• No results found

Archeologisch verwachtingsmodel

In document Bureauonderzoek Archeologie (pagina 22-25)

1. Inleiding

2.5 Archeologisch verwachtingsmodel

Op grond van de bekende geologische-, landschappelijke-, aardkundige-, archeologische- en historische gegevens in- en rond het plangebied kan de archeologische verwachting worden bepaald. Het plangebied is op de provinciale cultuurhistorische waardenkaart gelegen in een terrein met een lage archeologische waarde waarin geen cultuurhistorische objecten voor komen.5 Op de archeologische waardenkaart van de gemeente Oud-Beijerland is het plangebied voornamelijk gelegen in een terrein met een middelhoge verwachtingswaarde op nederzettingsresten (zie Afbeelding 13). Daarnaast zijn er twee terreinen aanwezig met een hoge verwachting op huisplaatsen. Het gebied ten zuidwesten van het plangebied behoort tot de Hofstede Scheermansvliet, met een datering voor 1600.

Het gebied met een hoge verwachting in het zuidoostelijk deel van het plangebied is niet nader gespecificeerd.

Gemeentelijk beleid voor het gebied met de hoge verwachting is een onderzoeksplicht voor bodemingrepen met een oppervlak groter dan 100 m2 én dieper dan 50 centimeter onder het maaiveld (zie Afbeelding 14). Voor een middelhoge verwachting is dit 500m2 én dieper dan 30 centimeter onder het maaiveld.

5 www.zuid-holland.nl

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 23 van 42 Afbeelding 13: Uitsnede Archeologische waardenkaart Gemeente Oud-Beijerland. Het plangebied ligt in het rode kader (Bron: Gemeente Oud-Beijerland, 2009)

Afbeelding 14: Uitsnede Beleidsadvieskaart Gemeente Oud-Beijerland. Het plangebied ligt in het rode kader (Bron: Gemeente Oud-Beijerland, 2009)

Op de verwachtingskaart van de gemeente Oud-Beijerland staat een grotendeels middelhoge verwachting aangegeven voor het plangebied. In dit bureauonderzoek kan deze verwachting worden aangepast of nader worden gespecificeerd.

Op basis van de landschappelijke context van het plangebied wordt de trefkans op archeologische resten voorafgaand aan de Late Middeleeuwen laag geacht. In het plangebied is geen sprake van een hooggelegen (oever) terrein dat bewoond kan zijn geweest. Daarnaast heeft het door SOB Research uitgevoerde onderzoek, in een terrein aangrenzend aan het plangebied, aangetoond dat de top van het veen ter plaatse sterk is geërodeerd. Mogelijk zijn nog wel archeologische resten uit het Neolithicum en de Bronstijd aanwezig in het Laagpakket van Wormer, gelegen in of onder het Hollandveen laagpakket.

Op basis van de gegevens uit het DINO-loket blijkt dat de diepte van het Wormer laagpakket per locatie verschilt. In één boring is dit laagpakket al vanaf 2m-mv in de bodem aangetroffen. Dit is precies de diepte van de voorgenomen bodemingreep, wat betekent dat het niet uitgesloten is dat dit laagpakket door de voorgenomen bodemingreep verstoord

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 24 van 42

wordt. De exacte diepte van het laagpakket van Wormer verschilt echter zeer in de geologische boringen. Daarnaast blijkt uit de profielbeschrijvingen van het milieukundig bodemonderzoek, uitgevoerd door Buro Antares (Van der Hoeven 2015), dat de bodem vanaf het maaiveld c.q. de onderzijde verharding tot 2,5 à 3,4 m –mv in het algemeen uit siltig zand bestaat. Hieronder is tot de maximaal geboorde diepte van 3,5 m –mv veen aangetroffen dat behoort tot het Hollandveenpakket. In het merendeel van de boringen is tot een diepte van circa 1,5 m –mv. een humeuze siltige of zandige kleilaag aanwezig met een dikte van 0,1 tot 1 meter. Lokaal is een klei- en/of veenlaag aangetroffen tussen 1,5 en 3,4 m –mv. Plaatselijk bestaat de bodem alleen uit zand en zijn geen klei- en veenlagen aangetroffen (Van der Hoeven, 2015). Aangezien de sedimenten, behorende bij het Wormer laagpakket, in de boringen van Antares niet is aangetroffen, betekent dit dat de diepte hiervan in ieder geval onder de maximaal geboorde diepte van 3,5m-mv ligt. Aangezien de onderhavige voorgenomen bodemingreep 2m-mv bedraagt, is de kans klein dat archeologische resten uit het Neolithicum en Bronstijd worden verstoord. Daarom geldt voor de periode Neolithicum en Bronstijd een lage archeologische verwachting.

Vanaf de 15e eeuw wordt het plangebied ingepolderd en neemt bewoning in de regio exponentieel toe. Hoewel het dorp Oud-Beijerland pas vanaf 1559 is ontstaan, doen de aanwezigheid van historische boerderijen in de nabijheid van het plangebied vermoeden dat er in het plangebied ook al vroegere archeologische resten aangetroffen kunnen worden.

Hierdoor geldt een middelhoge verwachting voor archeologische resten uit de Late Middeleeuwen, specifiek de 15e eeuw.

Op de verwachtingskaart staat een hoge archeologische verwachting vermeld in verband met de mogelijke aanwezigheid van een huisplaats in het oostelijke deel van het plangebied.

Deze verwachting is in de bijgesloten rapportage niet nader gespecificeerd en ook in het cartografisch onderzoek zijn er geen aanwijzingen voor een oude huisplaats aangetroffen.

Waarschijnlijk gaat het hier daarom om een ouder (pre-18e eeuws) object.

Door de ontwikkeling van de wijk Croonenburgh in de zestiger jaren van de vorige eeuw, is de bodem verstoord geraakt. Omdat de exacte verstoringsdiepte van het bestaande riooltracé niet achterhaald kan worden op basis van oude bestektekeningen, kan een verkennend booronderzoek inzicht bieden in de mate van bodemverstoring en de bodemsamenstelling.

Op basis van de hierboven beschreven gegevens kan een gespecificeerde archeologische verwachting worden opgesteld. Deze is beschreven in onderstaande tabel (zie Tabel 2).

Tabel 2: Archeologische verwachting per periode, bij een bodemingreep tot maximaal 2m-mv

Periode

© Hamaland Advies, Ambachtsweg 9b, 7021 BT Zelhem 25 van 42

Uit het bureauonderzoek blijkt dat er een hoge trefkans is op archeologische waarden in het plangebied. Deze betreffen voornamelijk boerderijen en agrarisch gerelateerde activiteiten uit de Nieuwe Tijd, met een mogelijke oorsprong in de Late Middeleeuwen (15e eeuw). Er is een kleine trefkans op archeologische resten uit de IJzertijd tot en met de Vroege Middeleeuwen, op de top van het Hollandveen laagpakket. Deze veenlaag is echter naar alle waarschijnlijkheid sterk geërodeerd, waardoor mogelijke vindplaatsen verloren zijn gegaan.

Uit het milieukundig bodemonderzoek door Antares blijkt dat in het plangebied op diverse plaatsen nog wel een veenpakket aanwezig is. In hoeverre dit veenpakket nog intact is of geërodeerd is (geoxideerd of verslagen) kan op basis van de resultaten van het milieukundig onderzoek niet bepaald worden.

Ook in het dieper gelegen Wormer laagpakket is het niet uit te sluiten dat er zich archeologische vindplaatsen uit het Neolithicum en de Bronstijd bevinden. Hiervoor geldt een lage verwachting. Waarschijnlijk wordt dit potentiële archeologische niveau door de beperkte van de diepte van de geplande bodemingreep niet bereikt.

Buiten de mogelijke erosie van het veen heeft ook de aanleg van de wijk Croonenburgh in de zestiger jaren van de vorige eeuw voor een mogelijk bodemverstoring gezorgd. De exacte verstoringsdiepte hiervan is echter niet bekend. Uit de bestudering van de riooltekeningen van de bestaande rioleringen kan niet achterhaald worden wat de exacte aanlegdiepte is geweest.

.

In document Bureauonderzoek Archeologie (pagina 22-25)