• No results found

1 e Mientlaan 20-30, Valkenburg Gemeente Katwijk. Colofon. Archeologische Begeleiding (Protocol Opgraven) IDDS Archeologie rapport 1841

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "1 e Mientlaan 20-30, Valkenburg Gemeente Katwijk. Colofon. Archeologische Begeleiding (Protocol Opgraven) IDDS Archeologie rapport 1841"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Colofon

Projectnummer 43830914/63402

In opdracht van Centraal Orgaan opvang asielzoekers

Auteur Y. Meijer

Met een bijdrage van A. Wilbers

Redactie P.A. van den Bos

Versie 1.0

Status concept

Autorisatie

dhr. B. Voormolen Gemeente Katwijk

© IDDS Archeologie Noordwijk, december 2015 ISSN 2212-9650

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

1

e

Mientlaan 20-30, Valkenburg Gemeente Katwijk

IDDS Archeologie rapport 1841

(2)

SAMENVATTING:

In opdracht van Centraal Orgaan opvang asielzoekers is van 29 september t/m 7 oktober en van 14 oktober t/m 5 november 2014 een archeologische begeleiding (protocol opgraven) uitgevoerd in verband met de geplande (her)ontwikkeling van het plangebied aan de 1e Mientlaan 20 in Valkenburg, gemeente Katwijk.

De ondergrond van het plangebied is gevormd in een kwelderlandschap. Hierdoor is er veel variatie aanwezig in de voorkomende sedimentlagen. Gemiddeld bestaat de opbouw van dit kwelderpakket uit naar boven toe fijnere sedimenten. De onderste sedimenten zijn zandiger en sterker gelaagd dan naar boven toe waar de sedimenten vooral kleiig zijn. Langs de rand van het plangebied werd in de top van het kwelderpakket een laklaag waargenomen. In het centrale deel van het plangebied is deze afgetopt. Dieper in het kwelderpakket komen ook nog andere laklagen voor, die ook in de boringen zijn waargenomen, maar deze laklagen liggen buiten de verstoringsdiepte van de ontwikkelingen en zijn daarom niet gekarteerd.

In de sleuven die tot 1 m-mv (ca. 0,90 m-NAP) zijn aangelegd, voor het riool en de kabels en leidingen, werden archeologische sporen aangetroffen. De sporen bestaan voornamelijk uit greppels met een datering in de Romeinse tijd. Daarnaast werd een sloot met paalkuilen van een beschoeiing gevonden en het skelet van een paard. Deze sporen dateren waarschijnlijk ook in de Romeinse tijd.

De overige werkputten zijn tot slechts 0,4 m-mv, en daarmee in de bouwvoor of recente verstoring, aangelegd. Eventuele archeologische resten kunnen hier nog onder aanwezig zijn. De vondst van de sporen geeft aan dat de archeologische verwachting voor het plangebied nog steeds hoog is. Mocht er in de toekomst nog graafwerkzaamheden in het gebied plaats gaan vinden dan dient er opnieuw archeologisch onderzoek, bijvoorbeeld door middel van proefsleuven, te worden uitgevoerd.

(3)

INHOUDSOPGAVE:

ADMINISTRATIEVE GEGEVENS VAN HET PLANGEBIED ... 4

1. INLEIDING ... 5

1.1. Onderzoekskader ... 5

1.2. Doel- en vraagstellingen van het onderzoek ... 5

1.3. Ligging van het plangebied ... 5

2. VOORONDERZOEK ... 7

2.1. Cultuurlandschap ... 7

2.2. Archeologie ... 8

2.3. Historie ... 8

3. WERKWIJZE ... 9

4. RESULTATEN VAN HET VELDWERK ... 10

4.1. Fysische geografie ... 10

4.2. Sporen ... 12

4.3. Vondsten ... 18

5. SYNTHESE ... 20

6. CONCLUSIE ... 21

6.1. Beantwoording van de onderzoeksvragen ... 21

7. AANBEVELINGEN ... 23

7.1. Betrouwbaarheid ... 23

LITERATUUR EN KAARTEN ... 24

LIJST VAN AFKORTINGEN EN BEGRIPPEN ... 25

BIJLAGEN

1. Topografische kaart 2. Profiellocatiekaart 3. Allesporenkaart

4. Boorstaten vooronderzoek 5. Determinatielijsten vondsten 6. Periodentabel

(4)

Administratieve gegevens van het plangebied

Toponiem 1e Mientlaan 20-30

Onderzoeksmeldingsnummer 63402

Plaats Valkenburg

Gemeente Katwijk

Kadastrale aanduiding Katwijk B 4818

Provincie Zuid-Holland

Coördinaten Centrum Hoekpunten

88.620 / 465.830 88.651 / 465.921 (N) 88.722 / 465.839 (O) 88.552 / 465.717 (Z) 88.537 / 465.831 (W) Oppervlakte plangebied ca. 1,6 ha / ca. 16.000 m2

Onderzoekskader Bouwvergunning

Uitvoerder IDDS Archeologie

Contactpersoon: drs. P.A. van den Bos Postbus 126

2200 AC Noordwijk (ZH) Tel: 071-4028586 E-mail: pvdbos@idds.nl Bevoegde overheid Gemeente Katwijk

Contactpersoon: dhr. B. Voormolen Postbus 589

2220 AN Katwijk Tel: Tel: 071-4065170 E-mail: b.voormolen@katwijk.nl Beheer en plaats van

documentatie en vondsten

Provinciaal Depot voor Bodemvondsten van de provincie Zuid-Holland

Uitvoeringsperiode onderzoek 29-09-2014 t/m 7-10-2014 en 14-10-2014 t/m 5-11- 2014

(5)

1. Inleiding

1.1. Onderzoekskader

In opdracht van Centraal Orgaan opvang asielzoekers heeft archeologisch onderzoeksbureau IDDS Archeologie van 29 september t/m 7 oktober en van 14 oktober t/m 5 november 2014 een archeologische begeleiding (protocol opgraven), uitgevoerd aan de 1e Mientlaan 20-30 in Valkenburg, gemeente Katwijk. De aanleiding voor dit onderzoek is de geplande nieuwbouw op het terrein, bestaande uit containerwoningen met bijbehorende infrastructuur en paviljoens voor onderwijs en een gezondheidscentrum. Voor de weg in het plangebied is een cunet van 0,3 m-mv, ofwel maximaal 0,2 m-NAP ontgraven. Onder de woonpaviljoens is de bodem tot 0,4 m-NAP ontgraven. Bij de aanleg van de kabels en leidingen werd de bodem tot ongeveer 1,0 m-mv (0,8 tot 0,9 m-NAP) verstoord.

Naar aanleiding van het booronderzoek, waarbij aanwijzingen voor een vindplaats werden geconstateerd, werd aanbevolen om archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren indien er werkzaamheden plaatsvinden die dieper reiken dan 0,2 m-NAP. In overleg met de opdrachtgever en het bevoegd gezag is gekozen voor een archeologische begeleiding (protocol opgraven) van de graafwerkzaamheden, aangezien deze tot of dieper reiken dan 0,2 m-NAP. Hierdoor bestaat de kans dat eventueel aanwezige archeologische waarden verstoord dan wel vernietigd zullen worden.

Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.3 (KNA;

Centraal College van Deskundigen 2013) en conform het Programma van Eisen (PvE) dat voor dit onderzoek is opgesteld door drs. S. Moerman van IDDS Archeologie (Moerman 2014). Het veldwerk is uitgevoerd door drs. P.A. van den Bos (senior KNA-archeoloog, projectleider), drs. B.A. Corver (senior KNA-archeoloog), drs. Y. Meijer (senior KNA-archeoloog) en drs. A.M.H.C. Koekkelkoren (veldarcheoloog).

In deze rapportage worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd.

1.2. Doel- en vraagstellingen van het onderzoek

De doelstelling van de archeologische begeleiding, protocol opgraven, is het documenteren van gegevens en het veiligstellen van materiaal van vindplaatsen om daarmee informatie te behouden die van belang is voor kennisvorming over het verleden. De vraagstelling is gericht op het inzicht verschaffen in de archeologische relicten in het plangebied. Bij afwezigheid van archeologische resten dient daarvoor een verklaring gegeven te worden.

Onderzoeksvragen

 Hoe ziet de bodemopbouw er uit? In hoeverre is de bodem intact? Komt het overeen met de in het booronderzoek gestelde verwachting?

 Is er sprake van één of meer behoudenswaardige vindplaatsen? Zo nee, wat is hiervoor de verklaring? Zo ja, beantwoord de onderstaande vragen:

 Wat is de aard, omvang en ouderdom van de archeologische resten?

 Wat is de conservering en gaafheid van de vindplaats(-en)?

 Wat is de datering van de archeologische vondsten en tot welke vondsttypen of vondstcategorieën behoren zij?

 Wat is de geologische context van de aangetroffen archeologische resten?

 Hoe verhouden de aangetroffen resten zich tot de bekende vindplaatsen in de omgeving?

1.3. Ligging van het plangebied

De ligging van het onderzochte gebied, oftewel het plangebied, is weergegeven in bijlage 1. Het plangebied ligt aan de 1e Mientlaan, net voor de ingang van Vliegveld Valkenburg. Het plangebied ligt schuin tegenover het al bestaande opvangcentrum voor asielzoekers van de COA (Centraal Orgaan

(6)

opvang asielzoekers). Ten tijde van het veldonderzoek lag het plangebied braak, al is het voorheen een sportveld geweest (Figuur 1).

Figuur 1 Het plangebied voorafgaand aan het veldwerk.

(7)

2. Vooronderzoek

2.1. Cultuurlandschap

Het plangebied staat op de geomorfologische kaart aangegeven als gelegen op een vlakte van getij- riviermondafzettingen (kaartcode 2M34). De bodem bestaat volgens de bodemkaart uit tochteerdgronden van zavel (kaartcode pMo50) met grondwatertrap II.

Op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Katwijk ligt het plangebied in een gebied met afwisselend oeverafzettingen op kwelderafzettingen, eventueel met Hollandveeninschakeling en komafzettingen op kwelder- en/of wadafzettingen.

2.1.1. Resultaten booronderzoek (Wilbers, in prep.)

De bodemopbouw zoals aangetroffen in het plangebied komt sterk overeen met de eerder waargenomen bodemopbouw bij proefsleuvenonderzoek op het Vliegveld Valkenburg. De ondergrond van het plangebied bestaat uit een pakket kwelderafzettingen. Deze afzettingen vertonen een ruime variatie op korte afstand, omdat deze zijn afgezet in bijvoorbeeld de kreekbedding (zandige afzettingen), de restgeul van een kreek (humeuze kleilagen met plantenresten) en in de komgebieden (siltige kleien). Daarnaast komen enkele laklagen voor van oude oppervlakten. De laklagen in het kwelderpakket zijn lokaal ontwikkeld en kunnen niet over grote afstanden worden vervolgd. De top van de kwelderafzettingen is een laklaag (laklaag 1) die in vrijwel iedere boring is aangetroffen. Deze laklaag bestaat uit een bruingrijze, sterk zandige, zwak humeuze en kalkloze klei waarin roestvlekken aanwezig zijn. Deze laklaag is niet aangetroffen in boringen 3, 4, 13, 14 en 16, omdat daar de verstoringen vanaf het maaiveld dusdanig diep reiken dat deze laklaag verdwenen is. In deze laklaag 1 zijn in boringen 1, 2, 5, 6, 11 en 17 stukjes houtskool waargenomen. Houtskool kan een aanwijzing zijn voor menselijke activiteiten omdat het kan ontstaan bij het verbranden van hout in haardplaatsen of ovens. Houtskool kan echter ook ontstaan bij natuurlijke bosbranden of kan, doordat de stukjes zo klein en licht zijn, over grote afstanden worden verplaatst door stromend water. Houtskool is daarmee op zichzelf een onzekere archeologische indicator voor mogelijke archeologische vindplaatsen. In boringen 5 en 10 kwamen enkele zeer kleine fragmenten rood keramiek voor (welke in het veld zijn gedetermineerd als baksteen). Dergelijke kleine fragmenten kunnen door bodemleven (graafgangen en wortels) enkele decimeters diep de bodem indringen en hoeven dus niet zonder meer in situ te zijn aangetroffen. Bij boringen 1, 2, 7 en 17 komen, onder laklaag 1, sporen voor van fosfaatvlekken.

Fosfaatvlekken ontstaan door oxidatie van fosfaat-ijzerverbindingen. Deze verbindingen ontstaan alleen bij een overschot van fosfaat in de bodem. Een dergelijk overschot ontstaat niet door normale bemesting van landbouwgrond, maar wel bij opslag van mest, bij latrines, op plaatsen waar vee langdurig in een kleine ruimte verblijft of op plaatsen waar veel botmateriaal wordt begraven.

Fosfaatvlekken zijn daardoor een goede indicator voor de aanwezigheid van archeologische resten.

In boringen 6, 8, 9, 10, 11 en 12 is onder laklaag 1 nog een tweede laklaag aangetroffen (laklaag 2) die in boringen 6, 8 en 12 bestaat uit een donkergrijze humeuze klei en in de andere boringen uit een siltige zandlaag. In boring 9 zijn ook in deze laklaag kleine fragmenten roodbakkend keramiek waargenomen. De top van laklaag 1 bevindt zich op een niveau van -0,6 tot -0,2 m NAP (0,4 tot 0,7 m –mv) en de onderzijde reikt tot een niveau van -0,8 tot -0,6 m NAP (0,7 tot 1,0 m –mv). De tweede laklaag komt voor direct onder laklaag 1 en reikt tot een niveau van -0,7 tot -0,6 m NAP (0,8 tot 1,0 m –mv). In Figuur 2 zijn de verschillende niveaus weergegeven.

Boven de laklaag 1 is een kalkrijke matig siltige klei aanwezig waarin veel zand voorkomt. Deze laag is sterk gebioturbeerd. Waarschijnlijk bestond deze laag oorspronkelijk uit dunne laagjes siltige klei en zand. In veel boringen is deze laag niet alleen door bodemleven omgewoeld, maar ook door de mens geroerd. Op deze laag komt aan het maaiveld een 20 cm dikke humeuze bouwvoor voor.

Op basis van het profiel uit het onderzoek op het vliegveld kan worden gesteld dat de kleilaag boven de laklaag 1 een zandige dekafzetting betreft, waarschijnlijk afgezet in de Middeleeuwen bij de laatste overstromingen van het mondingsgebied van de Rijn. Laklagen 1 en 2 zijn ook op het vliegveld meermalen aangetroffen en daarin/-onder werden een aantal vindplaatsen uit de Romeinse tijd en IJzertijd aangetroffen.

(8)

Figuur 2 Profiel door het plangebied, op basis van de boringen.

2.2. Archeologie

Uit de directe omgeving van het plangebied (binnen een straal van 750 m) zijn alleen administratief (fout) geplaatste meldingen (waarnemingen 8575 en 45335) en meldingen zonder noemenswaardige resultaten (waarneming 44657, 45239, 410164 en 410371) bekend.

Bij onderzoek ongeveer 175 m ten zuidwesten van het plangebied werd geconcludeerd dat het onderzochte gebied door regelmatige overstromingen voor de Late Middeleeuwen niet bewoond kon worden. Er zijn alleen ploegsporen uit de 17e/18e eeuw aangetroffen (onderzoeksmelding 1930).

Ongeveer 475 m ten noordwesten van het plangebied is een begraven humeuze bodem aangetroffen waarin geen archeologische resten aanwezig waren (onderzoeksmeldingen 27715 en 29047).

Onderzoeken in het kader van de RijnGouwelijn, de N206 en de kustversterking (onderzoeksmeldingen 23347, 42806. 49470 en 58720) hebben binnen een straal van 750 m geen vindplaatsen opgeleverd.

Ongeveer 75 m ten zuidoosten van het plangebied ligt de noordwestelijke grens van het Vliegkamp Valkenburg. In enkele boringen die nabij deze grens gezet zijn, zijn zandige (oever)afzettingen aangetroffen, met in sommige gevallen handgevormd aardewerk. Het gebied direct langs de grens is niet met proefsleuven onderzocht omdat er deels geen betredingstoestemming was en omdat het deels verhard was. Iets verder verwijderd van de grens, maar wel binnen een straal van 750 m rondom het plangebied, zijn meerdere vindplaatsen uit de Late Bronstijd, IJzertijd, Romeinse tijd en de Middeleeuwen of Nieuwe tijd aangetroffen (Tol / Jansen 2012).

2.3. Historie

Op het minuutplan uit het begin van de 19e eeuw en het Bonneblad uit ca. 1900 is het plangebied in gebruik als akker.

(9)

3. Werkwijze

Het archeologisch onderzoek werd uitgevoerd als een begeleiding. Hierdoor was het werkputtenplan niet vooraf bekend, met als gevolg dat de werkputnummers tijdens het veldwerk zijn uitgedeeld. In bijlage 3 is de ligging van de werkputten weergegeven. Voorafgaand aan het archeologisch onderzoek waren de exacte dieptes van de verschillende ingrepen nog niet bekend. Daarom werd besloten alle graafwerkzaamheden te begeleiden. De maaiveldhoogte lag tussen 0 m en 0,15 m +NAP. De grond uit de werkputten is in het midden van het onderzoeksterrein opgebracht.

Het cunet voor de weg is als eerste ontgraven. Hiervoor werden in totaal elf werkputten gedocumenteerd (WP1-WP5 en WP7-WP12). In de werkputten werd één vlak aangelegd op 30 cm onder maaiveld (0,20 m -NAP). Dit was in totaal 2525 m2. Alleen in werkput 1 werd een tweede vlak aangelegd op 2 m -NAP (126 m2). Hier werd de vulling van een sloot aangetroffen die verwijderd moest worden. De weg wordt eerst als bouwweg gebruikt, maar zal later voor de ontsluiting van de paviljoens worden gebruikt.

Tijdens de aanleg van de bouwweg werd ook begonnen met het ontgraven van de bouwkuipen voor de paviljoens. In vijf werkputten (WP6, WP13-WP17) werd één vlak aangelegd op 40 cm onder maaiveld (0,20 m –NAP). Het aantal vierkante meters bedroeg 4002 m2.

Voor de tweede fase in het project werden de putten en sleuven voor riool, kabels en leidingen gegraven. Vier putten (WP28-WP31) zijn tot 2 m-mv ontgraven ten behoeve van de opvangputten voor het riool. Dit was in totaal 24 m2. De werkputten WP18 tot en met WP27, WP33, WP34 en WP36 zijn tot 1 m-mv verdiept. Deze sleuven meten in totaal 916 m2. WP32 had een oppervlakte van 6 m2 en werd voor het riool gegraven tot een diepte van 60 cm onder maaiveld.

In totaal werd daarmee 7599 m2 onderzocht. De werkputten zijn met een graafmachine met gladde bak gegraven. De werkputten, sporen en hoogtematen zijn met een GPS-apparaat ingemeten. In de meeste werkputten zijn profielkolommen gedocumenteerd ten behoeve van de bodemopbouw. Deze profielkolommen zijn met GPS ingemeten. In totaal zijn 36 kolommen gedocumenteerd verspreid over het plangebied. De vlakken, sporen en profielen zijn gefotografeerd en gedocumenteerd.

(10)

4. Resultaten van het veldwerk

4.1. Fysische geografie

Tijdens het veldonderzoek zijn in bijna elke werkput profielkolommen gedocumenteerd. In bijlage 2 is de locatie van deze profielen weergegeven. Evenals uit het vooronderzoek (bijlage 4) blijkt uit de profielen dat de bodemopbouw in het plangebied globaal uit twee pakketten bestaat. De bovengrond wordt gevormd door een pakket verstoorde grond met verschillende lagen die variëren in humusgehalte en soms baksteen- en ander bouwpuin bevatten. Opvallend is een dunne laag, zeer humeus zandig materiaal die vrijwel overal voorkomt aan de onderzijde van het verstoorde pakket (het donkerbruine laagje boven spoor 3, Figuur 5). Dit laagje is maar enkele centimeters dik en heeft een zeer scherpe overgang met de natuurlijke sedimentlagen eronder.

De ondergrond van het plangebied is gevormd in een kwelderlandschap. Hierdoor is er veel variatie aanwezig in de voorkomende sedimentlagen. Net als bij de boringen zijn de sedimenten in elk profiel Figuur 3 reconstructie van de hoogteligging ten opzichte van NAP van de bovenste laklaag.

(11)

net even anders. Gemiddeld bestaat de opbouw van dit kwelderpakket echter uit naar boven toe fijnere sedimenten. De onderste sedimenten zijn zandige en sterker gelaagd dan naar boven toe waar de sedimenten vooral kleiig zijn. In twaalf profielen en in vier boringen1 is in de top van het kwelderpakket een laklaag (S9030) waargenomen. Dieper in het kwelderpakket komen ook nog andere laklagen voor, die ook in de boringen zijn waargenomen, maar deze laklagen liggen buiten de verstoringsdiepte van de ontwikkelingen en zijn daarom niet gekarteerd. De bovenste laklaag (S9030) bestaat veelal uit een dunne en vooral zwak humeuze (zandige) kleilaag. In verschillende profielen zijn slechts enkele resten aangetroffen van de laklaag omdat de rest verstoord is door het bovenliggende pakket. In andere gevallen is de laklaag duidelijk aanwezig en komen er sporen voor direct onder de laklaag (Figuur 5).

Op basis van de profielen en boringen waarin de laklaag is waargenomen is een reconstructie gemaakt van de hoogteligging van de laklaag ten opzichte van NAP (Figuur 3). Daarbij is aangenomen dat oorspronkelijk overal in het plangebied een laklaag voorkwam en dat daar waar de laklaag niet is waargenomen deze is verdwenen door de verstoring van de bodem. De hoogte van de

1 Op basis van de profielen zijn de boorstaten opnieuw geanalyseerd. Daarbij bleek dat laklaag 1 uit het vooronderzoek geen laklaag betrof maar juist de sterk humeuze onderlaag van de verstoringen.

Figuur 4 reconstructie van de hoogteligging ten opzichte van NAP van de onderzijde van de verstoringen.

(12)

laklaag ter plaatse van de verstoringen is geschat op 10 cm boven de verstoringsdiepte. Uit Figuur 3 blijkt dat de laklaag hoog, tussen 0,6 en 0,4 m-NAP, voorkwam in het noordelijke en het zuidelijk deel van het plangebied. Tussen deze gebieden is een zone waar de laklaag iets lager ligt, tussen 0,8 en 0,7 m-NAP. In deze zone is de laklaag ook waargenomen in boringen 8 en 11, met in boring 11 houtskool in de laklaag. De laklaag (S9030) ligt vooral langs de randen van het plangebied, aan de noordwest-, noord- en oostzijde duidelijk lager, tussen 1,0 en 0,7 m-NAP, waardoor deze vooral hier in de profielen is waargenomen. Het is ook in deze randzones dat de sporen zijn waargenomen onder de laklaag (S9030).

Uit de profielen en de boringen is ook een kaart gemaakt van de onderzijde van de verstoringen (Figuur 4). Hieruit blijkt dat eigenlijk het hele plangebied verstoord is tot een niveau van ongeveer 0,7 tot 0,6 m-NAP. Deze verstoringen zijn vrijwel egaal en daarom waarschijnlijk machinaal ontstaan bij de aanleg van de hier voorheen aanwezige sportvelden. Door deze verstoringen is de laklaag in vele profielen, die wel dieper reikten dan dit niveau, niet aangetroffen. Alleen in die gebieden waar de laklaag en dus ook de sporen dieper liggen dan de verstoringsdiepte is de laklaag ook aangetroffen evenals enkele sporen. Het gaat daarbij, zoals hierboven al gerapporteerd om de randzones van het plangebied. In de zone rondom boringen 8 en 11 zijn geen graafwerkzaamheden geweest die diep genoeg reikten om de laklaag te kunnen aantreffen.

4.2. Sporen

In totaal werden zeventien sporen aangetroffen tijdens het veldwerk. De sporen werden in WP18 en WP21 gevonden. Dit zijn sleuven die op het diepste niveau, tot 1 m onder maaiveld, werden aangelegd. De sporen bestaan voornamelijk uit greppels, maar er werden ook enkele paalkuilen en een dierbegraving aangetroffen.

4.2.1. Greppels

Tijdens het onderzoek werden drie greppels (S3-S5) in WP18 en vijf (S6, S7, S9, S10 en S16) in WP21 gevonden. De richting van de greppels varieert, maar heeft ongeveer een noord-zuidoriëntatie.

Alleen greppel S6 heeft een duidelijke oost-westrichting. De sporen werden in het vlak tussen 0,85 m en 1 m -NAP waargenomen. De vulling van de greppels verschilde, wat een aanwijzing kan zijn voor de datering van de sporen.

In het noorden van WP18 werd greppel S3 vanaf 0,78 m –NAP waargenomen (Figuur 5). De greppel had een vlakke bodem en was nog 40 cm diep. De vulling bestond uit een grijsbruine humeuze uiterst siltige klei met iets houtskool. De greppel was afgedekt door een laklaag welke bestond uit een humeuze bruine uiterst siltige klei met ijzerbrokjes (S9030). Boven de laklaag is de bodem recentelijk geroerd. Greppel S3 was ingegraven in een lichtblauw grijze sterk siltige klei met veel ijzerconcreties (S9040) en een humeuze lichtgrijze siltige klei met zandlaagjes (S9041).

Ten westen van greppel S3 werd greppel S5 aangetroffen. Dit spoor had een noord-zuidoriëntatie en bestond uit een humeuze grijze uiterst siltige klei. Dit spoor werd in het vlak op 0,67 m-NAP waargenomen. Door wateroverlast was het niet mogelijk dit spoor te couperen en verder te documenteren.

Aan de oostzijde van S3 werd de greppel S4 gedocumenteerd (Figuur 6). Dit spoor werd vanaf 0,65 m-NAP waargenomen en was nog 24 cm diep. S4 is door de laklaag (S9030) van bruine uiterst siltige klei met iets houtskool en roestvlekken heen gegraven. Het spoor is afgedekt door de bouwvoor. Dit spoor is daardoor jonger dan de greppel S3. Onderin de greppel werd een humeus bandje aangetroffen waar een monster voor macroresten onderzoek uit is genomen (vnr. 1). De bovenste vulling bestond uit een donkergrijze sterk zandige klei met houtskool en roestvlekken. Hierin werd een fragment aardewerk en metaalslak verzameld (vnr.2). Het scherfje is mogelijk Romeins aardewerk, maar is sterk verweerd.

(13)

Figuur 5: In het noorden van werkput 18 werd een greppel S3 aangetroffen. De foto is richting het zuiden genomen.

Figuur 6: Onderin de greppel S4 werd een humeus bandje (vulling 2) waargenomen.

Laklaag S9030

S9040 S3

S9041

Vulling 1

Vulling 2

(14)

Ten zuiden van greppel S4 werd op de overgang tussen WP18 en WP21 nog een greppel (S6) aangetroffen (Figuur 7). Deze greppel werd in het vlak op 0,85 m-NAP waargenomen. Deze greppel had, in tegenstelling tot de overige greppels, een oost-west richting. De vulling van dit spoor bestond uit een bruine zeer humeuze sterk zandige klei. Tijdens de aanleg van het vlak werd uit de greppel aardewerk uit Nieuwe tijd verzameld (vnr. 9). In het profiel is te zien dat de recente verstoring in het bovenste deel van het profiel, op de locatie van de greppel, het vlak raakt. Door de afwijkende oriëntatie en vulling is deze greppel vermoedelijk recenter dan de overige greppels, of onderdeel van de recente verstoring.

Figuur 7: de greppel S6 heeft een andere vulling dan de overige greppels en heeft mogelijk een latere datering. De foto is richting het oosten genomen.

Meer naar het zuidwesten werd de greppel S7 aangetroffen (Figuur 8). Deze greppel had een noord- zuidoriëntatie en werd in het vlak op 0,84 m-NAP waargenomen. Het spoor was nog 24 cm diep. De greppel was gevuld met een grijze matig siltige klei met iets houtskool en roestvlekken. Het spoor was ingegraven in een lichtgrijs zand met kleibandjes (S9041) en afgedekt door een laklaag van

grijsbruine matig siltige klei met houtskool en veel roestvlekken (S9030).

De greppel S9 werd ten zuidwesten van greppel S7 gevonden (Figuur 9). Beide greppels zijn vergelijkbaar in opbouw. Het spoor werd vanaf 0,60 m-NAP waargenomen en was nog 20 cm diep.

De greppel was gevuld met een grijze matig siltige klei met iets houtskool en roestvlekken. Het spoor was afgedekt met de laklaag (S9030) van grijsbruine matig siltige klei met iets houtskool en veel roestvlekken. De greppel was in de kwelderafzettingen van lichtgrijs zand met kleibandjes (S9041) gegraven.

S6

(15)

Figuur 8: Onder de laklaag S9030 werd de greppel S7 aangetroffen.

Tussen de greppels S9 en S10 werd greppel S16 aangetroffen. Deze greppel werd in het vlak op 0,80 m-NAP waargenomen. Het spoor was gevuld met een grijze sterk siltige klei en ingegraven in de kwelderafzettingen. Door wateroverlast kon dit spoor niet verder worden gedocumenteerd.

De meest westelijk aangetroffen greppel S10 wijkt qua opbouw af van de overige greppels. In tegenstelling tot de hierboven besproken greppels die ca. 60 cm breed waren, is dit spoor bijna 3 m breed. Het is daardoor eerder een sloot dan een greppel. De sloot werd in het vlak op 0,80 m-NAP waargenomen. Het spoor was gevuld met een donkergrijze zeer humeuze zandige klei. Door wateroverlast was het niet mogelijk dit spoor verder te documenteren.

4.2.2. Paalkuilen

Direct ten westen van de sloot S10 werden vijf paalkuilen (S11-S15) aangetroffen (Figuur 10). Het zijn vermoedelijk de resten van een houten beschoeiing die langs de sloot heeft gestaan. De sporen waren gevuld met een grijsbruine humeuze sterk siltige klei. De palen S11-S13 en S15 hadden een diameter van 10 cm. Paalkuil S14 was groter en had een diameter van 18 cm. Door wateroverlast konden deze paalkuilen niet gecoupeerd worden. De diepte van de paalkuilen is daarom onbekend.

De sporen werden in het vlak op 0,82 m-NAP aangetroffen.

Naast de greppel S16 werd ook een paalkuil (S17) op 0,80 m-NAP waargenomen. Dit spoor was net als de greppel gevuld met een grijze sterk siltige klei en ingegraven in de kwelderafzettingen. De sporen zijn waarschijnlijk gelijktijdig. Door wateroverlast kon dit spoor niet worden gecoupeerd.

S7 Laklaag S9030

S9041

(16)

Figuur 9: Onder de laklaag werd S9 gevonden. De foto is richting het zuiden genomen.

Figuur 10: de paalkuilen S11-S15 direct ten westen van de greppel S10.

S9 Laklaag S9030

(17)

4.2.3. Dierbegraving

Tijdens de aanleg van vlak 1 in werkput 21 werd een concentratie botten (S8) gevonden (Figuur 11).

De botten liggen nog in anatomisch verband en werden op 0,69 m-NAP aangetroffen. Het skelet is van een paard en de halswervels, borstwervels, ribben en schouderblad waren aanwezig in de werkput. Mogelijk liggen er nog botten aan de noordoostzijde van de werkput. Iets ten westen van het skelet werd een hoefijzer (vnr. 11) gevonden, mogelijk van dit paard. Rondom de botten werd geen kuil waargenomen. De botten liggen in een laag (S9031) die bestond uit een grijze sterk siltige klei met iets houtskool en veel fosfaat (Figuur 12). Op dit pakket lijkt de laklaag (S9030) aanwezig te zijn, de laag lijkt echter doorspit te zijn en behoort mogelijk tot de onderzijde van de verstoring (Figuur 12).

Figuur 11: In het vlak van werkput 21 werd een deel van het skelet van een paard (S8) gevonden.

S8

(18)

Figuur 12 De dierbegraving S8 in pakket S9031, mogelijk onder de laklaag (S9030).

4.3. Vondsten

Bij dit onderzoek werd relatief weinig vondstmateriaal aangetroffen. In totaal werden vijftien vondstnummers uitgedeeld waarvan twee monsters zijn (bijlage 5). Het grootste deel van het vondstmateriaal bestaat uit bot, maar dit komt door één vondst van een paardenskelet. Overige vondsten bestaan met name uit aanleg vondsten van aardewerk

4.3.1. Keramiek

In totaal werden 36 aardewerkscherven verzameld (bijlage 5). Het gros is afkomstig uit de bouwvoor of verstoorde laag (S9010). Hierin werden scherven uit de Late Middeleeuwen (n=2, vnr. 3) tot aan de Nieuwe tijd (n=12, vnr. 7, 8, 12, 13 en 15) gevonden. Eén scherf (vnr. 8) dateert mogelijk in de Romeinse tijd, maar is waarschijnlijk opspit. Naast aardewerkscherven werd ook een deel van een pijpensteel (vnr. 15) aangetroffen.

In profiel 1 van werkput 18 werd in laag S9011, de laag direct onder de bouwvoor (S9010), twee roodbakkende scherven en drie pijpstelen uit de Nieuwe tijd en drie kleine fragmenten Romeinse tegula aangetroffen (vnr. 5). In profiel 4 van deze werkput werd in de laag (S9012) onder de bouwvoor drie baksteenfragmentjes uit de Romeinse tot Nieuwe tijd, twee roodbakkende scherven en een pijpensteel uit de Nieuwe tijd gevonden (vnr. 6). Beide lagen werden boven de laklaag S9030 waargenomen en dateren van de Romeinse tot Nieuwe tijd.

In de laklaag (S9030) werd in werkput 18 ten oosten van S4 twee verweerde scherven (vnr. 4) aangetroffen die mogelijk Romeins zijn. Door de verweerde staat van de scherven is dit echter niet met zekerheid te zeggen. In de greppel S4 werd een vergelijkbare verweerde scherf (vermoedelijk) Romeins aardewerk gevonden (vnr. 2). In dit spoor was ook een klein baksteenfragment aanwezig.

S8

(19)

4.3.2. Botmateriaal

Eén vondstnummer bestond uit het botmateriaal dat bij het lichten van het diergraf S8 werd geborgen (vnr. 10). Het bot was slecht geconserveerd, waardoor het in kleine fragmenten uiteen is gevallen (n=250). De slechte kwaliteit van het bot was in het veld al duidelijk. Daarom is de determinatie van het bot in het veld gedaan. De botten lagen nog in anatomisch verband en waren van een paard. De hals- en borstwervels werden aangetroffen. Enkele ribben lagen nog aan de borstwervels. Onder de wervels stak een schouderblad uit, waar de soortsbepaling op gebaseerd is. De kop van het dier werd niet in de werkput aangetroffen. De achterkant en poten van het paard bevinden zich waarschijnlijk ten noorden van de werkput.

4.3.3. Metaal

Vlak bij het skelet van een paard (S8) in werkput 21 werd een hoefijzer (vnr. 11) gevonden. Het ijzer is 13,5 cm breed en 17 cm lang en is van een groot paard geweest. De grootte van het hoefijzer doet vermoedden dat het een datering in de Late Middeleeuwen of Nieuwe tijd heeft.

De tweede metaalvondst betreft een stukje metaalslak (vnr. 1) dat in de greppel S4 werd aangetroffen. Het spoor heeft waarschijnlijk een datering in de Romeinse tijd.

(20)

5. Synthese

Alleen in de werkputten (WP18 en WP21) die zijn gegraven voor het riool en de kabels en leidingen werden archeologische sporen aangetroffen. De rede hiervoor was dat deze sleuven tot 1 m-mv (ca.

0,90 m-NAP) zijn ontgraven. De overige werkputten zijn tot slechts 0,4 m-mv, en daarmee in de bouwvoor of recente verstoring, aangelegd. Eventuele archeologische resten kunnen hier nog onder aanwezig zijn. De vondst van de sporen geeft aan dat de archeologische verwachting voor het plangebied nog steeds hoog is.

De sporen zijn voornamelijk greppels die vanaf 0,60 m tot 0,80 m-NAP werden waargenomen. De greppels waren komvormig met een platte bodem. De vulling bestond uit een grijze matig tot uiterst siltige klei met houtskool. De greppels werden meestal onder de laklaag (S9030) aangetroffen, tenzij deze recentelijk vergraven was of opgenomen in de bouwvoor. In de greppels werd bijna geen (daterend) vondstmateriaal gevonden. Alleen in S4 werd een kleine verweerde scherf met mogelijk een Romeinse datering aangetroffen. De stratigrafische ligging van de greppels onder de laklaag (S9030) geeft aan dat het waarschijnlijk greppels uit de Romeinse tijd zijn. De greppels zijn perceleringsgreppels en wijzen vermoedelijk op het agrarische karakter van het plangebied in de Romeinse tijd. Mogelijk hebben in het plangebied de akkers, horende bij het Romeins castellum en de vicus aan de oostzijde van het vliegveld, gelegen.

Naast deze greppels werd een sloot (S10) met paalkuilen (S11-15) gevonden. Deze sporen werden wel op dezelfde diepte als de greppels aangetroffen. De sloot heeft wel een andere vulling dan de greppels, maar de oriëntatie is wel gelijk. De vulling van de paalkuilen lijkt wel op die van de greppels.

Het is mogelijk dat deze sporen ook een datering in de Romeinse tijd hebben.

Het skelet van het paard (S8) werd in laag S9031 onder de laklaag S9030 aangetroffen. Hierdoor dateert dit spoor waarschijnlijk ook in de Romeinse tijd. Het hoefijzer wat op enige afstand in deze laag werd gevonden is echter vermoedelijk later. Het zou ook wel erg toevallig zijn dat dit ene hoefijzer van het aangetroffen paard is geweest.

(21)

6. Conclusie

In opdracht van Centraal Orgaan opvang asielzoekers is van 29 september t/m 7 oktober en van 14 oktober t/m 5 november 2014 een archeologische begeleiding (protocol opgraven) uitgevoerd in verband met de geplande (her)ontwikkeling van het plangebied aan de 1e Mientlaan 20 in Valkenburg, gemeente Katwijk.

In de sleuven die tot 1 m-mv (ca. 0,90 m-NAP) zijn aangelegd, voor het riool en de kabels en leidingen, werden archeologische sporen aangetroffen. De sporen bestaan voornamelijk uit greppels met een datering in de Romeinse tijd. Daarnaast werd een sloot met paalkuilen van een beschoeiing gevonden en het skelet van een paard. Deze sporen dateren waarschijnlijk ook in de Romeinse tijd.

De overige werkputten zijn tot slechts 0,4 m-mv, en daarmee in de bouwvoor of recente verstoring, aangelegd. Eventuele archeologische resten kunnen hier nog onder aanwezig zijn. De vondst van de sporen geeft aan dat de archeologische verwachting voor het plangebied nog steeds hoog is.

6.1. Beantwoording van de onderzoeksvragen

 Hoe ziet de bodemopbouw er uit? In hoeverre is de bodem intact? Komt het overeen met de in het booronderzoek gestelde verwachting?

De bodemopbouw is gelijk aan het vooronderzoek: onderin bevinden zich de sterk gevarieerde afzettingen uit een kwelder-achtig landschap. Van deze afzettingen kan alleen gesteld worden dat deze naar boven toe globaal steeds fijner worden (van zandig naar kleiig) en dat er op de top van deze afzettingen waarschijnlijk oorspronkelijk overal een dunne zwak humeuze laklaag voorkwam. Het bovenste pakket bestaat uit een aantal lagen die zijn ontstaan bij het omwerken van de bodem. Waarschijnlijk is deze omwerking het gevolg van de aanleg van de sportvelden die voorheen in het plangebied voorkwamen. Bij de verstoorde lagen is opvallend dat het onderste laagje vaak sterk humeus is en een scherpe overgang vormt met de natuurlijke sedimenten eronder.

Uit de analyse van de profielen en de boringen blijkt dat de bodem in het gehele plangebied verstoord is tot een niveau tussen -0,7 en -0,6 m NAP. In een groot deel van het plangebied is dat dieper dan de (geschatte) hoogte van de laklaag, waardoor deze laklaag daar niet is aangetroffen. De laklaag is wel aangetroffen, samen met sporen, langs de randen van het plangebied omdat in deze zones de laklaag dieper voorkomt dan de verstoringen.

Na het booronderzoek werd uitgegaan van minder verstoringen binnen het plangebied dan nu is aangetroffen. Dit wordt veroorzaakt doordat het sterk humeuze laagje onderin de verstoringen bij de boringen is aangezien voor de bovenste laklaag. Dit verstoringslaagje komt in een groot deel van het plangebied voor, de echte laklaag (die er onder ligt) echter niet meer.

 Is er sprake van één of meer behoudenswaardige vindplaatsen? Zo nee, wat is hiervoor de verklaring?

Nee, er is geen sprake van een behoudenswaardige vindplaats. Er werd wel een vindplaats aangetroffen, maar deze kon door beperkte gegevens niet gewaardeerd worden. De sporen werden alleen in de diep verstoorde delen aangetroffen. Hierdoor is de archeologische verwachting voor het plangebied nog wel hoog.

 Wat is de aard, omvang en ouderdom van de archeologische resten?

De archeologische resten bestaan uit greppels met een datering in de Romeinse tijd die werden aangetroffen in de dieper aangelegde sleuven voor kabels en leidingen (WP18 en 21). De greppels zijn waarschijnlijk perceleringsgreppels, gegraven om de akkers te ontwateren die bij het oostelijk gelegen castellum of de vicus van Valkenburg horen. Verder werd in werkput 21 een skelet van een paard, een sloot en paalkuilen gevonden die mogelijk ook in de Romeinse tijd dateren. De omvang van deze Romeinse vindplaats is onbekend, omdat de werkputten in het centrale deel van het terrein niet diep genoeg zijn aangelegd om eventuele sporen waar te nemen. In werkput 1, 6, 13 en 15 werd een sloot of depressie met een datering in de Nieuwe tijd gevonden. Deze sporen horen bij de latere indeling van het terrein voor agrarische doeleinden.

De omvang van deze resten is groter dan het plangebied.

(22)

 Wat is de conservering en gaafheid van de vindplaats(-en)?

De Romeinse vindplaats bestaat uit sporen met een agrarisch karakter welke onder de laklaag zijn aangetroffen. Hierdoor is de conservering redelijk goed en zijn de greppels redelijk gaaf gebleven. De conservering en gaafheid van de sporen uit de Nieuwe tijd is onduidelijk. Door de geringe diepte van de werkputten konden deze sporen niet verder worden onderzocht.

 Wat is de datering van de archeologische vondsten en tot welke vondsttypen of vondstcategorieën behoren zij?

De vondsten dateren in de Romeinse tijd en van de Late Middeleeuwen tot Nieuwe tijd. Het gros van het vondstmateriaal bestaat uit aardewerk, maar er werd ook dierlijk botmateriaal, metaal en metaalslak verzameld.

 Wat is de geologische context van de aangetroffen archeologische resten?

De sporen in de dieper aangelegde werkputten (WP18 en 21) zijn bijna allemaal afgedekt door de laklaag (S9030). De sporen zijn ingegraven in kwelderafzettingen.

 Hoe verhouden de aangetroffen resten zich tot de bekende vindplaatsen in de omgeving?

De greppels welke onder de laklaag zijn aangetroffen dateren in de Romeinse tijd en zijn waarschijnlijk perceleringsgreppels van akkers. Deze akkers horen waarschijnlijk bij het castellum of de vicus van Valkenburg. De sloten uit de Nieuwe tijd horen bij de latere indeling van het terrein als agrarisch gebied.

(23)

7. Aanbevelingen

Op basis van het uitgevoerde onderzoek is gebleken dat de bodem tot ca. 70 cm onder maaiveld (0,70 tot 0,60 m-NAP) verstoord is, maar dat vanaf 80 cm-mv nog archeologische resten aanwezig zijn in het plangebied. In de sleuven voor kabels en leidingen, welke tot 1 m-mv gegraven werden, zijn sporen uit de Romeinse tijd aangetroffen. De overige werkputten zijn tot slechts 0,4 m-mv, en daarmee in de bouwvoor of recente verstoring, aangelegd. Eventuele archeologische resten kunnen hier nog onder aanwezig zijn. De vondst van de sporen geeft aan dat de archeologische verwachting voor het plangebied nog steeds hoog is. Mocht er in de toekomst nog graafwerkzaamheden in het gebied plaats gaan vinden dan dient er opnieuw archeologisch onderzoek, bijvoorbeeld door middel van proefsleuven, te worden uitgevoerd.

7.1. Betrouwbaarheid

Het uitgevoerde onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Het archeologisch onderzoek is erop gericht om de kans op het onverwacht aantreffen dan wel het ongezien vernietigen van archeologische waarden bij bouwwerkzaamheden in het plangebied te verkleinen. Aangezien het onderzoek is uitgevoerd door middel van een steekproef kan echter, op basis van de onderzoeksresultaten, de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische waarden niet gegarandeerd worden.

Wij wijzen u er graag op dat indien archeologische waarden worden aangetroffen deze conform de Monumentenwet 1988, artikel 53, bij de minister voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gemeld dienen te worden. Dit kan door het invullen van het vondstmeldingsformulier op de website van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (www.cultureelerfgoed.nl) of door contact op te nemen met de InfoDesk (info@cultureelerfgoed.nl).

(24)

Literatuur en kaarten

ANWB, 2005: ANWB Topografische Atlas Zuid-Holland 1:25000, Den Haag.

Centraal College van Deskundigen, 2013: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.3, Gouda.

Meijer, Y., 2014: Plan van aanpak. 1e Mientlaan 20-30 in Valkenburg, gemeente Katwijk, Noordwijk (intern rapport, IDDS Archeologie).

Moerman, S., 2014: Programma van Eisen. 1e Mientlaan 20-30 in Valkenburg, gemeente Katwijk, Noordwijk (intern rapport, IDDS Archeologie).

Tol, A.J. / B. Jansen, 2012: Sleuven door de Oude Rijn. Plangebied Nieuw Valkenburg, gemeente Katwijk. Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven, Leiden (Archol-rapport 172).

Wilbers, A.W.E., in prep.: Archeologisch bureauonderzoek & Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase: 1e Mientlaan 20-30, Katwijk, gemeente Katwijk, Noordwijk (IDDS Archeologie rapport).

(25)

Lijst van afkortingen en begrippen

Afkortingen

Archis Archeologisch Informatie Systeem AMK Archeologische Monumenten Kaart GPS Global Positioning System

IKAW Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie mv maaiveld (het landoppervlak)

NAP Normaal Amsterdams Peil

PvA Plan van Aanpak

PvE Programma van Eisen

RCE Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Verklarende woordenlijst

antropogeen door menselijke activiteit veroorzaakt of gemaakt artefact door de mens vervaardigd voorwerp

horizont kenmerkende laag binnen de bodemvorming

humeus organische stoffen bevattend; bestaande uit resten van planten en dieren in de bodem

silt zeer fijn sediment met grootte 0,002-0,063 mm slak steenachtig afval van metaal- of aardewerkproductie

(26)

88000 88500 89000 89500

465000465500466000466500

º

0 650 m

Legenda

plangebied

(27)

pro2.2 pro2.1 pro1.2 pro1.1

wp4-pro1.1 wp4-pro1.0

wp3-pro1.1 wp3-pro1.0

wp2-pro2.2 wp2-pro2.1

wp2-pro1.1 wp2-pro1.0

wp14-prof01 wp13-prof01

wp6-profiel01

wp5-profiel02

wp5-profiel01 wp4-profiel02

wp4-profiel01

wp25-profiel01 wp22-profiek01

wp19-profiel01

wp18-profiel11 wp18-profiel10

wp18-profiel09 wp18-profiel08 wp18-profiel07

wp18-profiel06

wp18-profiel02

wp18-profiel03 wp18-profiel04

wp18-profiel05

wp18-profiel01

wp16-profiel01 wp15-profiel02

wp15-profiel01

88550 88600 88650 88700

465750465800465850465900

º

0 50 m

Projectnummer: 43830914

Projectnaam: 1e Mientlaan 20-20, Katwijk Legenda

plangebied

profielen

(28)

HNA NAAM

23.02.15 0

DATUM REV.

ALLESOPRENKAART

OMSCHRIJVING GOED GEK.

1:750

FORMAAT:

SCHAAL:

NOORDWIJK (Hoofdkantoor) 's-gravendijckseweg 37 Postbus 126 2200 AC Noordwijk TEL: 071 - 402 85 86 FAX: 071 - 4035524

LEGENDA

putgrenzen sporen SX

hoogte in m+/- NAP +/- X,XX

465775465825465875

WP18

WP18

S6

S7/P1

S8+P3

S9/P2

S16 S17 S10 S11-S15 S2

S5

S2

S3/P6/P7

S1

S4/P9

(29)

Boring: 1

X: 88572,42

Y: 465746,31

Datum: 05-09-2014

Opmerking:

Hoogte (m NAP): 0,103

0

50

100

150

200

gras

10

Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend, donker grijsbruin, scherp, kalkloos, A-horizont, bouwvoor

-10

Klei, matig siltig, zwak baksteenhoudend, matig zandhoudend, grijs, scherp, roestvlekken: veel, kalkrijk, omgewerkte grond

-50

Klei, sterk zandig, zwak humeus, sporen houtskool, donker bruingrijs, geleidelijk, roestvlekken: weinig, kalkloos, A-horizont

-70

Klei, matig siltig, grijsblauw, geleidelijk, fosfaatvlekken: spoor, kalkloos

-130

Zand, matig fijn, uiterst siltig, grijs, rietwortels, kleilagen, kalkrijk

-190

Boring: 2

X: 88604,51

Y: 465761,89

Datum: 05-09-2014

Opmerking:

Hoogte (m NAP): 0,235

0

50

100

150

200

gras

23

Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend, donker grijsbruin, scherp, kalkloos, A-horizont, bouwvoor

3

Klei, matig siltig, matig zandhoudend, grijsbruin, scherp, bioturbatie, roestvlekken: weinig, kalkrijk

-46

Klei, sterk zandig, zwak humeus, sporen houtskool, donker grijsbruin, geleidelijk, roestvlekken: weinig, kalkloos, A-horizont

-66

Klei, matig siltig, sporen riet, grijsblauw, ff bovenin, fosfaatvlekken: spoor, kalkloos

-176

Boring: 3

X: 88631,83

Y: 465786,88

Datum: 05-09-2014

Opmerking:

Hoogte (m NAP): 0,193

0

50

100

150

200

gras

19

Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend, donker grijsbruin, scherp, kalkloos, A-horizont, bouwvoor

-1

Klei, matig siltig, matig zandhoudend, sporen baksteen, sporen puin, grijs, scherp, roestvlekken: weinig, kalkrijk, omgewerkte grond

-71

Klei, matig siltig, lichtgrijs, geleidelijk, roestvlekken: spoor, kalkloos

-101

Klei, matig siltig, licht grijsblauw, kalkloos

-181

(30)

Boring: 4

X: 88661,14

Y: 465805,74

Datum: 05-09-2014

Opmerking:

Hoogte (m NAP): 0,128

0

50

100

150

200

gras

13

Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend, donker grijsbruin, scherp, kalkloos, A-horizont, bouwvoor

-7

Klei, matig siltig, sterk zandhoudend, zwak puinhoudend, grijsbruin, drainage, scherp, gevlekt grijsgeel, kalkrijk, omgewerkte grond

-77

Klei, matig siltig, lichtgrijs, geleidelijk, roestvlekken: spoor, kalkloos

-107

Klei, matig siltig, licht grijsblauw, scherp, kalkloos

-137

Klei, matig siltig, matig humeus, sporen wortels, grijsbruin, geleidelijk, kalkloos, vegetatieniveau

-147

Klei, matig siltig, lichtgrijs, zandlagen, kalkrijk

-177

Klei, matig siltig, zwak humeus, zwak wortelhoudend, licht grijsbruin, kalkloos, vegetatieniveau

-187

Boring: 5

X: 88693,01

Y: 465828,73

Datum: 05-09-2014

Opmerking:

Hoogte (m NAP): 0,099

0

50

100

150

200

gras

10

Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend, donker grijsbruin, scherp, kalkloos, A-horizont, bouwvoor

-10

Zand, zeer fijn, uiterst siltig, grijsbeige, scherp, bioturbatie, roestvlekken: weinig, kalkrijk

-60

Klei, sterk zandig, zwak humeus, sporen houtskool, sporen baksteen, donker bruingrijs, geleidelijk, roestvlekken: weinig, kalkloos, A-horizont

-80

Klei, matig siltig, zwak houtskoolhoudend, grijsblauw, geleidelijk, roestvlekken: spoor, kalkloos

-90

Klei, sterk zandig, grijswit, geleidelijk, zandlagen, roestvlekken: weinig, kalkrijk

-130

Klei, matig siltig, grijs, scherp, kalkloos

-160

Klei, matig siltig, zwak humeus, resten planten, licht grijsbruin, kalkloos

-190

Boring: 6

X: 88689,1

Y: 465866,58

Datum: 05-09-2014

Opmerking:

Hoogte (m NAP): 0,144

0

50

100

150

200

gras

14

Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend, donkerbruin, scherp, kalkloos, A-horizont, bouwvoor

-6

Klei, sterk zandig, matig zandhoudend, grijsbeige, scherp, roestvlekken: veel, kalkrijk

-36

Klei, sterk zandig, zwak humeus, grijsbruin, scherp, roestvlekken: weinig, kalkloos, A-horizont

-61

Klei, matig siltig, zwak houtskoolhoudend, donkergrijs, geleidelijk, kalkloos

-66

Klei, matig siltig, licht grijsblauw, scherp, roestvlekken: weinig, kalkloos

-106

Klei, zwak zandig, zwak humeus, resten planten, licht grijsbruin, kalkrijk

-186

(31)

Boring: 7

X: 88661,18

Y: 465842,97

Datum: 05-09-2014

Opmerking:

Hoogte (m NAP): 0,122

0

50

100

150

200

gras

12

Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend, donker grijsbruin, scherp, kalkloos, A-horizont, bouwvoor

-8

Zand, zeer fijn, uiterst siltig, grijsbeige, scherp, roestvlekken:

weinig, kalkrijk, omgewerkte grond

-38

Klei, sterk zandig, zwak humeus, bruingrijs, scherp, roestvlekken: weinig, kalkloos, A-horizont

-78

Klei, matig siltig, grijsblauw, spoorff, geleidelijk, roestvlekken: weinig, kalkloos

-108

Klei, zwak zandig, zwak humeus, resten planten, licht grijsbruin, kalkloos

-188

Boring: 8

X: 88634

Y: 465821,63

Datum: 05-09-2014

Opmerking:

Hoogte (m NAP): 0,209

0

50

100

150

200

250

300

350

400

gras

21

Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend, donker grijsbruin, scherp, kalkloos, A-horizont, bouwvoor

1

Zand, matig fijn, sterk siltig, zwak humeus, grijsbruin, scherp, gevlekt grijs, roestvlekken: spoor, kalkrijk, omgewerkte grond

-29

Klei, sterk zandig, zwak humeus, bruingrijs, scherp, kalkloos, A-horizont

-64

Klei, matig siltig, matig humeus, donker grijsbruin, geleidelijk, kalkloos, vegetatieniveau

-79

Klei, matig siltig, grijsblauw, geleidelijk, roestvlekken: spoor, kalkloos

-99

Klei, matig siltig, lichtgrijs, geleidelijk, zandlagen, kalkloos

-139

Klei, matig siltig, zwak humeus, resten planten, licht grijsbruin, geleidelijk, kalkloos, vegetatieniveau

-149

Klei, matig siltig, licht grijsbruin, geleidelijk, zandlagen, kalkloos

-179

Klei, matig siltig, zwak humeus, sporen riet, donker grijsbruin, geleidelijk, kalkloos, vegetatieniveau

-189

Klei, matig siltig, sporen riet, grijs, geleidelijk, kalkloos

-209

Klei, matig siltig, grijs, geleidelijk, zandlagen, kalkrijk

-259

Zand, matig fijn, sterk siltig, grijs, kleilagen, kalkrijk

-379

Boring: 9

X: 88603,32

Y: 465799,34

Datum: 05-09-2014

Opmerking:

Hoogte (m NAP): 0,209

0

50

100

150

200

gras

21

Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend, donkerbruin, scherp, kalkloos, A-horizont, bouwvoor

1

Klei, sterk zandig, matig zandhoudend, grijsbruin, scherp, kalkrijk, omgewerkte grond

-29

Klei, sterk zandig, zwak humeus, bruingrijs, scherp, roestvlekken: weinig, kalkloos, A-horizont

-49

Zand, matig fijn, uiterst siltig, sporen baksteen, donkergrijs, geleidelijk, kalkloos

-69

Klei, matig siltig, licht grijsblauw, geleidelijk, gevlekt licht grijsbruin, kalkloos

-119

Klei, matig siltig, resten planten, lichtgrijs, zandlagen, kalkloos

-179

(32)

Boring: 10

X: 88571,2

Y: 465812,69

Datum: 05-09-2014

Opmerking:

Hoogte (m NAP): 0,225

0

50

100

150

200

gras

22

Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend, donker grijsbruin, scherp, kalkloos, A-horizont, bouwvoor

2

Zand, matig fijn, sterk siltig, zwak baksteenhoudend, grijsbeige, scherp, kalkrijk, omgewerkte grond

-28

Klei, sterk zandig, zwak humeus, sporen baksteen, bruingrijs, geleidelijk, roestvlekken: weinig, kalkloos, A-horizont

-58

Zand, matig fijn, sterk siltig, grijs, geleidelijk, kalkloos

-67

Klei, matig siltig, lichtgrijs, geleidelijk, roestvlekken: spoor, kalkloos

-98

Klei, matig siltig, zwak humeus, licht grijsbruin, geleidelijk, kalkloos

-107

Klei, matig siltig, resten planten, lichtgrijs, zandlagen

-177

Boring: 11

X: 88599,81

Y: 465833,84

Datum: 05-09-2014

Opmerking:

Hoogte (m NAP): 0,204

0

50

100

150

200

gras

20

Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend, donker grijsbruin, scherp, kalkloos, A-horizont, bouwvoor

0

Zand, zeer fijn, uiterst siltig, sporen baksteen, grijsbeige, scherp, kalkrijk, omgewerkte grond

-20

Klei, sterk zandig, zwak humeus, bruingrijs, geleidelijk, roestvlekken: weinig, kalkloos, A-horizont

-50

Zand, matig fijn, uiterst siltig, zwak humeus, donkergrijs, geleidelijk, kalkloos

-60

Klei, matig siltig, sporen houtskool, donkergrijs, geleidelijk, kalkloos

-80

Klei, matig siltig, grijsblauw, geleidelijk, roestvlekken: spoor, kalkloos

-90

Klei, matig siltig, lichtgrijs, kalkrijk

-120

Klei, uiterst siltig, licht grijsbruin, gelaagd, kalkrijk

-180

Boring: 12

X: 88628,7

Y: 465852,76

Datum: 05-09-2014

Opmerking:

Hoogte (m NAP): 0,204

0

50

100

150

200

gras

20

Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend, donker grijsbruin, scherp, kalkloos, A-horizont, bouwvoor

0

Klei, sterk zandig, zwak humeus, zwak baksteenhoudend, zwak grindhoudend, grijsbruin, scherp, kalkrijk, omgewerkte grond

-20

Klei, sterk zandig, zwak humeus, bruingrijs, geleidelijk, roestvlekken: weinig, kalkloos, A-horizont

-65

Klei, matig siltig, zwak humeus, donkergrijs, geleidelijk, kalkloos, A-horizont

-70

Klei, matig siltig, lichtgrijs, geleidelijk, roestvlekken: weinig, kalkloos

-100

Klei, matig siltig, zwak humeus, licht grijsbruin, geleidelijk, kalkloos, vegetatieniveau

-120

Klei, matig siltig, resten planten, lichtgrijs, kalkloos

-180

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit adviesrapport heeft als doel COA Haaglanden bewust te maken van het feit dat preventieve activiteiten voor vluchtelingenkinderen van groot belang kunnen zijn voor hun

fragmenten handgevormd aardewerk aangetroffen die globaal in de periode tussen de Bronstijd en de Late-Middeleeuwen te dateren zijn. De aanwezigheid van handgevormd aardewerk onder

Tijdens de begeleiding van graafwerkzaamheden ten behoeve van een ondergrond- se container op het Stationsplein te Tiel zijn geen archeologisch relevante sporen of

Archeologisch onderzoek in de gemeente Deventer en daarbuiten heeft uitgewezen dat sporen van oudere fasen van de boerderij en bijbehorende structuren tot op 200 m van het latere

Omdat in 1942 niet met metaaldetectoren gezocht kon worden en op basis van de grote hoeveelheden Romeinse vondsten in de teruggestorte grond, wordt geadviseerd om bij de

Omdat de uitvoering van de sane- ring eventueel tot aantasting van het bodemarchief zou kunnen leiden, en omdat het onderzoeksge- bied op de Archeologische beleidskaart van de

9.45u Hoogmis, als jaardienst voor Martin Piters en Agnes Beckers en kinderen Mathieuke en Bartelke, voor Jean en Ria Piters en schoonzonen Wilhem Lau en Frans Weijenberg, voor

Dit is een terrein van zeer hoge archeologische waarde (waarde 3) en waarvan bekend is dat daar resten van het Augusteïsche legerkamp (19–16 voor Chr.), twee legerplaatsen van