• No results found

4. RESULTATEN VAN HET VELDWERK

4.2. Sporen

In totaal werden zeventien sporen aangetroffen tijdens het veldwerk. De sporen werden in WP18 en WP21 gevonden. Dit zijn sleuven die op het diepste niveau, tot 1 m onder maaiveld, werden aangelegd. De sporen bestaan voornamelijk uit greppels, maar er werden ook enkele paalkuilen en een dierbegraving aangetroffen.

4.2.1. Greppels

Tijdens het onderzoek werden drie greppels (S3-S5) in WP18 en vijf (S6, S7, S9, S10 en S16) in WP21 gevonden. De richting van de greppels varieert, maar heeft ongeveer een noord-zuidoriëntatie.

Alleen greppel S6 heeft een duidelijke oost-westrichting. De sporen werden in het vlak tussen 0,85 m en 1 m -NAP waargenomen. De vulling van de greppels verschilde, wat een aanwijzing kan zijn voor de datering van de sporen.

In het noorden van WP18 werd greppel S3 vanaf 0,78 m –NAP waargenomen (Figuur 5). De greppel had een vlakke bodem en was nog 40 cm diep. De vulling bestond uit een grijsbruine humeuze uiterst siltige klei met iets houtskool. De greppel was afgedekt door een laklaag welke bestond uit een humeuze bruine uiterst siltige klei met ijzerbrokjes (S9030). Boven de laklaag is de bodem recentelijk geroerd. Greppel S3 was ingegraven in een lichtblauw grijze sterk siltige klei met veel ijzerconcreties (S9040) en een humeuze lichtgrijze siltige klei met zandlaagjes (S9041).

Ten westen van greppel S3 werd greppel S5 aangetroffen. Dit spoor had een noord-zuidoriëntatie en bestond uit een humeuze grijze uiterst siltige klei. Dit spoor werd in het vlak op 0,67 m-NAP waargenomen. Door wateroverlast was het niet mogelijk dit spoor te couperen en verder te documenteren.

Aan de oostzijde van S3 werd de greppel S4 gedocumenteerd (Figuur 6). Dit spoor werd vanaf 0,65 m-NAP waargenomen en was nog 24 cm diep. S4 is door de laklaag (S9030) van bruine uiterst siltige klei met iets houtskool en roestvlekken heen gegraven. Het spoor is afgedekt door de bouwvoor. Dit spoor is daardoor jonger dan de greppel S3. Onderin de greppel werd een humeus bandje aangetroffen waar een monster voor macroresten onderzoek uit is genomen (vnr. 1). De bovenste vulling bestond uit een donkergrijze sterk zandige klei met houtskool en roestvlekken. Hierin werd een fragment aardewerk en metaalslak verzameld (vnr.2). Het scherfje is mogelijk Romeins aardewerk, maar is sterk verweerd.

Figuur 5: In het noorden van werkput 18 werd een greppel S3 aangetroffen. De foto is richting het zuiden genomen.

Figuur 6: Onderin de greppel S4 werd een humeus bandje (vulling 2) waargenomen.

Laklaag S9030

S9040 S3

S9041

Vulling 1

Vulling 2

Ten zuiden van greppel S4 werd op de overgang tussen WP18 en WP21 nog een greppel (S6) aangetroffen (Figuur 7). Deze greppel werd in het vlak op 0,85 m-NAP waargenomen. Deze greppel had, in tegenstelling tot de overige greppels, een oost-west richting. De vulling van dit spoor bestond uit een bruine zeer humeuze sterk zandige klei. Tijdens de aanleg van het vlak werd uit de greppel aardewerk uit Nieuwe tijd verzameld (vnr. 9). In het profiel is te zien dat de recente verstoring in het bovenste deel van het profiel, op de locatie van de greppel, het vlak raakt. Door de afwijkende oriëntatie en vulling is deze greppel vermoedelijk recenter dan de overige greppels, of onderdeel van de recente verstoring.

Figuur 7: de greppel S6 heeft een andere vulling dan de overige greppels en heeft mogelijk een latere datering. De foto is richting het oosten genomen.

Meer naar het zuidwesten werd de greppel S7 aangetroffen (Figuur 8). Deze greppel had een noord-zuidoriëntatie en werd in het vlak op 0,84 m-NAP waargenomen. Het spoor was nog 24 cm diep. De greppel was gevuld met een grijze matig siltige klei met iets houtskool en roestvlekken. Het spoor was ingegraven in een lichtgrijs zand met kleibandjes (S9041) en afgedekt door een laklaag van

grijsbruine matig siltige klei met houtskool en veel roestvlekken (S9030).

De greppel S9 werd ten zuidwesten van greppel S7 gevonden (Figuur 9). Beide greppels zijn vergelijkbaar in opbouw. Het spoor werd vanaf 0,60 m-NAP waargenomen en was nog 20 cm diep.

De greppel was gevuld met een grijze matig siltige klei met iets houtskool en roestvlekken. Het spoor was afgedekt met de laklaag (S9030) van grijsbruine matig siltige klei met iets houtskool en veel roestvlekken. De greppel was in de kwelderafzettingen van lichtgrijs zand met kleibandjes (S9041) gegraven.

S6

Figuur 8: Onder de laklaag S9030 werd de greppel S7 aangetroffen.

Tussen de greppels S9 en S10 werd greppel S16 aangetroffen. Deze greppel werd in het vlak op 0,80 m-NAP waargenomen. Het spoor was gevuld met een grijze sterk siltige klei en ingegraven in de kwelderafzettingen. Door wateroverlast kon dit spoor niet verder worden gedocumenteerd.

De meest westelijk aangetroffen greppel S10 wijkt qua opbouw af van de overige greppels. In tegenstelling tot de hierboven besproken greppels die ca. 60 cm breed waren, is dit spoor bijna 3 m breed. Het is daardoor eerder een sloot dan een greppel. De sloot werd in het vlak op 0,80 m-NAP waargenomen. Het spoor was gevuld met een donkergrijze zeer humeuze zandige klei. Door wateroverlast was het niet mogelijk dit spoor verder te documenteren.

4.2.2. Paalkuilen

Direct ten westen van de sloot S10 werden vijf paalkuilen (S11-S15) aangetroffen (Figuur 10). Het zijn vermoedelijk de resten van een houten beschoeiing die langs de sloot heeft gestaan. De sporen waren gevuld met een grijsbruine humeuze sterk siltige klei. De palen S11-S13 en S15 hadden een diameter van 10 cm. Paalkuil S14 was groter en had een diameter van 18 cm. Door wateroverlast konden deze paalkuilen niet gecoupeerd worden. De diepte van de paalkuilen is daarom onbekend.

De sporen werden in het vlak op 0,82 m-NAP aangetroffen.

Naast de greppel S16 werd ook een paalkuil (S17) op 0,80 m-NAP waargenomen. Dit spoor was net als de greppel gevuld met een grijze sterk siltige klei en ingegraven in de kwelderafzettingen. De sporen zijn waarschijnlijk gelijktijdig. Door wateroverlast kon dit spoor niet worden gecoupeerd.

S7 Laklaag S9030

S9041

Figuur 9: Onder de laklaag werd S9 gevonden. De foto is richting het zuiden genomen.

Figuur 10: de paalkuilen S11-S15 direct ten westen van de greppel S10.

S9 Laklaag S9030

4.2.3. Dierbegraving

Tijdens de aanleg van vlak 1 in werkput 21 werd een concentratie botten (S8) gevonden (Figuur 11).

De botten liggen nog in anatomisch verband en werden op 0,69 m-NAP aangetroffen. Het skelet is van een paard en de halswervels, borstwervels, ribben en schouderblad waren aanwezig in de werkput. Mogelijk liggen er nog botten aan de noordoostzijde van de werkput. Iets ten westen van het skelet werd een hoefijzer (vnr. 11) gevonden, mogelijk van dit paard. Rondom de botten werd geen kuil waargenomen. De botten liggen in een laag (S9031) die bestond uit een grijze sterk siltige klei met iets houtskool en veel fosfaat (Figuur 12). Op dit pakket lijkt de laklaag (S9030) aanwezig te zijn, de laag lijkt echter doorspit te zijn en behoort mogelijk tot de onderzijde van de verstoring (Figuur 12).

Figuur 11: In het vlak van werkput 21 werd een deel van het skelet van een paard (S8) gevonden.

S8

Figuur 12 De dierbegraving S8 in pakket S9031, mogelijk onder de laklaag (S9030).

GERELATEERDE DOCUMENTEN