Archeologische Begeleiding aan de Huppelseweg te Winterswijk
F.J. Heijting
Archeodienst Rapport 130
CIS-code: 50960
In opdracht van: J.W. Obbink BV
2
Colofon
Titel: Archeologische Begeleiding aan de Huppelseweg te Winterswijk
Auteur: Femke Heijting
Archeodienst rapportnummer: 130
ISSN nummer: 1877-2900
Versienummer: 1.1
CIS-code: 50960
Gemeente: Winterswijk
Opdrachtgever: J.W. Obbink BV
Eindredacteur: Willem-Simon van de Graaf Determinatie vondsten Marloes Luijten
Foto’s en tekeningen: Archeodienst BV, tenzij anders aangegeven
Datum: 26 maart 2012
Plaats: Zevenaar
Foto omslag: Impressie van het onderzoek.
Autorisatie: Willem-Simon van de Graaf
15-08-2012
De kaft van dit rapport is in de vorm van de voor- en achterkant van een Romeinse dakpan, waarop hondepootafdrukken staan.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder bronvermelding.
Archeodienst BV aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit onderhavig onderzoek of de gegeven adviezen.
Ringbaan-Zuid 8a Postbus 297 6900 AG Zevenaar
Tel. 0316-581130 Fax 0316-343406 info@archeodienst.nl www.archeodienst.nl
3
Inhoudsopgave
1 Inleiding ... 5
2 Vooronderzoek ... 7
2.1 Geomorfologie en bodem ... 7
2.2 Historische geografie ... 8
2.3 Archeologie ... 9
2.4 Verwachting op basis van het vooronderzoek ... 9
3 Doelstelling ... 11
3.1 Onderzoeksvragen ... 11
4 Onderzoeksstrategie ... 13
4.1 Werkwijze ... 13
5 Resultaten archeologisch onderzoek ... 15
5.1 Fysische geografie ... 15
5.2 Sporen en vondsten ... 15
6 Conclusie ... 17
6.1 Aanbeveling ... 17
6.2 Beantwoording van de onderzoeksvragen ... 17
6.3 Voorbehoud... 18
Literatuur ... 19
Lijst van afbeeldingen ... 19
Lijst van bijlagen ... 19
Bijlage 1: Archiskaart ... 20
Bijlage 2: Putten- en allesporenkaart ... 22
Bijlage 3: Determinatielijst ... 24
Bijlage 4: Codeboek ... 26
Bijlage 5: Verklarende woordenlijst ... 28
Bijlage 6: Periodentabel ... 29
4
Administratieve gegevens
projectnaam Winterswijk-Huppelseweg AB
CIS-code 50960
provincie Gelderland
gemeente Winterswijk
toponiem Huppelseweg 4
type project AB (Archeologische Begeleiding)
opdrachtgever J.W. Obbink BV
uitvoerder Archeodienst BV
bevoegd gezag Gemeente Winterswijk
verantwoordelijke bevoegd gezag Dhr. K. Meinderts
geografische positie (x;y)
(x) 247367; (y) 446377 (x) 247384; (y) 446384 (x) 247390; (y) 446370 (x) 247372; (y) 446363
kaartblad 41EE
5
1 Inleiding
In opdracht van J.W. Obbink BV heeft archeologisch onderzoeksbureau Archeodienst BV een archeologische begeleiding (AB) uitgevoerd aan de Huppelseweg 4 te Winterswijk (gemeente Winterswijk, Fig. 1.1). Het onderhavige onderzoek is uitgevoerd in het kader van de RO- procedure ten behoeve van de geplande ontwikkeling van het plangebied. De opdrachtgever is van plan om op het terrein een aanbouw aan het bestaande pand van het bedrijf J.W. Obbink BV te realiseren. Daarbij zullen eventueel aanwezige archeologische resten verstoord worden.
Fig. 1.1: Situering van het plangebied op de topografische kaart.
Het onderhavige onderzoek volgt op het bureau- en karterend veldonderzoek uit 2011 (van der Klooster 2011), waaruit bleek dat in het plangebied een esdek aanwezig is van ca. 80 cm dik.
Onder het esdek zijn fragmenten handgevormd aardewerk gevonden die in de periode tussen de Bronstijd en de Late-Middeleeuwen te dateren zijn. Op basis van het vooronderzoek kunnen vindplaatsen uit alle perioden vanaf het Laat-Paleolithicum verwacht worden, met name uit de periode van Bronstijd tot Late-Middeleeuwen. Door de graafwerkzaamheden ten behoeve van de te realiseren nieuwbouw zal de bodem worden verstoord en is de kans aanwezig dat eventueel aanwezige archeologische resten verloren zullen gaan. Na uitvoering van het bureauonderzoek en karterend veldonderzoek adviseerde Archeodienst BV om vervolgonderzoek uit te voeren. Gezien de beperkte omvang van het plangebied (280 m²) is aanbevolen dit vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm een archeologische begeleiding onder protocol opgraven.
Het veldwerk vond plaats op 27 maart 2012. De archeologische begeleiding is uitgevoerd door drs. Femke Heijting. De wetenschappelijke leiding was in handen van drs. W.S. van de Graaf.
Het grondverzet werd uitgevoerd door Agrarisch Grondverzetbedrijf J. Nijman. Het onderzoek is uitgevoerd conform het Programma van Eisen (PvE; Heijting 2012) en de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2 (CCvD 2010).
6
Voor de in dit rapport gebruikte geologische en archeologische tijdsaanduidingen wordt verwezen naar bijlage 6. Afkortingen en jargon worden in bijlage 4 en 5 uitgelegd. Een putten- en alle- sporenkaart is te vinden in bijlage 2.
Fig. 1.2: Het bedrijfspand met daarnaast het plangebied waar de aanbouw gerealiseerd zal worden.
7
2 Vooronderzoek
De tekst uit dit hoofdstuk is ontleend aan het rapport van het bureauonderzoek en karterend veldonderzoek (van der Klooster 2011).
2.1 Geomorfologie en bodem
Het plangebied ligt in het Oost-Nederlandse dekzandgebied waar in de laatste en voorlaatste ijstijd dekzanden zijn afgezet. In de laatste ijstijd, het Weichselien (115.000 – 10.000 BP), heerste er een koud klimaat, maar was de bodem niet bedekt met landijs. Door de aanhoudende kou kon er nauwelijks vegetatie groeien en lag de kale onbegroeide bodem onbeschermd aan de
oppervlakte. De wind kon de top van de bodem makkelijk eroderen waardoor het zand werd verplaatst. Dit proces heeft ertoe geleid dat aan het begin van het Holoceen (10.000 BP – nu; een relatief warm tijdvak) een groot deel van Nederland onder een deken van zand lag. Dit zand behoort geologisch gezien tot de Formatie van Boxtel, laagpakket van Wierden.
Op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) is zichtbaar dat het plangebied zich hoog in het landschap bevindt (Fig. 2.1). Ook in de directe omgeving zijn relatief hoge gebieden
herkenbaar. Volgens de geomorfologische kaart zijn dit dekzandwelvingen (gebieden met relatief veel reliëf), die niet tot een duidelijke dekzandkop behoren. Op de bodemkaart staat, op delen van zowel de dekzandkoppen als –welvingen, een aaneengesloten zone van enkeerdgronden weergegeven. Ook in het plangebied bevinden zich volgens de bodemkaart enkeerdgronden. Dit zijn gronden die over het algemeen vanaf de 16e eeuw zijn ontstaan en door eeuwenlange
bemesting met heideplaggen, voorzien van mest van voornamelijk schapen, extra opgehoogd zijn.
Door de rijke en minimaal 50 cm dikke bouwvoor (esdek) zijn deze gronden zeer geschikt voor akkerbouw. Het opgehoogde pakket beschermt tevens eventuele daarondergelegen archeologische resten tegen o.a. diepploegen. Gezien de hoge ligging was het plangebied al voor het ontstaan van het esdek geschikt als nederzettingsterrein.
Fig. 2.1: Het plangebied op de AHN-kaart ( www.ahn.nl).
8
Bij het booronderzoek (karterend veldonderzoek) zijn vijf boringen gezet (van der Klooster 2011).
De bodemopbouw in alle vijf boringen was intact en voldeed aan de eigenschappen van een enkeerdgrond: De eerste 35 á 45 cm bestond uit een zwartgrijze humusrijke geploegde A-horizont (Aap) gevolgd door een tweede bruingrijze humushoudende horizont (tot ca. 90 cm –mv).
Hieronder bevindt zich de uitspoelingshorizont van de oorspronkelijke podzol (Bh-horizont) die overgaat in de gele C-horizont. Ofwel tot ca. 90 cm – mv bevindt zich een esdek in het
plangebied. Er zijn geen vondsten uit het esdek verzameld, dus het was niet mogelijk om het esdek te dateren op basis van vondstmateriaal. In boring 1 (Fig. 2.2) zijn onder het esdek
fragmenten handgevormd aardewerk aangetroffen die globaal in de periode tussen de Bronstijd en de Late-Middeleeuwen te dateren zijn. De aanwezigheid van handgevormd aardewerk onder het opgebrachte dek wijst in ieder geval op menselijke activiteit en/ of een mogelijke vindplaats in de periode vóór het ontstaan van het esdek.
Fig. 2.2: Boorpunten karterend veldonderzoek.
2.2 Historische geografie
Vanaf het Laat-Neolithicum (2850 tot 2000 v. Chr.) nam de bevolking in Oost–Nederland toe, voornamelijk op de hogere zandruggen. Om meer akkerland te krijgen vond ontbossing plaats.
Pas in de Laat-Romeinse tijd en Vroege-Middeleeuwen (270–700 na Chr.) nam de bevolking, net als in andere delen van Nederland, af als gevolg van het uiteenvallen van het Romeinse rijk. Vanaf 700 na Chr. nam de bevolking weer toe en werden bossen omgezet naar heide en grasland voor begrazing. Hierdoor ontstonden aaneengesloten open landbouwgebieden (essen) die opgehoogd werden met plaggen. De bewoning verplaatste zich van de dekzandruggen naar de gebieden daarbuiten. Vanaf 1250 na Chr. was er een duidelijke scheiding tussen akkerbouw op de hogere delen en weide en bewoning op de lagere delen.
Hoewel het plangebied hooggelegen is, is op historisch kaartmateriaal te zien dat het hoger gelegen deel in het plangebied waarschijnlijk lange tijd onbebouwd gebleven is (Fig. 2.3.) De eerste bebouwing in de omgeving is zichtbaar op het Bonneblad uit 1929 en bevindt zich ter hoogte van nummer 5 en 7 aan de overzijde van de Huppelseweg. Het plangebied zelf lijkt niet bebouwd te zijn geweest, wat de aanwezigheid van recente bodemverstoringen onwaarschijnlijk maakt.
9 Fig. 2.3: Situering van het plangebied op de topografische kaart uit 1845.
2.3 Archeologie
Volgens zowel de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden als de gemeentelijke beleids- advieskaart bevindt het plangebied zich in een zone met een hoge archeologische verwachting.
Deze verwachting is gebaseerd op de aanwezigheid van enkeerdgronden. Binnen het plangebied heeft nog geen archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Uit de (directe) omgeving van het plangebied zijn wel archeologische waarden bekend in Archis 2 (Bijlage 1). Alle waarnemingen liggen op de hogere delen binnen het landschap. Ca. 1 km ten noorden van het plangebied bevinden zich de oudste waarnemingen (Archisnr. 3934 en 3473). Het betreffen twee
vuursteenvindplaatsen uit het Paleolithicum tot de Bronstijd. Ca. 1 km ten zuidoosten bevindt zich een urnenveld uit de Late-Bronstijd tot Vroege-IJzertijd (1100 – 500 v. Chr.). Deze
waarneming vormt tevens de basis voor het daar gelegen archeologische monument (Archiswaar- nemingsnummer 7075). Het nabijgelegen urnenveld uit diezelfde periode is administratief geplaatst, waardoor de locatie onzeker is (waarnemingnummer 1252). Archiswaarnemings- nummer 3478, ten zuiden van het plangebied, betreft laat-middeleeuwse resten van de grachten en muren van de Havezate “Waliën”, een versterkt landhuis.
2.4 Verwachting op basis van het vooronderzoek
Uit het bureauonderzoek komt naar voren dat het plangebied op een dekzandrug met
enkeerdgronden is gelegen. De hoge ligging in het landschap en de rijke bouwvoor zorgen resp.
voor een geschikte locatie voor nederzettingen (vanaf de Steentijd) en akkerbouw (vanaf de Late- Middeleeuwen). In de directe omgeving zijn op dezelfde dekzandrug bewoningsresten uit de Steentijd, Bronstijd/IJzertijd en Middeleeuwen aangetroffen. In de 20e eeuw ontstaat bebouwing nabij het plangebied, maar het plangebied zelf lijkt niet recent verstoord. Door de conserverende werking van het esdek zullen eventuele archeologische waarden dieper dan 50 cm dan ook goed bewaard zijn gebleven. Voor het plangebied geldt zodoende een hoge verwachting voor
archeologische waarden uit de Steentijd t/m de Late-Middeleeuwen. Bij het booronderzoek is deze verwachting bevestigd. In alle boringen is een intacte enkeerdgrond aangetroffen en uit drie
10
van de vijf boringen zijn archeologische indicatoren afkomstig (van der Klooster 2011). Het esdek kon niet worden gedateerd aan de hand van de verkregen informatie bij het booronderzoek.
Onder het opgebrachte esdek van ca. 90 cm zijn twee fragmenten handgevormd aardewerk aangetroffen die dateren uit de Bronstijd tot Late-Middeleeuwen. De aanwezigheid van handgevormd aardewerk onder het opgebrachte dek wijst in ieder geval op menselijke activiteit en/ of een mogelijke vindplaats in de periode vóór het ontstaan van het esdek.
11
3 Doelstelling
Het doel van de archeologische begeleiding is het documenteren en daarmee veiligstellen van de archeologische waarden van de locatie.
3.1 Onderzoeksvragen
De vraagstelling van de archeologische begeleiding betreft het toetsen van de gespecificeerde archeologische verwachting en het in kaart brengen van de eventueel aanwezige archeologische waarden. Om de doelstelling van het onderzoek te verwezenlijken zijn in het Programma van Eisen (Heijting 2012) de volgende onderzoeksvragen gesteld:
1. Is er sprake van één of meer vindplaatsen?
2. Wat is de aard, omvang, kwaliteit en verloop van de archeologische sporen en sporenclusters?
3. Wat is de conservering en gaafheid van de vindplaats(-en)?
4. Wat is de fasering van de vindplaats(-en)?
5. Wat is de datering van de archeologische vondsten en tot welke vondsttypen of vondstcategorieën behoren zij?
6. Uit welke periode dateren de eventuele sporen?
7. Wat is de relatie met de omgeving?
AB Huppelseweg te Winterswijk, eindrapport Archeodienst BV
12
13
4 Onderzoeksstrategie
4.1 Werkwijze
Voor de nieuwe aanbouw van het bedrijfspand moest een bouwput van ca. 15 bij 20 m uitgegraven worden tot ca. 70 cm – mv. De bouwput is onder archeologische begeleiding uitgegraven door een graafmachine met gladde bak, waarna de stort direct per laag gescheiden werd afgevoerd (Fig. 1.2). Daarom is de bouwput per bodemlaag verdiept. Vervolgens is een sleuf van ca. 1,5 m breed gegraven aan de oost-, zuid-, en –westzijde van de bouwput, omdat hier funderingspoeren worden geplaatst. Deze sleuf was ca. 0,25 cm dieper dan de rest van de bouwput (Fig. 4.1, Bijlage 2). Bij de aanleg van de vlakken en bij het afzoeken van het
opgravingsvlak en de stort is een metaaldetector ingezet. Het vlak in de funderingssleuven is in segmenten van 5 bij 5 m gefotografeerd.
Om inzicht te krijgen in de bodemopbouw zijn twee profielkolommen gedocumenteerd. De kolommen zijn driedimensionaal ingemeten, schoongemaakt, gefotografeerd, beschreven en getekend op een schaal van 1:20. De lithologische en bodemkundige beschrijving is conform de NEN5104 norm en de Archeologische Standaard Boormethode (Bosch 2008) uitgevoerd. Dit betekent dat bij het beschrijven van de lagen is gelet op textuur (grondsoort), bodemopbouw, oxidatie- en reductievlekken van ijzer en mangaan, kalkgehalte, kleur en archeologische indicatoren waaronder aardewerk en houtskool. De tekeningen van de profielkolommen zijn analoog vervaardigd. De vlaktekening is digitaal vervaardigd. Hierbij zijn alle meetgegevens, zoals hoogtematen, putgrenzen, verstoringen, meetpunten etc., met een GPS met gebruik van realtime correctiegegevens van de firma 06-GPS te Sliedrecht in het nationale Rijks Driehoek systeem ingemeten. Met behulp van een gestandaardiseerde codering die bij elk meetpunt is ingevoerd, zijn de punten in een CAD-tekening omgezet.
De werkzaamheden zijn conform het PvE (Heijting 2012) en de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2 (CCvD 2010).
Fig. 4.1: De bouwput met sleuven aan drie zijden (foto genomen in zuidwestelijke richting).
AB Huppelseweg te Winterswijk, eindrapport Archeodienst BV
14
15
5 Resultaten archeologisch onderzoek
5.1 Fysische geografie
De twee gedocumenteerde profielkolommen hebben een vergelijkbare bodemopbouw (Fig. 5.1).
Kolom 1, aan de westzijde van de bouwput, toont een esdek met meerdere ophogingspakketten uit zeer siltig zand. Er zijn drie ophogingspakketten te onderscheiden van resp. 20, 30, en 10 cm dik, met daaronder een mogelijk vierde pakket van 10 cm dik. Het vrij homogene esdek gaat over in een ca. 15 cm dikke, bruine, gevlekte laag. Dit is mogelijk de oude akkerlaag. Op ca. 1,10 m -mv bevindt zich de C-horizont bestaande uit geel siltig zand.
Fig. 5.1: Profielkolommen 1 en 2: Esdekken met meerdere ophogingslagen.
Ook profielkolom 2 toont meerdere ophogingspakketten binnen het esdek. Het bovenste pakket is met een dikte van 80 cm vrij dik. Daaronder bevinden zich nog 2 ophogingspakketten van resp.
20 en 14 cm dik. Onder de ophogingslagen van het esdek bevindt zich een mogelijk oude akkerlaag en daaronder de C-horizont. Bodems met een opgebrachte bovenlaag van aarde vermengd met plantenresten en stalmest worden enkeerdgronden genoemd. Deze waarneming komt overeen met de verwachting na het booronderzoek op deze locatie (van der Klooster 2011), waarbij ook meerdere humusrijke horizonten zijn herkend in het esdek.
5.2 Sporen en vondsten
De onderkant van het esdek in beide kolommen bevond zich op 1 m tot 1,30 m –mv. Omdat het grootste deel van de bouwput uitgegraven is tot 60 cm –mv werd hier bij de archeologische begeleiding de oude akkerlaag of de C-horizont niet bereikt. Alleen in de sleuven ten behoeve van de funderingspoeren, op 0,85 m tot 1,20 m –mv kwam het vlakniveau net boven of tot in de akkerlaag.
Omdat de bouwput niet tot op de C-horizont is uitgegraven, konden in het vlak geen
archeologische sporen herkend worden. Wel is er een aantal vondsten verzameld (Bijlage 3). Er zijn vier vondstnummers uitgegeven. Vondstnummer 1 is gevonden in het esdek, op ca.
60 cm -mv en betreft twee fragmenten steengoed uit de 17e tot 19e eeuw na Chr. Dieper in het esdek op ca. 0,95 cm -mv is een ondateerbaar fragment verbrand vuursteen gevonden (vondstnr
Recent Ophogingszand
Ophoging: Aa2-horizont Ophoging Aa1-horizont
Verploegde ophoging Aap-horizont
Ophoging: Aa3-horizont
Mollenlaag of oude akkerlaag (Apb-horizont)
C-horizont
Ophoging: Aap-horizont
Ophoging: Aa1-horizont
Ophoging: Aa2-horizont
Oude akkerlaag (Apb-horizont)
C-horizont
16
2). Uit de sleuf aan de zuidwestzijde van de bouwput werden op twee plekken een concentratie handgevormd aardwerk verzameld (Fig. 5.2). Dit aardewerk is aangetroffen in de onderkant van de oude akkerlaag, op ca. 0,9 tot 0,95 m –mv.
De eerste concentratie (vondstnr 3) bevatte 6 fragmenten ruwwandig besmeten aardewerk, gemagerd met steengruis met zwarte glimmers. Één fragment had aankoeksel aan de binnenzijde.
Het aardewerk dateert uit de IJzertijd (800-12 v Chr.) Een tweede concentratie (vondstnr 4) bevatte 10 fragmenten licht besmeten aardewerk uit de IJzertijd. Het aardewerk is verzameld vlakbij de locatie van boring 1 in het vooronderzoek. In deze boring zijn ook twee handgevormde scherven onder het esdek aangetroffen.
Omdat er geen sporen gevonden zijn, kunnen de vondsten niet in een directe context geplaatst worden. Wel is het aangetroffen aardewerk een indicatie voor de aanwezigheid van een IJzertijd- vindplaats binnen of in de directe omgeving van het onderzoeksgebied. Het onderzoeksgebied bevindt zich op een dekzandrug. In de nabije omgeving zijn op dezelfde dekzandrug
bewoningsresten uit de Steentijd, Bronstijd/IJzertijd en Middeleeuwen aangetroffen, waaronder een urnenveld uit de Late-Bronstijd/Vroege-IJzertijd.
Fig. 5.2: Het vlak in de westelijke sleuf, aangelegd in de akkerlaag. Hier zijn twee concentraties IJzertijd-aardewerk verzameld
17
6 Conclusie
Uit het vooronderzoek bleek het onderzoeksgebied gelegen te zijn op een dekzandrug met enkeerdgronden. Bij het karterend booronderzoek werd in het onderzoeksgebied een intacte bodem aangetroffen met de eigenschappen van een enkeerdgrond. Hieronder kunnen eventueel aanwezige archeologische resten goed bewaard gebleven zijn. In één boring werden fragmenten handgevormd aardewerk aangetroffen, wat wijst op menselijke activiteit en/of een mogelijke vindplaats uit de periode vóór het ontstaan van het esdek. De hoge ligging in het landschap maakt het onderzoeksgebied een geschikte locatie voor nederzettingen en akkerbouw. In de directe omgeving zijn op dezelfde dekzandrug bewoningsresten uit de Steentijd, Bronstijd/IJzertijd en Middeleeuwen aangetroffen. Daarom geldt voor het plangebied een hoge verwachting op archeologische waarden uit de Steentijd t/m de Late-Middeleeuwen
Tijdens de archeologische begeleiding is de bouwput uitgegraven tot maximaal 95 cm –mv. Het grootste deel van de bouwput is niet uitgegraven tot aan de onderkant van het esdek, waardoor hier geen sporen te herkennen waren. De drie funderingssleuven aan de zijkanten van de
bouwput reikten iets dieper, maar bleven qua niveau nog net boven de C-horizont, waardoor ook hier geen sporen herkend konden worden. Wel zijn er vondsten verzameld: Naast fragmenten steengoed en een fragment verbrand vuursteen uit het esdek zijn in de daaronder liggende mogelijke akkerlaag concentraties handgevormd ijzertijdaardewerk aangetroffen. Deze
concentraties bevinden zich vlakbij de locatie van boring 1, waarin ook handgevormd aardewerk aangetroffen is. De vondsten wijzen op de aanwezigheid van een (ijzertijd-) vindplaats onder het esdek binnen of in de directe omgeving van het onderzoeksgebied.
6.1 Aanbeveling
Door de beperkte diepte van de bouwput wordt een eventuele vindplaats vooralsnog niet bedreigd. De eventueel aanwezige archeologische waarden blijven ín situ intact onder de te realiseren nieuwbouw. Bij toekomstige ontgravingen binnen of in de nabijheid van het
onderzoeksgebied moet wel rekening gehouden worden met de aanwezigheid van archeologische resten.
6.2 Beantwoording van de onderzoeksvragen 1. Is er sprake van één of meer vindplaatsen?
Bij de archeologische begeleiding is het niveau van het eventueel aanwezige sporenvlak niet bereikt, waardoor deze vraag niet met zekerheid beantwoord kan worden. De aan- wezigheid van concentraties ijzertijdaardewerk onder het esdek zijn echter een duidelijke aanwijzing voor de aanwezigheid van een vindplaats uit deze periode.
2. Wat is de aard, omvang, kwaliteit en verloop van de archeologische sporen en sporenclusters?
Niet van toepassing. Het vlakniveau waarop eventueel aanwezige archeologische sporen leesbaar zijn, is niet bereikt.
3. Wat is de conservering en gaafheid van de vindplaats(-en)?
Niet van toepassing. Er zijn geen sporen aangetroffen.
4. Wat is de fasering van de vindplaats(-en)?
Niet van toepassing. Er zijn geen sporen aangetroffen.
5. Wat is de datering van de archeologische vondsten en tot welke vondsttypen of vondstcategorieën behoren zij?
Uit het esdek zijn twee fragmenten steengoed uit de 17e tot 19e eeuw verzameld, en een ondateerbaar fragment verbrand vuursteen. Aan de zuidwestzijde van de bouwput zijn twee concentraties ijzertijdaardewerk aangetroffen. Vondstnummer 6 betreft zes fragmenten ruwwandig besmeten aardewerk, waaronder één fragment met aankoeksel aan de binnenzijde. Vondstnummer 4 bevatte tien fragmenten licht besmeten aardewerk.
18
6. Uit welke periode dateren de eventuele sporen?
Het vlakniveau waarop eventueel aanwezige archeologische sporen leesbaar zijn is niet bereikt. Een onder het esdek aanwezige vindplaats zal echter in ieder geval uit de IJzertijd dateren.
7. Wat is de relatie met de omgeving?
Het plangebied ligt op een dekzandrug, wat het een geschikte nederzettingslocatie maakt.
In de directe omgeving zijn archeologische waarden bekend die allen liggen op hoger gelegen delen, waaronder vuursteenvindplaatsen en een urnenveld. Binnen het plangebied is een dik esdek ontwikkeld. Het is waarschijnlijk dat hieronder
archeologische waarden aanwezig zijn. De resultaten van de archeologische begeleiding kunnen hierover niet definitief uitsluitsel bieden omdat bij de begeleiding niet gegraven is tot op het mogelijke sporenniveau. De eventueel aanwezige archeologische waarden blijven in situ intact onder de te realiseren nieuwbouw.
6.3 Voorbehoud
Het uitgevoerde onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Het archeologisch onderzoek is erop gericht om de kans op het aantreffen dan wel vernietigen van archeologische waarden bij bouwwerkzaamheden in het plangebied te verkleinen. Aangezien het onderzoek is uitgevoerd door middel van een steekproef kan echter, op basis van de onderzoeksresultaten, de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische waarden niet met zekerheid gegarandeerd worden. Indien bij graafwerkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen dienen deze conform de Monumentenwet 1988, artikel 53, bij de minister gemeld te worden.
19
Literatuur
Bosch, J.H.A., 2008: Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode versie 1.1., Op basis van de Standaard Boorbeschrijvingmethode versie 5.2, Utrecht (Deltares-rapport 2008-U-R0881/A) Centraal College van Deskundigen Archeologie, 2010: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2, Gouda.
Heijting, F.J., 2012: Programma van Eisen Winterswijk Huppelseweg 4, Zevenaar.
Klooster, E. van der, 2011: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterende fase Huppelseweg te Winterswijk-Huppel, Archeodienst rapport 86, Zevenaar.
NEN (Nederlands Normalisatie Instituut), 1990: NEN-5104:1989 NL,
Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie Instituut, Delft.
Internet www.ahn.nl
Lijst van afbeeldingen
Fig. 1.1: Situering van het plangebied op de topografische kaart. ...5
Fig. 1.2: Het bedrijfspand met daarnaast het plangebied waar de aanbouw gerealiseerd zal worden. ...6
Fig. 2.1: Het plangebied op de AHN-kaart ( www.ahn.nl). ...7
Fig. 2.2: Boorpunten karterend veldonderzoek. ...8
Fig. 2.3: Situering van het plangebied op de topografische kaart uit 1845...9
Fig. 4.1: De bouwput met sleuven aan drie zijden (foto genomen in zuidwestelijke richting)... 13
Fig. 5.1: Profielkolommen 1 en 2: Esdekken met meerdere ophogingslagen. ... 15
Fig. 5.2: Het vlak in de westelijke sleuf, aangelegd in de akkerlaag. Hier zijn twee concentraties IJzertijd-aardewerk verzameld ... 16
Lijst van bijlagen
Bijlage 1: Archiskaart
Bijlage 2: Putten- en allesporenkaart Bijlage 3: Determinatielijst
Bijlage 4: Codeboek
Bijlage 5: Verklarende woordenlijst Bijlage 6: Periodentabel
20
Bijlage 1: Archiskaart
7075
3934
3478 3473
1252 10393
22137 2650
27076 36412
48397
49223
3760 247000
247000
247500
247500
248000
248000
446000 446000
446500 446500
447000 447000
Legenda
Waarnemingen Waarnemingen Waarnemingen met datering
:
Paleolithicum
:
Mesolithicum:
Neolithicum:
Bronstijd:
IJzertijd:
Romeinse tijd:
Middeleeuwen:
Nieuwe tijd VondstmeldingenVondstmeldingen Onderzoeksmeldingen
Bureauonderzoek Booronderzoek Gravend onderzoek Monumenten
Archeologische waarde Hoge archeologische waarde Zeer hoge archeologische waarde
Zeer hoge archeologische waarde, beschermd IKAW
Lage trefkans Middelhoge trefkans Hoge trefkans Water Ongekarteerd
Bronnen: © TOP10NL nov 2011, © Archis2 dec 2011
±
01:10000
50 100 200m22
Bijlage 2: Putten- en allesporenkaart
D D
kolom1-wp1kolom2-wp1
247366 247388
446360446380
vak 4
vak 9 vak 8
vak 6 vak 5
vak 7
vak 3
vak 1
vak 2
vak 12 vak 11
vak 10
Vakkenkaart
Putten- en allesporenkaart
±
60 3 Meters
werkputt trap
D
kolom24
Bijlage 3: Determinatielijst
Projectnummer: 50960 Projectnaam: Winterswijk
DETERMINATIELIJST KERAMIEK
vnrvolgnrwpvakcodecode specbakselbeschrijvingaantalsoortMinAigew (g)dateringscodeopmerkingen 311AWHRUWSteengruis met zwarte glimmers6wand286IJZ1 scherf aankoeksel aan de binnenzijde 4119AWHBESMETENLicht besmeten10wand254IJZlicht besmeten 1113AWGSTG2wand113NT B/C17e-19e eeuwNATUURSTEEN
vnrvolgnrwpvakcodecode specbakselbeschrijvingaantalgew (g)dateringscodeopmerkingen 511STNSTNzandsteenverbrand185XXXMogelijk onderdeel van en haardsteen 211VSTVSTnatuurlijkverbrand12XXXafm 70x30x26 28x20x3 info@archeodienst.nl
26
Bijlage 4: Codeboek
afkorting betekenis afkorting betekenis afkorting betekenis
…g1 zwak grindig d donker HVAT Handvat, dikke steel
…g2 matig grindig DAKPAN dakpan HVS Hilversum
…g3 sterk grindig DAO Defintief Archeologisch Onderzoek id identiek aan
…h1 zwak humeus DEKSEL deksel IJZ IJzertijd
…h2 matig humeus DETC Detectorvondst IJZER ijzerkiezel
…h3 sterk humeus DIG Dierbegraving IJZL Late-IJzertijd
-1L 1-ledig DIORIET Dioriet IJZM Midden-IJzertijd
-2L 2-ledig DISSEL Dissel IJZV Vroege-IJzertijd
-3L 3-ledig DIST Distaal (verst weg van bewerking) IKAW Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden
-4L 4-ledig DISTELF distelfibula IN Inhumatie
-5L 5-ledig DK Drenkkuil IN Inhumatiegraf
-6L 6-ledig DKL Distaal met kerf links INDET Ondetermineerbaar
A A-steker DKR Distaal met kerf rechts INDET Artefactcategorie niet te bepalen
AA Aa-steker DL ONGESL Deels-/ongeslepen INDUSTR industrieel wit
AAMBEELD aambeeld DLT Doorlaat(door een muur) ing ingenieur
AAN Aanscherpingsafslag DOBBELST dobbelsteen inkerf Inkerving/versiering
AANSCHERP Aanscherping DOLERIET Doleriet INKTPOT inktpot
AD Anno Domini (datering na Christus) DOLIUM Dolium ist interstadiaal
afb. afbeelding DOLK Dolk IVO Inventariserend Veldonderzoek
AFBOUW Afbouwvlak DOLKFIB dolkfibula IVO-B Inventariserend Veldonderzoek Boren
AFROND Afronding dolkfibula dolk IVO-P Inventariserend Veldonderzoek Proefsleuven
AFSLAG Afslag DOORB doorboring j ja
AFSLAGKERN Afslagkern DOOS doos JADE Jadeiet
AFVAL afval DORS Dorsaal (rugzijde/ negatieven) JASPIS Jaspis
AGAAT Agaat DP Depressie jd jonger dan
AHN Actueel Hoogtebestand Nederland DR Drain K klei
AKENS Akens DRIEH Driehoekige spits (neolithicum/bronstijd) k kolom
AMFIBIE amfibie DRIEKNOP drieknoppenfibula/ kruisboogfibula K. EIND Korte eindschrabber
AMFOOR amfoor drs. doctorandus KACHEL kacheltegel
AMFREL reliefbandamfoor DRUP Druppelvormige spits KAL Kalk
AMK Archeologische Monumenten Kaart DUB Dubbele schaaf KALENDER kalenderbergversiering
AMS versnelde C14-methode e.d. en dergelijke KALK Kalksteen
AMULET amulet e.v. en verder KAM kam
AMZ Archeologische Monumenten Zorg ECO ecologische monsters KAMSTRK kam(streek)versiering
ANDENNE Andenne EEN Eenzijdig KAN kan
ARCHIS Archeologisch Informatie Systeem EG Erfgreppel KANDELR kandelaar
ARM Armband/armring EIPOT eierpot KANDELR kandelaar
ARMBAND armband ELMPT Elmpt KAP Kap/tablet slagvlak
ARMBOOG armboog/voetboogfibula/"Armbrustfibel EMMER emmer KAPFIB kapfibula
art. artikel ENG engobe KAT kat
ARTEFACT artefact et al. et alii (en anderen) KAW Aardewerk vaatwerk
AS As etc. etcetera KB HB Kb/vroege bronstijd-hamerbijl
ASB Archeologische Standaard Boorbeschrijving FAYENCE Fayence KBBEKER Klokbeker
AW AardewerK (ondetermineerbaar) FE Ijzer/oer KBW Bouwaardewerk
AWC Aardewerkconcentratie FeO2 roest (ijzeroxide) KEIL Keil
AWG gedraaid FF Fosfaat KEILM Keilmesser
AWH handgevormd FF <600m KEL Kelder
BA Balk FG verzameld door Fysisch Geograaf KELK kelk
BADORF Badorf FIBDRAAD draadfibula KER Aardewerk
BAND band FIBSCHIJF schijffibula KER keramiek
BANDOOR bandoor FIBULA fibula KERFSNED kerfsnee
BARBO barbotineversiering Fig. Figuur KERN Kern
BARN Barnsteen FLES fles KERN Kernsteker
BASALT Basalt FOS Fossiel KERNPRE Kernpreparatiestuk
BC Before Christ (datering voor Christus) FRECHEN Frechen KERNVER Kernvernieuwings-/kerncorrectiestuk
BE Beige FU Fuik KETEL ketel
BEITEL Beitel FZD Fijn zand KETTING ketting
BEK Beksteker GA Gracht KEULS Keuls
BEKER beker GANG Gangkwarts KGO Ovale kringgreppel
BELG Belgische vuursteen GARENKL garenklos KGP kogelpot
BES Beschoeiing GE Geel KGR Ronde kringgreppel
BESLAG beslag GEBIT gebitselement (tand/kies) KGV Vierkante kringgreppel
BESMETEN Besmeten GEBR Gebroken/onbekend KIE Kiezel
BESMY besmijting GEBRONSD gebronsd KL Kleibrokken
BEURS beurs GEELGLAZUUR geelgeglazuurd KL Kuil
BEZEMSTR bezemstreek GEEN Geen KLAP Klappersteen
BIJL bijl GEGLAD Geglad KLEDING kleding
BIJLAFSLAG Bijlafslag GEGOL golfrand KLEURLS kleurloos
BIJLKOKR kokerbijl GEIT geit KLING Kling
BIJLVER Bijlvernieuwingsafslag GEKLEURD gekleurd KLINGKERN Klingkern
bijv. bijvoorbeeld gem. gemiddeld KLOMP klomp
BINNEN binnenkant GEOM Geometrische (micro)spits KLOP Klopsteen (klopsporen en slijpvlakken)
BIP Bipolar GEPOLIJST Gepolijst km kilometer
BIT paardenbit GEVERFD geverfd/gevernist KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie
BKS Bekisting GEVERFDRD Beschilderd rood KNIEFIB kniefibula
BL Blauw GEVERFDWT Beschilderd wit KNIKKER knikker
BLAD Bladvormige spits GEW Gewichten KNIKPOT knikwandpot
BLAUWGRN blauwgroen GEWICHT gewicht KNOOP knoop
blz bladzijde GG >2400m KNOP Knop
BODEM bodem GHE Grafheuvel KNOPPEN knoppenfibula
BODEM Onderzijde GIET Gietmal/gietvorm KOKER koker
BOOGFIB boogfibula GIETMAL gietmal KOM kom, schaal
BOOR Boor GIS Geografisch Informatie Systeem KPY Pijpen
BORD bord GIT gittermuster KRAAL kraal
BOT Bot glans Glans/afronding werkrand KRAM kram
bot artefact bot, artefact GLASLOOD glas-in-lood kras Krassen
botsk Botskegels GLAZUUR glazuur KROM Krombeksteker
BOUW Bouwmateriaal GLD Glad KRUIK kruik
bouwmateriaal bouwmateriaal GLD gladwandig KRUIKAMF kruikamfoor
BP Before Present (datering t.o.v. 'heden', zijnde 1950) GLS Glas KS Karrespoor
BPA Beschoeiing, palen GN Groen Ks1 zwak siltige klei
BPL Beschoeiing, planken GNEIS Gneis Ks2 matig siltige klei
BPT Beerput/beerkelder GORDEL gordel/riem Ks3 sterk siltige klei
BR Brons GPS Global Positioning System Ks4 uiterst siltige klei
BR Bruin GR Greppel KSC Sculpturen
BRANDGLS gebrandschilderd glas GR Grijs KUB Kubussteen
BRL Brandlaag GR Grind KURKURN kurkurn
BROK Brok GRANIET Graniet KWA Kwarts (ongebroken)
BRONS Bronstijd GRAPE grape KWAG Kwart (gebroken)
BRONSL Late-Bronstijd GROEF groeflijn KWARTS Kwartsiet
BRONSM Midden-Bronstijd groef Groeven Kz1 zwak zandige klei
BRONSMA Midden-Bronstijd A GROEF Steen met groe(f)ven Kz2 matig zandige klei
BRONSMB Midden-Bronstijd B GROENGLAZUUR groengeglazuurd Kz3 sterk zandige klei
BRONSV Vroege-Bronstijd GRS grijs L leem
BRUINGLAZUUR bruingeglazuurd GRSBAK grijsbakkend l licht
BRUNSSUM Brunssum-Schinveld GT Goot L. EIND Lange eindschrabber
BS Baksteen GUTS guts LAARS laars
BTO Onverbrand bot GWBAK geelwitbakkend LANGERW Langerwehe
BTV Verbrand bot HA Haard LANSPUNT lans-/speerpunt
BU Bustum ha. hectare LAPPENS lappenschaal
BUIDEL buidel HAAKFIB haakfibula LAT Latrine
BUIK tussen bodem en schouder of rand HAARNLD haarnaald-speld-pen-sieraad LAT Lateraal (zijkant)
BUITEN buitenkant HAK Haardkuil LATENE Latene
BUN Visbun HAK Hak LBK Lineaire bandkeramiek
BV Bouwvoor HALFFABR halffabrikaat LEE Leer
bv. bijvoorbeeld HALFFBR Halffabrikaat spits LEEM Leem
C14 Koolstofdatering HALS hals LEI Leisteen
CA kalk HALSRING halssieraad LEPEL lepel
ca. circa HAMER hamer LG Laag
CAA Centraal Archeologisch Archief HANGER hanger LIN Lineair
CAD Computer-aided Drafting (of Design) HAZ Hazendonk LME Late-Middeleeuwen
CcvD Centraal College van Deskundigen Archeologie HEFT heft/handvat LMEA Late-Middeleeuwen A
CCvD Centraal College van Deskundigen HELM helm LMEB Late-Middeleeuwen B
CHAL Chalcedoon HENGS Hengsel LO Ophogingslaag
CHOP TOOL Chopping tool HG Huisgreppel LOK lokaal
CHOPPER Chopper hglans Hoogglans/sikkelglans LOKOX lokaal oxiderend
Chr. Christus HI Hoefindrukken LOKRED lokaal reducerend
CHS Hoofdstructuur HK Houtskool LOOD loodglazuur
CHW Cultuur-Historische Waardenkaart HKL Hoogkarspel LOPER Loper
CIS Centraal Informatie Systeem HL Hutteleem LR Leer
cm centimeter HOEFIJZER hoefijzer LS Stortlaag
CMA Centraal Monumenten Archief HOND hond Lz1 zwak zandige leem
COMP Compleet HT Hout Lz2 sterk zandige leem
CONG Conglomeraat HU Humus m meter
CR Crematiegraf HU Hutkom m² vierkante meter
CREMREST Crematie(-resten) huttenleem verbrande leem MA Master of Arts
CRI Crinoiden kalk huttenleem huttenleem MAA Machinale aanleg
Blad: 1/2
28
Bijlage 5: Verklarende woordenlijst
Allerød tijd Korte, relatief warme periode uit het Laat-Glaciaal (Weichselien), ca. 11.800-11.000 jaar geleden.
antropogeen Ten gevolge van menselijk handelen (door mensen veroorzaakt/gemaakt).
ARCHIS-melding Elke melding bij het centraal informatiesysteem (ARCHIS).
artefact Alle door de mens vervaardigde of gebruikte voorwerpen.
bioturbatie Verstoring van de oorspronkelijke bodemstructuur en/of transport van materiaal door plantengroei en dierenactiviteiten.
Bølling tijd Korte, relatief warme periode uit het Laat-Glaciaal (Weichselien), ca. 13.500-12.000 jaar geleden.
Boreaal Tijdvak, onderafdeling van het Holoceen, gekarakteriseerd door een gematigd en continentaal klimaat en een bebost landschap gedomineerd door loofbomen (datering ca. 6800-5500 voor Chr.).
Buitendijks Gronden die aan de rivierzijde van een dijk liggen. In het buitendijkse gebied liggen de uiterwaarden.
14C-datering
(ook wel C14- of C14-datering) Bepaling van gehalte aan radio-actieve koolstof 14C van organisch materiaal (hout, houtskool, veen, schelpen e.d.) waaruit de 14C-ouderdom kan worden afgeleid. Deze ouderdom wordt opgegeven in jaren vóór4 1950 na Chr. (jaren BP) met daaraan toegevoegd de aan de meting verbonden mogelijke afwijking (standaarddeviatie).
castellum Romeins legerkamp.
castra Romeins legerkamp voor legioenen
conservering Mate waarin grondsporen, anorganische en organische archeologische resten bewaard zijn.
couperen Het maken van één of meer verticale doorsneden door een spoor of laag om de aard, diepte, vullingen, vorm en relaties met andere fenomenen vast te stellen.
crematie Begraving met gecremeerd menselijk bot.
crevasse Doorbraakgeul door een oeverwal.
cultuurdek 30 tot 50 cm dikke cultuurlaag, soms opgebracht (vergelijkbaar met een es, maar minder dik), soms ontstaan door diepploegen.
dagzomen Aan de oppervlakte komen, zichtbaar worden van gesteenten (met inbegrip van zand, klei, etc.).
debiet Het aantal m3 water dat op een bepaald punt in een rivier per seconde passeert.
dekzand Fijnzandige afzettingen die onder periglaciale omstandigheden voornamelijk door windwerking ontstaan zijn; de dekzanden van het Weichselien vormen in grote delen van Nederland een 'dek' (Saalien: Formatie van Eindhoven; Weichselien: Formatie van Twente).
Dryas Laatste gedeelte van het Laat-Weichselien, ca. 20.000-10.000 jaar geleden.
Eemien Interglaciaal tussen Saalien en Weichselien (resp. voorlaatste en laatste glaciaal), ca. 130.000-120.000 jaar geleden.
enkeerdgronden Dikke eerdgrond (=laag met donkere, min of meer rulle grond, met organische en anorganische bestanddelen) ontwikkeld op zandgrond onder invloed van de mens; worden ook wel essen genoemd.
Edelmanboor Een handboor voor bodemonderzoek.
eolisch Door de wind gevormd, afgezet.
ex situ Achtergebleven op andere plaats dan waar de laatste gebruiker het heeft gedeponeerd, weggegooid of verloren.
esdek Dikke humeuze laag ontstaan door eeuwenlange bemesting; beschermt de oorspronkelijke bodem tegen ploegen en andere verstoringen
fibula mantelspeld
fluviatiel Door rivieren gevormd, afgezet.
fluvioglaciaal Door smeltwater (afkomstig van gletsjers) afgezet.
fluvioperiglaciaal Door stromend water onder periglaciale omstandigheden afgezet.
gaafheid Mate van (fysieke) verstoring van de bodem, zowel in verticale zin (diepte) als in horizontale zin (omvang).
genese Wording, ontstaan.
grondmorene Het door het landijs aangevoerde en na afsmelten achtergebleven mengsel van leem, zand en stenen. De afzetting wordt vaak aangeduid als keileem.
havezate Ridderlijk goed of kasteel in de oostelijke provincies.
Holoceen Jongste geologisch tijdvak (vanaf de laatste IJstijd: ca. 8800 jaar voor Chr. tot heden).
horizont Kenmerkende laag binnen de bodemvorming.
humeus Organische stoffen bevattend; bestaande uit resten van planten en dieren in de bodem.
ijzeroer IJzeroxidehydraat, een ijzererts dat vooral in vlakke landstreken, in dalen en moerassige gebieden op geringe diepte voorkomt.
inhumatie Begraving met niet gecremeerd menselijk bot
in situ Achtergebleven op exact de plaats waar de laatste gebruiker het heeft gedeponeerd, weggegooid of verloren.
interstadiaal Een warmere periode tijdens een glaciaal.
kom Laag gebied waar na overstroming van een rivier vaak water blijft staan en klei kan bezinken.
kronkelwaard Deel van een stroomgebied omgeven - en grotendeels opgebouwd - door een meander.
kwel Door hydrostatische druk aan het oppervlakte treden van grondwater
laag Een vervolgbare grondeenheid die op archeologische of geologische gronden als eenheid wordt onderscheiden.
leem Samenstelling van meer dan 50% silt, minder dan 50% zand en minder dan 25% klei limes Grens (meer in het bijzonder de noordgrens van het Romeinse rijk).
lithologie Wetenschap die zich bezighoudt met de beschrijving en het ontstaan van de sedimentaire gesteenten.
löss Eolisch (=wind-)a afzetting van zeer fijnkorrelig materiaal waarvan het overgrote deel van de korrels (60-85%) kleiner is dan 63 Fm.
lutum Kleideeltjes kleiner dan 0,002 mm
meander Min of meer regelmatige lusvormige rivierbocht (genoemd naar de Meander in Klein Azië, thans Menderes).
meanderen (van rivieren of beken) Zich bochtig door het landschap slingeren.
motte Type laat-middeleeuws kasteel (vaak een ronde burcht met toren) waarvoor het kenmerkend is dat het is geplaatst op een meestal kleine, kunstmatige verhoging.
oeverafzetting Rug langs een rivier, bestaande uit overwegend kleiafzettingen.
oeverwal Langgerekte rug langs een rivier of kreek, ontstaan doordat bij het buiten de oevers treden van de stroom het grovere materiaal het eerst bezinkt.
oxidatie Reactie met zuurstof (roesten/corrosie bij metalen; 'verbranding' bij veen).
palynologie Zie pollenanalyse.
plaggendek Oud verhoogd bouwland, ontstaan door ophoging ten gevolge van bemesting. Voor de bemesting werden plaggen of met zand vermengde potstalmest opgebracht.
plangebied Gebied waarbinnen de realisering van de planvorming het bodemarchief kan bedreigen
Pleistoceen Geologisch tijdperk dat ca. 2,3 miljoen jaar geleden begon. Gedurende deze periode waren er sterke klimaatswisselingen van gematigd warm tot zeer koud (de vier bekende IJstijden). Na de laatste IJstijd begint het Holoceen (ca. 8800 voor Chr.).
Pleniglaciaal Koudste periode van de laatste IJstijd, het Weichselien, ca. 20.000-13.000 jaar geleden.
podzol Bodem met een uitspoelingslaag (E-horizont) en een inspoelingslaag (B-horizont). Het proces van het uitlogen van de E-horizont en de vorming van een B- horizont door inspoeling van amorfe humus en ijzer wordt podzolering genoemd.
pollenanalyse De bestudering van fossiele stuifmeelkorrels en sporen waardoor een beeld van de vegetatiegeschiedenis gevormd kan worden. Uit de vegetatiegeschiedenis kan het klimaat worden gereconstrueerd.
potstal Uitgediepte veestal.
Prehistorie Dat deel van de geschiedenis waarvan geen geschreven bronnen bewaard zijn gebleven.
redoute Kleine veldschans (die alleen uitspringende en geen inspringende hoeken heeft).
rivierduin Door uitstuiving uit een riviervlakte hierlangs ontstaan duin (in Nederland meestal Weichselien of Vroeg Holoceen van ouderdom).
Saalien Voorlaatste glaciaal, waarin het landijs tot in Nederland doordrong (vorming stuwwallen), ca. 200.00-130.000 jaar geleden.
silt Zeer fijn sediment met grootte 0,002-0,063 mm
site Plaats waar in het verleden menselijke activiteit heeft plaatsgevonden.
slak Steenachtig afval van metaal- of glasproductie
solifluctie Het hellingafwaarts bewegen van met water verzadigd verweringsmateriaal, o.a. bij permafrost (een permanent bevroren ondergrond).
spieker Op palen geplaatst opslaghuisje voor granen.
strang Met water gevulde, van de hoofdstroom afgesneden-'dode'- meander.
stratigrafie Opeenvolging van lagen in de bodem.
stratigrafisch De ligging der lagen betreffend.
stroomgordel Het geheel van rivieroeverwal-, rivierbedding- en kronkelwaard-afzettingen, al dan niet met restgeul(en).
stroomrug Oude riviergeul die zodanig is opgehoogd met zandige afzettingen dat de rivier een nieuwe loop heeft gekregen; blijven door inklinking van de komgebieden als een rij in het landschap liggen.
stuwwal Door de druk van het landijs in het Saalien opgedrukte rug van scheefgestelde preglaciale sedimenten.
terras (rivier-) Door een rivier verlaten en daarna versneden dalbodem.
structuur Meerdere met elkaar in ruimte, tijd en functioneel opzicht samenhangende sporen.
vaaggronden Minerale gronden zonder duidelijke podzol-B-horizont, zonder briklaag en zonder minerale eerdlaag.
verbruining Proces van bodemvorming waarbij de bodem egaal (roest)bruin van kleur wordt.
vicus Een burgelijke nederzetting uit de Romeinse tijd met een stedelijk karakter maar zonder stadsrechten.
vindplaats Ruimtelijk begrensd gebied waarbinnen zich archeologische informatie bevindt.
Weichselien Geologische periode (laatste ijstijd, waarin het landijs Nederland niet bereikte), ca. 120.000-10.000 jaar geleden.
zavel Grondsoort die tussen 8 en 25% lutum (kleideeltjes kleiner dan 0,002 mm) bevat.
zeldzaamheid Mate waarin een bepaald type monument schaars is (of is geworden) voor een periode of in een gebied.
Blad: 1/ 1
29