchtfoto en gpscoordinaten

http://www.kilometerafstanden.nl/ voor het berekenen van onderzoeksoppervlakte

http://www.zuid-holland.nl/ voor het raadplegen van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.

(29)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 29 van 42

BIJLAGEN

(30)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem

Bijlage 1: Topografische kaart met plangebied in het rode kader (Bron:

www.AHN.nl)

(31)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem

(32)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem

Bijlage 2: Ligging projectgebied (geel gearceerd; Bron: Buro Antares)

(33)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem

(34)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem

Bijlage 3: Bestaand riooltracé en toekomstig riooltracé (bron: gemeente Oud-

Beijerland)

(35)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem

(36)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem

Bijlage 4: Ligging werkgebied geplande rioleringswerkzaamheden (groen

gearceerd; Bron: Buro Antares), bestaande situatie en nieuwe situatie. Met

het plangebied in het rode kader.

(37)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem

(38)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem

(39)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem

Bijlage 5: Boorpuntenkaart van het verkennend milieukundig onderzoek

(Buro Antares, 2015)

(40)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem

(41)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem

Bijlage 6: Overzicht van geologische perioden en lijst met gebruikte

afkortingen

(42)

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Venlo ligt het plangebied binnen een ge- bied met een hoge archeologische verwachting/heeft het plangebied

Het plangebied ligt volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Apeldoorn in een zone met een hoge archeologische verwachtingswaarde.. Binnen deze zone is

Volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Moerdijk ligt het noordelijke gedeelte van het plangebied binnen een gebied met geen archeologische verwachting en

Op basis van het bureauonderzoek was een lage tot middelhoge archeologische verwachting voor het plangebied opgesteld voor vuursteenvindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum tot en

Het plangebied ligt volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Nijmegen en het ontwerp-bestemmingsplan Nijmegen Groenewoud Kwakkenberg in een gebied met een zeer

Verwachting Op basis van het bureauonderzoek kan worden geconcludeerd dat in het plangebied een middelhoge archeologische verwachting geld voor de periode Paleolithicum

Tevens is geadviseerd om de middelhoge en hoge archeologische verwachting voor het plangebied op de archeologische beleidskaart van de gemeente De Bilt bij te stellen naar laag.. 20

Uit de archeologische beleidskaart van de gemeente Gorinchem blijkt dat het plangebied deel uit maakt van een gebied met een middelmatige archeologische verwachting voor de